e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
de zoom afspelden afspangen: āfspaŋǝ (Boorsem, ... ), āfšpaŋǝ (Doenrade, ... ), ǭfspaŋǝn (Munsterbilzen), afspannen: afspanǝ (Hoepertingen), afspelden: afspɛldǝ (Venlo), afspɛlǝ (Loksbergen, ... ), āfspɛldǝ (Kesseleik), āfspɛlǝ (Bocholt, ... ), āfspɛlǝn (Achel, ... ), āfšpɛldǝ (Reuver), ǭfspɛlǝn (Diepenbeek), afspengelen: ǭfspeŋǝlǝ (Tongeren), afspijten: afspijten (Oostham), afspęjtǝ (Jeuk, ... ), driegen: drīgǝn (Tessenderlo), gelijkspannen: gǝlēkspanǝ (Eigenbilzen), inspangen: ēnspaŋǝ (Herderen), inspannen: enspanǝ (Bilzen), met spangen omsteken: met špaŋǝ ømštē̜xǝ (Bleijerheide), omspangen: ømšpaŋǝ (Noorbeek), omspannen: ømspanǝ (Wellen), omspelden: ømspɛlǝ (Houthalen) De zoom geheel met spelden bezetten. [N 62, 13b; N 62, 13a; MW] II-7
de zoom aftekenen aantekenen: āntēkǝnǝ (Noorbeek), āntęjkǝnǝ (Kesseleik), afkrijten: āfkrītǝ (Valkenburg), afmeten: āfmētǝ (Boorsem, ... ), aftekenen: aftekenen (Neerpelt), aftiǝkǝnǝ (Meijel, ... ), aftęjkǝnǝ (Ottersum), āftsēxǝnǝ (Bleijerheide), āftēkǝnǝ (Doenrade), āftęjkǝnǝ (Grevenbicht / Papenhoven, ... ), ǭftēkǝnǝ (Bilzen, ... ), ǭftēkǝnǝn (Diepenbeek), afzomen: āfzȳjmǝn (Neerpelt), gelijkmaken: gǝlēkmǭkǝ (Eigenbilzen), omspannen: ømspanǝ (Hoepertingen), rondmaken: rontmāwkǝ (Jeuk), rontmǭkǝ (Tongeren), tekenen: tēkǝnǝ (Heerlen), tęjkǝnǝ (Bocholt) Met krijt of een rokkenspuit de zoomlijn aftekenen op een te maken kledingstuk. [N 62, 13a; N 62, 13b] II-7
de zuigeling in doeken wikkelen inwindelen: iénweendele (Gronsveld), vezen: vīəšə (s-Gravenvoeren, ... ), cf. WNT s.v. "vezen (III) - veschen"1) zwachtelen, wikkelen (inz. een kind in doeken)  vīəšə (Sint-Pieters-Voeren), windelen: windele (Maastricht), winjele (Sittard), wènnelen (Genk) bakeren || in luiers doen || in luiers wikkelen || inbakeren || windelen III-2-2
de zwerm terugslaan opjagen: opjagen (Opglabbeek), terug laten gaan: tǝrøk lǭtǝ gǭn (Asenray / Maalbroek), terug laten lopen: terug laten lopen (Stein), tǝrøk lǭtǝ lǫwpǝ (Maaseik), teruggeven: trøkgę̄vǝ (Beek), terugjagen: terugjagen (Maasmechelen, ... ), trøkjāgǝ (Born), trøkjǭgǝ (Sint-Truiden), trøxjǭgǝ (Alken, ... ), trękjǭgǝ (Genk), tǝrøxjāgǝ (Meijel, ... ), tǝrøxjǭgǝ (Diepenbeek), terugslaan: trykšloa (Heerlen), trykšlǭn (Roermond), trø̜kšlǭn (Herten), terugvliegen: terugvliegen (Kerkhoven, ... ), trøkvlēgǝ (Peij), terugzetten: trøkzętǝ (Beek), trøxzętǝ (Houthalen), trøxzɛtǝ (Rummen), weer in de oude korf houwen: wēr en dǝn aldǝ kø̜rǝf hǫwǝ (Venlo) Een zwerm weer terugzetten in de oude korf, wanneer men de koningin gedood heeft. [N 63, 93a] II-6
