e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lijkbidder aanspreker: aanspreker (Maastricht), aansprêêker (Schinveld), ánspraeker (Castenray, ... ), gwl. de koster  aonspreker (Maastricht), lijkbidders  aansjpraikers (Roermond), aanzegger: aanzegger (Beringe, ... ), anzegger (Meijel), aonzegger (Blerick), aonzègker (Maastricht), #NAME?  aanzegger (Eygelshoven), aonzègger (Maastricht), buurt  aanzegger (Baexem), de aanzeggers traden ook als lijkbidders op op weg naar de kerk. Zij fungeerden ?s avonds als voorbidders  aanzeggers (Herten (bij Roermond)), door een lijkbidder die - hee  aonzeigger (Bingelrade), naaste buren  aanzeggers (Ospel), naaste buren; cf. VD s.v. "aanzegger  aanzeggers (Haelen), begrafenisnoder: naaste buren  begrafenisnujers (Helden/Everlo), bidder: znd 1 a-m; znd 30, 25;  bīējər (Mettekoven, ... ), dodenaanzegger: dodenaanzegger (Eys), dodenbedener: znd 1 a-m; znd 30, 25;  doeëdebènər (Remersdaal, ... ), dodenbidder: doeëjenbaejer (Venlo), doëjebaejer (Blerick), znd 1 a-m; znd 30, 25;  doedebidder (Sint-Truiden, ... ), dodengraver: doodengraver (Hoensbroek), bij boeren door naaste buren; bij burgers door lijkbidders; worden zo genoemd omdat ze ook het graf delven  doojegravers (Gennep), znd 1 a-m; znd 30, 25;  doeiəgreevər (Amby, ... ), dodenwaker: znd 1 a-m; znd 30, 25; mar.: = het wachthouden (waken) bij een dode; cf. VD s.v. "dooie"(spreekt.) 1. gestorvene, overledene  doeiewaker (Hamont, ... ), doodaanzegger: naaste buurlui  doodaanzegger (Siebengewald), vroeger doodgraver nu een betaald persoon  doidaanzègger (Valkenburg), doodbekendmaker: znd 1 a-m; znd 30, 25;  dŏĕtbəkéntmaakər (Maastricht, ... ), doodbidder: doodbidder (Beesel, ... ), znd 1 a-m; znd 30, 25;  deutbèjer (Opoeteren, ... ), doodbeër (Tongeren, ... ), doodbèjer (Weert, ... ), douëdbèər (Valkenburg, ... ), doodgraver: alleen bij betere menschen; alleen aanzeggen niet uitnodigen  doodgraver (Schinnen), doodsaanzegger: doidsaanzegger (Valkenburg), doodsbidder: doedsbaejer (Blerick), doodsbidder (Velden), doodspreker: #NAME?  doodspreeker (Valkenburg), grafmaker: znd 1 a-m; znd 30, 25; cf. VD s.v. "grafmaker"= persoon die grafkuilen maakt of spit (gew.) doodgraver  grafmaker (Beringen, ... ), groefbidder: znd 1 a-m; znd 30, 25;  grōēvbééər (Martenslinde, ... ), groevenbidder: znd 1 a-m; znd 30, 25;  groevebaire (Rijkhoven, ... ), groevebèr (Rijkhoven, ... ), kerkenaanzegger: naaste buren  kerkeaonzeggers (Venray), kerkengaanzegger: buren  kerkegoanzeggers (Oostrum), kirkegaanzeggers (Merselo, ... ), kerkenzegger: naaste buren  kerkezeggers (Venray), kerkenzegster: vooral door de meisjes van naaste buren aangezegd  kerkezegsters (Venray), kribbijter: znd 1 a-m; znd 30, 25; cf. VD s.v. "krib, kribbe"en cf. VD s.v. "kribbebijter"2. (fig.) gemelijk, slecht gehumeurd mens  kribbeiter (Kuttekoven, ... ), krijters: lijkbidders die - genoemd worden. Deze hebben hoge hoeden met rouwsluiers op; het gebruik van ± 50 jaar terug; nu door de koster  krīētərs (Maastricht), lijkaanspreker: znd 1 a-m; znd 30, 25; cf. VD s.v. "aanspreker"i.bijz. persoon