e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
derde derds getekende: Opm. v.d. invuller: voor zon duif (ps. dit noteert hij/zij vóór dit antwoord!).  də dr‧eͅi̯ts˃ gətē.kəndə (Eys), drie: Opm. v.d. invuller: tot soms nr. 44 en meer.  3-4-5 enz. (Jesseren) een duif op de tweede, derde, vierde... plaats op die lijst zetten? [N 93 (1983)] III-3-2
derde aftreksel derde aftrek: dridǝ āftręk (Schinnen), derde aftreksel: derde aftreksel (Venray), derde beslag: dridǝ bǝšlāx (Schinnen), derde maische: dredǝ majs (Alken), dø̜rdǝ męjšǝ (Stramproy) De vloeistof die de derde keer uit het beslag gewonnen wordt. Uit de opgaven blijkt dat slechts in weinig brouwerijen een derde aftreksel gemaakt werd. Sommige brouwers wisten niet eens dat het gebeurde. [N 35, 54; N 35, 40] II-2
derde grasoogst achtermaad: achtermaad (Opheers), derde beet: dęrdjǝ bēt (Kessenich), derde gras: drīǝdǝ grās (Holtum), dørdǝ grōs (Geistingen), dęrdǝ grās (Wolder / Oud-Vroenhoven / Wiler), dęrdǝ grǭs (Smeermaas), derde loop: dęrdǝ lǫu̯p (Swalmen), derde schaar: drędǝ šu̯ǭr (Val-Meer), drīdǝ šǭr (Noorbeek, ... ), dørdǝ šǭr (Rotem), derde snede: dē̜rdǝ snēi̯ (Neeritter), derde snid: dęrdǝ snēt (Buchten), derde wei: dędǝ wāi̯ (Heppen), dęrdǝ wē̜i̯ (Hamont), herfstgras: hɛrfsgrās (Velden), lektoemaad: lęktø̜̄mǭt (Hasselt), mager gras: māgǝr grǫǝs (Gingelom), nagras: nǭgrās (Klimmen, ... ), nǭgrǫǝs (Gingelom), namaad: nu̯ǫmu̯ǫǝt (Val-Meer), nawei: nāwɛi̯ (Lommel), nǭwāi̯ (Kwaadmechelen), nǭwęi̯ (Berg), ø̜ø̜(ww)ø̜ø̜: nǭwęi̯ǝ (Maasniel), āfwęi̯ǝ (Mechelen, ... ) Het gras dat in de derde beurt wordt afgegraasd; vaak vindt men dezelfde naam als de derde hooioogst, die immers ook vaak wordt afgegraasd. Zie de algemene toelichting bij deze paragraaf (''nagras''). [N 14, 129c] I-3
derde hooioogst achtermaad: āxtǝrmūǝt (Opheers), derde schaar: derde schaar (Schimmert, ... ), drędǝ šūr (Diepenbeek), dręi̯dǝ šu̯ǭr (Val-Meer), dręi̯dǝ šǭr (Noorbeek, ... ), drīǝdǝ šǭr (Klimmen), dęrdǝ sxǭr (Hamont), dǫrdǝ šǭr (Gruitrode), derde snede: drēdǝ snē (Hasselt, ... ), drēi̯dǝ snēi̯ (Meijel), dęrdjǝ snēi̯ (Ell, ... ), dęrdǝ snēi̯ (Achel, ... ), dęrdǝ snī (Tongeren), derde snid: dritǝ šnīt (Mechelen), dęrdǝ snēt (Montfort), dęrdǝ šnē.t (Boukoul, ... ), derde snit: dardǝ snet (Milsbeek, ... ), dridǝ šnet (Holtum, ... ), dridǝ šnit (Oirsbeek), groe(n)maad: grōmǝnt (Ten Esschen, ... ), grōmǝt (Munstergeleen), laatste snit: lɛstǝ snet (Broekhuizen), lektoemaad: lęktø̜̄mǭt (Hasselt  [(wordt door de beesten afgegraasd)]  ), nagras: nagras (Oostham), nagrās (Grathem), nǭgrās (Houthem, ... ), nǭgrōs (Geistingen), nǭgrǭǝs (Gingelom), nǭǝgrǭǝs (Neerpelt), nagroe(n)maad: nāgrǫmǝt (Waubach), namaad: nu̯ǫmu̯ǫǝt (Val-Meer), nawei: nāwē̜i̯ (Bocholt), nǭwāi̯ (Heppen, ... ), nǭwęi̯ (Beringen, ... ), toemaad: tābǭǝt (Melveren), tweede groe(n)maad: tweede groe(n)maad (Sittard, ... ), tweede toemaad: tweede toemaad (Overpelt) Uitdrukkelijk gevraagd naar de derde hooioogst, gaven sommige informanten de volgende antwoorden; vaak werd deze derde oogst echter niet meer gemaaid maar door de koeien of schapen afgegraasd. Zie de algemene toelichting bij deze paragraaf. [N 14, 128d] I-3