decimeter, maat van 10 cm 10 centimeter: tien centime͂tter (Velden), decimeter: decemeiter (Vlodrop), deceméter (Susteren), deci-māēter (Sevenum), decimaeter (Blerick, ... ), decimaiter (Melick, ... ), decimeĕtur (Brunssum), decimeter (Born, ... ), decimēēter (Schimmert), decimieëter (Ten-Esschen/Weustenrade), decimiëter (Geleen), decimèter (Geulle, ... ), deciméter (Meijel), decimééter (Gennep, ... ), decəmètər (Montfort), deecimeitər (Diepenbeek), deeciméétər (Beesel), deecəmeetər (Schimmert), deesemééter (Swalmen), deesiemaeter (Neer), deesiemeetər (Maastricht), deesieméétər (Heel, ... ), deesimaeter (Herten (bij Roermond)), deesiméétər (Roermond, ... ), deesĭĕmeetər (Epen, ... ), deesĭĕmèètər (Venlo), deesĭĕméétər (Meijel, ... ), deesəmeetər (Heerlen), desiemêter (Venray), desimaeter (Maasbree, ... ), desiméter (Tungelroy), desimɛ.tər (Meeuwen), deçiméter (Kapel-in-t-Zand), dēēsīēmēētər (Nieuwenhagen), dēēsĭĕmééter (As), dēsimieͅtər (Houthalen), diciméter (Stein), enne desiemaeter (Oirlo), m.  d‧ēsim‧ētər (Eys), handbreed: handbreed (Kunrade), handj breit (Reuver), palm: pallem (Weert), palm (Doenrade, ... ) de maat die een lengte van 10 cm aangeeft, 1/10 deel van een meter [sol, palm, decimeter] [N 91 (1982)] III-4-4
decoratieschilder decorateur: dękoratø̄r (Kerkrade), decoratieschilder: decoratieschilder (Meijel, ... ), dekorāsišeldǝr (Buchten, ... ), dekǝrāsišeldǝr (Herten, ... ), dekǝrǭsisxeldǝr (Tessenderlo), dēkorāsišeldǝr (Herten), fantasieschilder: fantǝsisxelǝr (Houthalen), fijnschilder: fīnšeldǝr (Klimmen), kunstschilder: kønsšeldǝr (Herten), schilder: šeldǝr (Waubach), sierschilder: sīrsxeldǝr (Maasbree), verver: vɛrvǝr (Jeuk) Schilder die zich in het bijzonder bezig houdt met het schilderen van versieringen. Tot zijn werkzaamheden behoren onder meer het schabloneren, biezentrekken, spatten, glaceren, etc. [N 67, 98b] II-9
decoupeerzaagmachine coupeermachine: kupērmašin (Leopoldsburg), courbemachine: kørpmašin (Leopoldsburg), decoupeerzaag: dēkupērzāx (Ottersum, ... ), decoupeerzeeg: dēkopērzē̜x (Posterholt), dēkupērzē̜x (Geulle, ... ), figuurzeeg: figȳrzē̜x (Heel), fijūrzē̜ǝx (Bleijerheide), toermachientje: tūrmašiŋkǝ (Leopoldsburg), toerzaag: tūrzǭx (Leopoldsburg) Draagbare zaagmachine met een kort, smal zaagblad, dat op en neer gaat. De decoupeerzaagmachine wordt gebruikt voor het uitzagen van figuren en voor het zagen langs gebogen lijnen. Zie ook afb. 23. [N 53, 20; monogr.] II-12
