e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dichtgroeien dichtpoffen: dextpufǝ (Oirsbeek  [(Emma)]   [Emma]), duwen: dyjǝ (Geleen  [(Maurits)]   [Domaniale]), dø̜jǝ (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Eisden]), langzaam toepressen: langzaam toepressen (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), langzaam toevallen: laŋ˲zām tuvalǝ (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Eisden]), poffen: poffen (Eisden  [(Eisden)]  , ... [Emma]  [Eisden]), te brok gaan: tsǝ brox joǝ (Bleijerheide  [(Domaniale)]  , ... [Eisden]  [Domaniale]), toeduwen: towdøjǝ (Heerlerheide  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Maurits]), tudyjǝ (Lutterade  [(Maurits)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), tuwdyjǝ (Klimmen  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Maurits]), toegaan: tugoa (Brunssum  [(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]   [Domaniale]), tugǫǝn (Hamont  [(Eisden)]   [Emma, Hendrik, Wilhelmina]), toegroeien: tsǫwgrø̜jǝ (Chevremont  [(Julia)]   [Maurits]), tugrøǝ (Stein  [(Maurits)]   [Maurits]), tugrø̜jǝ (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Julia]), toeknijpen: tǫwknīpǝ (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Zwartberg, Waterschei]), toepoffen: tupufǝ (Oirsbeek  [(Emma)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), toepressen: towprɛsǝ (As  [(Zwartberg / Waterschei)]   [Winterslag, Waterschei]), toewassen: to.wwāsǝ (Waubach  [(Laura / Julia)]   [Maurits]), towwāsǝ (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Domaniale, Wilhelmina]), tsǫwwāsǝ (Bleijerheide  [(Domaniale)]  , ... [Willem-Sophia]  [Domaniale]), tsǭwwāsǝ (Spekholzerheide  [(Willem-Sophia)]   [Maurits]), tuwasǝ (Buchten  [(Maurits)]  , ... [Maurits]  [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), tōwwāsǝ (Heerlen  [(Emma)]   [Laura, Julia]), zich vullen: zex vølǝ (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Domaniale]) Gezegd van een mijngang die door de druk op het gesteente langzaam wordt toegedrukt. [N 95, 385; N 95, 386; monogr.] II-5
dichting caoutchouce dichtungen: kǫwtšukǝ dixtoŋǝ (Kelmis), dichtung: dixtoŋ (Kelmis), gummi-dichtung: jumidixtoŋ (Kelmis) Band van rubber of gummi op de verbindingsplaatsen tussen leidingen en luchtkokers. [monogr.] II-4
dichtingsmateriaal deeg: diǝx (Hasselt  [(van maïs of roggemeel)]  ), dikke menie: dikke menie (Maastricht), lijnmeel: līnmē̜l (Gennep), lijnzaadmeel: lijnzaadmeel (Maastricht), lēzǝsmē̜l (Tegelen), lijnzaadpap: lijnzaadpap (Kortessem), lēzǝspap (Panningen  [(werd in de kroos gesmeerd)]  , ... ), meelpap: miǝlpap (Hasselt), pap: pap (Hasselt), pap van lijnzaadmeel: pap ˲van lēzǝsmē̜l (Blerick, ... ), roggedeeg: roggedeeg (Eisden  [(met wit van ei: werd zo hard als steen)]  , ... ), schapenvet: schapenvet (Heel), stopverf: stǫp˲vɛrǝf (Heel), werk: węrk (Eisden  [(in azijn geweekt vlashaar)]  , ... ) De verschillende materialen die naast biezen en lissen worden gebruikt om kieren en naden in vaten en kuipen dicht te maken. Diverse respondenten maken melding van een papje dat van meel werd gemaakt en na droging hard werd. [N E, 54a; N E, 55] II-12
dichtleggen van de ring ring dichtleggen: reŋk dexlęgǝ (Sevenum), toeleggen: tulęgǝ (Griendtsveen, ... ) De ring toedekken met de toelaag. [II, add.] II-4
