18253 |
[falie] |
carrick (fr.):
kariek (Q113p Heerlen),
falie:
fa.lī (L416p Opglabbeek),
fa.ljə (P048p Halen),
faaje (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard),
faaje(l) (Q033p Oirsbeek),
faaje(n) (Q030p Schinveld),
faajə (L426z Holtum),
faalie (L333p Asenray/Maalbroek, ...
L422p Lanklaar,
L290p Panningen,
L318b Tungelroy),
faalje (Q102p Amby, ...
Q102p Amby,
Q103p Berg-en-Terblijt,
Q029p Bingelrade,
Q035p Brunssum,
Q035p Brunssum,
L426p Buchten,
L381p Echt/Gebroek,
Q018p Geulle,
L328p Heel,
L320p Hunsel,
L434p Limbricht,
Q016p Lutterade,
L377p Maasbracht,
L382p Montfort,
Q022p Munstergeleen,
L321p Neeritter,
L427p Obbicht,
Q032a Puth,
Q030p Schinveld,
Q020p Sittard,
Q014p Urmond,
Q101p Valkenburg),
faille (P164p Neerhespen (WBD)),
faje (L430p Einighausen, ...
L429p Guttecoven),
fale (Q011p Boorsem),
fali (K353p Tessenderlo),
falie (L250p Arcen, ...
L295p Baarlo,
L295p Baarlo,
L327p Beegden,
L300p Beesel,
L297p Belfeld,
L269p Blerick,
L269p Blerick,
L269p Blerick,
L215p Blitterswijck,
L360p Bree,
L323p Buggenum,
L320a Ell,
L380p Genooi/Ohé,
L326p Grathem,
L249p Grubbenvorst,
L291p Helden/Everlo,
L330p Herten (bij Roermond),
L292p Heythuysen,
L325p Horn,
L325p Horn,
L246p Horst,
L379p Laak,
K278p Lommel,
L248p Lottum,
L377p Maasbracht,
L267p Maasbree,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
L245p Meterik,
Q196p Mheer,
Q196p Mheer,
L288p Nederweert,
L321p Neeritter,
L322a Nunhem,
Q033p Oirsbeek,
K315p Oostham,
K357p Paal,
L290p Panningen,
L387p Posterholt,
L299p Reuver,
L299p Reuver,
L329p Roermond,
L329p Roermond,
L420p Rotem,
L266p Sevenum,
L266p Sevenum,
L313p Sint-Huibrechts-Lille,
L385p Sint-Odiliënberg,
Q187p Sint-Pieter,
L378p Stevensweert,
L331p Swalmen,
L270p Tegelen,
L270p Tegelen,
L270p Tegelen,
L318b Tungelroy,
L268p Velden,
L271p Venlo,
L210p Venray,
L289p Weert,
L289p Weert,
L213p Well),
faliej (L217p Meerlo),
falje (Q203p Gulpen, ...
Q113p Heerlen,
Q036p Nuth/Aalbeek,
Q117b Rimburg,
Q118p Schaesberg),
fallie (L191p Afferden, ...
K318p Beverlo,
L247p Broekhuizen,
L165p Heijen,
L211p Leunen,
K278p Lommel,
L265p Meijel,
L265p Meijel,
L209p Merselo,
L216p Oirlo,
L246a Swolgen,
L215a Wellerlooi),
fao.ële (Q001p Zonhoven),
faolie (L322p Haelen),
fāālje (Q027p Doenrade, ...
L425p Grevenbicht/Papenhoven,
Q105p Heer),
fālej (Q012p Rekem),
fāli (L422p Lanklaar, ...
L422p Lanklaar),
fāliə (L420p Rotem),
fāləj (Q009p Mechelen-aan-de-Maas, ...
Q010p Opgrimbie),
fa͂:əli (K357p Paal),
foalie (L244b Griendtsveen),
foalje (Q196a Banholt),
fōͅli (L282p Achel, ...
L286p Hamont),
foͅljə (Q093p Rosmeer),
fâllie (L164p Gennep),
(fr. mérinos).
falie (L296p Steyl),
(is verouderd).
faalje (Q104a Limmel),
(verouderd).
fale (Q098p Schimmert),
(wordt gebruikt bij begrafenissen).
falie (L298p Kessel),
(z. fip(per)). p. 109: fip(per), Uitdr. Tusse de fip(per) en de falie: tussen twee moeilijkheden, tussen hangen en wurgen. [-> fip(per) gn. syn. v. falie, rk]
falie (L217p Meerlo, ...
L214p Wanssum),
[mv.?]
fa.ljəsə (P048p Halen),
[sic]
vaije (Q104p Wijk),
Dit droegen de vrouwen zes weken na de dood van een naast familielid.
falie (L360p Bree),
Gedragen door nauwste familie.
faaje (L430p Einighausen),
in rouwtijd
faalje (Q035p Brunssum),
Kil. falie.
faalje (Q101p Valkenburg),
kort uitspreken
falie (L216p Oirlo),
Rijnl. falje, Wa. faye < Fr. faile < Lat. velum.
faalje (Q095p Maastricht),
Vgl. Fr. faille.
faalie (L289p Weert),
zeer kort uitgesproken
faallie (L164p Gennep),
Zie ook plak.
faaje (Q020p Sittard),
ZND35,010b: [neen]
faalie (P119p Sint-Lambrechts-Herk),
fali (L415p Opoeteren),
falie (L317p Bocholt, ...