deeg beslag: besjlaag’ (Bleijerheide, ... ), besjläog (Gronsveld), beslaa.g (Hasselt), beslao.ch (Zonhoven), bəslax (Lommel), bəslāx (Meeswijk), mengsel van meel ¯t beslaag mèt de ges Ook term bij het brouwen  beslaag (Maastricht), t Besjlaag mót noe rieze  besjlaag (Roermond), brood: broed (Bocholt), broeit (Sint-Truiden), brooddeeg: broeëddieëg (Castenray, ... ), deeg: d(ei)ĭx (Gutshoven), daoieig (Mettekoven), de-ig (s-Herenelderen), deech (Vroenhoven), deeeg (Ulbeek), deeg (Beverlo, ... ), deeig (Merselo), deejeg (Wellerlooi), deejg (Heijen, ... ), deek (Kelmis, ... ), deesem (Kerkom), deeëg (Epen), deēg (Riemst), deich (Elen, ... ), deieg (Opoeteren, ... ), deig (Amby, ... ), deiəx (Lommel), deĭg (Lanaken, ... ), dei̯k (Eupen), dei̯x (Kortessem), deèg (Gulpen), deëg (Blerick), deíg (Millen), dēēg (Griendtsveen), dēg (Beverst, ... ), dēīch (Neeritter), dēīg (Heer, ... ), dēi̯x (Hoepertingen), dēk (Welkenraedt), dēx (Voort), dēͅg (Hasselt), dēͅi̯x (Opglabbeek), dēͅx (Genoelselderen), dĕĕig (Meerlo), deͅjg (Kortessem), deͅjx (Maaseik, ... ), die eg (Lottum), die-eg (Arcen), diech (Kuringen, ... ), dieeg (Hechtel, ... ), dieg (Beverlo, ... ), diejg (Well), dieug (Meterik), dieêg (Hechtel), dieëch (Peer), dieëg (Blitterswijck, ... ), dieəg (Horst), diēͅg (Wijchmaal), dig (Herk-de-Stad, ... ), dijax (Neerpelt), dijg (Kaulille, ... ), diëg (Heppen), diəg (Kleine-Brogel, ... ), diəx (Beringen, ... ), dīg (Rimburg), dījx (Lanaken), dīx (Lummen), dīəg (Oostham, ... ), djöx (Hamont), dèch (Mheer), dèg (Genoelselderen, ... ), dèig (Gronsveld, ... ), déég (Mopertingen), déék (Lontzen), dê.x (Montzen), dêig (Sint-Pieter), dêêg (Val-Meer), dêîg (Vreren), döi̯x (Molenbeersel), dø̄i̯x (Mettekoven), dɛ.i̯x (Meeuwen), dɛ̄x (s-Gravenvoeren, ... ), dɛ‧ág (Boorsem), tīx (Zonhoven), (= het deeg)  deͅix (Borgloon), (ee open).  deeg (Brunssum), (ie scherp)  dieg (Mielen-boven-Aalst), (lang)  dèg (Mal), (Mann).  deig (Berg-en-Terblijt), boven de tweede e nog een streepje  dīēëg (Afferden), boven de ë staat een lengte-teken  dēx (Diepenbeek), De bekker leet d¯n deig neet gaar weurde Deig knejje  deig (Maastricht), Deich traeë: deeg kneden door treden  deich (Sittard), Deîg knaeje: deeg kneden  deîg (Altweert, ... ), ei klank niet weer te geven  deig (Oirlo), Eme(s) èè keekske bakke van dezelfden deîg: iemand met de zelfde munt terugbetalen  deîg (As, ... ), gekneed mengsel dat gebakken gaat worden Dn dieëg ònderén zette Genne klaoren dieëg zien: Geen zuivere koffie/ verdacht zijn t Is allmól ko‰k van ieënen dieëg: Het is allemaal van dezelfde soort  dieëg (Castenray, ... ), Het is niet duidelijk wat de invuller bedoeld met de hoge e in het eerste woord.  