die de familie en vrienden van een overledene ter begrafenis nodigt, diens dood aan de huizen aanzegt en verder met de bediening der begrafenis beslast is; thans meest bidder, dood- of lijkbidder genoemd  lijkaanspreker (Leopoldsburg, ... ), lijkaanzegger: lijkaanzegger (Beringe), lijkbedener: znd 1 a-m; znd 30, 25;  likbéénər (Remersdaal, ... ), lijkbidder: liekbaeër (Sittard), liekbidder (Heijen, ... ), liekbijer (Arcen), liekbèjer (Dieteren, ... ), liekbèèjers (Bergen), liekbéjers (Stein), lijkbeeders (Leveroy), lijkbeër (Kortessem), lijkbidder (Heerlen, ... ), lijkbidders (Baarlo, ... ), līēkbéjər (Panningen), luikbidders (Venlo), lèè.kbiejer (Hasselt), lèè.kbiër (Zonhoven), lééjkbeddər (Lommel), lêkbee"r (Beverlo), #NAME?  lijkbidder (Amby), aanzeggen: ter liek te bèjen  liekbèjers (Horst), alleen in de stad; platteland door buren (geen aparte naam)  lijkbidder (Weert), buren  liekbèjers (Thorn, ... ), liekbèèjer (Tienray), buren, niet de naaste; cf. VD s.v. "lijkbidder"= begrafenisbidder, die familie en kennissen ter begrafenis nodigt  liekbidders (Gennep), door de buren die : ter liek gaon bèjen  līēkbèjer (Horst), in de stad; aanzeggers-buren geen aparte naam; men noemt dit: ter liek goan nuuëje  lijkbidders (Weert), liefst neven uit een verre familiegraad  lijkbidders (Munstergeleen), naaste buren  liekbidders (Heijen), liekbij-jers (Wellerlooi), liekbèjers (Herten (bij Roermond)), lijkbidders (America), naaste buren; de dood bekend maken = "ter liek beien  liekbeiers (Meerlo), naaste buur richting kerkweg  lijkbidder (Tegelen), te liek baejen  liekbaejer (Lottum), te liek bei-je; naaste buren  liekbei-jers (Velden), tegenwoordig begrafenisfonds  lijkbidder (Nieuwenhagen), ter liek baejen; naaste buren  liekbaejers (Maasbree), ter liek bèjen; 2e naober in de richting van de kerk (kerkenaober)  liekbèjers (Sevenum), zijn aanzeggers  lijkbidders (Blerick), zijn de naaste buren; anders begrafenisonderneming  lijkbidders (Geleen), znd 1 a-m; znd 30, 25;  laikbeeër (s-Herenelderen, ... ), laikbeër (Tongeren, ... ), laikbidder (Beringen, ... ), leekbijer (Bilzen, ... ), leekbiər (Borgloon, ... ), leekbééər (Zichen-Zussen-Bolder, ... ), leekbêer (Riemst, ... ), leijkbidder (Piringen, ... ), leikbidder (Koersel, ... ), leikbîer (Hoepertingen, ... ), leikbəddər (Zolder, ... ), lejkbidər (Spalbeek, ... ), lekbeer (Hechtel, ... ), lekbidder (Tessenderlo, ... ), liekbeejer (Eisden, ... ), liekbeejər (As, ... ), liekbei-jer (Elen, ... ), liekbeër (Bree, ... ), liekbidder (Neerpelt, ... ), liekbij-jers (Gruitrode, ... ), liekbiër (Maaseik, ... ), liekbêer (Neeroeteren, ... ), liekbêjer (Maaseik, ... ), lijekbîer (Houthalen, ... ), lijkbeer (Genk, ... ), lijkbeeér (Genk, ... ), lijkbeier (Paal, ... ), lijkbeiër (Helchteren, ... ), lijkbeër (Stokrooie, ... ), lijkbidder (Kwaadmechelen, ... ), lijkbiddər (Hasselt, ... ), lijkbieër (Heusden, ... ), lijkbèər (Beverlo, ... ), lijkbééər (Diepenbeek, ... ), lijkbêer (Hoepertingen, ... ), lijkbîer (Stevoort, ... ), lijəkbidder (Sint-Truiden, ... ), likbeddər (Hamont, ... ), likbieër (Maaseik, ... ), līēkbidder (Overpelt, ... ), līēkbiddər (Mechelen-aan-de-Maas, ... ), līēkbéjjər (Opgrimbie, ... ), līēkbééjər (Lanaken, ... ), loukbidder (Zepperen, ... ), lèkbidder (Beverlo, ... ), lèəkbidder (Heppen, ... ), léjkbéddər (Leopoldsburg, ... ), lékbééjər (Molenbeersel, ... ), lékbêêr (Beringen, ... ), léékbiddər (Aalst-bij-St.