L363p Ellikom,
Q088p Lanaken),
fâli (L414p Houthalen),
följe (Q089p Martenslinde),
ZND35,010b: [neen]. Wel vroeger bij de vrouwen.
falie (P056p Stokrooie),
ZND35,010b: [niet meer in gebruik; zeer uitzonderlijk nog (oude vrouwen)]
faolie (K360p Heusden),
ZND35,010b: Bestaat niet veel meer. Bij eenige kleine boeren of werkmenschen.
falie (Q009p Mechelen-aan-de-Maas),
ZND35,010b: Bestaat nu niet meer.
falie (L316p Kaulille),
ZND35,010b: Bij begrafenis door echtgenoote van de overledene gedragen.
fāli (L416p Opglabbeek),
ZND35,010b: Bij eenvoudige boerenmenschen.
faalje. (L371a Geistingen),
ZND35,010b: Bij heel oude vrouwen.
falie (L413p Helchteren),
ZND35,010b: Bij nog bijna alle personen.
falie (L358p Reppel),
ZND35,010b: Bij oude gewone volkschmenschen.
falie (L368p Neeroeteren),
ZND35,010b: Bij oude vrouwpersonen.
falie (Q007p Eisden),
ZND35,010b: Bij oudere vrouwen ter gelegenheid van een begrafenis.
faalie (K359p Koersel),
ZND35,010b: Bij sommige (heel) oude mijnwerkers.
follie (K318p Beverlo),
ZND35,010b: Bij sommige oude vrouwen.
falie (K315p Oostham),
ZND35,010b: Bijzondere, of eenvoudige mensen?
fāləj (Q010p Opgrimbie),
ZND35,010b: De oude vrouwen dragen een falie, jongere vrouwen daragen een vaal.
falie (K357p Paal),
ZND35,010b: De oudere vrouwen rond de 70-80 j. dragen de falie nog.
falie (L366p Gruitrode),
ZND35,010b: Dit gebruik bestaat nog bij de oude boerenvrouwen, doch het gaat langzaam weg.
falie (L368p Neeroeteren),
ZND35,010b: Een falie wordt alleen gedragen den dag van de begrafenis.
falie (L372p Maaseik),
ZND35,010b: Niet meer in gebruik.
faalie (L355p Peer),
ZND35,010b: Nog in gebruik bij groote boeren van den ouden stempel.
folie (L286p Hamont),
ZND35,010b: onbekend.
falie (Q158p Riksingen),
ZND35,010b: Oudere menschen, nog heel zelden.
falie (L317p Bocholt),
ZND35,010b: Veel minder, nog bij lagere volksklasse.
falie (L362p Opitter),
ZND35,010b: Vroeger algemeen, nu bij oudere eenvoudige lieden.
faalie (Q005p Zutendaal),
ZND35,010b: Zeer zeldzaam nog, bij ouderwetsche boerenvrouwen. Voor de jaren 20 veel in gebruik.
falie (L415p Opoeteren),
ZND35,010b: Zeer zeldzaam. Bij heel ouderwetsche boerenvrouwen.
falie (L415p Opoeteren),
zware stof
folie (L318b Tungelroy),
foulard (fr.):
voelaar (Q014p Urmond),
ZND35,010b: Bij oude menschen, vrouwen.
flaar (Q091p Veldwezelt),
ZND35,010b: Bij oude menschen.
flaaər (P052p Schulen),
fralie:
ZND35,010b: [neen]
fralie (L414p Houthalen),
grote sjaal:
groete sjaal (Q033p Oirsbeek),
hoofddoek:
ZND35,010b: Enkel gedragen door een paar oude vrouwen.
hyduk (P197p Heers),
hoofdneusdoek:
ZND35,010b: Bij oude vrouwtjes.
hoofdneusdoek (Q156p Borgloon),
ZND35,010b: Bij sommige vrouwen van oudere dagen.
hui(ə)tnui(ə)sdoek (P195p Gutshoven),
ZND35,010b: Bij zeer oude personen.
heutneuzek (P192p Voort),
ZND35,010b: Sommige oude vrouwen dragen hem nog wel ten teeken van rouw.
huidnuisdoek (P197p Heers),
hoofdplag:
ZND35,010b: Dit gebruik bestaat niet meer.
hetplag (Q180p Mal),
hoofdslat:
Vroeger heette het zo, nu niet meer gedragen. ZND35,010b: Enige ouderwetsche vrouwen uit de werkende klas. Een derde informant voor Ulbeek noteert geen opgave, maar wel de mededeling op vraag ZND35,010b: Meer de Kempen in, hier in Zuid-Limburg niet meer.
heutslat (P121p Ulbeek),
ZND35,010b: [neen]
huutslat (P058p Stevoort),
huik:
Van Dale: I. huik, 1. lange kapmantel zonder mouwen, voorheen zowel door mannen als door vrouwen gedragen.
huik (L215p Blitterswijck),
kapmantel:
kapmantel (L368p Neeroeteren),
kapoets:
kalboets (Q116p Simpelveld),
lijkplag:
liekplak (L432p Susteren),
mantel:
mantel (Q099p Meerssen),
neusdoek:
nøzeŋ (K358p Beringen),
ZND35,010b: [neen]
niuzīnk (P176p Sint-Truiden),
ZND35,010b: Soms bij heel oude menschen.
nuzik (L352p Hechtel),
plag:
plag (Q168p s-Herenelderen),
plax (Q089p Martenslinde),
ZND35,010b: Gedragen door eenvoudige mensen, niet door boeren.
plak (Q088p Lanaken),
rouwplag:
rouwplak (Q198p Eijsden, ...
Q111p Klimmen,
Q033p Oirsbeek,
Q101p Valkenburg),
rouwsjaal:
rouwsjaal (Q193p Gronsveld, ...
Q095p Maastricht),
rouwsluier:
rouwslöjer (L381p Echt/Gebroek),
drepe was doorzichtig, falie ondoorzichtig
rouwsluier (L374p Thorn),
rouwvoile (<fr.):
rauwvwalle (L312p Neerpelt),
rouwfoël (L270p Tegelen),
rouwvoeal (L378p Stevensweert),
slat:
[WNT: slat (I). Wss. een gew. vorm naast slet. 1. Lap, stuk goed.
slat (P055p Kermt),
ZND35,010b: [neen] [WNT: slat (I). Wss. een gew. vorm naast slet. 1. Lap, stuk goed.
slat (Q071p Diepenbeek),
sluier:
schlaier (Q121p Kerkrade),
schleujer (Q112a Heerlerheide),
schlöjer (Q098p Schimmert),
sehlőjer (Q117p Nieuwenhagen),
sjlei-er (Q121c Bleijerheide),
sjluijer (Q039p Hoensbroek),
slőjer (Q106p Bemelen, ...
Q104p Wijk),
sluijer (Q198b Oost-Maarland),
sléjer (Q121a Chèvremont),
slöjer (Q211p Bocholtz, ...
Q039p Hoensbroek,
Q039p Hoensbroek,
Q095p Maastricht,
L163p Ottersum),
sløjər (Q009p Mechelen-aan-de-Maas),
sløyər-sløyərs-sløyərkə (L368p Neeroeteren),
šleijər (Q007p Eisden, ...