diēg (Overpelt), Verklw. deigske  deig (Venlo), ¯t (of den) dȉch vur ¯t broet: het brooddeeg  dīēch (Zonhoven), deeg-masse: dê.ikmase (Eupen), gebakte: gebêgkde (Gronsveld), inschiet: inschiet (Hamont), mengsel: mēŋsəl (Gennep, ... ), mikkendeeg: mikkendieëg (Castenray, ... ), wegdeeg: weͅx˂dēx (Gennep, ... ), weggendeeg: weggendieëg (Castenray, ... ) balkenbrij [ZND 01 (1922)] || beslag || beslag van deeg || beslag, voordeeg met desem om een baksel te maken, inz. bruin brood en roggebrood || brooddeeg || deeg [SGV (1914)] || gekneed week mengsel || klaargemaakt deeg dat in de oven kan/moet || zij kneedt het deeg [ZND 22 (1936)] III-2-3
deeg afwegen afwagen: afwoagǝ (Gulpen), afwōgǝn (Bevingen, ... ), afwǭgǝ (Neerpelt, ... ), ofwojgǝ (Mal), ovwogǝ (Beverst), āfwoagǝ (Bleijerheide, ... ), āfwugǝ (Zepperen), āfwōgǝa (Rumpen), āfwōǝgǝ (Wittem), āfwǫagǝ (Beek), āfwǫgǝ (Rekem), āfwǭ.gǝ (Sittard), āfwǭgǝ (Bocholt, ... ), ǫfwǭgǝn (Lommel), ǭfwǭgǝ (Eijsden, ... ), ǭfwǭgǝn (Gronsveld), afwegen: afwegen (Koningsbosch), afwēgǝ (Kwaadmechelen), afwē̜gǝ (Meijel, ... ), afwɛǝgǝ (Koersel), afwɛ̄gǝ (Arcen), āfwēǝgǝ (Houthalen), āfwē̜.gǝ (Panningen), āfwē̜gǝ (Helden, ... ), ǭfwēgǝ (Genk), ǭfwīǝgǝ (Bilzen), uitwagen: ūtwǫagǝ (Beek), ūtwǭgǝ (Gronsveld), wagen: woagǝ (Heerlen, ... ), wogǝ (Stokrooie), wuwágǝ (Munsterbilzen), wø̜ǝgǝ (Stein), wōǝgǝ (Sint-Truiden), wǭgǝ (Brunssum, ... ), wǭgǝn (Kaalheide, ... ), wǭǝgǝ (Eys), wagen en verdelen: wǭgǝ ɛn vǝrdē̜lǝ (Noorbeek), wegen: wegǝ (Melveren), wēgǝ (Kwaadmechelen), wē̜gǝ (Meijel), wegen en verdelen: wēgǝ ɛn vǝrdēle (Schinveld) De stukjes deeg afwegen. Men kan met de hand afwegen. Hiertoe wordt het deeg op de bank gebracht en met een steker in stukjes verdeeld die op een balans (schaal) afgewogen worden (Schoep blz. 98). Men kan ook met de afweegmachine wegen. Grote stukken van het deeg worden met de hand uit de trog of kuip gehaald en in de trechter van de afweegmachine geworpen, waarna ze door het mechanisme van de afweegmachine op het gewenste deeggewicht worden verdeeld (Schoep blz. 99). [N 29, 33c; N 29, 30b; N 29, 32a] II-1
deeg kneden deeg maken: [deeg] mākǝ (Arcen, ... ), deeg mengen: [deeg] mengǝ (Helden, ... ), [deeg] mē.ŋǝ (Rimburg), [deeg] mēŋǝ (Eygelshoven, ... ), deeg omzetten: [deeg] omzętǝ (Klimmen), deeg ondereenmaken: [deeg] ǫŋǝręjnmākǝ (Weert), deeg ondereenzetten: [deeg] oŋǝręjn zętǝn (Meers, ... ), deeg trekken: [deeg] trē̜kǝ (Roermond), deeg zetten: [deeg] zētǝ (Heerlerheide), karnoffelen: kǝrnofǝlǝ (Ell), kneden: kn ̇ɛ̄ǝ (Sint-Martens-Voeren, ... ), knejǝ (Elsloo, ... ), knejǝn (As, ... ), kneę (Gulpen, ... ), kneęnǝ (Rimburg), kneǝ (Heerlen), kneǝn (Tessenderlo), kneɛ (Brunssum), kneɛǝ (Heerlerheide), kni-jtǝ (Kelmis), kni-jǝ (Maaseik, ... ), kni-jǝn (Elen), kniǝ (Loksbergen, ... ), knø̜̄ǝn (Sint-Truiden), knājǝ (Ulestraten), knāǝn (Zelem), knē (Amstenrade, ... ), knē.nǝ (Eys, ... ), knē.