-Truiden, ... ), léékbîer (Diepenbeek, ... ), lééəkbèèjər (Zonhoven, ... ), lêekbîer (Lummen, ... ), lîêkbéddər (Opoeteren, ... ), lîêkbéjjər (Neerglabbeek, ... ), znd 1 a-m; znd 30, 25; cf. VD s.v. "begrafenisbidder"iem. die ter begrafenis bidt (verzoekt), aanspreker, lijkbidder, doodbidder; cf. VD s.v. "lijkbidder"= "begrafenisbidder, die familie en kennissen ter begrafenis nodigt  lijkbidder (Lommel, ... ), znd 1 a-m; znd 30, 25; komt zelden voor  lijkbeeër (Ulbeek, ... ), znd 1 a-m; znd 30, 25; ook fig. ebruikt voor iemand die heel bleek en mager is  lijkbidder (Berbroek, ... ), lijkenbekenner: liekəbèkəners (Eys, ... ), lijkenbidder: liechebidder (Vaals), liekebai-jers (Roermond), liekebei-jer (Maastricht), liekebidder (Vijlen, ... ), liekebèjers (Blerick), liekenbaejer (Venlo, ... ), liekenbidder (Siebengewald), liekəbeddər (Vaals), lijkenbidder (Gulpen), lièkenbaejer (Venlo), līkəbeͅdər (Eupen), een of andere arme vrouw  liechebiddər (Bocholtz), slaat niet op de buren  liekebidders (Vijlen), znd 1 a-m; znd 30, 25;  liekebèjer (Lanaken, ... ), lijknaburen: lieknaobere (Venlo), lijknoder: lieknujers (Ell), lijkprater: znd 1 a-m; znd 30, 25;  lijəkprottər (Nieuwerkerken, ... ), lijkroeper: lijkroeper (Schaesberg), lijkbidder  liekrooper (Waubach), lijkwachter: znd 1 a-m; znd 30, 25;  lijkwachter (Stokrooie, ... ), lijkwaker: znd 1 a-m; znd 30, 25;  līēkwaker (Opoeteren, ... ), znd 1 a-m; znd 30, 25; hier zegt men -  lijkwaker (Ulbeek, ... ), naaste buren: naaste buren (Puth), door naaste buren genoemd: "- -  noste buren (Afferden), nabuur: naaste buren  noaber (Oirsbeek), ter liek gaon bei-je  naober (Velden), noder: naaste buren; naoberen  nui-jers (Geysteren), opbidder: znd 1 a-m; znd 30, 25;  opbèjer (Lauw, ... ), roeper: rooper (Waubach), ter-lijk-bedener: terliekbeeëner (Hoensbroek), ter-lijk-bidder: ter liek beejers (Dieteren), ter liek bèjer (Urmond), ter līēk bêjer (Beesel), terliekbai-jers (Grathem), terliekbèèder (Nuth/Aalbeek), buren  ter liek bèjer (Roosteren), terliekbejers (Heel), terliekbèjers (Buggenum), naaste buren  terliekbejjers (Hunsel), ter liek bäjen  ter liek bäjers (Berg-aan-de-Maas), ter liek bèje; ook klok "loejers"en kist "drägers"zij allen buren  tər-liek-bèjər (Stevensweert), znd 1 a-m; znd 30, 25; mar.: zie aanzegger  ter līēk bijjer (Ophoven, ... ), ter-lijk-wener: naaste buren  terliekweners (Hunsel), ter-lijke-bidder: znd 1 a-m; znd 30, 25;  tər lĭĕkkə beijər (Lanaken, ... ), voorbidder: znd 1 a-m; znd 30, 25;  veurbidder (Jeuk, ... ), voorbidder (Hoepertingen, ... ), waker: znd 1 a-m; znd 30, 25;  waaker (Rosmeer, ... ), waker (Kaulille, ... ) aanspreker || aanspreker, aanzegger || aanspreker, doodbidder || benaming voor mensen met officiële/bijzondere functie die in de lijkstoet meeliepen [VC 30 (1964)] || het overlijden aanzeggen; wat is de benaming voor de persoon die dat deed? [VC 30 (1964)] || lijkbidder [ZND 30 (1939)] || lijkbidder (fr. croquemort) [ZND 01 (1922)] || lijkbidder; aanspreker || lijkbidder; aanzegger van overlijden || lijkbidders; wordt het overlijden aangezegd door de naaste buren of door lijkbidders? Hoe heten deze (aanzeggers, aansprekers, groeveneugers, uitingstneugers, lijkers, enz.)