e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
de laatste voor ploegen (de dam) uitrijden: ø̜trę̄i̯ǝ (Tessenderlo), (de grondvoor) uitvaren: ǭ ̞t˲vǭ ̞rǝ (Bokrijk), (de leste voor) afbouwen: af˱bǫu̯ǝ (Mook), áf˱bǫu̯ǝ (Merselo), (de leste voor) uitploegen: ūtplōgǝ (Maaseik, ... ), (de leste voor) uitrijden: ø̜trę̄i̯ǝ(n) (Oostham, ... ), (de leste voor) uitvaren: űt˲vārǝ (Opglabbeek), (de middenvoor) uitbouwen: yt˱bǫu̯ǝ (Aijen, ... ), (de sluit) toemaken: tau̯mǭkǝ (Oost-Maarland  [(met de pant√Æ-ploeg)]  ), (de sluitsvoor) opvaren: ǫp˲vǭrǝ (Kanne), (de stokvoor) opvaren: ǫp˲vārǝ (Cadier), (de voor) afslepen: afslęi̯pǝ (Neerpelt), afslɛ̄pǝn (Lommel), (de voor) afsleuren: afsløi̯ǝrn (Kwaadmechelen), (de voor) afstrijken: āfštrīkǝ (Ten Esschen), (de voor) bijvaren: bei̯vārǝ (Wolder / Oud-Vroenhoven / Wiler), (de voor) dichtbouwen: dext˱bǫu̯ǝ (Middelaar), (de voor) dichtslepen: dextslę̄i̯pǝ (Gennep, ... ), (de voor) oprijden: ǫpręi̯ǝ (Rummen), (de voor) optrekken: optrękǝ (Sevenum), (de voor) opvaren: ǫp˲vãrǝ (Ell, ... ), (de voor) strijken: štrīkǝ (Heel), (de voor) toeakkeren: tǭu̯akǝrǝ (Opheers), (de voor) toegooien: tau̯gōi̯ǝ (Tongeren), (de voor) toerijten: t ̇ǫu̯rī.tǝ (Gronsveld), (de voor) toeslaan: tou̯šlǫa (Nieuwenhagen, ... ), tušlǭn (Posterholt), (de voor) toeslepen: tou̯šlēpǝ (Nieuwenhagen), tu(u̯)slę̄i̯pǝ (Gennep, ... ), tuslęi̯pǝ (Berg, ... ), tuslęi̯pǝn (Stein), tušleę̄i̯pǝ (Melick), tušlēpǝ (Oirsbeek), tušlęi̯pǝ (Baarlo, ... ), tūslę̄pǝ (Paal), tūšlęi̯pǝ (Haelen), tǫu̯slęi̯pǝ (Smeermaas), tǫu̯šlē ̞ǝpǝ (Gronsveld), tǭu̯slę̄pǝn (Koersel), (de voor) toetrekken: tutrękǝ (Born, ... ), (de voor) toevaren: tau̯vǭrǝ (Tongeren), tǫu̯vārǝ (Sint Pieter), tǫu̯vǭrǝ (Wolder / Oud-Vroenhoven / Wiler), (de voor) uitakkeren: ǫu̯.t˱akǝrǝ (Oud-Winterslag), (de voor) uitbouwen: ūt˱bǫu̯ǝ (America, ... ), (de voor) uitploegen: āt[ploegen] (Sint-Truiden), ut[ploegen] (Achel, ... ), uu̯t[ploegen] (Achel), øtj[ploegen] (Meijel), ø̜t[ploegen] (Leopoldsburg, ... ), ūt[ploegen] (Bocholt, ... ), ű̄t[ploegen] (Bree, ... ), (de voor) uitrijden: ø̜trę̄i̯ǝ (Zelem), (de voor) uitvaren: ø̄ ̞t˲vārǝ (Hasselt), ūs˲vãrǝ (Bleijerheide), ūt˲vārǝ (Buchten, ... ), ǭu̯t˲vǭrǝ (Beverst), afslichten: āfslextǝ (Velden), de belkvoor uitploegen: dǝ bęlǝk˲vōr ūtplōgǝ (Schimmert), de kantvoor uitploegen: dǝ kãnt˲vǭr ūtplōgǝ (Cadier), de leste voor bouwen: dǝ lę̄stǝ vōr bǫu̯ǝ (Helden), de leste voor maken: dǝ lęstǝ vǭr mǭǝkǝ (Rijckholt), de leste voor uitbouwen: dǝ Ię̄stǝ vōr yt˱bǫu̯ǝ (Ottersum), de letste voor ploegen: dǝ lętstǝ vū ̞r plo ̞gǝ (Simpelveld), de omslag maken: dǝn omšlāx mākǝ (Haelen), de reen uitrijden: dǝ rīǝn aǝtrę̄ǝ (Gingelom), de reenvoor ploegen: dǝ rēnvū ̞r plo ̞gǝ (Simpelveld), de reenvoor uitploegen: dǝ rēnvū ̞r ūsplogǝ (Simpelveld), de twee reenvoren uitploegen: dǝ tswɛ ̝i̯ rēnvūǝrǝ ūsplogǝ (Simpelveld), gelijk ploegen: gǝlī.kplōgǝ (Lanklaar), gelijkslagen: gǝlę̄kslǭgǝ (Tessenderlo), kantvoren: kãnt˲vūǝrǝ (Aijen), kree bouwen: kriǝi̯ bǫu̯ǝ (Meijel  [(tot de uiterste rand)]  ), kuiteren: kø̜ltjǝrǝ (Sittard), landvreter: lãnt˲vrę̄tǝr (Meerlo, ... ), sleuren: slø̄rǝ (Berverlo), slichten: šlextǝ (Tegelen), terug toevaren: trø̜k tou̯vārǝ (Meeswijk), tot op het gescheid bouwen: tǫt˱ ǫp˱ ǝt ˲gǝsxęi̯t˱ bǫu̯ǝ (Lottum), uitbouwen: ūt˱bǫu̯ǝ (Horst, ... ), uitkulteren: ūtkøltjǝrǝ (Schinveld) De laatste voor van het grote middendeel van een akker die men ploegde, kan op twee manieren worden afgewerkt. Als men een greppel wil laten ontstaan in verband met de waterafvoer (op lage gronden), dan ploegt men de laatste voor iets dieper dan de overige. Wil men daarentegen geen greppel overhouden, dan ploegt men de laatste voor ondiep uit en sleept men ze vervolgens dicht. De termen die in dit lemma onder A. zijn vermeld, werden opgegeven n.a.v. de vraag naar "de diepe middenvoor afwerken". Sommige ervan lijken ook bruikbaar voor het ploegen van de laatste voor in het algemeen. De onder B. opgenomen termen betreffen het ploegen van de laatste voor aan de zijkant(en). [N 11, 62; N 11A, 119e + 121e; div.; monogr.] I-1
de lucht meten locht meten: lox męǝtǝ (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), lox mę̄tǝ (Heerlerheide  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Zolder]), ǫxt miǝ.tǝ (Zolder  [(Zolder)]   [Domaniale]), locht opmeten: lox opmę̄tǝ (Lutterade  [(Maurits)]   [Domaniale]), loft meten: lof mę̄sǝ (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Emma]), luf mēǝtǝ (Heerlen  [(Emma)]   [Maurits]), luf mę̄tǝ (Klimmen  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]  , ... [Maurits]  [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), loft opmeten: lof opmę̄sǝ (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Julia]), luf opmɛsǝ (Chevremont  [(Julia)]   [Wilhelmina]), loftmonster nemen: lofmonstǝr nømǝ (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Emma, Hendrik, Wilhelmina]), lucht meten: lucht meten (Lanklaar  [(Eisden)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), luchtdruk opmeten: løxdrø̜k opmę̄tǝ (Buchten  [(Maurits)]   [Laura, Julia]), monsteren: monstǝrǝ (Brunssum  [(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]   [Maurits]), opmeten: opmeten (Kerkrade  [(Wilhelmina)]   [Domaniale]), opmē̜sǝ (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Maurits]), wetterdrok meten: wɛtǝrdruk mēǝtǝ (Waubach  [(Laura / Julia)]   [Domaniale]) De luchtgesteldheid ondergronds controleren. [N 95, 218; monogr.] II-5
