e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lof begijnenlofje: begiene löfke (Maastricht), lof: et lof (Siebengewald, ... ), hət lof (Zutendaal), hət loͅ.f (Margraten), hət loͅf (Heerlen, ... ), hət luf (Jeuk, ... ), laof (Heers), loaf (Hoepertingen), lof (Achel, ... ), lot (Nuth/Aalbeek), lōͅf (Neerpelt), loͅf (Amby, ... ), luf (Sittard), lòf (Maastricht), t laof (Terlinden), t lof (Gulpen, ... ), t lòf (Nieuwenhagen, ... ), tl^oͅ.f (Lauw), tl^oͅf (Kermt), tlo.f (Piringen), tlo.uf (Groot-Gelmen, ... ), tlo:f (Sint-Pieters-Voeren), tloͅ.f (Zolder), tloͅ.uf (Kortessem, ... ), tloͅ:uf (Hoepertingen), tloͅf (Berg, ... ), tlu:f (Sint-Pieters-Voeren), tluf (Baexem, ... ), tluuf (Alken), tlô.uf (Borgloon), tlô:f (Zepperen), tlûf (Lommel), ṭloͅf (Oostham), ət l^oͅ.f (Wijlre, ... ), ət l^oͅf (Beringen, ... ), ət lo.əf (Helden/Everlo), ət lof (Eijsden, ... ), ət loͅ.f (Slenaken), ət loͅ.uf (Gutshoven), ət loͅf (As, ... ), ət lu.f (Oirlo), ət lu.uf (Opheers, ... ), ət lu:f (s-Gravenvoeren), ət luf (Alken, ... ), əT LUF (Wellerlooi), ət luf (Zichen-Zussen-Bolder), ət lû:f (Beringe, ... ), ətloͅf (Nederweert), accemt op eerstvolgende klinker  hət l^oͅf (Valkenburg), accemt op eerstvolgende klinkerteken  l^oͅf (Nieuwenhagen), accent circonflexe op de hqlf geopende o  ət l^oͅf (Weert), half open o wordt genasaliseerd  ət loͅf (Ospel), op zaterdagavond  lof (Vlodrop), s avonds  ət loͅf (Neer), slechts in de capucijnenkerk of "Franse"kerk  ət loͅf (Eupen), zond. weekd.  tlo.f (Sint-Huibrechts-Lille), lof met de zegen: loof mit dur zean (Vijlen), lof met uitstelling: lof met oetstelling (Ospel), lof met uitstelling van het allerheiligste: lof mit oetsjtelling van et allerheiligste (Koningsbosch), lofje: löfke (Maastricht), uitstelling onder het lof: oetstelling onger t lof (Baarlo), uitstelling van het allerheiligste: uitstelling van et allerheiligste (Hechtel), uitstelling van het lof: oetstĕlling van het lof (Boorsem), vesper (lat.): vaesper (Sevenum), vesper (Doenrade, ... ), vèsper (Epen), op zondagmiddag  vesper (Vlodrop), ouder voor lof  vesper (Tienray), zegen: zeëje (Kerkrade), zegening: dər sjɛ:nəŋ (Henri-Chapelle), dər zēnəŋ (Montzen), dər zi:neŋ (Montzen), dər zɛ:neŋ (Welkenraedt), dər zɛ:nən (Gemmenich), dər zɛ:ŋeŋ (Lontzen), zi:nəŋ (Henri-Chapelle), zengen: zeënge (Koningsbosch) het lof [RND] || Het lof, de kerkdienst met uitstelling van het Allerheiligste, gehouden op zondagmiddag, soms op zaterdagavond [lof, laof, zeëje?]. [N 96B (1989)] || Het luiden van de klokken op zondag een half uur en/of een kwartier vóór de aanvang van de vroegmis, de hoogmis, het lof of de vespers. [N 96A (1989)] III-3-3
lof met processie kleine processie (<lat.): kleen preseessie (Neerpelt), klein percessie (Opoeteren), klein persessie (Maastricht), lof: lof (Vlodrop), lof bet de processie (<lat.): lof bè de persèsse (Sint-Truiden), lof en processie (<lat.): lof èn persèsse (Sint-Truiden), lof met processie (<lat.): lof met percesse (Eigenbilzen), lof met precessie (Roggel), lof met processie (Bocholt, ... ), lof met procèssie (Maastricht), lof mit percessie (Nieuwstadt), lof mit persesse (Montfort), lof mit persessie (Echt/Gebroek, ... ), lof mit precessie (Merselo), lof mit