? (duidelijk vermelden of deze naam op de buren of op de lijkbidders slaat) [VC 03 (1937)] || persoon die het overlijden aanzegt III-2-2
lijkbidders lijkbidder: lijkbidders (Nieuwenhagen, ... ), de aanzeggers traden ook als lijkbidders op op weg naar de kerk. Zij fungeerden ?s avonds als voorbidders  lijkbidders (Herten (bij Roermond)), voorop  lijkbidders (Waubach), lijkenbedener: liekebènnere (Mechelen) benaming voor mensen met officiële/bijzondere functie die in de lijkstoet meeliepen [VC 30 (1964)] III-2-2
lijkboog baar: baor (Stokkem), boër (Hoensbroek), boog: boag (Eigenbilzen), dodenboog: doadeboaèg (Schinnen), doedebaaeg (Eys), doeëdebaoëg (Nieuwenhagen), doeëjebaog (Thorn), doojebaog (Roermond), doojebaog inne kirk (Melick), dr doeëdeboag (Waubach), katafalk (<fr.): catafalk (Jeuk), de katefalk (Eigenbilzen), katafalk (Lommel), lijkbaar: liekbaar (Ophoven), lijkboog: liekboaëg (Koningsbosch), lijkenboog: der liekeboag (Klimmen), liekebaog (Valkenburg), liekeboag (Lutterade), lieëkeboag (Waubach), lieëkeboaëg (Nieuwenhagen) De in de kerk opgestelde boog bij een lijkdienst, lijkboog [doeëdeboaëg, boaëg]. [N 96D (1989)] III-3-3
lijken banen: bānǝ (Meijel), binnentouwen: benǝtǫwǝ (Weert), boordkoorden: bōrt˱kōr (Lummen), doekentouwen: dø̄ktǫwǝn (Koningsbosch), haallitsen: haallitsen (Linkhout), hekke(n)touwen: hɛkǝtǫwǝ (Weert), kemptouwen: kɛmptǫwǝ (Voerendaal), koorden: kōr (Lummen), koordjes: kørtjǝs (Ospel), lijken: lęjkǝ (Peij), lijntjes: lijntjes (Merselo), lissen: lissen (Heijen), litsen: letsǝ (Sint Huibrechts Lille), letsǝn (Peer), luiken: luiken (Maxet), lȳk (Leunen), lȳkǝ (Gennep, ... ), lø̜jkǝ (Altweert, ... ), lūkǝ (Kinrooi, ... ), touwtjes: tǫwkǝs (Hamont), zeilkoordjes: zeilkoordjes (Heythuysen), zoomtouwen: zǭmtǭwǝ (Kaulille) De touwen die in de rand van elk zeil zijn ingenaaid en waarmee het zeil aan de kikkers van de roede enerzijds en aan de toppen van de scheien anderzijds wordt vastgemaakt. [N O, 5b; A 42A, 70; monogr.] II-3
lijkenhuisje dodenhuis: doden haòs (Hasselt), dodenhuisje: daodeheuske (Heers), doaaijen huuske (Grevenbicht/Papenhoven), doajehuuske (Beek), dodehuuske (Klimmen), doden heuske (Hoeselt), dodenheïske (Hasselt), dodënhùskë (Hoeselt), doeajenhuuske (Montfort), doedehuiske (Stokkem), doedenheuske (Diepenbeek), doeedehuuske (Tegelen), doeehuuske (Ophoven, ... ), doeejehuuske (Bocholt, ... ), doeie huuske (Venray), doeienhuuske (Sint-Huibrechts-Lille), doejehuuske (Tungelroy, ... ), doejenhuuske (Achel, ... ), doeëde huuske (Eys), doeëdehuuske (Sint-Martens-Voeren), doeëjenhuuske (Mechelen-aan-de-Maas), doeënhieske (Opoeteren), doi-jenhuuske (Uikhoven, ... ), doidenhuuske (Geulle), dojehuuske (Siebengewald), dojenhuuske (Venray), dojjenhuuske (Merselo), dooienhuiske (Eksel, ... ), dooienhuisken (Eksel), doojehuuske (Gennep), doëdehüske (Jeuk), dudenhi-jske (Bree), duudehieske (Opglabbeek), duujehiekske (As), duwədənhoͅuzəkə (Tessenderlo), dwoi-je huuske (Boorsem), dwoi-je uuske (Boorsem), dôejənŭŭskə (Meeswijk), et douëdehuske (Montzen), t dodeheiske (Eigenbilzen), t doeëdehüske (Waubach), dodenkapelletje: doeje kapelke (Maastricht), doodshuisje: deudsheuske (Hoepertingen, ... ), doedshèùske (Zonhoven), doedshûske (Houthalen), doeedsuiske (Sint-Truiden, ... ), doetshuske (Zonhoven), doeëdsuiske (Sint-Truiden), doeëtsuiske (Sint-Truiden), dørshøͅskə (Loksbergen), ət dóidshəskə (Tongeren), doodskapel: də dóidskəpel (Tongeren), lijkenhuis: liekenhōēs (Maastricht), līēkehōēs (Nieuwenhagen), lèèkenhoos (Eigenbilzen), lijkenhuisje: het lieëkehuuske (Hoensbroek), leikehuueske (Baarlo), liechehuusje (Bocholtz), liechehüs-je (Kerkrade), liehkehüske (Waubach), lieke huijske (Maastricht), lieke huiske (Wijk), lieke huuske (Opglabbeek, ... ), lieke-n-huske (Geleen), liekehuiske (Maastricht, ... ), liekehuske (Linne, ... ), liekehuuske (America, ... ), liekenhuske (Guttecoven, ... ), liekenhuuske (Baarlo, ... ), liekenhŭuske (Urmond), lijkenhuiske (Peer), lijkenhuuske (Meijel), līēkehuuske (Voerendaal), līēkehŭŭske (Amstenrade), līēkenhuiske (Maastricht), t liehke-hüske (Nieuwenhagen), t liekehuiske (Maastricht), t liekehuske (Lutterade), t liekehuuske (Schinnen, ... ), t liekehüske (Klimmen), ut liekehuuske (Meerssen), een lijk, bv. van een onbekende drenkeling, werd tijdelijk ondergebracht in het sjpuitenhuuske, waar ook de brandspuit lag.  liekenhuuske (Baarlo, ... ), gebouwtje op of bij het kerkhof waar de lijkbaar staat en waar men vroeger zp nodig een lijk tijdelijk onderbracht  liekkeheusjke (Meijel), lijkhuis: leekhoës (Hasselt), lijkhuisje: liekhuske (Tienray), liekhuuske (Maasbree) De kerk, het kerkgebouw [kèrk, krèk, kirk, kirch]. [N 96A (1989)] || dodenhuisje || dodenhuiske || Het gebouwtje op of bij het kerkhof, waar de lijkbaar staat en waar men vroeger zo nodig een lijk tijdelijk onderbracht [lijkenhuisje, liek(e)huuske, dodenhuisje, doeëdehuus-je?]. [N 96A (1989)] || lijkenhuisje III-2-2, III-3-3
lijksro schoof: šōəf (Montzen), VD s.v. "sterfbed"bed waarop men sterft  sjouf (Sittard) doodsbed [ZND m] III-2-2
lijkstro bedstro: bedstro (Horst), ook wel: -  betstrôe (Hout-Blerick), bosjes: bosjes (stro) voor onder de kist: waren met drie bandjes gebonden  bosjes (Tegelen), dodenbosje: De lijkkist werd dan op een wagen of kar geplaatst. De bodem was bedekt met stro. Bij kruispunten van wegen werd halt gehouden en, volgens oud gebruik, een klein bosje stro verbrand. Dit was een overblijfsel van een heidens gebruik, om boze geesten op een dwaalspoor te brengen  dojjeböske (Castenray, ... ), strobosje, dat gebruikt werd om op de kar onder de doodskist te leggen als het lijk begraven werd. Het doel was schokken te voorkomen. Deze bosjes stro werden na de begrafenis