Q007p Eisden),
in rouwtijd
slöjer (Q035p Brunssum),
vaandel:
vaanjel (Q035p Brunssum),
voile (fr.):
foél (L269a Hout-Blerick),
foël (L295p Baarlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo),
fwal (Q099p Meerssen),
vaal (L288c Eind, ...
Q095p Maastricht,
L329p Roermond,
L420p Rotem),
vajl (Q096a Borgharen),
val (L317p Bocholt, ...
Q011p Boorsem,
Q192p Margraten),
valjə (Q284p Eupen),
vaol (L269p Blerick, ...
Q035p Brunssum,
L426p Buchten,
Q095a Caberg,
L429p Guttecoven,
L330p Herten (bij Roermond),
Q039p Hoensbroek,
L325p Horn,
Q015b Kerensheide,
L377p Maasbracht,
L332p Maasniel,
Q095p Maastricht,
Q180p Mal,
L159a Middelaar,
Q022p Munstergeleen,
L387p Posterholt,
Q032a Puth,
L329p Roermond,
L329p Roermond,
P107a Rummen (WBD),
P107a Rummen (WBD),
Q098p Schimmert,
P176p Sint-Truiden,
Q020p Sittard,
Q020p Sittard,
L432p Susteren,
L331p Swalmen,
Q014p Urmond),
vaəl (P174p Velm),
vāl (L316p Kaulille),
vāōl (Q111p Klimmen),
voeal (Q204a Mechelen, ...
L321p Neeritter),
voeël (L297p Belfeld, ...
L287p Boeket/Heisterstraat,
L290a Egchel,
L353p Eksel,
L353p Eksel,
L320a Ell,
P108p Grazen (WBD),
Q098p Schimmert,
L271p Venlo,
L289p Weert),
voil (Q156p Borgloon, ...
Q002p Hasselt,
Q097p Ulestraten),
voile (L353p Eksel, ...
L353p Eksel,
Q002p Hasselt,
K317p Leopoldsburg,
L372p Maaseik,
Q095p Maastricht,
Q198b Oost-Maarland),
voilje (Q019p Beek),
voille (Q098p Schimmert),
vol (P188p Hoepertingen),
vooal (Q039p Hoensbroek),
vool (Q038p Amstenrade, ...
L360p Bree,
Q121a Chèvremont,
L420p Rotem,
P054p Spalbeek,
K353p Tessenderlo,
Q117a Waubach),
vouəl (K358p Beringen),
voəl (P222p Opheers),
vōōl (L294p Neer),
vōəl (P218p Borlo, ...
L371p Ophoven,
Q158p Riksingen,
Q079a Wintershoven),
vōͅl (P176p Sint-Truiden),
vŏəl (P055p Kermt),
voͅl (Q156p Borgloon),
vual (Q178p Val-Meer, ...
Q179p Zichen-Zussen-Bolder),
vuel (P051p Lummen),
vul(kə) (P050p Herk-de-Stad),
vuoil (Q162p Tongeren),
vuōəl (K358p Beringen),
vuwəl (P048p Halen, ...
P044p Zelem),
vuəl (Q071p Diepenbeek, ...
P049p Donk (bij Herk-de-Stad),
Q176a Ketsingen,
K314p Kwaadmechelen,
Q080p Vliermaal),
vūl (L422p Lanklaar, ...
P046p Linkhout),
vwa.l (L423p Stokkem),
vwa.lə (L372p Maaseik),
vwaal (L270p Tegelen, ...
Q104p Wijk),
vwal (Q003p Genk, ...
Q002p Hasselt,
Q002p Hasselt,
Q112a Heerlerheide,
Q095p Maastricht,
Q076p Romershoven,
Q209p Teuven),
vwāil (Q096c Neerharen),
vwāl (Q086p Eigenbilzen, ...
Q009p Mechelen-aan-de-Maas,
Q009p Mechelen-aan-de-Maas,
Q012p Rekem),
vwāl-vwāls-vwālkə (L368p Neeroeteren),
vwoil (Q177p Millen),
vwoille (L353p Eksel),
vwōͅl (Q162p Tongeren),
vwoͅl (Q077p Hoeselt),
vy(3)̄l (L360p Bree),
vòòl (L322p Haelen),
vôôl (Q015p Stein),
(voile).
foël (L271p Venlo),
[sic]
faol (L329p Roermond, ...
L386p Vlodrop),
Hing voor het gezicht, zat vast aan faaje, bij commiceren omhooggeschoven.
voal (L430p Einighausen),
kleine sluierdoek: vwalètsje
vwale (Q095p Maastricht),
tule
voeël (L318b Tungelroy),
voor `t gezicht aan de hoed bevestigd
vaol (Q035p Brunssum),
voor het gezicht
voal (Q113p Heerlen),
ZND35,010b: [ja]
vool (Q083p Bilzen),
ZND35,010b: [neen]
fōil (Q071p Diepenbeek),
voil (Q088p Lanaken),
vól (Q002p Hasselt),
ZND35,010b: Algemeen gebruikt.
vwol (L286p Hamont),
ZND35,010b: Alle vrouwen. Om het zicht te bedekken ook hötduk.
vōl (P193p Mettekoven),
ZND35,010b: Als er iemand begraven wordt.
voeël (K316p Heppen),
ZND35,010b: Be de vrouwlie.
vool (P218p Borlo),
ZND35,010b: Bestaat niet meer.
vyəl (L360p Bree),
ZND35,010b: Bestaat niet veel meer. t Zijn meestal oudere vrouwen die het nog dragen bij begrafenissen. De jongere dragen bij rouw een verkleinde vorm ervan.
voeəl (P117p Nieuwerkerken),
ZND35,010b: Bestaat nog, voor vrouwen, die in den rouw zijn.
vool (P186p Gelinden),
ZND35,010b: Bij alle vrouwen en meisjes.
voeəl (P121p Ulbeek),
ZND35,010b: Bij alle vrouwpersonen.
vjooil (Q168a Rijkhoven),
ZND35,010b: Bij alle vrouwspersonen.
vóowəl (Q071p Diepenbeek),
ZND35,010b: Bij boerenmeiden, bestaat nog.
val (L314p Overpelt),
ZND35,010b: Bij burgersmenschen in t algemeen.
vwoïl (Q162p Tongeren),
ZND35,010b: Bij de begrafenissen.
voil (Q083p Bilzen),
ZND35,010b: Bij de boeren.