de lucht stuwen of blazen blazen: bloazǝ (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]), bloǝzǝ (Waubach  [(Laura / Julia)]   [Eisden]), blōzǝ (Eisden  [(Eisden)]   [Zwartberg, Waterschei]), blūzǝ (As  [(Zwartberg / Waterschei)]   [Maurits]), blǫ.azǝ (Eys  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), blǭzǝ (Klimmen  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]  , ... [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), blǭǝzǝ (Nieuwenhagen  [(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]   [Laura, Julia]), locht blazen: lox bloazǝ (Lutterade  [(Maurits)]   [Zolder]), ǫxt bluǫzǝ (Zolder  [(Zolder)]   [Domaniale]), loft aanjagen: lof ājāgǝ (Bleijerheide  [(Domaniale)]  , ... [Domaniale]  [Domaniale]), loft blazen: lof bloǝzǝ (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Winterslag, Waterschei]), loft injecteren: lof enjɛktērǝ (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Laura, Julia]), loftstuwing: lofštyweŋ (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Winterslag, Waterschei]), lucht blazen: løx blǭzǝ (Buchten  [(Maurits)]   [Maurits]), lucht injagen: lucht injagen (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]   [Domaniale]), stoten: štōǝtǝ (Waubach  [(Laura / Julia)]   [Maurits]) Zie de toelichting bij het lemma Luchtstroom. [N 95, 222] II-5
de luchtkokertoer verlengen (de) loftkokertoer verlengen: lufkǭkǝrtūr vǝrlęngǝ (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Maurits]), (de) lutten aanbouwen: dǝ lotǝ ābōwǝ (Nieuwenhagen  [(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]   [Domaniale]), ǫtǝ ābǫwǝ (Chevremont  [(Julia)]  , ... [Willem-Sophia]  [Julia]  [Domaniale]), (de) luttentoer verlengen: (de) luttentoer verlengen (Stein  [(Maurits)]   [Domaniale, Wilhelmina]), dǝ lotǝtūr vǝrlęŋǝ (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Emma]), dǝr Iǫtǝtūr vǝrlɛ̄ŋǝ (Heerlen  [(Emma)]   [Maurits]), ǫtǝtuǝr vǝrlɛŋǝ (Bleijerheide  [(Domaniale)]  , ... [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Domaniale]), (een) lutte voorhangen: lot vȳrhaŋǝ (Brunssum  [(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]   [Domaniale]), lutǝ vyǝrhaŋǝ (Klimmen  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Domaniale]), ǝŋ Iǫt vyǝrha.