op een bepaalde plaats, meestal een kruispunt, neergelegd, waar ze vergingen  doeëjebüske (Blitterswijck, ... ), dodenstro: als de familie naar de kerk was werd het door buurvrouwen naar buiten gedragen en door de buurmannen verbrand  dodenstro (Baarlo), dodenwisjes: dodenbosjes (mar.: dodenwiskes?; van wis)  doi-jəweskəs (Thorn), lijkenstrooi: liekeströj (Castenray, ... ), lijkstro: lieksjtreu (Munstergeleen), liekstro (Tienray), lieëkstroo (Tungelroy), lijkstro (Horst), lijkstroo (Weert), līēkstrôe (Hout-Blerick), die heeft reeds op het lijkstro gelegen = hij is al lang dood  lijkstro (Grubbenvorst), meestal roggestro; na gebruik werd het verbrand  liekstroë (Maasbree), van bed op stroo komen  lijkstroo (Sevenum), van het bed op het stroe  līēkstroe (Blerick), lijkstrooi: liekstroei (Arcen), liekstroej (Lottum), liekstroi (Oostrum, ... ), liekstruj (Merselo), liekströj (Castenray, ... ), lijkstro (Siebengewald), lijkstrooi (Beringen), die ligt ook haost op t liekstroj"; van iemand die niet lang meer te leven heeft  liekstroj (Gennep), hij kan zijn liekstroi wel halen; hij komt van het bed op het strooi  liekstroi (Geysteren), hij komt van het bed op het stro = van de wal in de sloot  liekstroi (Leunen), hij/zij is op t liekstroj gelet (gelegd)  liekstroj (Afferden), je kumt van het bed op het stroi  liekstroi (Well), lijkstro; op een tafel, waarop men stro heeft gelegd (daaroverheen vaak een laken), opgebaard  liekstroj (Gennep), op een tafel, waarop men stro heeft gelegd (daaroverheen vaak een laken), opgebaard  liekstroi (Heijen, ... ), stro waarop het lijk gelegd werd  liekströj (Blitterswijck, ... ), uitdr.: hij komt van het bed op het strooj  liekstroj (Venray), vroeger  liekstrooi (Merselo, ... ), werd na gebruik verbrand; NB.HEEFT TWEE BETEKENISSEN: 1. stro waarop de dode zelf werd gelegd; 2. stro waarop de doodskist geplaatst werd op de lijkwagen  liekstroj (Middelaar), reeuwstrooi: cf. "strobosje onder de doodskist op de kar  reeuwströj (Blitterswijck, ... ), rekstrooi: raekstroeëj (Ospel), rékstroeëj (Altweert, ... ), p. 005: "De kist werd op "bösselkes"stro geplaatst. Wanneer het lijk naar de kerk werd gereden, stond de kist op hetzelfde "rekstrooi"op de kar. Op een vaste plaats werd het lijk door de geestelijkheid opgewacht , op een baar gezet en onder gezang naar de kerk gedragen. De voerman maakte terstond rechtsomkeer en gooide het "rekstrooi".... in de droge sloot aan de rechterkant. Geen schooljongen zou er aan denken het stro aan te raken of in de buurt over de sloot te springen  raekstroeëj (Nederweert), rouwstrooi: rowstrui (Wellerlooi), schoof: schauf (Welten), schauff (Limbricht), schoof (Brunssum, ... ), schouf (Amstenrade, ... ), sjoof (Bocholtz), sjouf (Meerssen), = gehekeld stroo; "hè lik op de schouf  schouf (Schimmert), de mooie strohalmen; eine van het bed op het sjtreu helpen  sjaof (Doenrade), erna verbrand  sjouf (Maasbracht), gedorst met vlegel en met een aparte hark (rèk) gereinigd; werd na gebruik verbrand  sjauf (Berg-en-Terblijt), hae leed op de schuif= hij is overleden  schuif (Venlo), he