derde orde derde orde: de derde orde (Sevenum) Waren/zijn er andere kerkelijke verenigingen met een sociale inslag in uw woonplaats actief? Zo ja, hoe heten zij en op welk terrein zijn zij doende?. [N 96D (1989)] III-3-3
derdeling derdelaar: dɛrdǝlę̄r (Uikhoven), derdeling: da.rdǝleŋ (Rijkhoven), dordǝleŋ (Neeroeteren, ... ), dørdjǝleŋ (Kinrooi), dęrdǝleŋ (Boorsem, ... ), dęrdǝleŋk (Oostham), dęrdǝleŋǝ (Dilsen), dę̄rdǝleŋ (Neerpelt), dǫ.rdǝleŋ (Opglabbeek), dɛ.rdǝleŋ (As, ... ), dɛrdjǝleŋ (Nunhem), dɛrdǝleŋ (Geulle, ... ), dɛrǝleŋ (Sint-Truiden), derdelingetje: dɛrdǝleŋskǝ (Grathem), derling: darleŋ (Stramproy), derling (Molenbeersel), do.rleŋ (Beek), dorleŋ (Meeuwen), dørleŋ (Kessenich), dęrleŋ (Diepenbeek, ... ), dɛ.rleŋ (Helchteren), dɛrleŋ (Achel, ... ), dɛrleŋk (Vliermaalroot), dɛ̄.rleŋ (Genk, ... ), dɛ̄rleŋ (Wijchmaal), driedeling: dręjdǝleŋ (Hees), drieling: drileŋ (Opitter), dri̞jleŋ (Bree), dręjleŋ (Overpelt), drę̄leŋ (Godschei), drieëling: dri-jǝleŋ (Putbroek), drę̄ǝleŋ (Kermt) Derde zwerm of tweede nazwerm. Na de eerste nazwerm of de tweede zwerm kan enkele dagen later een tweede nazwerm volgen. [N 63, 29c; N 63, 37e; JG 1a+1b; JG 2b-5, 7; L 1a-m; A 9, 6; monogr.] II-6
derf riempje: rimke (Sevenum, ... ), ziel: zeel (Sevenum), zēēl (Sevenum), zjèl (Meers), zîêl in ət brôêt (Jabeek) doorbakken; Hoe noemt U: Zwaar gebakken, gezegd van brood (derf, klut, klei, knoef, kluit) [N 80 (1980)], [N 80 (1980)] III-2-3
desem desem: deisem (Opglabbeek), deissem (Amby), deisəm (Opglabbeek), desem (Heerlerbaan/Kaumer), desen (Roermond), Geine bekker wouw deisem verkoupe  deisem (Maastricht), ze deiseemd kriege = een pakslaag krijgen  deisem (Klimmen), hevel: hevul (Ospel), hàevel (Sevenum), hàèvel (Sevenum), inzetten: i zette (Wijlre), zuurdeeg: zoerdeich (Moorveld (Waalsen), ... ), zoerdeig (Kesseleik, ... ), zoerdĕĕg (Gulpen), zoerdèeg (Gulpen), zoordeig (Venlo, ... ), zóérdijch (Haelen), zuurdesem: doer deigsem (Beek), zoer desem (Kerkrade), zoer-dei-sem (Neerharen), zoerdeigsem (Wessem) desemen; Hoe noemt U: Zuurdeeg in het beslag voor brood doen, desemen (zuren, mengen, desemen, het zuur zetten) [N 80 (1980)], [N 80 (1980)] || zuur geworden deeg III-2-3
desemen aanzetten: aanzitte (Venlo), aanzittə (Echt/Gebroek), aazettu (Rimburg), aazettə (Simpelveld), aonzitte (Gronsveld), áázette (Heerlen), bijmengen: beeminge (Venlo), de deeg mengen: den deig min⁄ge (Blerick), de deeg zetten: den deig zettə (Schinnen), desem derindoen: ongedesemd brood = ongedeesemp braud  deesem trèndoen (Bilzen), desemen: deeseme (Bilzen, ... ), deesemə (Pey), deesseme (Merkelbeek), deessəmə (Amstenrade), deesəmə (Doenrade, ... ), deiseme (As, ... ), deisemen (Born, ... ), deissəmə (Heel), deisummu (Itteren), deisöme (Guttecoven), deisəmə (Caberg, ... ), deisəmən (Urmond), dei̯səmə (Eupen), dejseme (Gruitrode, ... ), deseme (Geulle, ... ), desemen (Ophoven), dēēsəmə (Horn, ... ), dēəsəmə (Kwaadmechelen), dĕséme (Schimmert), de’seme (Bleijerheide, ... ), diesəmə (Maastricht), dijssəmə (Valkenburg), dijsəmə (Grevenbicht/Papenhoven, ... ), dissəmə (Epen), djèsəmə (Schimmert), djéssemmen (Hamont), dèeseme (Gulpen), dèiseme (Schinnen), dèjseme (As, ... ), dèjsəmə (Susteren), dèsemen (Stein), dèsemə (Simpelveld, ... ), dèssəmə (Heerlerbaan/Kaumer), dèèsəmə (Maastricht), déjsəmə (Rekem), désemə (Oirsbeek), déésəmə (Jabeek), dɛi̯səmə (Meeuwen), dɛ̄səmə (Teuven), d‧eͅi̯səmə (Neeroeteren), ze déssemde (Eupen), desemen  deͅi̯səmə (Meeuwen), ee gelijkt op engelse yes maar dan lang uitgesproken  deesəm (Vlijtingen), gist bij het meel doen: ges bijj⁄t meel doen (Maastricht), gist bijdoen: gès bijdoe.n (Maastricht), gist derindoen: alleen de bakker deed dat  ges derien dōēn (Oirlo), gist in de deeg doen: ges in den deig doen (Maastricht), gist in deeg doen: gis in deig doon (Blerick), gist in het broodbeslag doen: ges in ⁄t broodbeslag doen (Heythuysen), gist in het deeg doen: gis in het deig doon (Velden), gisten: gesjte (Heerlerbaan/Kaumer), geste (Meerlo), giste (Venlo), gistə (Reuver, ... ), gèste (Tegelen), heffe aanzetten: heffe a-zetse (Kerkrade), heffen: höffə (Nuth/Aalbeek), öffe (Sittard), het zuur aanzetten: ut zoor aanzĕtte (Neer), het zuur zetten: ut zōēr zittə (Roermond), kneden: knaeie (Venray), kneije (Hoensbroek), knèje (Montfort), knèjjə (Caberg), laten zuren: late zoere (Meijel), mengelen: mèngele (Susteren), mengen: menge (Doenrade), mengen (Brunssum), mengə (Simpelveld), minge (Posterholt, ... ), mingə (Beesel, ... ), mèngə (Schimmert), mengen volgens de bakker  mengə (Meijel), mengen met zuurdeeg: mingə mit zôer deich (Kapel-in-t-Zand), onderheuvelen: onderheuvelen (Eksel), te bakken zetten: te bakke zette (Oirsbeek), te bakke zitte (Gronsveld), te bakke zètte (Itteren), te bakken zètten (Stein), tə bakke zèttə (Meers), tə bakkə zettə (Schinnen), tə bakkə zétte (Grevenbicht/Papenhoven), tə bàkkə zéttə (Oirsbeek), tə b‧akə z‧eͅtə (Neeroeteren), aate kort  te bakke zäəte (Schinnen), nadat het zuurdeeg in het beslag was gedaan  te bakkə zèttə (Valkenburg), te zuur zetten: tə zōēr zéttə (Oirsbeek), zuren: zoore (Weert), zōērə (Meijel), zure (Haelen), zūūren (Maasbracht), z‧ijərə (Eys), zuren met zuurdeeg: zoore mèt zoördeig (Maasbree), zuurdeeg aanzetten: zoerdeig aanzette (Geleen), zuurdeeg bijdoen: zōērdijg bĭĕ dōōn (Horn), zuurdeeg erdoor mengen: zoerdeig er door minge (Nunhem), zuurdeeg in het brood doen: zōērdiêgien t brôêd dōēn (Tienray), zuurdesem derbinnen doen: zoerdeesəm de binnə dōēn (Maastricht), zuurdesem derin doen: zoerdièjsem drindoon (Doenrade), zoordijsəm drin doon (Kelpen), zuurdesem in het brood doen: zoordesem in het brood doon (Thorn), zuurdesemen: zoer deisəmə (Moorveld (Waalsen), ... ), zoerdeiseme (Lutterade), zoordeiseme (Ell), zōērdejseme (Pey), zuurdesemen (Ittervoort), zū.ərdē.səmə (Ingber) desemen || desemen; Hoe noemt U: Zuurdeeg in het beslag voor brood doen, desemen (zuren, mengen, desemen, het zuur zetten) [N 80 (1980)] || roggemeel vermengen met zuurdesem || zij kneedt het deeg [ZND 22 (1936)] || zuurdeeg in het beslag voor brood doen, desemen [N 80 (1980)] || zuurdeeg in het broodbeslag doen || zuurdeeg in iets doen || zuurdeeg mengen, aanmaken || zuurdesem ( - toevoegen aan meel) III-2-3
dessert achterna: axtərnōͅ (Castenray, ... ), dessert: dessaer (Echt/Gebroek), toebaat: Wá it¯ der as toubao.ët: wat eet je als toespijs  toubao.ët (Zonhoven) dessert || toespijs || toetje, dessert III-2-3