e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dekzeil (regen)dek: (rē̜.gǝn)dęk (Neerpelt), bâche: ba(š) (Gelinden, ... ), bas (Kleine-Brogel, ... ), baš (Aalst, ... ), bā.š (Zichen-Zussen-Bolder), couvert: kǝvęrt (Herk-de-Stad), deken: dę.kǝ (Bilzen, ... ), dękǝ (Berg, ... ), dękǝn (Zonhoven), dīǝ.kǝ (Kanne), dekkleed: dękkleǝt (Lommel), deksel: dęksǝl (Berverlo, ... ), paardendeksel: pē̜rdǝndęksǝl (Oostham), pē̜rǝndęksǝl (Kwaadmechelen), paardsdek: pęrs˱dęk (Achel, ... ), paardsdeken: pi̯a.ts˱dękǝ (Guigoven), pi̯ats˱dię.kǝ (Hees), pi̯ats˱dę.kǝ (Overrepen), pi̯ats˱dękǝ (Borgloon, ... ), pi̯āts˱dękǝ (Alken, ... ), pi̯ęts˱dę.kǝ (Werm), pi̯ęts˱dękǝ (Romershoven), pi̯ǫts˱dękǝ (Hoeselt, ... ), pē̜rs˱dē.kǝ (Molenbeersel), pē̜rs˱dękǝ (Meldert), pī.ǝts˱dękǝ (Bilzen), paardsdeksel: peǝrs˱dęksǝl (Heusden), pēǝ.rs˱dęksǝl (Houthalen), pē̜rs˱dęksǝl (Koersel), pē̜ǝ.rs˱dęksǝl (Paal), regenbâche: rē̜.gǝnbaš (Lanklaar), regendek: rīǝ.gǝndęk (Lummen), regenmantel: rē̜gǝma.ntǝl (Berverlo), zak: zak (As, ... ) Zeil dat de rug van het paard bedekt als het regent. [JG 1a, 1b] I-10
delen delen: dē̜lǝ (Reuver), dęjlǝ (Tegelen), latten: latǝ (Echt), rekken: rękǝ (Swalmen), schappen: šāpǝ (Thorn) De houten of metalen schappen in de droogrekken waarop de droogplanken worden geplaatst. [monogr.] II-8
delferts stof: štof (Kelmis) Het door houwen gewonnen erts. [monogr.] II-4
dempen dempen: dɛmpǝ (Eupen) Weefsel aan de inwerking van stoom blootstellen om de stof soepeler te maken. [N 39, 146c] II-7
demphout demphout: dɛmphǫlt (Tegelen  [(dimunitief: dɛmphø̜ltjǝ)']  ), dɛmphǫwt (Echt, ... ), elzehout: ęlsǝnhǭlt (Ottersum) Het hout dat wordt gebruikt bij het blauwstoken van dakpannen. In L 290 werden daarvoor elzeschansen (ęlz\ēans\) gebruikt. In L 270 bestond het ɛdemphoutɛ uit op 1 m lengte gezaagd, halfdroog dennehout (Tegels Dialek, pag. 81), terwijl in L 331 de knoder (knø̜̜̄̄r) of stokken (ētø̜k) van dennebomen werden gebruikt. Dit waren de onderste delen van de boom met de wortels. Ook in L 374 en L 381 was het woord knoder in deze betekenis bekend (Donkers, pag. 49).' [N 49, 68b; monogr.] II-8
dempig (het heeft het) op de adem: ǫp ǝ ǭm (Swalmen), aamborstig: aamborstig (Opgrimbie), āmbōrstex (Valkenburg), dampetig: dampǝtex (Hoensbroek, ... ), dempetig: dę.mpǝtix (Sluizen), dɛ.mpǝtix (Diets-Heur, ... ), dɛ.mpǝtǝx (Leut, ... ), dɛmpǝtex (Beek, ... ), dɛ̄.mpǝtǝx (Riemst, ... ), dɛ̄mpǝtǝx (Kanne), dempig: dø̜mpex (Susteren), dē̜mpex (Ottersum, ... ), dęmpex (America), dɛ.mpex (As, ... ), dɛ.mpǝx (Achel, ... ), dɛmpex (Afferden, ... ), dɛmpix (Bleijerheide, ... ), dɛmpǝx (Aalst, ... ), dɛ̄.mpex (Heks, ... ), dɛ̄.mpǝx (Alken, ... ), dɛ̄mpex (Vorsen), dɛ̄mpǝx (Jeuk, ... ), dempigheid: dɛmpexhēt (Heerlen), dɛmpexhęi̯t (Grevenbicht / Papenhoven, ... ), demptig: dɛ.mtex (Millen), dɛ̄.mtǝx (Herderen), gejaagd: gejaagd (Elen), kort: kǫrt (Amby, ... ), kǫt (Hoepertingen), kort van adem/asem: kǫrt van ai̯ǝm (Bocholt), kǫrt van osǝm (Lommel), kǫrt van ōm (Brunssum), kǫrt van ūsǝm (Neerglabbeek), kǫrt van ǭi̯ǝm (Meeuwen, ... ), kǫrt van ǭm (Maxet, ... ), kǫt van oi̯ǝm (Rijkhoven), kǫt ˲van osem (Aalst, ... ), kortademig: kǫrtø̜i̯ǝmex (Bergen), kortborstig: kortborstig (Neerpelt, ... ), kǫrtbōrsex (Martenslinde), kǫrtbōrstex (Heerlerheide, ... ), kǫrt˱bǫrstex (Bocholt, ... ), kǫtbøstix (Herk-de-Stad), kǫtbø̄stex (Kanne), kǫt˱bǫstex (Rijkhoven, ... ), longig: lønjex (Panningen), løŋex (Herten), longscheutig: loŋšø̄tex (Kinrooi, ... ), loŋšø̜̄tex (Roggel), loŋšētex (Bree), lǫŋsxø̄tex (Heel, ... ) Gezegd van runderen of paarden met dempigheid, een bemoeilijking van de ademhaling; bij runderen is het vaak een naziekte van het mond- en klauwzeer. Het paard vertoont een versnelde ademhaling, gepaard met een temperatuursverhoging en hoesten. Dempigheid of kortademigheid is niet chronisch, in tegenstelling tot ''cornage'' (7.38). [JG 1b; A 48A, 38a; L 1, a-m; L 23, 1a en 1b; N 8, 87, 88 en 89a; N 52, 24; S 6] I-9
den den: dan (Heerlen), de den (Hoensbroek), de:n (Roermond), den (Altweert, ... ), den (stoott.) (Echt), denne mv (Heerlerheide), dēn (Bree), deͅ:n (Genk), deͅn (Bocholt, ... ), din (Gennep, ... ), dèn (Epen, ... ), dén (Castenray, ... ), dên (Pey), dɛn (Meeswijk), d‧ɛn v. (Eys, ... ), ein den (Schimmert), enne den (Oirlo), #NAME?  dén (Klimmen), Bree Wb.  den (Bree), eigen fon. aanduidingen  den (Ell), eigen spellingsysteem  den (Maastricht, ... ), Endepols  den (Maastricht, ... ), ideosyncr.  den (Eijsden, ... ), dèn (Gronsveld), IPA, omgesp.  dɛn (Kwaadmechelen), LDB  den (Roermond), mv.; verkl.w.: danne; denke  dan (Heerlen), NCDN  dèn (Stevensweert), Nijmeegs (WBD)  dén (Meijel), Veldeke  de den (Klimmen), den (Echt/Gebroek, ... ), Veldeke / eventueel aangevuld met systeem Jones  den (Gulpen), Veldeke 1979, nr. 1  den (Venray), Veldeke aangepast  den (Tienray), Veldens dialekt  den (Velden), Venlo e.o.  den (Maasbree), WBD / WLD  den (Beesel, ... ), WBD-WLD  dén (Roermond), WBD/WLD  den (Kapel-in-t-Zand, ... ), dēn (Maastricht), dèn (As, ... ), dén (Grevenbicht/Papenhoven), ’n den (Caberg), WBD\\WLD  dén (Amstenrade), WLD  den (Born, ... ), dĕn (Schimmert), dèn (Heel, ... ), dén (Gennep), einen den (Thorn), WLD alles wat naalden heeft wordt den genoemd  den (Vijlen), ± WLD  den (Weert), ± WLD ee = gelijk frans b^te / gelijk sanitair  deen (Vlijtingen), dennenboom: denneboum (Echt/Gebroek, ... ), dennebuim mv (Roggel), eigen spellingsysteem  dennebaum (Geleen), dennebom (Meijel), ideosyncr.  dennenboum (Hoensbroek), WBD/WLD  denneboum (Maastricht), dènnəbòum (Maastricht), WLD  dènnəboum (Maastricht), dennenboompje: dennebuimke dim (Echt/Gebroek), dennetje: denke dim. (Velden), dikke den: ideosyncr.  diekeden (Vlodrop), green: grein (Tungelroy), greentje: soort den  greinke (Nederweert), grenenden: soort den  grēnendēn (Bree), grove den: graove den (Boekend, ... ), groave den (Blerick), grove den (Houthalen), eigen spellingsysteem Rhône  graof den (Neer), WBD/WLD  grāōfdèn (Nieuwenhagen), WLD  groaf den (Geverik/Kelmond), groof den (Tungelroy), grōve den (Venray), ± WLD  groeef den (Ospel), kersenboom: kèrsebôm (Gennep, ... ), kerstboom: kirsbaom (Maastricht), kèrsbôm (Gennep, ... ), kerstden: kérsdén (Zonhoven), kruisden: sooert den  krutsden (Venlo), spar (Picea abies): z. L.J. p. 89  kröö.sdén (Zonhoven), spaans groen: sooert den  spans gruun (Venray), spangenboom: sjpange is dennennaald  spangeboum (Echt), spar: sjpar (Valkenburg, ... ), spar (Ittervoort, ... ), ideosyncr.  