fol (L352p Hechtel),
ZND35,010b: Bij de meeste vrouwenmenschen.
val (L312p Neerpelt),
ZND35,010b: Bij de vrouwen als ze in de rouw zijn.
vol (L355p Peer),
ZND35,010b: Bij de vrouwen in het algemeen.
voewel (K353p Tessenderlo),
ZND35,010b: Bij de vrouwen.
voil (Q096c Neerharen),
vool (P176p Sint-Truiden),
ZND35,010b: Bij iedereen.
voil (L316p Kaulille),
ZND35,010b: Bij iet wat stellende.
vool (P176p Sint-Truiden),
ZND35,010b: Bij mensen in rouw.
vooel (K278p Lommel),
ZND35,010b: Bij moeder.
val (L422p Lanklaar),
ZND35,010b: Bij nog bijna alle personen.
val (L358p Reppel),
ZND35,010b: Bij sterfgevallen en rouw draagt men een fijne doorschijnende voile. Sommige oude vrouwen dragen nog een zwarte doek.
voile (P219p Jeuk),
ZND35,010b: Bij vrouwelijke personen voor vader en moeder 1jaar + 6 weken, voor broeder of zuster 6 maanden.
vaol (P176p Sint-Truiden),
ZND35,010b: Bij vrouwen als ze rouw dragen.
vōl (L356p Grote-Brogel),
ZND35,010b: De oude vrouwen dragen een falie, jongere vrouwen daragen een vaal.
vaal (K357p Paal),
ZND35,010b: Die in de rouw zijn.
vooēl (P119p Sint-Lambrechts-Herk),
ZND35,010b: Dit gebruik bestaat bijna niet meer.
vuul (L360p Bree),
ZND35,010b: Door de familieleden van den afgestorvene: moeder, dochter, zuster, kleindochter.
val (L368p Neeroeteren),
ZND35,010b: Haast in gansch de gemeente.
voel (P045p Meldert),
ZND35,010b: Het bestaat nog maar wordt heel zelden tegengekomen. Kleinere vrouwen dragen het gewoonlijk.
vool (P057p Kuringen),
ZND35,010b: Iedereen.
vool (P188p Hoepertingen),
ZND35,010b: In de rouwtijd bij de vrouwen.
val (L420p Rotem),
ZND35,010b: Komt niet meer voor.
vool (Q156a Groot-Loon),
ZND35,010b: Meer bij de boerenbevolking rond de stad.
vool (Q002p Hasselt),
ZND35,010b: Meestal overal bij begrafenis.
voile (Q002p Hasselt),
ZND35,010b: Oude personen.
voil (L282p Achel),
ZND35,010b: Voor ouders, broers of zusters.
vool (L356p Grote-Brogel),
vôle (L355a Linde),
ZND35,010b: Vrouwen
voeël (P045p Meldert),
ZND35,010b: Vrouwen die tot de naaste familie behoren.
voeile (K358p Beringen),
ZND35,010b: Wordt gedragen bij een begrafenis en gedurende den rouw door vrouw-zusters-dochters.
fwaiel (K278p Lommel),
ZND35,010b: Wordt nog algemeen gedragen.
vòl (P197p Heers),
ZND35,010b: Wordt veel gedragen, door de laagste standen echter niet.
vaile (P057p Kuringen),
voileplag (<fr.):
voêlplak (Q028p Jabeek),
voiletje (<fr.):
vuulke (L269p Blerick, ...
L271p Venlo),
voorsluier:
voor hoofd en rug
voerschluijer (Q113p Heerlen),
zwarte falie:
zwarte fallie (L192p Bergen),
zwarte kopdoek:
zwarte kopdook (L269b Boekend),
zwarte neusdoek:
zwärtənizduk (K278p Lommel),
zwarte sluier:
zwarte sluier (L216p Oirlo),
zwarte voile (fr.):
zwartə vo.l (L360p Bree)
|
[falie?] || doorzichtige rouwsluier || falie [SGV (1914)], [ZND 01 (1922)], [ZND m], [ZND m] || falie (zwarte doek die de vrouwen vroeger droegen, nu nog hier en daar in gebruik bij begrafenissen) [ZND 35 (1941)] || falie, hoofdschouderdoek || falie: doek van zwarte stof door vrouwen over het hoofd (en de schouders) gedragen; soort vrouwenmantel, huik || falie: sluierdoek || hoofddoek van zwarte stof van 2m. lang en 1m. breed met aan de smalle einden franjes. De doek werd over het hoofd gedragen bij rouw en begrafenis en reikte wel tot op de voeten. || omslagdoek, falie || rouwsluier || rouwsluier, ook brede doek van grove stof die een zwangere vrouw om haar hoofd moest dragen als ze naar de kerk ging (ze was dan onherkenbaar) || sluierdoek, zwarte ~ die over hoofd en schouders wordt gedragen, gewoonlijk in de rouwtijd [vaol, voeël, falje, falie, slöjer, linao] [N 23 (1964)] || zwarte omslagdoek als rouwdracht over hoofd en schouders geslagen || zwarte sluierdoek die over hoofd en schouders gedragen wordt, gewoonlijk in de rouwtijd
III-1-3
|
18182 |
[kazavek?] |
borstdoek:
Dat onmiddellijk onder de jas wordt gedragen, zonder mouwen.
borsdok (L414p Houthalen),
buisje:
Wollen jasje (mannen).
buisje (Q172p Vroenhoven),
casaquin (fr.):
kazəkī (Q079a Wintershoven),
Fr. "in". Vrouwenpullover met lange mouw die toegeknoopt kan worden.
kazekin (Q078p Wellen),
Gebreid jasje. "e"zoals het franse main
kassekè (L414p Houthalen),
Gestrikte bloes van een meisje met lange mouwern gedragen als het koud is.
kazekūīn (Q002p Hasselt),
gilet (fr.):
Voor de man. Borstrok.
gillet (Q179p Zichen-Zussen-Bolder),
giletje (<fr.):
Ondervest.
jeléke (K359p Koersel),
jak:
Op de vraag antwoordt de informant het volgende: "Onbekend; wel jak = zelfde betekenis als kazevek"009b: Borstbekleedsel.
jak (L355p Peer),
jakje:
Bloese.
jĕkske (K358p Beringen),
kavekje:
kevêkske (Q193p Gronsveld),
kazavant:
Soort gilet.
ka.zəvaŋ (L372p Maaseik),
kazavek:
kachjevek (L371a Geistingen),
kasjevek (Q020p Sittard),
kasjevik (Q198a Mesch),
kasjevék (Q014p Urmond),
kašəvik (Q080p Vliermaal),
kazavek (L360p Bree, ...
