e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
los draaien leeg lopen: lę̄x lōpǝ (Gennep), los draaien: los draaien (Lummen, ... ), lǫs˱ drɛjǝ (Voerendaal, ... ), lǫs˱ drɛ̄jǝ (Kaulille), los lopen: los lopen (Susteren), lǫs lupǝ (Lummen), lǫs lǫwpǝ (Einighausen, ... ), voor de koning draaien: vø̄r dǝ kø̄neŋ dręjǝ (Thorn), vø̄r dǝ kø̄neŋ drɛjǝ (Weert), voor de koningin draaien: vø̄r dǝ kø̄neŋen drɛjǝ (Weert), voor de prins draaien: vør dǝ prens˱ drɛ̄jǝ (Meijel) De molen laten draaien zonder dat de stenen werken. Met betrekking tot het woordtype voor de prins draaien (l 265) merkt Wiessner (pag. 94) op: ø̄Deze uitdrukking schijnt afkomstig te zijn uit de tijd van de vele belegeringen en uithongeringen van steden. Men liet dan de molen zonder de stenen draaien, daarmede de schijn ophoudend nog eten genoeg te hebben.ø̄ [N O, 13h] II-3
los veen bonksel: boŋksǝl (Meterik, ... ), drabbik: drabǝk (Meijel) Los veen staat tegenover het vast veen en is slecht van kwaliteit. [I, 4a; I, 16b] II-4
los, gezegd van veen los: los (Meijel) [I, 16b] II-4
losgetuigd leiden aan de bakriem leiden: ān dǝr bakrēm lęi̯ǝ (Klimmen), aan de bekriem leiden: ān dǝ bɛkrēm lęi̯ǝ (Grevenbicht / Papenhoven, ... ), ān dǝ bɛkrēm lęi̯ǝn (Urmond), aan de hand leiden: ān ǝ hanjt lęi̯ǝ (Herten), aan de strang leiden: ān dǝ strāŋk lęi̯ǝ (Venray), ān dǝ štraŋk lęi̯ǝ (Tegelen), aan de teugel leiden: ān dǝ tø̄gǝl lęi̯ǝ (Baarlo), aan de toom leiden: ān dǝn tōm lēi̯ǝ (Oirsbeek), bet de halster leiden: bē̜ dǝn hęlstǝr lē̜ǝ (Niel-Bij-Sint-Truiden), bet de toom houden: bę dǝn tum hā (Rummen), bę dǝn tum ān (Zolder), in de lijn hebben: en ǝ lin hø̜bǝ (Baexem), leiden: lii̯ǝ (Hoensbroek), lēi̯ǝ (Bokrijk), lēn (Hasselt), lēǝ. (Genk), lē̜i̯ǝ (Lanklaar, ... ), lęi̯ǝ (Blerick, ... ), lęi̯ǝn (Urmond), los in de lijn: lǫs en dǝ lin (Stramproy), los leiden: lǫs lēi̯ǝ (Beverst), lǫs lēǝn (Diepenbeek), lǫs lē̜i̯ǝ (Meeuwen), lǫs lē̜i̯ǝn (Hamont), lǫs lęi̯ǝ (Heerlerheide, ... ), lǫs lɛi̯ǝ (Mechelen), lǫs lɛi̯ǝn (Lommel), los lopen: lǫs lǫu̯pǝ (Maasmechelen), los paard: los paard (Tessenderlo), lus pēi̯ǝt (Kwaadmechelen), lǫs pi̯at (Hees), lǫs pɛ̄rt (Bocholt), los paard varen: lǫs pi̯ęt ˲vǭ.rǝ (Tongeren), losgetuigd leiden: lǫs˲gǝtȳx lęi̯ǝ (Haelen), mennen met losse lijn: mɛ̄n mɛ lǫsǝ lai̯n (Paal), met de bekriem leiden: męt ˲dǝ bɛkrēm lęi̯ǝ (Montfort, ... ), met de toom leiden: męt ˲dǝn tǭu̯m lē̜i̯ǝ (Bocholt), met een losse lijn leiden: mē ǝn lǫsǝ lē̜n lē̜n (Koersel), met losse teugel: met losse teugel (Thorn), onder de man leiden: onder de man leiden (Rothem), rijden op een los paard: rii̯ǝ ǫp ęi̯ lǫs pē̜rt (Sittard), rondleiden: ro.ntlēǝn (Zolder), teugel leiden: tø̄gǝl lęi̯ǝ (Ottersum), tø̜̄i̯ǝl lei̯ǝ (Moresnet), teugelen: tø̄gǝlǝ (Heerlerheide, ... ), tø̜̄gǝlǝn (Achel, ... ), tø̜̄i̯gǝlǝ (Halen), tē.gǝlǝ (Hasselt) Een paard zonder zadel en niet tussen berries leiden met de teugel. [N 8, 101c] I-10