is gesjouwdj = hij is op zijn doodsbed gelegd; he liktj op sjauf = op zijn doodsbed  sjauf (Haelen), hij ligt op de schouf  schouf (Hoensbroek), hij ligt op het schoof = hij is dood en opgebaard  schouf (Nuth/Aalbeek), hij ligt op het sjchouf  sjchouf (Nuth/Aalbeek), iemand op de schouf leggen  schouf (Oirsbeek), is uitgeschud stroo = dus stroo dat ontdaan is van onkruid, halmen die geknakt zijn, vuil, enz.  sjouf (Schinveld), op de sjauf legge  sjauf (Wijlre), op de sjouf  sjouf (Itteren), op het sjouf leggen  sjouf (Berg-aan-de-Maas), van franse chien  sjouf (Valkenburg), van onkruid gereinigd stroo; hij ligt op de sjoof  sjoof (Heerlen), verbrand  sjof (Mheer), sjouf (Ulestraten), vroeger  sjouf (Born), werd daarna verbrand  sjoof (Oirsbeek), schoofstro: schoofstro (Herten (bij Roermond)), schoofstroo (America, ... ), schoufstreu (Amby, ... ), schoufstroo (Weert), sjaofstruue (Gronsveld), sjaufsjtreu (Buggenum), sjaufstruĕ (Berg-en-Terblijt), sjoufsjtreu (Munstergeleen), sjoufstreu (Sittard), sjŏfsjtruuə (Mheer), hij komt van het bed op de schoofstroo= hij gaat hard achteruit  schoofstroo (Sint-Odiliënberg), verbranden  sjoofstruë (Mechelen), werd verbrand  sjuufsjtruuĕ (Baexem), schoofstrooi: op schoof liggen  choufstreuj (Pey), stro: stro (Amstenrade), strooi: stroeöi (Weert), van het bed op het stroei  strōēi (Ospel), strooibosje: Bij begrafenissen stond vroeger de lijkkist op stro op een kar. Bij kruispunten en splitsingen van wegen werd halt gehouden en een klein bosje stro verbrand. Dit was een overblijfsel uit de heidense tijd: een poging om boze geesten op een dwaalspoor te brengen  ströjböske (Castenray, ... ), walm: een bussel fijn strooi daar ¯t onkruid uitgezuiverd is  waam (Val-Meer), hij ligt op de walm: het lijk is afgelegd op zuiver roggestro  walm (Kortessem), wijpjes: wiepkes (Nederweert, ... ), altijd mv."; "De kist werd vervoerd op een hoge kar zonder zijplanken. Het stro was bedoeld tegen het schommelen van de kist op de kar, want de wegen waren vroeger slecht  wiepkes (Altweert, ... ), Vroeger werd de kist op grotere afstand op een kar verv oerd, De kist lag op schoofjes stro, wepkes genaamd, Die werden op een bepaalde plaats achter een struik langs de weg gelegd  wepkes (Heel) Bepaalde naam voor het stro waarop de overledene was opgebaard [VC 30 (1964)] || bosje stro || bosje stro waar de lijkkist op werd gezet || doodstro; reeuwstro || lijkstro || lijkstroo; Hoe noemt men dit lijkstroo (schoofstroo, reeuwstroo, enz.). Zij er bepaalde uitdrukkingen die hiermee verband houden (bv. hij komt van het bed op het stroo) [VC 03 (1937)] || lijkstrooi || schoofstro || stro onder lijkkist || strobosje (zie toel.) || strobosje onder de doodskist op de kar III-2-2