K360p Heusden),
kazevek (P108p Grazen (WBD), ...
Q078p Wellen),
kazzevèk (Q095p Maastricht),
kazəveͅk (K361a Boekt/Heikant),
kažəvek (Q077p Hoeselt),
kažəvɛk (Q002p Hasselt, ...
Q162p Tongeren),
kəžəveͅk (Q076p Romershoven),
?
kazəvɛk (P186p Gelinden),
[E kot jaske of bloeske]
kazevek (P176p Sint-Truiden),
alleen in betekenis van vrouwenblouse met lange mouwen
ka.zəvēͅk (L416p Opglabbeek),
beetje uitstekende taille
kazəvɛk bə leͅmpə (P222p Opheers),
betekenis is ironisch, schimpend bedoeld
kasjevék (L318b Tungelroy),
bloes
kažəvek (Q086p Eigenbilzen),
bloes die vooraan dichtgeknoopt werd
ka.zəve͂ͅk (P176p Sint-Truiden),
Bloesje.
kazevek (L421p Dilsen),
Bloeze voor zondag (bijna verdwenen).
kazəvék (K315p Oostham),
blouse met kraag en naar voren toegaande mouwen
kazəvɛk (P222p Opheers),
Blouse met lange mouwen (gebreid).
kazevek (Q074p Kortessem),
blouse met officierskraag en vaste lenden, breder op de heupen
kazevek (P107a Rummen (WBD)),
Blouse voor zondagse dracht (is bijna verdwenen).
kazəvék (K315p Oostham),
Blouse.
kaižəveͅk (Q162p Tongeren),
kaižəvɛk (Q162p Tongeren),
borststuk voor mannen met boven een knoopje waaraan een stukje werd bevestigd
kazevèk (Q096a Borgharen),
Bovenste deel van een kleed. Men draagt het boven de rok.
kazevek (P186p Gelinden),
damesbloes met lange mouwen, uit grove stof
ka.zəvek (P218p Borlo),
damesblouse
ka.šəveͅk (L423p Stokkem),
Damesblouse.
kazevek (P197p Heers),
Damesjak met spannende mouwen, tot hoog aan den hals over de ganse lengte toegeknoopt, nauwsluitend.
kazevek (K360p Heusden),
Dat onmiddellijk onder de jas wordt gedragen, zonder mouwen.
(kazavek) (L414p Houthalen),
driekwart mantel, tot iets over t middel
kažəveͅk (Q071p Diepenbeek),
Een bloes of pak (vroeger). Nu enkel nog iemand bij zijn kazevek grijpen (=bij zijn pak).
kazəvɛg (L416p Opglabbeek),
Een jas.
kazəvɛk (L360p Bree),
Een klein overtrekjasje.
kajəvɛk (Q162p Tongeren),
Een kort gebreid manteltje.
kazevek (Q074p Kortessem),
Een soort blouse gedragen door vrouwen van jaren.
kazwek (P197p Heers),
een soort manteltje, uitspraak.
kazzevék (L374p Thorn),
Een soort vrouwenbloes uit stof met mouwen en een reeks knoppen van voor om de bloes te openen. Aan die bloes was er dan nog een rokje aan bevestigd. Deze begon waar de knoppen reeds ophield. De lengte van dat rokje kon variëren, langste maat tot aan de knieën.
kazəveͅk (K318p Beverlo),
een spannend vestje
kazəveͅk (L286p Hamont),
fluwelen kamizool
ka.zəveͅk (P174p Velm),
Fr. "in". Vrouwenpullover met lange mouw die toegeknoopt kan worden.
kazevek (Q078p Wellen),
Gebreid jasje.
kazevek (L414p Houthalen),
gebreide pull met knopen
kažəveͅk (Q007p Eisden),
Gekend door de ouders van de informant. Bloes in stof waaronder een rok gemaakt werd en gedragen werd.
kazevèk (Q002p Hasselt),
getailleerd jasje
<kasjevék> (Q095p Maastricht),
getailleerde blouse gedragen euver de rok mét `n feleukske(felenkske?)
kasjevek (Q095p Maastricht),
heel kort zeer dicht toegeknoopt jasje
kašəveͅk (P046p Linkhout),
Iets dat veel gelijkenis heeft met een blouse van tegenwoordig.
kazevek (P224p Boekhout),
iets langer dan een bollero
kasjevek (K318p Beverlo),
ik pak u met uwe kasjevek (=kraag, hals)
kašəveͅk (L317p Bocholt),
ja (heel oud) wordt niet meer gebruikt
kasjevék (L271p Venlo),
Ja; Betekenis onbekend.
kezjevék (L430p Einighausen),
jak voor (volks)vrouwen
kasjevék (Q020p Sittard),
jasje zonder mouwen
kažəvek (L360p Bree),
Jasje zonder mouwen dat men aantrekt om te werken, meestal in leer of blauwe stof.
kazevek (L352p Hechtel),
jaske zonder mouwen
kažəvek (L312p Neerpelt),
Kledingstuk voor de vrouw, blouse. Wordt niet meer gebruikt.
ja, maar verouderd (K358p Beringen),
Klein jasje voor vrouwen.
kazevek (L356p Grote-Brogel),
Klein jaske onder jas van kostuum; gedeelte van kostuum.
kazevek (Q009p Mechelen-aan-de-Maas),
klein vrouwenmanteltje tot aan de taille
<kasjevék> (Q095p Maastricht),
klein werkjasje voor mannen
kežəveͅk (Q009p Mechelen-aan-de-Maas),
kleine jas voor korte vrouwen
kasjevek (Q187a Heugem),
kleine vrouwenmantel die tot het middel reikt
Kazəveͅk (K278p Lommel),
kort jasje met gespannen taille
kašəvek (L282p Achel),
kort jasje van een boer
kasjevék (Q019p Beek),
Kort jasje.
kajevek (L372p Maaseik),
kazəvɛk (L372p Maaseik),
Kort lijfje gedragen bij baaje rok.
kasjevék (L426p Buchten),
kort, nauwsluitend
kasjevik (L326p Grathem),
korte (wijde) vrouwenmantel
kasjevaek (Q111p Klimmen),
korte bolero met mouwen
kašəvɛk (Q079a Wintershoven),
korte jak
ka.žəveͅk (L422p Lanklaar),
korte nauwsluitende damesblouse
kasjevèk (Q193p Gronsveld),
korte vrouwenmantel
kasjevik (Q033p Oirsbeek),
Korte, nauwe vrouwenmantel zonder mouwen.