losplaats belgie: Opm. letterlijk overgenomen, zoals invuller het genoteerd heeft (ondanks dat hij/zij deze vraag niet goed geïnterpreteerd heeft!).  Bels (Jesseren), boven parijs: Opm. letterlijk overgenomen, zoals invuller het genoteerd heeft (ondanks dat hij/zij deze vraag niet goed geïnterpreteerd heeft!).  bove Parijs (Jesseren), frankrijk: Opm. letterlijk overgenomen, zoals invuller het genoteerd heeft (ondanks dat hij/zij deze vraag niet goed geïnterpreteerd heeft!).  Frankrijk (Jesseren), losplaats: losplaats (As, ... ), losplaatsj (Geleen, ... ), losplats (Meijel), losploats (Houthalen), lòsplaats (As), lòsplaatsj (Guttecoven), (v.).  loͅ.spl‧ātš (Eys), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook aantekening van de invuller, op de laatste pagina!  losplaats (Grathem, ... ), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook bijlagevellen met (eventuele) aanvullingen en diverse toelichtingen.  losplâts (Wanssum), Algemene opmerking: deze vragenlijst is nogal slecht (= weinig antwoorden) ingevuld!  losplaats (Gruitrode), Algemene opmerkingen bij deze vragenlijst:  losplaats (Thorn), Opm. v.d. invuller: men zegt dan: de duiven "waere dao gelost".  losplaats (Doenrade), losplak: losplak (Jeuk, ... ), lossingplaats: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook "klanktabel v.h. Zolders (uitspraak)", aan de achterkant van de laatste pagina!  lóssingplao.ts (Zolder), lossingplak: lossing plak (Kortessem), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook "klanktabel v.h. Zolders (uitspraak)", aan de achterkant van de laatste pagina!  lóssingplák (Zolder), lossingsplaats: de lossingsplaats (Weert), loseŋsplats (Meijel), lossings plâts (Venray), lossingsplaats (Beesel, ... ), lossingsplaatsj (Klimmen), lossingsplaòts (Sint-Pieter), lòssingsplaats (As), lòssingsplàts (Sevenum), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.  de lossingsplaots (Bilzen), onder parijs: Opm. letterlijk overgenomen, zoals invuller het genoteerd heeft (ondanks dat hij/zij deze vraag niet goed geïnterpreteerd heeft!).  onder Parijs (Jesseren), tap: den tap (Eisden), (van: etappe).  tap (Mielen-boven-Aalst), Aan een ontlening aan het Waals moet m.i. de voorkeur gegeven worden omdat de betrekkingen tussen Vlaamse en Waalse duivenmelkers zeer talrijk zijn. Phonetisch kan een ontlening aan het Fr. nochtans gerechtvaardigd worden.  tap (Wellen) de plaats waar de duiven gelost worden (losplaats, lossingsplaats of dergelijke, dus niet de naam van een stad invullen)? [N 93 (1983)] || Elke duif heeft bij de duivesporter in de regel een naam. Indien U hiervoor benamingen kent, die: afgeleid zijn van het ringnummer, geef hiervan dan een/enkele voorbeeld(en)? [N 93 (1983)] || Tape: Vertrekpunt van een duivenwedstrijd. III-3-2
losse brug half vlot: half vlot (Griendtsveen), vlot: vlot (Griendtsveen, ... ), (mv.)  vlotǝ (Meijel) Klein, los bruggetje, een vlot. [II, 92e] II-4
losse linnen halsboord aparte col (fr.): ḁpḁ̄tə koͅl (Borgloon), bandje: bendj (Horn), bendje (Weert, ... ), bendsje (Caberg, ... ), bensje (Maastricht), bentje (Mechelen, ... ), bentsje (Maastricht), bent⁄ə (Hamont), bēͅntšə (Hoeselt, ... ), be͂ͅntšə (Ketsingen), beͅn`tjə (Lanklaar), beͅndəkə (Beringen), beͅnkə (Linkhout), beͅnšə (Millen, ... ), beͅnt`e (Rosmeer), beͅntšə (Tongeren), beͅntəkə (Boekt/Heikant), bändsje (Maastricht), béndje (Klimmen), bɛntšə (Boorsem, ... ), boord: baord (Boekend), bo:rt (Paal), board (Roermond), boord (Jabeek, ... ), boͅət (Velm), būrt (Neeroeteren), by(3)̄rt (Bree), boordje: baördje (Venlo), beudje (Chèvremont, ... ), beudsje (Gronsveld), beurdje (Amstenrade, ... ), beurtje (Lutterade, ... ), beutje (Rummen (WBD)), beutsje (Oost-Maarland), beütsje (Posterholt), biøtjə (Val-Meer), biətšə (Hasselt), bjeutje (Mal), boertje (Bocholt), bőrstje (Wijk), bőrtje (Wijk), boͅrtšə (Eisden), buurtje (Weert), bèùrdje (Neer), bèùrtje (Roermond), bördje (Beek, ... ), börtje (Blerick, ... ), börtschu (Mesch), börtsje (Heugem, ... ), böördje (Blerick), børtjə (Lanklaar), børəkə (Linkhout), bø͂ͅrt`ə (Ophoven), bø͂ͅrtšə (Rekem), bøͅrtšə (Mechelen-aan-de-Maas), bərtšə (Neerharen), uistspaak"ö"tussen ù en ui  börtsje (Borgharen), col (fr.): col (Leopoldsburg, ... ), kol (Grazen (WBD), ... ), kŏl (Maaseik), koͅl (Achel, ... ), colletje (<fr.): colleke (Beverlo), koͅlə’ə (Kwaadmechelen), halsboord: halsbaod (Bocholtz), halsboord (Lummen), halsbuurd (Bree), hemdsband: hemdsbans (Beverlo), hemdsbandje: hummesbèndje (Limbricht), høməsbeͅjntšəs (Diepenbeek), kraag: kraag (Blerick, ... ), kraar (Kerkrade), krag (Meijel), krāx (Teuven), kraagje: kraegske (Sittard), linnen bandje: liene bendje (Klimmen), linnen boordje: liene börtje (Bergen), los bandje: los baentsje (Wijk), los bendsje (Maastricht, ... ), los benšə (Eigenbilzen), los bèndsje (Heugem), los boordje: los börtje (Bergen), los colletje (<fr.): los kolleke (Tessenderlo), losse boord: los baord (Sittard), losse boord (Oirlo), losse col (fr.): losse kol (Borgloon), losə kol (Riksingen), losə koͅl (Opglabbeek), loͅsə koͅl (Halen, ... ), loͅsəkoͅl (Beringen), losse kraag: losse kraag (Bleijerheide, ... ), schillerkraag: [Van Dale: schillerkraag, liggende, van voren open kraag]  sjielerkraag (Roermond), slap bandje: slap bēͅntšə (Tongeren), slap kraagje: sjlap kraegske (Sittard), slappe col (fr.): sla.pə koͅl (Kermt), slappe kraag: sjlappə kraag (Holtum), stijve col (fr.): stēͅvə koͅl (Borlo), stijvecol (Eksel, ... ), stijve kraag: sjtieve kraag (Buchten, ... ) halsboord, losse linnen ~ [beurdje, hemdsband] [N 23 (1964)] || slap boord [N 23 (1964)] III-1-3
losse manchet aparte manchet: ḁpḁ̄tə mḁ̄šeͅtə (Borgloon), armband: armband (Beverlo), gestijfde manchet: gəštevdə manšeͅtə (Teuven), hemdsband: hyməsbant (Val-Meer), høməsbant (Zichen-Zussen-Bolder), ø͂ͅməsbānt (Sint-Truiden), losse manchet: losse manchet (Bleijerheide, ... ), losse manchette (Baarlo, ... ), losse manchetten (Bergen, ... ), losse manchétte (Puth), losse manchêt (Borgharen), losse manschitte (Brunssum), losse mansjet (Limbricht), losse mansjette (Eind, ... ), losse mansjitte (Brunssum, ... ), losse manzjaette (Klimmen), losse manzjette (Roermond), losse mechetten (Rummen (WBD)), losse mensjette (Vlodrop), losse mesjette (Tegelen, ... ), losse mochette (Mal), losə ma.nšēͅtə (Lanklaar), losə ma.nšeͅtə (Opglabbeek), losə manšet (Eigenbilzen), losə mašeͅtə (Beringen), losə māšeͅtə (Zelem), losə monšeͅtə (Maaseik), losə məšet (Rosmeer), lo̞sə mansɛtə (Paal), loͅsə ma.