dichtmaken van de woning dichtkitten: dextketǝ (Herkenbosch, ... ), dichtkitten (Neer, ... ), dēxtketǝ (Meijel), dichtklenen: dextklę̄nǝn (Stein), dichtplakken: dextplɛkǝ (Horst), kitten: ketǝ (Noorbeek, ... ), kitten (Maasmechelen, ... ), kętǝn (Dilsen), plakken: plakǝ (Sint-Truiden, ... ), toekitten: toekitten (Beek), towketǝ (Heerlen), tuketǝ (Asenray / Maalbroek, ... ), tø̄ketǝ (Hasselt), tǫwketǝn (Diepenbeek), toemaken: tǫwmākǝ (Houthalen), toeplekken: tawplɛkǝn (Millen), toesmeren: toesmeren (Maasmechelen), toestoppen: toestoppen (Asenray / Maalbroek, ... ), tuwstopǝ (Geistingen), tǫwstopǝ (Weert), tǫwstopǝn (Genk), verkitten: vǝrkitǝ (Montzen) Het dichtmaken van spleten en openingen in de bijenwoning met propolis. [N 63, 53b; N 63, 53a; Ge 37, 142] II-6
dichtstoppen opstoppen: opstoppen (Dilsen), upstǫpǝ (Tessenderlo), ǫpstǫpǝ (Leopoldsburg), stoppen: stǫpǝ (Bilzen, ... ), štǫpǝ (Bleijerheide, ... ), toestoppen: tuštǫpǝ (Herten) Naden, gaten en spijkergaten opvullen met stopsel, stopsteen, stopwas of met stopverf. [N 53, 235a] II-12
dief dief: deeaf (Banholt), deef (Amby, ... ), deev (Born), dei:f (Nieuwstadt), deif (Doenrade, ... ), deĭf (Hasselt), dejef (Koersel), dēēf (Arcen, ... ), dēf (As, ... ), dēͅəf (Lummen), dief (Afferden, ... ), diēf (Achel), dif (Beringen, ... ), div (Neerpelt), dī:f (Montzen), dīēf (Bergen, ... ), dīf (Beringen, ... ), di‧f (Aalst-bij-St.-Truiden, ... ), di‧i.f (Eupen), dé:f (Montzen), dêêf (Gruitrode), díf (Rosmeer), deevin = dievegge  deef (Heerlen), een valsche sleutel heet deefke  deef (Schinveld), meer modern  deef (Kanne), weinig in gebruik  dief (Borgloon), een met lange vingers: eene met lang venners (Hoeselt), ejne met lang veengers (s-Herenelderen), ieëne mé lang vingers (Beverlo), pikker: pikker (Hoeselt, ... ), scharreweg: schaareweg (Beverlo), schareweg (Beverlo), schelm: chalm (Hoeselt), chellem (Maaseik, ... ), chelm (Bree, ... ), schelem (Neerpelt, ... ), schell[e}m (Gelieren/Bret), schellem (Beverst, ... ), schellum (Nederweert), schelm (Alken, ... ), scheͅlm (Beverst), schèlm (Blitterswijck, ... ), schêl[e}m (Opoeteren), schêlm (Achel), schɛlm (Neerpelt, ... ), schɛləm (Neerpelt), sch⁄ĕlm (Zichen-Zussen-Bolder), shellem (Tongeren), sjelem (Hees), sjelləm (Niel-bij-As), sjelm (Bilzen, ... ), sjhelm (Rijkhoven), sjêlm (Kanne), sXel[ə}m (Gutshoven), sXeͅlm (Hasselt), sxeͅlm (Hoepertingen, ... ), sXeͅlm (Voort), sXeͅləm (Zonhoven), sXèlm (Aalst-bij-St.-Truiden), sXèləm (Zonhoven), sXɛÒḷəm (Borgloon), sèlem (Montzen), sɛ̞lm (Stokkem), šelm (Bilzen, ... ), šēͅl.əm (Eupen), šeͅlm (Genk, ... ), šeͅləm (Diepenbeek, ... ), ṣəlm (Neerglabbeek), (sj.: bedoelt men: sjelm?).  schelm (Gulpen), Duitse sch  schelm (Amby), Opm. e = ´/Ô.  schelm (Sevenum), spitsboef: chpitsboof (Stein), sjpitsboof (Brunssum), spitsboef (Welten), spitžboef (Welkenraedt), spétsbōf (Montzen), steeldief: stèldeef (Kessenich), Opm. zo wordt het ook genoemd.  sjtêldeef (Beegden) dief [DC 11 (1942)], [SGV (1914)], [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)], [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m] || een dief die op behendige, listige wijze te werk gaat [gauwdief, schelm] [N 90 (1982)] III-3-1