spar (Sittard), Veldeke / eventueel aangevuld met systeem Jones  sjpar (Gulpen), WBD/WLD  sjpàr (Nieuwenhagen), WLD  sjpar (Posterholt), spar (Posterholt), spàr (Montfort, ... ), WLD (De o is niet voldoende gedifferentiëerd; vandaar soms –)  sjpàr (Haelen), sparrenboom: eigen spellingsysteem  sparrebom (Meijel), tanne (du.): tan (Montzen), tanne (Eupen), tannenboom: ta‧nɛbō.m (Kelmis), wiemot: soort den  wiemat (Valkenburg), Weymouthden, pinus strobus  wiemot (Valkenburg) De den (in het bijzonder de grove den) (den, del, mast, spar). [N 82 (1981)] || den || den, denneboom || denneboom [Heem 06.1 (1962)], [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m] || een dennensoort || grenenboom, grove den || kerstboom || kerstden || kruisden III-4-3
denkbeeldige lijn tussen hok en losplaats afstand: aa.fsta.nt (Zolder), aafsjtanjd (Doenrade), afstand (Eys, ... ), afstant (Meijel), aofstand (Jesseren), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook aantekening van de invuller, op de laatste pagina!  aa.fstantj (Grathem, ... ), goede lijn: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.  de gŏĕj laajn (Bilzen), lijn: de lein (Rijkhoven), de lien (Eisden), rechtdoor: rechdoor (Sint-Pieter), rechte lijn: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.  de raechte laajn (Bilzen), richting: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.  de richting (Bilzen), Bijv. "ze hémme gien richting".  de richting (Zolder), straal: Algemene opmerking: deze vragenlijst is nogal slecht (= weinig antwoorden) ingevuld!  strool (Gruitrode), traject: traject (Mielen-boven-Aalst), vlieglijn: vleechlīēn (Beesel), vleeg lien (Swalmen), vleegliehn (Herten (bij Roermond)), vleeglien (Geleen, ... ), vleeglijn (Doenrade), vlieglijn (Kortessem, ... ), vluch lijn (Wijlre), vluchlijn (Jeuk), vlug (Vlodrop), vlug lien (Guttecoven), (v.).  vlø.xl‧ɛi̯n (Eys), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook bijlagevellen met (eventuele) aanvullingen en diverse toelichtingen.  vlieglijn (Wanssum), vogelvlucht: voeëgelvlöch (Klimmen), vogelvlucht (Tongeren), vogelvlug (Geleen), zuid-noord: ps. letterlijk overgenomen, zoals invuller het genoteerd heeft!  Zuid-Noord (Echt/Gebroek) [Afstand]: door de duif af te leggen afstand van lossingsplaats tot hok. || Hoe zegt men: de denkbeeldige lijn tussen hok en losplaats? [N 93 (1983)] III-3-2
denkbeeldige lijn tussen hok en losplaats add. straal: (toegift).  straal (Tongeren) afstand waarbinnen de liefhebbers op een bepaald spel mogen meespelen [N 93 (1983)] III-3-2