lijkwagen corbillard (fr.): corbiljaar (Jeuk), de korbiaar (Tongeren), korbeljaar (Sint-Truiden), korbiljaar (Heers), korbəjáár (Loksbergen), fr. "corbillard  korbiejáár (Hasselt), dodenauto: doedenotto (Stokkem), dodenkar: doeejeker (Weert), dodenkarretje: doejekirka (Maasbree), dodenwagel: doade wagel (Valkenburg, ... ), doejewage(l) (Maastricht), doejewagel (Maastricht), doeëdewaaggel (Epen), doeëdewagel (Gulpen), doeëjewagel (Mechelen-aan-de-Maas), doi-jewagel (Uikhoven), dôejəwaagəl (Meeswijk), dər duədewāgəl (Montzen), NOTA BENE  doejewagel (Maastricht), dodenwagen: doadewage (Neerbeek, ... ), doeajewage (Echt/Gebroek), doedewaan (Eys), doeejewaage (Weert), doejewage (Meijel), doeëdewaan (Bocholtz, ... ), doeëdewage (Voerendaal, ... ), doeëdewāān (Nieuwenhagen, ... ), doeëjewaage (Thorn), doeëjewage (Baarlo, ... ), doeëjewagen (Baarlo), doeëwāge (Schimmert, ... ), doodewaage (Sittard), doujewagen (Ophoven), dr doeëdewaan (Nieuwenhagen, ... ), dr doeëdewage (Klimmen, ... ), doodswagel: de dóidswaogel (Tongeren), dutswoagel (Hoensbroek), dùdswôgël (Hoeselt), doodswagen: dr doeëdswage (Waubach, ... ), dŭŭdswagə (Opglabbeek), lijkauto: lijkoto (Houthalen), vroeger de boerenkar  lieëkauto (Sevenum), lijkenwagel: liekewaagel (Vlodrop), wordt nu ook gezegd  liekewagel (Gulpen), lijkenwagen: der liekewage (Klimmen, ... ), leikewage (Montfort), liek(e)wage (Castenray, ... ), liekenwaage (Schinnen), liekenwage (Tegelen), liekewage (Haler, ... ), liekewagen (Venlo), lieëkewaan (Waubach, ... ), lieëkewaaëge (Hoensbroek), lièkewage (Venlo), līēëkewāān (Nieuwenhagen, ... ), lijkkoets: NOTA BENE  liekkouts (Maastricht), lijkwagel: de lajkwaogel (Tongeren), de leekwoagel (Eigenbilzen), liekwaagel (Geleen, ... ), liekwagel (Stokkem), lijkwògel (Kortessem), NOTA BENE  liekwagel (Maastricht), lijkwagen: de liekwaage (Meerssen, ... ), der liekwage (Klimmen, ... ), leikwage (Tienray), liekwaage (Bocholt, ... ), liekwage (Baarlo, ... ), liekwagen (Achel, ... ), lieèkwagen (Neerpelt), lijkwaage (Houthalen), lijkwagen (Lommel), likwāgə (Meijel), liêkwaage (Heel), lèè.kwao.ge (Zonhoven), lééjkwààgən (Lommel), lijkwagentje: lieekwaegeske (Ell) de lijkwagen [doeëdewaan] [N 96D (1989)] || dodenwagen || het plein vóór de kerk [kerkplaats, kerkplein, plei] [N 96D (1989)] || lijkkoets || lijkwagen || lijkwagen; wagen waarin het lijk vervoerd wordt || rijtuig dat familie etc. naar kerk en kerhof brengt III-2-2
lijkweg dodenweg: dodenweg (Boekend), kerkdijk: kerkdiek (Maasbree), kerkweg: kerkweg (Arcen, ... ), kirkwaeg (Oirsbeek), voor voor trouwen en dopen  kerkweg (Siebengewald), zie VD s.v. "lijkweg  kerkweg (Bergen), lijkenpaadje: liekepaedje (Beesel), lijkweg: liekwaeg (Echt/Gebroek), liekweeg (Helden/Everlo), lijkweg (Achel, ... ), lééjkwéch (Lommel), speciale route die door de begrafenisstoet gevolgd wordt  liekweg (Castenray, ... ) Benaming voor de speciale weg die naar de begraafplaats leidde? [VC 30 (1964)] || lijkweg III-2-2
lijm voor het plakken bloempap: blompap (Diepenbeek), bärenklau: bärenklau (Bleijerheide), cementcolle: cementcolle (Dilsen), dextrine: dextrine (Milsbeek), gewone lijm: gewone lijm (Lommel), knokenlijm: knōkǝlīm (Heerlerheide), leerlijm: lę̄rlīm (Montzen), melklijm: mɛlǝklīm (Roggel), wener lijm: wīnǝr līm (Roggel), wener pap: wīnǝr pap (Bleijerheide, ... ) De lijm die men bij het plakken gebruikt. Het woordtype Bärenklau verwijst naar een Duitse merknaam. [N 60, 49] II-10