32082 |
lijmen |
lijmen:
limǝ (Q121c Bleijerheide),
lājmǝ (Q083p Bilzen),
lēmǝ (Q078p Wellen),
līmǝ (Q018p Geulle, ...
L330p Herten,
Q204a Mechelen,
L163p Ottersum,
L387p Posterholt,
L385p Sint Odilienberg,
Q020p Sittard,
Q015p Stein,
L271p Venlo),
verlijmen:
vǝrlē̜mǝ (K353p Tessenderlo)
|
Twee delen met behulp van houtlijm met elkaar verbinden. [N 54, 1a; monogr.]
II-12
|
32087 |
lijmkachel |
droogstoof:
drø̜̄xštūǝf (L387p Posterholt),
kacheltrom:
kaxǝltrom (L163p Ottersum),
lijmkachel:
līmkaxǝl (L163p Ottersum, ...
L271p Venlo),
lijmoven:
līmovǝnt (Q121c Bleijerheide),
lijmstoof:
lęjmstuǝf (Q083p Bilzen),
stoof:
štōf (Q204a Mechelen),
trommel:
tromǝl (L330p Herten)
|
Lange stoof waarop het hout wordt verwarmd als dit gelijmd moet worden met warme lijm. [N 54, 8]
II-12
|
32014 |
lijmknecht, sergeant |
draaisergeant:
driǝnsǝržant (Q121p Kerkrade
[(van hout)]
),
houteren klem:
hǫwtǝrǝ klɛm (L330p Herten),
klem:
klɛm (L387p Posterholt, ...
L299p Reuver,
L270p Tegelen),
lijmklem:
limklɛm (L318b Tungelroy),
lī.mklɛm (L330p Herten),
līmklɛm (L328p Heel, ...
Q204a Mechelen,
L299p Reuver),
lijmpers:
lī.mpɛrs (L330p Herten),
lijmtang:
lajmtáŋ (Q162p Tongeren),
lęjmtaŋ (Q083p Bilzen),
lī.mtaŋ (L330p Herten, ...
Q020p Sittard),
līmtaŋ (L421p Dilsen, ...
Q119p Eygelshoven,
Q204a Mechelen,
L271p Venlo),
līmtsaŋ (Q121c Bleijerheide),
panelenklem:
panēlǝklɛm (K317p Leopoldsburg),
sergeant:
sęržant (Q015p Stein),
sęržãnt (K353p Tessenderlo),
sęrǝšant (K317p Leopoldsburg),
sǝrjant (Q001p Zonhoven),
sǝršant (Q113p Heerlen),
sǝrža.nt (L318d Altweert, ...
L318e Altweerterheide,
L287p Boeket,
L289h Boshoven,
L289a Hushoven,
L318a Keent,
L288b Laar,
L289b Leuken,
L288p Nederweert,
L288a Ospel,
L289p Weert),
sǝržant (Q083p Bilzen
[(van hout of metaal)]
, ...
L426p Buchten,
L421p Dilsen,
Q027p Doenrade,
L381p Echt
[(van hout of metaal)]
,
Q019b Groot Genhout,
L328p Heel,
L330p Herten,
L369p Kinrooi,
Q095p Maastricht,
L424p Meeswijk,
L382p Montfort,
L294p Neer,
Q033p Oirsbeek,
L163p Ottersum,
Q020p Sittard,
Q015p Stein,
L270p Tegelen,
Q013p Uikhoven,
L271p Venlo,
L289p Weert),
sǝržãnt (K353p Tessenderlo, ...
Q162p Tongeren),
sǝržánt (L318b Tungelroy),
sǝržānt (Q193p Gronsveld),
sɛrzant (L270p Tegelen),
sɛrža.nt (Q002p Hasselt),
zǝrža.nt (Q119p Eygelshoven),
šǝrzant (Q020p Sittard),
šǝršant (L387p Posterholt, ...
Q101p Valkenburg),
šǝržant (Q111p Klimmen, ...
L385p Sint Odilienberg),
šɛržant (L330p Herten
[(van hout of metaal)]
, ...
L329p Roermond),
žǝršant (Q204a Mechelen)
|
Houten of metalen werktuig waarmee te lijmen delen vastgeklemd kunnen worden. Het bestaat uit één of twee lange benen waarop twee dwarsstukken zitten die met behulp van een draadspil naar elkaar toe gedraaid kunnen worden en de te lijmen delen op deze wijze vastklemmen. Lijmknechten bestaan in verschillende uitvoeringen en afmetingen. Met de in dit lemma opgenomen benamingen worden doorgaans grotere lijmknechten aangeduid, waarbij de lengte van het been of de benen meer dan 30 cm bedraagt. Zie ook afb. 120 en 121. [N 53, 216c; N 53, 217b; N 53, 215; N G, 15; monogr.]