<kasjevék> (L426z Holtum),
korte, zeer aansluitende damesblouse
ka.žəveͅk (L422p Lanklaar),
mantel
ka.žəvek (L422p Lanklaar),
mantel of korte jas
kāsjevāk (Q098p Schimmert),
n soort keurslijf
kasjevék (Q192p Margraten),
nauwsluitend kledingstuk
kasjevék (L360p Bree),
nauwsluitende vrouwenjas
kažəvek (Q178p Val-Meer),
ouderwets aansluitend vrouwenjakje
kasjevék (Q035p Brunssum),
ouderwetse bloes met brede gefronste mouwen, +/- 50 jaar geleden door oude vrouwen gedragen
kažəvɛk (P049p Donk (bij Herk-de-Stad)),
ouderwetse mantel, geceintureerd en dan uitspringend NB "kazevék"= lijfje
kažəvak (Q162p Tongeren),
over juiste betekenis bestaat geen akkoord
kazəvɛk (P188p Hoepertingen),
overbloes op een lange rok gedragen
kasəvɛk (K357p Paal),
soort getailleerde blouse
kasjwaek (Q104p Wijk),
soort jas, meestal kort
ka.zəvēͅk (P055p Kermt),
soort tricot bloes mer knoopjes van voren
kasəvek (Q002p Hasselt),
soort werkmantel
kasjevēik (L378p Stevensweert),
spannende bloes
kažəveͅk (Q093p Rosmeer),
spannende bloes met knopen boven een rok gedragen
kassevek (P051p Lummen),
spottende benaming voor jas of schort
kasjevek (K317p Leopoldsburg),
strak gespannen blouse met getailleerd schootje, ongeveer 20 cm lang
kasjevék (L321p Neeritter),
uitspraak van de ei is lang
kasjeweik (L377p Maasbracht),
vaak gehoord, betekenis onbekend
kazevek (Q156p Borgloon),
Verschillende personen hebben vroeger dat woord wel horen noemen, maar niemand kon de informant de juiste betekenis geven. De meningen zijn uiteenlopend, waarschijnlijk wordt bedoeld: kledingstuk op de aard van een stofjas.
kazevek (Q152p Kerniel),
Vest, jasje.
kazəvɛk (L360p Bree),
voor een nauwsluitende en getailleerde damesbloes
ka͂zevek (Q156p Borgloon),
Vroeger gezegd, nu niet meer. Het is een soort pullover.
kazevek (P177a Ordingen),
vrouwe jekkertje, nauwsluitendom de taille, t is geen mantel dus Uw schrijfwijze is goed
kasjevék (Q196p Mheer),
vrouwenmantel
kažəvek (K358p Beringen),
werkjasje voor mannen
kažəveͅk (Q012p Rekem),
zeer kort jasje (jak)
ka.žəveͅk (P048p Halen),
zomerdracht van zwangere vrouwen
kasjevek (Q111p Klimmen),
kazavekje:
kasjevekske (Q097p Ulestraten),
kasjevèkske (Q095p Maastricht),
kašəvəkskə (Q009p Mechelen-aan-de-Maas),
kažəvekskə (Q179p Zichen-Zussen-Bolder),
[sic] - korte vrouwenmantel, tot aan de heup ongeveer
kasjevelêske (Q015p Stein),
Blouse.
kaižəveͅkskə (Q162p Tongeren),
kaižəvɛkskə (Q162p Tongeren),
camiseulke van de man
kasjevekske (Q020p Sittard),
damesvest
kasjevèkske (Q035p Brunssum),
De oudste mensen van het dorp (85j.) kennen het woord nog. Het is een kledingstuk voor de vrouwen (een kort jasje, een soort).
kazəvekskə (P047p Loksbergen),
een golfje zonder mouwen
kažəvekskə (K353p Tessenderlo),
Het is een soort bolero dat de meisjes omslaan bij fris weder. Meestal gebreid uit wollen garen.
kazəvɛkskə (L360p Bree),
Klein bloesje zonder mouwen.
kazəvɛkskə (Q003p Genk),
kort eng jasje
kasjevekske (Q099p Meerssen),
Kort jasje.
kazəvɛkskə (K278p Lommel),
kazɛvɛkskən (K278p Lommel),
kort nachtkleed met halfmouwen voor vrouwen, vervaardigd uit wit flanel
kašəveskskə (Q096c Neerharen),
kort nauwsluitend jasje met lange mouwen en een kraagje
kažəvɛkskə (Q011p Boorsem),
loshangend kort jasje
kasjeviekske (Q198p Eijsden),
nauwsluitende driekwartjas
kasjevekske (Q018p Geulle),
niet specifiek voor vrouwenmantel maar voor elk soort jas
kaasjevekske (L434p Limbricht),
overgooier
ka.səveͅkskə (L372p Maaseik),
Slaapjasje voor vrouwen.
kazəvɛkskə (L314p Overpelt),
Soort gilet.
ka.zəvekskə (L372p Maaseik),
vestje
kasjeveikske (L289p Weert),
vrouwenjasje
kažəveͅk(skə) (P050p Herk-de-Stad),
Wollen jasje (vrouwen).
kazjevèkske (Q172p Vroenhoven),
zomerdracht van zwangere vrouwen
kasjevekske (Q111p Klimmen),
stel:
Blouse met lange mouwen (gebreid).
steil (Q074p Kortessem),
Vrouwenblouse.