ŋǝ (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), aanbouwen: ā.b˙ǫwǝ (Eys  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Zolder]), canards aanzetten: kanārs ā.zętǝ (Zolder  [(Zolder)]   [Domaniale]), canards bijhangen: canards bijhangen (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), canards verlengen: canards verlengen (Lanklaar  [(Eisden)]   [Maurits]), de lochtkoker verlengen: dǝ loxkǭkǝr vǝrlɛŋǝ (Buchten  [(Maurits)]   [Eisden]), een lutte bijhangen: ǝŋ Iǫt bę.jha.ŋǝ (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Winterslag, Waterschei]), een lutte voorbouwen: ǝn lot vø̄rbuwǝ (Stein  [(Maurits)]   [Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]), een luttentoer aanbouwen: eŋ Iǫtǝtuǝr ābǫwǝ (Bleijerheide  [(Domaniale)]  , ... [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Domaniale]), lutten voorbouwen: lutǝ vȳrbǫwǝ (Heerlerheide  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Maurits]), omhangen: ǫmhaŋǝ (Geleen  [(Maurits)]   [Emma, Hendrik, Wilhelmina]), verlengen: vǝrlɛŋǝ (Geleen  [(Maurits)]  , ... [Maurits]  [Maurits]) De luchtkokerleiding verlengen met een of meer luchtkokers, bijvoorbeeld bij de aanleg van een nieuwe steengang of galerij. [N 95, 861] II-5
de maat bepalen de maat nemen: dǝ mǭt nømǝ (Herten), dǝ mǭt nēmǝ (Tegelen), de maat opnemen: dǝ mǫas˱ opnē̜mǝ (Bleijerheide), de maat pakken: dǝ muǝt pakǝ (Bilzen), dǝ mǭt pakǝ (Mechelen), de maat vaststellen: dǝ mǭt vāststęlǝ (Ottersum), dǝ mǭt ˲vasštelǝ (Posterholt), meten: mē̜tǝ (Bilzen, ... ), opmeten: opmē̜tǝ (Herten), uitmeten: ø̜jtmētǝ (Leopoldsburg), ūtmǭtǝ (Geulle) In het algemeen de maat van een voorwerp bepalen. [N 53, 198] II-12
de mei vieren de mei geven: de mei gaeve (Weert), de mei op het dak zetten: de mei op het dak zetten (Meijel), de mei op t taak (Maastricht), de mei op het huis zetten: de mei op t hoes zette (Lutterade), de meij op t hoes zette (Brunssum), de mei richten: de mei richte (Venlo), de mei steken: de mee staeke (Bilzen, ... ), de mee wiëdt gestoëke op ɛt daok (Bilzen), de mee. stië.ke (Gors-Opleeuw), de mei steken (Itteren), de mei stieëken (Maaseik), de mèej stèèke (Kanne), de mée stèeke (Vorsen), də me. ste.kə (Eksel), mee(boom) staeke (Bilzen), Als een nieuwgebouwd huis zo goed als af was.  de mee. stië.ke (Zolder), Dá deun de métsers, da.n mòst er bie.r of zjenee.vel geschò.nke wië.re  de mee. (stië.ke) (Zolder), mei = een bloemstuk  de mei steke (Jeuk), Sub mee: Ze steken de meiboom als de ruwbouw opgetrokken is.  dë mee stêkë (Hoeselt), de mei verdrinken: de mei verdrinken (Montfort), de mei verteren: de meij vertieere (Heel), Sub meij, (1): Zwaogauw es de vees van ein nuuj hoes gelag is, kömptj demeij drop. Den geuf t ein traktasie väör de boewers, nl. de maeij vertaere.  