presessie (Tienray), lof mit presessiej (Geleen), lof mit procesie (Klimmen), lof mit processie (Hoensbroek, ... ), lof mit prosessie (Montfort), lof mèt percessie (Maastricht), lof mèt persessie (Maastricht), lof mèt processie (Maastricht, ... ), lof mét persjessie (Meerssen), loͅf me prəsɛsi (Meijel), lof met processie (<lat.) in de kerk: lof met percessie in de kerk (Baarlo), lof met processie (<lat.) om de kerk: lof met processie um gn kerk (Gulpen), lof mit precessie um de kerk (Oirlo), lof met processie (<lat.) over de kerkhof: lof mit processie euver de kirkhöf (Holtum), lof met processie (<lat.) over het kerkhof: lof met persesse euver het kerkhof (Uikhoven), lof met processie (<lat.) rond de kerk: lof met processie ronk de kerk (Tegelen), lof met rondgang: lof met rondjgang (Thorn), lofprocessie (<lat.): lofprecesse (Lutterade), maandprocessie (<lat.): mònd-processie (Epen), processie (<lat.): percessen (Zonhoven), percessie (Sevenum, ... ), persessie (Venlo), precesse, percesse (Eigenbilzen), precessie (Opglabbeek), processie (<lat.) in een kerk: processie in gən kèrək (Sint-Martens-Voeren), processie (<lat.) na het lof: présesse noa het lof (Eigenbilzen), processie (<lat.) om de kerk: percesse um de kérrek (Geulle), presessie om de kirk (Horn), prosessie om de kirk (Klimmen), processie (<lat.) rond de kerk: de persêsse ront de kerk (Hoeselt), percessie rongkt de kerk (Sevenum), pəsèsie roont də kèrək (Maastricht), processiegang: processiegang (Hechtel), processielof: persessielof (Ell), precessielof (Ophoven), processielof (Eys, ... ), rondgang: rondgaank (Eksel), ronkgank (Baarlo), ronkjank (Kerkrade) Lof met processie (rondom de kerk of over het kerkplein of kerkhof) op de eerste zondag van de maand. [N 96B (1989)] III-3-3
logeren bezoeken: bezeuke (Maastricht), buurten: buurte (Tungelroy), (wel niet blijven slapen!).  buurte (Sevenum), ergens gaan slapen: goan sloape (erreges) (Weert), ergens komen slapen: koame sloape (erreges) (Weert), logeren: logeere (Sittard), logeerə (Venlo), logere (Venlo), logeren (Gulpen, ... ), loogere (Posterholt), loozjeerə (Maastricht), op bezoek gaan: op bezuuk gao (Meijel), op bəzéúk gaon (Reuver), op logies gaan: op logies gaown (Jeuk), overwinteren: euvərwintərə (Montfort), slapen: slaopə (Vlijtingen), uchteren: ichtere (Bree), uchteren (Ophoven), uit logeren: ówtlozjéére (As), uit logeren gaan: oet logere goon (Itteren), uit slapen: oet sloappe (Eys), oetsjlaope (Vlodrop), winterbezoek (zn.): winter bezeuk (Maastricht), winterneven: winterneven (Stein) in de winter bij elkaar gaan logeren [winterneven] [N 87 (1981)] III-3-1
lok haren: hǭr (Meterik), kof: kōf (Meijel), kwezelsharen: kwezǝlshǭr (Meijel), kwēzǝlshǭr (Ospel), lok: lok (Griendtsveen, ... ), oudewijvenhaar: āwīvǝhǭr (Griendtsveen, ... ), pluis: plȳs (Ospel), pruiken: prøkǝ (Sevenum) Grote, vaste vlokken wollegras in het lokveen. Voor de turfsteker vormt dit lok een hinderpaal bij het steken vanwege zijn taaiheid. [II, 128d] II-4
loketlood loketblij: lokɛt˱blęj (Bleijerheide), loketlood: lokɛtlū.t (Nieuwenhagen, ... ), lǝkɛtlǭt (Stokkem), slabbenlood: šlabǝlū.t (Nieuwenhagen, ... ) Het dunne lood dat men gebruikt voor het vervaardigen van loketten. [N 64, 102e; N 64, 152a; N 64, 157b] II-9