diemit diemit: diemit (Bocholt, ... ), diment (Grevenbicht / Papenhoven), dimet (Meijel), dimǝnt (Boorsem) Sterke katoenen stof in keperverbinding waarin een patroon is geweven (Van Dale, pag. 593). Volgens de informant van L 265 is diemit ø̄slechte stof gebruikt voor boezeroenenø̄. [N 62, 89b; N 62, 75f] II-7
dienblad bedienblad: bədēnblāt (Holtum), blaadje: blātjə (Wellerlooi), blad: blāt (Maastricht, ... ), bordje: vroeger  bøͅrtjə (Limbricht), dienblaadje: dēnblēͅtjə (Herten (bij Roermond), ... ), dēnblēͅtšə (Vlodrop), dēnbleͅtjə (Hegelsom), dēnblɛtjə (Helden/Everlo, ... ), dēnblɛ̄tjə (Beesel), deͅi̯nblēͅtjə (Nieuwstadt), dī.nblēͅtjə (Heythuysen), dīnblɛtjə (Tienray), dienblad: deenblad (Stein), denblāt (Voerendaal), dēnblat (Beek, ... ), dēnblā.t (Horn), dēnblāt (America, ... ), deͅi̯nblāt (Einighausen, ... ), dinblat (Steyl, ... ), dinblāt (Helden/Everlo, ... ), dīnblat (Siebengewald, ... ), dīnblāt (Hout-Blerick, ... ), in cafe\'s  dēnblāt (Amby), Verklw. deenbleëdje  deenblad (Heerlen), dienbordje: vroeger  deͅi̯nbøͅrtjə (Limbricht), hortje: soms  høͅrtšə (Berg-en-Terblijt), kabree: kabree (Hoeselt), koffieblad: kofiblāt (Blerick), koͅfiblat (Venray), koͅfiblāt (Lottum, ... ), plateau: platoo (Zonhoven), platō (Maastricht), Fr. plateau Verklw. plateuke  plateu (Hasselt), plateel: plətīal (Valkenburg), presenteerblad: prəsɛntērblat (Eygelshoven, ... ), prəsɛntērblāt (Brunssum, ... ), prəzɛntērblāt (Beesel, ... ), schaal: in cafe\'s  šōͅl (Heythuysen), schenkblaadje: šeͅŋk˂blēͅtjə (Nieuwstadt), schenkblad: sjeenkbläod (Gronsveld), šeŋk˂blāt (Bemelen, ... ), šēŋk˂blāt (Amby, ... ), šēŋk˂blōͅt (Gronsveld), šeͅŋk˂blāt (Buchten, ... ), šɛŋk˂blat (Geleen, ... ), šɛŋk˂blāt (Geleen), schenkschotel: šēŋkšoͅtəl (Mheer), schotel: in cafe\'s  šoͅtəl (Brunssum), serveerblad: sørvērblat (Gulpen), sərvērblat (Gulpen), sərvīrblat (Vaals), tableau: tablō (Blerick), tablet: tablet (Valkenburg), tableͅt (Eys, ... ), tabløt (Schinveld), tablɛt (Bleijerheide, ... ), tabəleͅt (Eupen), in de woonhuizen vooral  tableͅt (Voerendaal), tabletje: tableͅtjə (Heerlen), theeblad: tēblat (Weert), tēblāt (Maastricht, ... ), tēəblat (Vijlen), thieëblad (Castenray, ... ), tiəblat (Vaals), tīəblāt (Beegden, ... ), in het enkelvoud Zet de tasse op ¯t teeblaad ¯t teeblaad steit in ¯t bufèt  teeblaad (Maastricht) dienblad [DC 27 (1955)], [DC 27 (1955)] || dienblad, tablet || presenteerblad || presenteerblad bij het theedrinken || schenkblad || Servierbrett III-2-1
dienst dienst: deens (Asenray/Maalbroek, ... ), deenst (Amby, ... ), deins (Einighausen, ... ), deinst (Bingelrade, ... ), dēēns (Grevenbicht/Papenhoven), dienst (Afferden, ... ), dins (Lottum, ... ), dins(t) (Panningen, ... ), dinst (Epen, ... ), dĭĕnst (Lommel), dĭns (Arcen, ... ), dèanst (Banholt), plaats (Guttecoven), iem. ¯ne deens bewieze: iem. van dienst zijn  deens (Maastricht), Opm. dit is een beter woord.  dinst (Sevenum), Opm. ee kort uitgesproken.  deenst (Sevenum), post: pǫst (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  , ...[Eisden]  [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), schicht: šext (Zie mijnen  [(Eisden)]  ), šix (Kerkrade  [(Domaniale)]  , ... [Winterslag, Waterschei]  [Domaniale]) De werktijd van één man op één dag. [monogr.; Vwo 282; Vwo 617; Vwo 684] || dienst [SGV (1914)] II-5, III-1-4