(stèl) (Q002p Hasselt),
wambuisje:
`t Is `t derde stuk van `n volledig herenkostuum, zegge het stoffen vestje zonder mouwen dat onder de jas wordt gedragen.
wəmməskə (L352p Hechtel),
Het vest dat men onder een korte jas of colbert draagt.
wɛ.miskə (L369p Kinrooi),
Vest of gillet.
wemeske (L355p Peer)
|
[kevêkske]: zie "kazjevêkske". || jak; inventarisatie overige soorten; betekenis/uitspraak [N 23 (1964)] || kasjevék, in de betekenis van vrouwenmantel; betekenis/uitspraak [N 23 (1964)] || Kent u het woord kazevek, kazaver, kazawik voor een bepaald kledingstuk? Geef de juiste uitspraak op [ZND 48 (1954)]
III-1-3
|
18606 |
[lijfje] |
korsettenlijfje (<fr.):
kersjettenliefke (L246p Horst),
lijf:
lief (Q095p Maastricht),
Gwl. dim. lijfke.
lî.f (L364p Meeuwen),
Het "líef"reikte tot aan de hals en er waren armsgaten in aangebracht. Het diende om de broek op te houden, in plaats van met bretels die wij, kinderen, vroeger nog niet kenden. Op de rugzijde was het "líef"met knopen dichtgeknoopt; reeds zeker een halve eeuw uitgestorven. Cfr. ook par. 34: De Kleding, p. 442.
líef (L330p Herten (bij Roermond)),
lijfje:
lefkə (K358p Beringen),
lējfkə (L360p Bree),
lĕifkə (L372p Maaseik),
leͅ(ə)fkə (P051p Lummen),
leͅfkə (P174p Velm),
liefje (Q121p Kerkrade),
liefke (Q011p Boorsem, ...
L330p Herten (bij Roermond),
L246p Horst,
L216p Oirlo,
L329p Roermond,
L329p Roermond,
L329p Roermond,
Q015p Stein,
L318b Tungelroy,
L271p Venlo,
L271p Venlo,
L210p Venray),
lifke (Q020p Sittard),
lifkə (Q007p Eisden, ...
L286p Hamont,
Q209p Teuven),
lijfje (L266p Sevenum),
lijfke (Q095p Maastricht, ...
L423p Stokkem),
līēfke (L378p Stevensweert),
lèfke (K318p Beverlo),
løfkə (K361p Zolder),
= 006b.
līēfke (Q204a Mechelen),
a. Borststuk van katoen, linnen of flanel, voorzien van knopen voor broek op te houden; b. Dunne borstrok; c. Bovenste gedeelte van een kleed, schort etc.
liĕfke (Q111p Klimmen),
betekenis: a.h.w. een strak vest die de vrouwen onder de borst droegen
lifke (Q028p Jabeek),
betekenis: alleen in onderlijfke
lefkə (P055p Kermt),
betekenis: borstrok
leͅfkə (Q002p Hasselt, ...
P044p Zelem),
liefke (L290a Egchel),
lifke (L430p Einighausen),
lifkə (Q009p Mechelen-aan-de-Maas),
betekenis: borstrok voor vrouwen
liefke (L332p Maasniel, ...
L322a Nunhem),
betekenis: borstrok/onderkledingsstuk op blote lijf
leͅfkə (P049p Donk (bij Herk-de-Stad)),
betekenis: boven hemd gedragen
lafkə (P222p Opheers),
betekenis: boven het hem gedragen
lifkə (L282p Achel),
betekenis: boven het hemd
lefkə (Q077p Hoeselt),
betekenis: bovenhemd zonder mouwen
lèfke (P176p Sint-Truiden),
betekenis: een borstrok voor de vrouw
liefke (L432p Susteren),
betekenis: een korte borstrok voor vrouwen
liefke (L318b Tungelroy),
betekenis: een onderkledingstuk zonder mouwen, hetzij uit linnen, hetzij gebreid
lefkə (Q076p Romershoven),
betekenis: gebreide borstrok
liefke (L289p Weert),
betekenis: gebreide borstrok voor vrouwen en kinderen
liefke (L290p Panningen),
betekenis: hemd dat op het blote onderlijf gedragen wordt
lifkə (L422p Lanklaar),
betekenis: hemd voor mannen
lefkə (Q079a Wintershoven),
betekenis: iets wat men onder het kleed draagt meestal op `t blote lijf
leͅfkə (P055p Kermt),
betekenis: is dikwijls van wol gebreid en wordt in de winter over `t hemd gedragen
liefke (L295p Baarlo),
betekenis: katoenen overrok met kant
liefke (L289p Weert),
betekenis: kledingstuk onder `t hemd gedragen
lifkə (L368p Neeroeteren),
betekenis: kledingstuk onder hemd
lifkə (Q009p Mechelen-aan-de-Maas, ...
Q012p Rekem),
betekenis: kledingstuk, over het hemd gedragen in de winter
lejfke (L372a Aldeneik),
betekenis: kort hemd
liefke (Q039p Hoensbroek),
betekenis: kort kledingstuk, boven het hemd gedragen door vrouwen; bij oude vrouwen: jekske
lifkə (L360p Bree),
betekenis: kort onderhemd
lifke (Q022p Munstergeleen),
betekenis: kort onderlijf
leͅfkə (L420p Rotem),
betekenis: korte borstrok voor vrouwen
liefke (L320a Ell),
betekenis: korte warme borstrok
liefke (L387p Posterholt),
betekenis: linnen borstrok
liĕfke (L287p Boeket/Heisterstraat),
betekenis: met de hand of machinaal gemaakt, uit wol of katoen, zonder mouwen en over navel reikend
liefke (L321p Neeritter),
betekenis: onder het hemd gedragen
leͅifke (L352p Hechtel),
betekenis: onder-en bovenlijf: wat op blote lichaam gedragen wordt en wat daarop gedragen wordt
lēͅfkə (Q080p Vliermaal),
betekenis: ondergoed op het hemd gedragen voor de warmte `s winters
liefke (L321a Ittervoort),
betekenis: onderhemd
leͅfkə (Q002p Hasselt),
lifke (Q020p Sittard),
lifkə (Q011p Boorsem, ...
L286p Hamont),
lijfke (L353p Eksel),
ləfke (P046p Linkhout),
betekenis: onderhemd voor mannen
lɛfkə (P222p Opheers),
betekenis: onderhemd voor mannen; borstrok
lēͅfkə (P176p Sint-Truiden),
betekenis: onderhemd voor vrouwen
leͅfkə (P048p Halen),
betekenis: onderhemd zonder mouwen
lifkə (L316p Kaulille),
līfke (L317p Bocholt),
betekenis: onderhemd; voetbaltrui
leͅiəfkə (P178p Brustem),
betekenis: onderhemdje
lifkə (Q007p Eisden, ...