loketten blijlappen: blęjlapǝ (Bleijerheide), loden loketten: luǝdǝ lokɛtǝ (Eys), luǝjǝ lokɛtǝ (Sevenum), loden slabben: luǝjǝ slabǝ (Sevenum), loketten: lokɛtǝ (Bleijerheide, ... ), lǝkętǝ (Stokkem), lǫkętǝ (Geulle), loodslabben: luǝtšlabǝ (Bleijerheide), slabben: slabǝn (Uikhoven) Trapeziumvormige loden stroken die gebruikt worden voor het waterdicht afdekken van de naad tussen een opgaande muur of schoorsteen en een hellend dakvlak. De loketten worden reeds tijdens het metselwerk in de voegen van de muur of schoorsteen aangebracht. Zie ook afb. 86. [N 64, 102e; N 64, 152a; N 64, 157a; N 32, 48b] II-9
lokkorf lokkaar: lokkǭr (Genk), lǫkkār (Neer, ... ), (mv)  lǫkkǭrǝ (Zepperen), lokkorf: lokkorf (Born, ... ), lokkøf (Dilsen), lokkø̄rf (Diepenbeek), lokkø̜rf (Asenray / Maalbroek, ... ), lǫkkørf (Zepperen), lǫkkø̜rf (Asenray / Maalbroek, ... ), lǫkkø̜rǝf (Houthalen, ... ), lǫkkø̜̄rf (Horst), lǫkkø̜̄rǝf (Montzen), lǫkkǫrf (Herten), lɛkkɛrf (Hasselt), spiekorf: spikø̜rf (Venray), spikø̜rǝf (Meijel), vangkorf: vaŋkø̜rf (Noorbeek, ... ) Korf door de imker geplaatst om zwermen van anderen te roven. Hiervoor smeert hij de korf in met bijvoorbeeld rozenhoning (Gelens 1963, pag. 11), waarop speurbijen afkomen. Overigens plaatst men ook wel eens zo''n lokkorf, als men een bijenvolk uit een hoge boom moet halen. Dan is er geen kwade opzet. Maar evengoed kunnen er zwermen van andere imkers op afkomen. Het materiaal waarmee een dergelijke korf wordt ingewreven, kan zijn: vlierblaren (K 353, L 210, 265, 289, 414, 416, Q 3, 19, 019), bladeren van zwarte bessen (L 381b, Q 15, 197, 197a), lokhoning (L 215a, 289), suiker of suikerwater (K 317a, L 289, 428), gras (L 246, 289, P 176, Q 113) en geplette darren (Q 253). Notebladeren (L 333) dienen soms om andere lucht te verdrijven en niet zozeer om te lokken. Het plaatsen van lokkorven of spiekorven is in imkerkringen een daad van onfatsoen. Door het gildewezen werd dit zwaar gestraft. [N 63, 68a; N 63, 68b] II-6
lokturf dikkonten: dekkontǝ (Griendtsveen), lokturf: lǫktø̜rǝf (Meterik), smoezen: smūzǝ (Meijel, ... ) Zie ook het lemma ''lokveen''. [II, 52b] II-4
lokveen lok: lok (Sevenum), loklagen: loklǭgǝ (Meterik), lokturf: loktø̜rǝf (Griendtsveen), pluisturf: plȳstø̜rǝf (Ospel), smoezen: smoezen (mv.) (Ospel) Heide, vermengd met het wollegras en andere grassoorten, en veenmos vormen de bestanddelen van deze veenlaag. Het overvloedig voorkomen van vlokken lok (= wollegras) veroorzaakt de benaming ''lokveen''. [I, 2d] II-4
lolly hamertje: haemerke (Sittard), lekstaf: lêkstôof (Tongeren), lekstek: lekstek (Hasselt, ... ), lèkstèk (Loksbergen), lêkstêk (Tongeren, ... ), l‧ɛkstɛk (Neeroeteren), lekstok: dun stokje met daarrond zoetigheid in bolvorm of langwerpig: lekstok  läkstoͅk (Lommel), lolly: loͅli (Meeswijk), mol: moͅ.l (Meeswijk), slokhamer: slôkaamer (Stokkem), stekknab: stekknab (Maastricht, ... ), zabberstek: zabberstek (Genk) bepaald suikergoed || geglaceerde suiker op een stokje, lolly || likstok || lolly || snoepje op een stokje in de vorm van een hamertje || snoepje op stokje || snoepje; Hoe noemt U: Een stukje snoepgoed (babbeltje, snoepje) [N 80 (1980)] || suikerbol op een stokje, lolly III-2-3