de meij vertaere (Echt/Gebroek), de mei vieren: de mee viere (Genk), de mei veere (Thorn), de mei vere (Kinrooi), de mei viere (Jeuk), de mei vieren (Lommel), de mei zetten: dr meͅi zeͅtə (Nieuwenhagen), de vlag opzetten: de vlag opzette (Blerick), mei op het dak vieren: de mee op ɛt daoke viere (mèt ne bak bier) (Bilzen), mei opzetten: mei opzette (Terlinden), mei opzetten (Born), mei opzitten (Kesseleik), mei plaatsen: mei plaatsen (Stein), mei steken: mee steken (Diepenbeek, ... ), meesteken (Loksbergen), mei steke (Rekem), mèij stèèke (Veldwezelt), mei verteren: mei vertaere (Herten (bij Roermond)), mei verteren (Haler, ... ), meij verteere (Roermond), meij vertere (Ittervoort), meije vertaere (Posterholt), meijverteere (Kelpen), meͅi vərtēͅrə (Susteren), mei vieren: mee viere (Bilzen), mei veeren (Maaseik), mei viere (Geulle, ... ), mei vieren (Kerkhoven), meij veren (Geistingen), meijveere (Ell), meͅi vērə (Venlo), meͅi vīrə (Meijel), mèèviere (Eigenbilzen), [Alg. opmerking: de invuller is een nieuwe medewerker en heeft enkel vernederlandste woorden genoteerd die reeds tussen haakjes in de vraagstelling gesuggereerd werden]  mei vieren (Heers), meiboom steken: meeboom stêkë (Hoeselt), meiboom steken (Heusden), mèèboamste`ke (Eigenbilzen), meiboom vieren: meeboam vieren (Eigenbilzen), meien: de meije (Heel), mei-je (Bocholt, ... ), meie (As, ... ), meije (Guttecoven, ... ), mè:jə (Meeswijk), mèjje (Kaulille), méje (Alken), richten: reechte (Meerlo, ... ), reegte (Sevenum), richte (Blerick, ... ), richten (Venlo), Dit ging gepaard met een tractactie voor de werklieden op de bouw. Beej Sjraar zien ze aan t richte, dr waas béer en flaai.  richte (Baarlo), Zodra dit gebeurd was, werd een vlag op de nok gezet, met soms ook wel een berken rijs. Nader er gerich was, werden de bouwvakarbeiders s avonds door de eigenaar van het in aanbouw zijnde pand getracteerd op bier en/of andere drank.  