šeͅtə (Halen), loͅsə manšetə (Beringen), loͅsə mašetə (Hasselt), loͅsə maxeͅt (Borlo), loͅsə maŋšɛtə (Opheers), loͅsə ma͂šetə (Ketsingen), loͅsə mōͅšeͅətə (Vliermaal), lôsse mənzjettə (Holtum), manchet: ma(n)šeͅtə (Linkhout), ma.n`šeͅtə (Rotem), ma.nšetə (Lanklaar), ma.nšeͅt (Halen), ma.nšɛt (Donk (bij Herk-de-Stad)), ma.ŋšeͅt (Velm), manchet (Blerick, ... ), manchet(te) (Tegelen), manchette (Blerick, ... ), manchetten (Leopoldsburg, ... ), manchètte (Ottersum), manschette (Mechelen), manschjet (Heerlerheide), mansjeite (Oirsbeek), mansjet (Grathem, ... ), mansjette (Bocholt, ... ), manšeͅt (Eisden, ... ), manšeͅtte (Stokkem), manšeͅtə (Kaulille, ... ), manšɛtə (Boorsem), manzjaette (Klimmen), manzjet (Panningen), manzjette (Herten (bij Roermond)), manzjitte (Hoensbroek), manzjètte (Einighausen), mašeͅt (Hamont, ... ), mānšeͅt (Neeroeteren), mānšøtə (Bree, ... ), mechette (Grazen (WBD)), menchetten (Schimmert), menschette (Meerssen), mensjet (Hoensbroek), mensjette (Tungelroy), mesjet (Belfeld, ... ), mesjet (manchet) (Tegelen), mesjette (Meijel, ... ), mošet (Millen), mo͂ͅšetə (Riksingen), mənšeͅtə (Tongeren), məšet (Diepenbeek, ... ), məšetə (Hoeselt), məše͂ͅt (Kermt), məšeͅt (Achel), məšeͅtə (Rekem), məšɛt (Wintershoven), losse  manchet (Heerlen), mouwbandje: moewbendjes (Jabeek), tuit: toet (Panningen), [sic; suggestie bij vraagstelling]  toete (Swalmen) manchet, los [hemdsband, toet] [N 23 (1964)] III-1-3
losse naad gespleten naad: gǝšplētǝ nǭt (Kesseleik), losgegange naad: losgǝgaŋǝn nǭt (Noorbeek), losgelaten naad: losgǝlǭtǝ nǫ (Meijel), losgǝlǭtǝ nǭt (Eisden), losse naad: losǝ nǭt (Bocholt, ... ) [N 62, 28; MW] II-7
losse paal met draad barrier: brii̯ǝl (Heppen), brēr (Gronsveld, ... ), brīr (Borgloon, ... ), brīǝr (Beverst), barrier van draad: brir van droǝt (Melveren), doorgang: dørxgāŋk (Mechelen), draad: drōt (Stokkem), drǭt (Baexem), draadafsluiting: drǭtafslēteŋ (Schimmert), draadbarrier: dru̯ǫi̯dbrīr (Tongeren), drǭdbǝręi̯ǝr (Hasselt), gaard: gār (Koersel), gǭr (Berverlo, ... ), gǭǝr (Niel-Bij-Sint-Truiden), gaard van draad: gǭǝr van droǝt (Melveren), hek: hęk (Maastricht), hekken: hękǝ (Ottersum, ... ), hɛkǝ (Baexem, ... ), invaart: envǭrt (Maasniel), los hekken: los hękǝ (Milsbeek, ... ), los varen: los vǭrǝ (Baarlo), losse poort: losǝ port (Hushoven), losse sluiting: losǝ šlūteŋ (Tegelen), losse tuin: losǝ tūn (Herten), noodbarrier: nǭu̯tbriǝr (Opheers), poort: port (Boukoul, ... ), pōrt (Linde), pǫrt (Bree, ... ), pǭrt (Ten Esschen), puntdraad: pøntdrø̜̄t (Sittard), rek: reǝk (Borgloon), slip: sløp (Bocholt), sluit: šlēt (Heerlen, ... ), sluitpaal: slūtpǭl (Blerick, ... ), spanbarrier: spanbrēr (Oost-Maarland), stegel: stęxǝl (Beringen), stek: stęk (Hasselt, ... ), trekbarrier: trękbrēr (Smeermaas, ... ), trękbǝrēr (Rothem), trekvouwere: trɛkvǫu̯wǝrǝ (Bocholtz, ... ), tuin: tūn (Berkelaar), uitvaart: ūtvǭrt (Maasniel), varen: fõ̜rǝ (Geistingen), fǭrǝ (Kessenich, ... ), vā.rǝ (Boukoul, ... ), vǭrǝ (America, ... ), veken: vē.kǝ (Heerlerheide), vē̜kǝ (Guttecoven, ... ), vīǝkǝ (Puth), vouwer: vǭwǝr (Noorbeek, ... ), weigat: węi̯gāt (Haelen), weipoort: węi̯port (Haelen) Losse paal met draad waarmee men de wei kan afsluiten. [N 14, 68c; N 7, 48b; L B 19, 6; A 25, 8] I-8