e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lot(je) van de loterij biljet: biljɛt (Kanne), lot: e lot (Lommel, ... ), laot (Sittard, ... ), laôt (Stokkem), leue.t (Hasselt), leut (Hasselt), lo.t (Gemmenich), loeet (As), loeht (Genk), loeët (Bocholt, ... ), loit (Bilzen), loot (Helchteren, ... ), lot (Aubel, ... ), lott (Eupen), loët (Rekem), lō:s (Gemmenich), lōət (Zonhoven), luut (Bree), ly.t (Meeuwen), lôet (Moelingen), lôoët (Hamont), lôt (Maaseik, ... ), lôët (Diepenbeek), êë lot (Baelen), Afl. loterij, loten, loting.  lōət (Meeswijk), De lotterrej telt mieër as du:zend lotte.  lot (Venray), Hij heeft het groot lot gewonnen. We komen rond met lootjes van de tombola.  loͅt (Lommel), Ik heb het groot lot gewonnen.  lōət (Hamont), Laoter verkoupe väör de laoterie.  laot (Echt/Gebroek), Lotsje lotje.  lot (Kortessem), Sub loeët.  loôt (Nederweert, ... ), t Groet - wênne: n groot geluk hebben.  loët (Gronsveld), Z. loo.teke.  loo.t (Zolder), loterje: lötterke (Eupen), lotje: leuteke (Peer), leutje (Hasselt, ... ), leutsche (Aubel), leutshe (Herk-de-Stad, ... ), leuëtshe (Maaseik), leütshe (Val-Meer), lietje (Bree), lieëtshe (Genk), loo.teke (Zolder), lootjen (Neerpelt), luitjen (Lommel), lutjen (Hamont), lôteke (Beringen, ... ), lôtshen (Diepenbeek), lötje (Sint-Truiden), lötteke (Landen), êë lottje (Baelen), tombola: 1. Iet riskeren op den tombola.  toͅmbòla (Niel-bij-St.-Truiden), vignet: Gg. lotje.  vinjet (Gingelom) 1. Tombolabiljet. || 2. Lot. || Billet: lot; - v.d. loterij. || Loos2: 1. Lotterieschien, Los (= lot, 1). || Lot (bij een loterij). || Lot (uit de loterij). || Lot uit de loterij. || Lot van loterij of van deling bij erfenis. || Lot, 1. Los. || Lot. [Willems (1885)] || Lot: 1. Lot van een tombola. || Lot: Loterijbriefje. || Lotje (loterijbriefje). || Tombola: 1. [Tombola]; 2. Loterijlotje. || Vignet. III-3-2
loteling boever: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller noteert bij spellingssysteem: WBD-WLD, behalve je = dj.  bŏĕvər (Opglabbeek), dienstplichtige: deensplichtige (Velden), erin geloot (volt.deelw.): [drin geloot?, RK]  drin gəlaot (Montfort), geloot (volt.deelw.): gelaot (Vlodrop), gelootj (Ospel), gelot (Gulpen), guloat (Brunssum), hae haet geloêt (Blerick), hij hi gəlót (Meijel), lootjong: laotjong (Oirsbeek), loteling: laoteling (Doenrade, ... ), laotəling (Roermond, ... ), loateling (Doenrade, ... ), loeteling (As), loĕteling (Blerick), looteling (Maastricht, ... ), lootəling (Maastricht, ... ), loteling (Amby, ... ), lotəling (Maastricht), loëteling (Ten-Esschen/Weustenrade, ... ), lòtəling (Kapel-in-t-Zand), lôàteling (Thorn), ps. omgespeld volgens Frings!  lōtəleŋ (Houthalen), loten (ww.): laote (Posterholt), loote (Thorn), lôte (Schimmert), loter: laoter (Geulle), loter (Maasbree, ... ), lotter (Tienray), lotər (Diepenbeek), löətər (Heerlen), ps. boven de "ë"staat nog een lengteteken; deze combinatieletter is niet te maken/om te spellen.  lōëter (Sevenum), trekjong: (m.).  treͅ.kj‧oͅŋ (Eys), uitgeloot (volt.deelw.): Opm. v.d. invuller: plaatsvervanger hiervan: remplesant.  he is oetgeloat (Doenrade) iemand die voor militaire dienst geloot heeft [loteling, lotter] [N 90 (1982)] III-3-1
loten loten: (aut)loëte (Bilzen), geloot (Schimmert), laote (Doenrade, ... ), laotte (Vlodrop), lauwte (Jeuk), leuten (Hasselt), loate (Echt/Gebroek, ... ), loaten (Brunssum), loatte (Eys), loeete (Weert), loete (Blerick, ... ), loeten (Bree), loeëte (As, ... ), loeëte(n) (Maaseik), loeëten (As, ... ), loiten (Bilzen), loo.te (Zolder), looete (Blerick, ... ), loote (Geulle, ... ), looten (Maastricht, ... ), lote (Amby, ... ), loten (Eksel, ... ), lott (Kortessem), lotte (Aubel, ... ), lotten (Lauw, ... ), loute (Posterholt), loëte (Bilzen, ... ), lōēte (Alken), lōten (Oostham), lōtə (Gennep, ... ), lōətə (Gronsveld, ... ), lōͅtə (Amstenrade, ... ), lōͅətə (Heerlen, ... ), loͅatə (Eys), lutə (Bree), luətə (Heel), lūtə (As), lweutte (Vlijtingen), lwoetten (Eigenbilzen), lwètte (Veldwezelt), lwùtte (Eigenbilzen), ly.tə (Meeuwen), lòttë (Tongeren), lôte (Beringen, ... ), lôtten (Tessenderlo), lötte (Eigenbilzen), [Alg. opmerking: de invuller is een nieuwe medewerker en heeft enkel vernederlandste woorden genoteerd die reeds tussen haakjes in de vraagstelling gesuggereerd werden]  loten (Heers), a) Ver zalle dróm laote.  laote (Roermond), Afl. loterij.  lōətn (Zonhoven), Afl. sub lot.  loten (Meeswijk), loͅtən (Lommel), Hij heeft een schilderij geloot.  lōətə (Hamont), NB lotterijj: loterij.  lote (Maastricht), NB verlaote: verloten.  laote (Klimmen), Var. loeëte.  lotte (Venray), Ve zulle - wië mut begènne: We zullen erom loten (om te zien) wie moet beginnen.  leue.te (Hasselt), vgl. LOT: 1. in loterij: laot.  laote (Posterholt), loteren: lautëre (Vorsen), leue.tere (Hasselt), lotere (Kuringen, ... ), lotərə (Sint-Truiden), loutere (Sint-Truiden, ... ), loëtere (Landen), Ve zulle - wië mut begènne: We zullen erom loten (om te zien) wie moet beginnen.  leue.tere (Hasselt), We zullen loteren voor te zien welk deel ieder krijgt.  lòutərə (Niel-bij-St.-Truiden), lotje wijzen: lotje wijze (Genk), trekken: traeken (Diepenbeek), treike (Posterholt), trekken (Diepenbeek), trikke (Val-Meer), trèkke (Hasselt), #NAME?  trèkke (Zonhoven), uitloten: utlote (Montzen), óó.tloo.te (Zolder) 1. Loten, het lot werpen om een beslissing te krijgen. || 1. Loten. || [Loten]. || Er bestaat een gezelschapsspel, waarbij iedere speler kaarten krijgt met rijen nummers op; ronde blokjes met cijfers op worden uit een zak gehaald, afgeroepen en dan op de kaarten geplaatst. Hoe heet dit spel? [ZND 37 (1941)] || het spel waarbij de winnaar(s) door het lot word(t)(en) aangewezen [loten, loteren, lotelen, loteren] [N 112 (2006)] || Het spel waarbij de winnaar(s) door het lot word(t)(en) aangewezen [loten, loteren, lotelen, loteren]. [N 88 (1982)] || II. Loten. || Loten [ZND m] || Loten. [Willems (1885)], [ZND m], [ZND m] || Loten: 1, a) het lot werpen om een beslissing te krijgen. || Loten: loten. || Loteren: Loten. || Lotten: loten. || Trekken: 2. Lotje trekken, loten. || Trekken: 3. Lotjes trekken, loten. III-3-2
loten add.: loterij loterij: laoteriej (Kapel-in-t-Zand), loaterie (Thorn), lotteri-j (Meerlo), lotterij (Oirlo), lōͅtəri (Stein), lōͅətəreͅj (Nieuwenhagen), luətərej (Venray) Het spel waarbij de winnaar(s) door het lot word(t)(en) aangewezen [loten, loteren, lotelen, loteren]. [N 88 (1982)] III-3-2