richte (Tegelen) [De mei vieren]. || [De meiboom steken]. || [I.] Versierde den plaatsen op dak van nieuwbouw. || de tak, struik of vlag die geplaatst wordt op huizen in aanbouw [N 112 (2006)] || De tak, struik of vlag die geplaatst wordt op huizen in aanbouw. [N 88 (1982)] || de tractatie bij het plaatsen van die tak of vlag [N 112 (2006)] || De tractatie bij het plaatsen van die tak of vlag. [N 88 (1982)], [N 88 (1982)] || Het hoogste punt bereiken bij de bouw van een huis. || Het opzetten van het houten spantwerk op een in aanbouw zijnde woning of gebouw. || Meiboom plaatsen. || Meien: een mei op het gebinte steken en daarbij een drinkpartij houden. || met bloemen versieren (bijv. iemands huis of stoel) bij een feest [pelen, braaien, meien, paleren] [N 112 (2006)] III-3-2
de melk inhouden droogmaken: drȳx mǭkǝ (Gronsveld), in de hoorns slaan: (de koe heeft) en dǝ hø̜̄rǝs gǝšlāgǝ (Tegelen), in de hoorns trekken: (de koe heeft) in dǝ hø̜n gɛtrǫkǝ (Gennep, ... ), (de koe) trɛktj enǝ hø̄r (Weert), (de koe) trɛktj enǝ hø̜̄r (Haelen), en dǝ høǝrǝs treʔǝn (Lommel), en dǝ hø̄r trɛkǝ (Tungelroy), en dǝ hø̜̄rǝs trɛkǝ (Blerick), en dǝ hø̜rn trɛkǝ (Middelaar), enǝ hø̄ǝrǝs trɛkǝ (Spalbeek), in de pens trekken: (de koe) trękt en dǝ pęns (Opglabbeek), inhouden: enhān (Sint-Truiden), niet aflaten: (de koe) lyt ne ãf (Borgloon), (de koe) lǫt ni af (Halen), (de koe) lǫt nǝ af (Velm), ne āflǭtǝ (Rapertingen), niet doorgeven: (de koe) gø̄ft nīt dōr (Panningen), niet laten schieten: (de koe) lēt nɛjt šejtǝ (Einighausen), (de koe) lɛjt ne sxejtǝ (Hasselt), ophouden: (de koe) elt ǫp (Hasselt, ... ), (de koe) helj ǫp (Ospel), (de koe) heljtj ǫp (Einighausen, ... ), (de koe) helt ǫp (Eygelshoven, ... ), (de koe) hiljtj ǫp (Kinrooi), (de koe) hølt ǫp (Beringen, ... ), (de koe) hø̄lt ǫp (Epen), (de koe) hø̄ltš ǫp (Bree), (de koe) hēlt ǫp (Milsbeek), (de koe) hęlt ǫp (Maastricht, ... ), (de koe) hɛljtj ǫp (Herten), (de koe) hɛlt ǫp (Boekend, ... ), (de koe) ɛld˱ ǫp (Smeermaas), ophau̯ǝ (Maasmechelen, ... ), ōphau̯wǝ (Eisden), ǫbau̯wǝ (Lanklaar, ... ), ǫbawǝ (Stokkem), ǫpau̯wǝ (Boorsem), ǫphaldǝ (Blerick, ... ), ǫphatǝ (Rosmeer), ǫphau̯tǝ (Maaseik), ǫphau̯wǝ (Brunssum, ... ), ǫphawtǝ (Klimmen, ... ), ǫphawtǝn (Roosteren), ǫphawǝ (Bocholt, ... ), ǫphā (Zepperen), ǫphādǝ (Zichen-Zussen-Bolder), ǫphāi̯ǝ (Montfort), ǫphājǝ (Gelieren Bret, ... ), ǫphān (Peer), ǫphāwǝ (Meijel, ... ), ǫphāwǝn (Hamont), ǫphāǝjǝ (Kermt), ǫphāǝwǝ (Neerpelt), ǫphōu̯wǝ (Maaseik), ǫphōwǝ (Mechelen), ǫphǫjǝn (Ospel), ǫphǫu̯jǝ (Boshoven, ... ), ǫphǫu̯tǝ (Roosteren), ǫphǫu̯wǝ (Bocholtz, ... ), ǫphǫu̯wǝn (Grathem), ǫphǫu̯ǝn (Overpelt), ǫphǭjǝ (Baarlo, ... ), ǫphǭtǝ (Welten), ǫphǭwǝ (Noorbeek, ... ), ǫphǭǝ (Panningen), ǫpājǝ (Hasselt), opkomen: ǫpkǫmǝn (Geistingen), optrekken: (de koe) trękt up (Paal), (de koe) trękt øp (Linkhout), (de koe) trękt ǫp (Beringen, ... ), (de koe) trɛkt up (Tessenderlo), optrekǝ (Mal), optrɛʔǝ (Lommel), uptrękǝ (Donk, ... ), uptrɛkǝ (Leopoldsburg, ... ), ǫptrē̜kǝ (Hasselt), ǫptrękǝ (Beringen, ... ), ǫptręǝkǝ (Vliermaal), ǫptrɛjkǝ (Maasbracht), ǫptrɛkǝ (Herk-de-Stad, ... ), ǫptrɛkǝn (Achel), uitscheiden: uwtšɛjǝ (Rotem), vasthouden: (de koe) helt vas (Holtum), verzijen: vǝrzii̯ǝ (Ell), vǝrzęi̯ǝ (Maasbree), verzijgen: vǝrzei̯gǝ (Genk) Tijdens het melken plotseling geen melk meer geven, gezegd van de koe. [N 3A, 69; monogr.] I-11
de melk laten lopen (de melk) goed laten komen: (de koe) lyt gōt kǫmǝ (Baarlo), (de melk) laten gaan: (de koe) lēǝt gǭn (Buchten), (de melk) laten lopen: (de koe) lyt lōpǝ (Mal), (de koe) lyt lǫu̯pǝ (Borgloon), (de koe) lȳǝt lǫu̯pǝ (Meeswijk), (de koe) løt luǝpǝ (Sint-Truiden), (de koe) løt lōǝpǝ (Leunen), (de koe) løu̯ lǫu̯pǝ (Smeermaas), (de koe) lø̄jt lau̯pǝ (Herten), (de koe) lø̄t lōpǝ (Diepenbeek, ... ), (de koe) lø̜t lūǝpǝ (Meijel), (de koe) lēt lø̜u̯pǝ (Opglabbeek), (de koe) lēt lōpǝ (Mechelen, ... ), (de koe) lēt lǫu̯pǝ (Sittard), (de koe) lēt lǭpǝ (Noorbeek), (de koe) lęi̯t lǫu̯pǝ (Susteren), (de koe) līǝt lōpǝ (Eygelshoven), (de koe) līǝtj lǫu̯pǝ (Ell), (de koe) lǫt luǝpǝ (Halen), (de koe) lɛt lǭpǝ (Teuven), laǝtǝ lōpǝ (Romershoven), lãtǝ lǭu̯pǝ (Bocholt), lotǝ lupǝ (Herk-de-Stad), lou̯tǝ lupǝ (Lummen), loǝtǝ lupǝ (Velm), loǝtǝ lūpǝ (Borlo), luǝtǝ lupǝ (Donk, ... ), luǝtǝ luǝpǝ (Halen), luǝtǝ lypǝ (Spalbeek), luǝtǝ lōpǝ (Vliermaal), luǝtǝ lōǝpǝ (Zepperen), luǝtǝ lǫu̯pǝ (Hoepertingen, ... ), lu̯ōtǝ lōpǝ (Riksingen), lu̯ǫi̯tǝ lǫu̯pǝ (Tongeren), lwǫtǝ lǭpǝ (Val-Meer), løtǝ lupǝ (Linkhout), løtǝ luwǝpǝ (Beringen, ... ), løtǝ lōpǝ (Hoeselt), løtǝ lōu̯pǝ (Tongeren, ... ), løtǝ lūǝpǝ (Beringen, ... ), lø̜̄tǝ lǫu̯pǝ (Ketsingen), lø̜tǝ loǝpǝ (Beverst), lātǝ lau̯pǝ (Rotem), lātǝ lupǝ (Boekt Heikant, ... ), lātǝ luǝpǝ (Zelem), lātǝ lǫu̯pǝ (Overpelt), lātǝ lǭu̯pǝ (Maasmechelen), lē̜tǝ lōpǝ (Brunssum), lōtǝ lupǝ (Herk-de-Stad), lōtǝ lōpǝ (Gelieren Bret, ... ), lǫi̯tǝ lau̯pǝ (Maasmechelen), lǫtǝ lōpǝ (Genk, ... ), lǫtǝ lǫu̯pǝ (Neerharen), lǫtǝn lūpǝn (Hamont), lǫu̯tǝ lǫu̯pǝ (Eisden), lǫǝtǝ lupǝ (Kermt), lǫǝtǝ luǝpǝn (Achel), lǫǝtǝ lø̜u̯jpǝ (Bree), lǫǝtǝ lōpǝ (Lommel), lǫǝtǝ lǫpǝ (Rosmeer), lǭtǝ lau̯pǝ (Boorsem, ... ), lǭtǝ lupǝ (Sint-Truiden, ... ), lǭtǝ luǝpǝ (Kaulille), lǭtǝ luǝpǝn (Neerpelt), lǭtǝ lø̜u̯pǝ (Opglabbeek), lǭtǝ lōpǝ (Gennep, ... ), lǭtǝ lōu̯pǝ (Maaseik), lǭtǝ lūpǝ (Hasselt, ... ), lǭtǝ lūǝpǝ (Meldert), lǭtǝ lǫu̯pǝ (Baarlo, ... ), lǭtǝ lǭpǝ (Boshoven), lǭtǝ lǭu̯pǝ (Lanklaar, ... ), lǭtǝ lǭu̯wpǝ (Rotem), lǭtǝn lǫu̯pǝn (Holtum, ... ), lǭwǝtǝ lōpǝ (Lommel), lǭǝtǝ lø̜i̯pǝ (Bree), lǭǝtǝ lōu̯pǝ (Rekem), lǭǝtǝ lūpǝ (Rummen), (melk) verliezen: vlīzǝ (Opheers), vǝrlizǝ (Niel-Bij-Sint-Truiden), deruitlopen: (de melk) lø̜p dǝrūǝt (Boekend), gemakkelijk geven: (de koe) gø̄f gǝmɛkǝlǝk (Klimmen), goed laten lopen: gōt lǭtǝ lǫu̯pǝ (Geistingen), laten schieten: lǫtǝ sxitǝ (Overpelt), lǭtǝ šētǝ (Ransdaal), lopen: lǫu̯pǝ (Opitter, ... ), lǭpǝ (Oost-Maarland), los geven: lǫs gęvǝ (Peer), schieten: (de melk) šøt (Oud-Caberg), verloren laten lopen: vǝrlø̄rǝ lǭtǝ lupǝ (Hasselt) De melk uit de spenen laten vloeien. [N 3A, 70] I-11
de merrie bij de hengst brengen (naar de hengst) leiden: (naar de hengst) leiden (Meeuwen), lęi̯ǝ (Maasmechelen, ... ), lɛi̯ǝn (Overpelt), lɛ̄n (Paal), aanhengsten: anhęŋstǝn (Lommel), hengsten: heŋstǝ (Bocholt, ... ), hęŋstǝ (Eigenbilzen), hɛŋstǝ (Bokrijk, ... ), hɛŋsǝ (Opheers), laten hengsten: lǭtǝ hęŋstǝ (Tessenderlo), lǭǝtǝ hęŋstǝn (Hamont), laten rossen: lǭtǝ rǫsǝ (Heerlerheide, ... ), laten springen: lǭtǝ špręi̯ŋǝ (Gronsveld), laten tekenen: laten tekenen (Bergen), naar de hengst brengen: nø̜ dǝn hęŋst bręŋǝn (Neerpelt), nǭ dǝn eŋs breŋǝ (Smeermaas), nǭ dǝn hɛŋst brɛŋǝ (Tessenderlo), naar de hengst gaan: na dǝn hęŋst gǭ (America), no dǝn heŋs gōn (Kanne), no dǝn hęŋst ˲gūǝ.n (Genk), nuǝ dǝn hęŋs gon (Bilzen), nǫ dǝn eŋst ˲goi̯n (Sint-Truiden), nǫ dǝn ęŋst gǭn (Kinrooi), nǫ dǝr heŋs ˲guǝ (Hombourg), nǭ dǝ heŋs gōn (Rothem), nǭ dǝn heŋs gōǝ (Puth), nǭ dǝn heŋs gǭn (Beverst, ... ), nǭ dǝn heŋst gōn (Rummen), nǭ dǝn heŋst gǭn (Bree, ... ), nǭ dǝr heŋs gūu̯ǝ (Mechelen), nǭ dǝr heŋs gǭ (Waubach), nǭ dǝr heŋs gǭn (Klimmen), nǭǝ den ɛŋst gōǝn (Niel-Bij-Sint-Truiden), naar de hengst rijden: nuǫ dǝn hęŋst ręi̯ǝ (Zolder), nø̜ dǝn heŋst rē̜i̯ǝ (Koersel), nø̜ dǝn heŋst rɛi̯ǝ (Zelem), nǭ dǝ heŋst rii̯ǝ (Maxet) [N 8, 43a en 43b] I-9
de merrie dekken dekken: dekǝ (Lauw, ... ), deʔǝn (Oostham), dēkǝ (Gemmenich), dę.kǝ (s-Herenelderen, ... ), dę.kǝn (Achel, ... ), dęi̯kǝ (Posterholt), dękǝ (Aalst, ... ), dękǝn (Eksel, ... ), dęʔǝ (Kwaadmechelen, ... ), dęʔǝn (Lommel), dīǝkǝ (Grevenbicht / Papenhoven), dɛkǝ (Baarlo, ... ), hengsten: heŋstǝ (Nederweert), rijden: rai̯.ǝ (Bilzen), rii̯ǝ (Haelen), riǝ (Roggel), rɛi̯.ǝ (Mopertingen), rossen: rǫsǝ (Grevenbicht / Papenhoven, ... ), rǫsǝn (Overpelt), springen: spreŋǝ (Afferden, ... ), spreŋǝn (Lommel), spręŋǝ (Herk-de-Stad), sprɛŋǝ (Hasselt), špreŋǝ (Heerlerheide, ... ), šprēŋǝ (Gemmenich, ... ), stalen: stālǝ (Hombourg  [(< stadelen)]  ), winnen: wenǝ (Hoensbroek  [(winnen: bevruchten)]  ) Zie afbeelding 11. [JG 1a, 1b; N 8, 43a en 43b] I-9