II-12
|
32016 |
lijmkop, bek |
klauw:
klǫw (Q204a Mechelen),
losse klauw:
lǫsǝn klǫw (Q204a Mechelen),
sok:
zǫk (Q083p Bilzen),
stootblok:
stūǝt˱blǫk (L271p Venlo)
|
Het beweegbare, respectievelijk het vaste gedeelte van een lijmknecht dat op het been bevestigd is en tegen het werkstuk aandrukt. [N 53, 217d]
II-12
|
32086 |
lijmkrabber |
krabber:
krabǝr (L387p Posterholt),
krabmes:
krapmɛs (Q083p Bilzen),
krabstaal:
krapstuǝl (Q083p Bilzen),
lijmkratser:
līmkratsǝr (L271p Venlo),
līmkrɛtsǝr (Q121c Bleijerheide),
lijmschrapper:
līmšrabǝr (Q121c Bleijerheide),
schraapstaal:
šrāpštǭl (Q204a Mechelen)
|
In het algemeen een krabber om gemorste of overtollige lijm te verwijderen. Als lijmkrabber kunnen verschillende werktuigen worden gebruikt zoals een beitel, een schraapstaal of een verfkrabber. [N 54, 7]
II-12
|
32085 |
lijmkwast |
lijmborstel:
lē̜mbøsǝl (K353p Tessenderlo),
lęjmbosǝl (Q083p Bilzen),
līmbøštǝl (Q204a Mechelen),
līmbø̜rstǝl (L330p Herten),
līmbø̜rštǝl (L387p Posterholt),
līmbǫrsǝl (L163p Ottersum),
lijmkwast:
līmkwas (L271p Venlo),
lijmpinsel:
līmpinzǝl (Q121c Bleijerheide)
|
De kwast waarmee de vloeibare lijm wordt uitgestreken. [N 54, 6]
II-12
|
32084 |
lijmpot |
lijmpot:
lēǝmpǫt (Q078p Wellen),
lē̜mpot (K353p Tessenderlo),
lęjmpǫt (Q083p Bilzen),
lī.mpǫt (Q020p Sittard),
līmpǫt (Q121c Bleijerheide, ...
L330p Herten,
Q204a Mechelen,
L163p Ottersum,
L387p Posterholt,
L385p Sint Odilienberg,
Q015p Stein,
L271p Venlo)
|
Een koperen of ijzeren pot waarin bepaalde lijmsoorten op een vuur gekookt of vloeibaar worden gemaakt. De lijmpot bestaat meestal uit een binnen- en een buitenpot. De buitenpot is met water gevuld. Zie ook afb. 151. [N 54, 4; monogr.]
II-12
|
32148 |
lijmstrijkijzer |
bout:
buǝt (Q083p Bilzen),
fineerbord:
finērbǫrt (L330p Herten),
fineerbout:
finērbǫwt (L387p Posterholt),
lijmbout:
līmbǫlt (L271p Venlo),
līmbǫwt (L387p Posterholt, ...
Q015p Stein),
līmbǭlt (L163p Ottersum),
lijmijzer:
līmīzǝr (Q121c Bleijerheide, ...
Q204a Mechelen,
L387p Posterholt),
plekbord:
plɛk˱bǫrt (L330p Herten),
strijkijzer:
stręjk˱ęjzǝr (Q083p Bilzen),
strīk˱īzǝr (Q095p Maastricht, ...
L271p Venlo)
|
Stuk massief gietijzer met ijzeren steel en houten handvat, dat wordt gebruikt om de lijm onder het fineer opnieuw te verwarmen. Op deze wijze kan eventuele overtollige lijm onder het fineer met behulp van de belijmhamer weggestreken worden. Zie ook afb. 167. [N 54, 5; N 56, 36]
II-12
|
32017 |
lijmtang |
handschroef:
hantsxrūf (L271p Venlo),
hāntšrǫw.f (Q193p Gronsveld),
handvijs:
ha.nt˲vē̜s (Q002p Hasselt),
hãnt˱vē̜s (K353p Tessenderlo),
ijzeren draaisergeant:
īzǝrǝ driǝnsǝržant (Q121c Bleijerheide),
ijzeren sergeantje:
ęjzǝrǝn sǝržantšǝ (Q083p Bilzen),
lijmklem:
līmklɛm (L387p Posterholt, ...
Q015p Stein),
lijmtang:
limtaŋ (L163p Ottersum),
lī.mtaŋ (L330p Herten),
līmtaŋ (Q204a Mechelen, ...
L387p Posterholt,
L299p Reuver,
L385p Sint Odilienberg,
L270p Tegelen),
lijmtangetje:
līmtɛŋskǝ (L328p Heel),
presse:
pręs (P213p Niel-Bij-Sint-Truiden),
sergeant:
sǝršant (Q018p Geulle),
spanschroef:
španšruf (L330p Herten),
spanvijs:
spanvē̜s (K317p Leopoldsburg)
|
Een kort ijzeren of houten werktuig waarmee te lijmen delen vastgeklemd kunnen worden. De metalen lijmtang bestaat uit een been waarop een vaste en een verschuifbare bek zijn aangebracht. De verschuifbare bek is voorzien van een draadspil met handvat waarmee de klem tegen de te lijmen delen vastgeklemd kan worden. Zie ook afb. 122. [N 53, 217a; monogr.]
II-12
|
30612 |
lijmverf |
caseïne:
kašɛn (Q111p Klimmen),
krijtsel:
krītsǝl (Q111p Klimmen),
krijtverf:
krīt˲vęrǝf (Q111p Klimmen),
lijmverf:
li.m[verf] (Q117a Waubach),
lē̜m[verf] (K353p Tessenderlo),
līm[verf] (L426p Buchten, ...
Q203p Gulpen,
L328p Heel,
L330p Herten,
Q121p Kerkrade,
Q111p Klimmen,
L265p Meijel,
Q032p Schinnen),
līǝm[verf] (Q113p Heerlen),
plantenlijm:
plantjǝlīm (L330p Herten),
saus:
sǭs (L163p Ottersum),
veegvaste muurverf:
vē̜x˲vastǝ mōrvɛrǝf (L267p Maasbree)
|
Verf die als bindmiddel lijm bevat. Wegens de oplosbaarheid van de lijm in water kan lijmverf slechts binnenshuis worden toegepast. Lijmverf werd in Q 121 gebruikt voor het schilderen van plafonds en het bovendeel van wanden in gangen en trappehuizen. De verf werd samengesteld uit luchtstofkrijt, water en beenderlijm. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(verf)' het lemma 'Verf'. [N 67, 22; div.]
II-9
|