L371p Ophoven),
betekenis: onderhemdje, meestal zonder mouwen
liefke (L360p Bree),
betekenis: onderkledingsstuk op blote lijf gedragen
leͅfkə (P048p Halen),
betekenis: onderlijf
leͅfkə (P050p Herk-de-Stad),
betekenis: onderlijf voor vrouwen
leifkə (Q086p Eigenbilzen),
betekenis: onderlijfje
lefkə (Q002p Hasselt),
leͅfkə (Q071p Diepenbeek),
liefke (L271p Venlo),
lifke (Q020p Sittard),
betekenis: onderlijfje in katoen als het +- koud is, ofwel van wol, gedragen door mannen en vrouwen
leͅfkə (P218p Borlo),
betekenis: onderlijfje/gebreid onderlijfje voor verwarming in de winter
leͅfkə (P054p Spalbeek),
betekenis: onmiddellijk op het lichaam gedragen
līfke (L416p Opglabbeek),
betekenis: over het hemd gedragen kledingstuk
liefke (L331p Swalmen),
betekenis: soms onder jurk gedragen (ongerliefke)
liefke (L377p Maasbracht),
betekenis: soort borstrok
liefke (Q039p Hoensbroek),
betekenis: soort onderhempje
liefke (Q018p Geulle),
betekenis: stupke
liefke (L326p Grathem),
betekenis: voor vrouwen, over hemd gedragen, zeer strak
liefke (L318b Tungelroy),
betekenis: vrouwenondergoed over het hemd gedragen
liefke (L299p Reuver),
betekenis: wat op de blote borst gedragen wordt
liefke (Q036p Nuth/Aalbeek),
betekenis: wollen borstrok
lejfke (L360p Bree),
betekenis: wollen ondergoed dat over het hemd gedragen werd
leͅifkə (Q093p Rosmeer),
Bloesje dat niet tot aan de rok reikt.
lefkə (K278p Lommel),
Borstrok voor dames en kinderen.
liefke (Q113p Heerlen),
Borstrok, bovenste deel van een jurk.
liefje (Q211p Bocholtz),
Borstrok.
liefke (Q111p Klimmen),
liĕfke (Q196p Mheer),
lijfke (Q198p Eijsden),
léfkə (Q176a Ketsingen),
Bovenstuk van het kleed.
lijfke (Q095p Maastricht),
cf. 6b, c.
lɛfkə (K357p Paal),
cfr. 006a.
leͅifkə (Q179p Zichen-Zussen-Bolder),
leͅjfkə (Q178p Val-Meer),
Damesborstrok.
liefje (Q121p Kerkrade),
een bovenkledingstuk, vroeger tamelijk algemeen door de vrouwen gedragen; de benaming geldt enkel voor dit bepaald model, nl. met strakke, aansluitende mouwen en lijfje en een gefronste strook van 15 à 20 cm breedte die rond het middel over de (lange) rok afhing. Deze gerimpelde strook heette lämp
ləfkə (Q076p Romershoven),
Gebreid onderhemd.
liefke (Q198a Mesch),
Gedragen door vrouwen op het hemp.
liefke (Q204a Mechelen),
Gedragen over hemd.
lijfke (Q095p Maastricht),
Gwl. dim. lijfke.
lijfke (L364p Meeuwen),
Hetgeen de mannen onder het overhemd dragen.
leͅfkə (Q156p Borgloon),
informant: er wordt maar één stuk wollen ondergoed gedragen onder het overhemd
leifkə (L420p Rotem),
kan ook van stof zijn
liēfke (L265p Meijel),
Kledingstuk met of zonder mouwen onder het hemd.
leͅfkə (Q156p Borgloon),
kort bovenkledingstuk, door vrouwen over de beha gedragen
liefke (L270p Tegelen),
kort haempje
liefke (L269p Blerick),
Onderhemd tot op heuphoogte.
leͅfkə (K358p Beringen),
Onderhemd voor kinderen.
liefke (Q101p Valkenburg),
Onderhemd.
laifke (Q180p Mal),
laifkə (Q177p Millen),
lāivkə (Q170p Grote-Spouwen),
Onderhemdje dat men op het blote lijf draagt.
leͅfkə (K314p Kwaadmechelen),
Onderhemdje.
leͅfkə (Q162p Tongeren),
Onderkledingstuk, gedragen op het blote lijf, zowel met als zonder mouwen, lang of kort.
leͅfkə (K318p Beverlo),
Onderlijfje voor mannen en jongens.
lĕfkə (K361a Boekt/Heikant),
Onderlijfje.
leͅfkə (K278p Lommel, ...
K353p Tessenderlo),
liefke [lifkə} (Q096c Neerharen),
Over het hemd gedragen bij vrouwen.
liefke (Q098p Schimmert),
Sub lijf, 3. lijfke.
li:fkə (L424p Meeswijk),
Voor heren en dames.
leifke (Q104p Wijk),
voor vrouwen
leͅifkə (Q003p Genk),
Vrouwenhemd.
liefke (Q099p Meerssen),
Wat men droeg onder het hemd met korte of lange mouwen, wit.
lēͅfkə (Q158p Riksingen),
Werd en wordt onder het hemd gedragen - met of zonder mouwen.
leͅfkə (K318p Beverlo),
Wordt onder het hemd gedragen.
leͅfkə (Q162p Tongeren),
zie vraag 006 [abc].
leifke (Q198b Oost-Maarland),
Zowel dames- als herenonderhemden.
lijfe (Q096a Borgharen),
onderhemdje:
onderhempje (Q095a Caberg),
onderlijf:
betekenis: onderhemd
óngerlief (L423p Stokkem),
onderlijfje:
ōngerliefke (Q014p Urmond),
betekenis: door kinderen gedragen over het hemd
ŏĕngerlifke (Q033p Oirsbeek),
informant: er wordt maar één stuk wollen ondergoed gedragen onder het overhemd
óngərleifkə (L420p Rotem)
|
1. kort kinder- of dameshemdje || 2. soort vestje waaraan broekje wordt geknoopt || aangenaaid stuk voeringstof aan de voorkant van een jongensbroek || flanellen borstrokje || kledingstuk dat de romp omsluit || kledingstuk, het lijf, de romp omsluitend || lijf(je) (afzonderlijk kledingstuk) || lijf: kledingstuk, het lijf, de romp omsluitend || lijfje || lijfje (hemdje) || lijfje, in de betekenis van soort kledingstuk; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)]
III-1-3
|