ǝ (Bilzen, ... ), knēhǝ (Posterholt), knēję (Genk, ... ), knējǝ (Afferden, ... ), knējǝn (Kerkrade, ... ), knēn (Sint-Truiden), knēǝ (Borgloon, ... ), knēǝn (Linkhout, ... ), knē̜ (Broeksittard, ... ), knē̜.jǝ (Opgrimbie), knē̜.ǝ (Merkelbeek, ... ), knē̜dǝ (Vaals), knē̜hǝ (Epen, ... ), knē̜jǝ (Afferden, ... ), knē̜jǝn (Berg, ... ), knē̜n (Bevingen), knē̜nǝ (Moresnet), knē̜ǝ (Aalst, ... ), knē̜ǝjǝ (Gulpen), knę (Brunssum), knę.jǝ (Maastricht), knęj (Puth), knęjǝ (Amby, ... ), knęjǝn (Baarlo, ... ), knęn (Guttecoven), knęǝ (Heerlen, ... ), knęǝn (Zonhoven), knęǝnǝ (Kerkrade), knęɛn (Geleen), knī-jǝ (Linkhout, ... ), knīdǝ (Hasselt), knīǝęn (Elen), knōj (Opgrimbie), knɛjǝ (Schaesberg), knɛ̃jǝ (Maastricht), knɛ̄ (Schinveld, ... ), knɛ̄j.nǝn (Wittem), knɛ̄jǝ (Arcen, ... ), knɛ̄ǝ (Sittard), knẽ̜ǝ (Valkenburg), kneden bet de handen: knīǝn bę dǝ hān (Hasselt), kneden met de handen: knē̜jǝ met de hɛnj (Neeritter), mengelen: meŋǝlǝ (Born, ... ), mengen: mengen (Schinveld), meŋǝ (Afferden, ... ), meŋǝn (Herkenbosch, ... ), męŋǝ (Bleijerheide, ... ), mengen met de handen: męŋǝ met dǝ hɛŋ (Kaalheide), ondereendoen: oŋǝręjndǭn (Geleen), ondereenmaken: oŋǝręjnmākǝ (Leuken), ondereenmaken met de handen: ø̜ndǝrejǝn mǭʔǝ mędǝ hǭn (Lommel), petsen: petšǝ (Waubach), te bakken zetten: tǝ bakǝ zętǝ (Klimmen), weg mengelen: węk meŋǝlǝ (Sittard), weg mengen: węq mengǝ (Tegelen), weg ondereendoen: wē̜x óndǝren dū (Meijel) Bepaalde grondstoffen t.w. bloem, gist, zout, vocht vormen het deeg. Eventueel worden er nog andere toevoegingen bijgevoegd. Dit deeg gaat men kneden om een massa te verkrijgen waarin de verschillende grondstoffen in de juiste verhouding zo volkomen en gelijkmatig mogelijk dooreengemengd zijn (Schoep blz. 90-91). Naast "kneden met de hand" komt voor "kneden met de voeten" of kneden met de deegmachine". De informant van L 428 merkt op dat "mengelen" het mengen der diverse ingrediënten inhoudt en het eigenlijk kneden ''knē̜jǝ'' is. In dit lemma wordt het object "deeg" niet fonetisch gedocumenteerd. Bij documentatie zou de meest voorkomende variant dęjx zijn geweest. Daarnaast zouden er nog varianten voorkomen als dēx, dē.x, dējx, dē̜k, dē.jx, tī.x, dījx, dix, dīx en di.x.' [N 29, 20b; N 6, 47; S 18; L 1a-m: monogr.; L 22, 41] II-1