denken beginnen: beginne (Belfeld), denken: daenke (Gennep), deengkə (Hamont, ... ), deenke (Eijsden, ... ), deinke (Kortessem, ... ), deinken (Oirlo), deinkə (Hoepertingen, ... ), deiŋkə (Opglabbeek), denk, denken (Beringen), denka (Tongeren, ... ), denke (Geleen, ... ), denken (Heijen), denkə (Beverst, ... ), denkən (Houthalen), deŋk, deŋkə (Opgrimbie, ... ), deŋkə (Gerdingen, ... ), deŋkən (Helchteren, ... ), deŋən (Kerkrade), deŋ⁄ən (Kwaadmechelen, ... ), dĕĕnke (Afferden), dĕĕnke(n) (Schinveld), dĕnke (Bingelrade, ... ), dĕnkə (Koersel), dĕŋkə (Koersel, ... ), de͂ͅŋkə (Herk-de-Stad), deͅjnkə (Veulen, ... ), deͅnkə (Bilzen, ... ), deͅŋkə (Beverlo, ... ), dingke (Buggenum, ... ), dingkə (Hout-Blerick, ... ), dink (Grubbenvorst), dinke (Arcen, ... ), dinken (Amby, ... ), dinkə (Eys, ... ), diŋkə (Eksel, ... ), diŋkən (Eksel), dīnke (Heijen), dīnken (Bergen), dänkə (Vaals), dè.nke (Zonhoven), dèngkə (Zonhoven), dènke (As, ... ), dènkə (Pey), dèènke (Gennep), déngkə (Meeswijk, ... ), déngʔən (Lommel), dénke (Sittard), dénkë (Tongeren), dênke (Blitterswijck, ... ), dînke (Altweert, ... ), dø͂ͅŋkə (Maaseik), dəŋkə (Beverlo), dɛ͂ŋkə (Herk-de-Stad), ech denk, wɛĭ denkən (Sint-Huibrechts-Lille), ech deŋk, vɛ̄ deŋkən (Opglabbeek), ech dēnk, we denkə (Hamont), ech dēnk, wɛ dĕnkən (Sint-Huibrechts-Lille), ech de͂k, vie de͂kən (Zonhoven), ech dĭnk, wĕ dĭnkə (Molenbeersel), ech dɛŋk, vɛ̄ dɛŋkən (Peer), ech teŋk, ver deŋke (Montzen), eeg deenk (Mheer), ich daink, wiè dainken (Rotem), ich deenk (Kanne), ich deenk, ver deenke (Val-Meer), ich deenk, vi deenke (Heers), ich deenk, vij deenke (Zichen-Zussen-Bolder), ich deenk, vè deenke (Beverst), ich denk, ve denke (Sint-Truiden), ich denk, ve denken (Bilzen), ich denk, vy denken (Gruitrode), ich denk, vè dènke (Wellen), ich denk, vè dènken (Neeroeteren), ich denk, vɛ̄ denka (Koninksem), ich denk, wer denke (Welkenraedt), ich denk, wij denken (Eksel), ich denk, wiè denke (Heusden), ich denk, wê denken (Ophoven), ich denk, wɛ̄ denkøn (Oostham), ich deŋk, vēr deŋkə (Maastricht), ich dink, veer dinken (Amby), ich dink, vië dinken (Niel-bij-As), ich dink, wai dinken (Overpelt), ich dink, we dinken (Kaulille, ... ), ich dînk, vər dînken (Lanaken), ich dənk, ve dənkə (Kuringen), ich dɛnk, vər dɛnkə (Mechelen-aan-de-Maas), ig denk, ve denke (Hoeselt), ig denk, vije denkə (Gelinden), ig dènk, weeër dènkë (Lanklaar), ig dɛjnk, vijə dɛjnkə (Hoepertingen), igdëŋk, vədëŋkə (Martenslinde), ik dɛŋk, wɛ dɛŋkn (Tessenderlo), əg dɛiŋk, vər dɛinkə (Rekem), Da dè.nk iech: Dat zou ik denken Of wat dach dzje: Of had je soms wat anders gedacht  dè.nke (Hasselt), dèk dènk ich trègk aan di-j sjuun daag  dènke (As, ... ), Eng i  dinke (Brunssum), ik denk ; ik dink ik dacht ; ik dooch wij dachten ; weej doochte ik heb gedacht ; ik heb gedooch  dinke (Lottum), Ik dócht bij mien èège um mar ga.w vrum te kómme  di.nke (Gennep, ... ), Opm. de eerste e ligt tussen ´ en Ô.  denke (Sevenum), menen: meine (Tungelroy) denken [SGV (1914)], [ZND A1 (1940sq)], [ZND A1 (1940sq)] || denken (verstand gebruiken) || denken: Je moet er nog maar eens over - [DC 35 (1963)] || ik denk, wij denken (of peinzen?) ik dacht het wel, wij dachten het ik heb het gedacht [ZND 08 (1925)] || menen, denken III-1-4