loteren, los zitten bemmelen: bemmele (Klimmen), bommelen: bommele (As), erbij hangen: də bei-j haangə (Maastricht), flodderen: flòdərə (Opglabbeek), (gezegd van kleren).  flòddere (As), gammel zijn: ⁄t is gamməl (Maastricht), hoddelen: hoddele (Maastricht, ... ), hòddələ (Heerlen), hodderen: hoddere (Jeuk), kloewatteren: kloewətərə (Heel), klommelig: klômmelig (Herten (bij Roermond)), lebberen: lebbere (Blerick), lemelen: léémələ (Nieuwenhagen), lodderen: geloddert (Ospel), loddere (Ittervoort, ... ), loddert (Gulpen, ... ), lòddərə (Roermond), lòddərən (Urmond), lóddərə (Grathem, ... ), lôddere (Ell, ... ), lokkeren: lokkeren (Montfort), los laten: los laote (Maastricht), loslaote (Sittard), los maken: los make (Hoensbroek), los zitten: loos zittə (Epen), los zitse (Kerkrade), los zitte (Hoeselt, ... ), los zittu (Brunssum), loszitte (Montfort), lŏz zitte (Vijlen), loͅ.s˃ ze.tə (Eys), zit laos (Meijel), loteren: lotere (Houthalen), loteren (Born), lotərən (Diepenbeek), ly.tərə (Meeuwen), niet vast zitten: neet vas (Guttecoven), rammelen: ramele (Wijlre), rammele (Kunrade, ... ), rammelen (Eksel, ... ), rammələ (Kapel-in-t-Zand), ràmmele (As), ràmmələ (Gennep, ... ), rámmele (Swalmen), rámmələ (Nieuwenhagen), rəmmelə (Doenrade), roefelen: ruffele (Maastricht), slodderen: sjlodderen (Beesel), slōdere (Tungelroy), uit het gehing zijn: ⁄t is oet ze gəhing (Maastricht), uitlodderen: oetgelodderdj (Thorn), oetloddere (Schimmert), oëtgeloederd (Maasbree), uûtloddere (Oirlo), wiggelen: wiggele (As) los zitten, gezegd van onderdelen [loteren] [N 91 (1982)] III-4-4
loterij loterij: laoterie (Sittard), loeët`rie (Bocholt), looterei (Zolder), loteriej (Kelpen), lotə`rej (Gemmenich), louterèè (Sint-Truiden), loëtery (Gronsveld), ly.təri (Meeuwen), Afl. sub lot.  loterij (Meeswijk), loͅtəreͅi (Lommel), Afl. sub loten.  leue.terèè (Hasselt), loterij (Zonhoven), Een biljet van de loterij kopen.  lòutəreͅə (Niel-bij-St.-Truiden), Hèdde kartjes vör de lotterïj?  lotterïj (Gennep), NB loatereibreefke: loterijbriefje.  loaterei (Heerlen), Sub laot: Laoter verkoupe väör de laoterie.  laoterie (Echt/Gebroek), Sub loten.  loteri-j (Uikhoven), Var. loeëtereej.  lottereej (Venray), Var. lottereej.  loeëtereej (Venray), vgl. lot: Lot; ein lötje koupen een lotje kopen.  lotterie (Venlo) [Loterij]. || Loterej: Lotterie. || Loterij, verloting. || Loterij. || Lotterij: loterij. || Wat roept de speler als hij een rijtje bezet heeft? [katern, hammeke, kien]. [N 88 (1982)] III-3-2
loterij add. koningen: Bakkers, tevens herbergiers, hielden op Driekoningendag en volgende Zondagen tot vastenavond in hunne herberg verloting van tarwebrood, tegen inzet van een of twee centen Hartenaas wees den winnaar aan.  keuninge (Valkenburg) Loterij om koningskoeken. III-3-2
lotto lotto: looeto (Sevenum), lotto ? (Lontzen), thans algemeen: kienen  loͅtō (Gennep) Er bestaat een gezelschapsspel, waarbij iedere speler kaarten krijgt met rijen nummers op; ronde blokjes met cijfers op worden uit een zak gehaald, afgeroepen en dan op de kaarten geplaatst. Hoe heet dit spel? [ZND 37 (1941)] || Het spel waarbij de spelers elk één of meer kaarten hebben met daarop een aantal cijfers tussen 1 en 90. Die cijfers moeten opgevuld worden; ze worden willekeurig opgeroepen; winnaar is degene die het eerst een rij vol heeft [kienen, lotto, kienspel]. [N 88 (1982)] || Het spel waarbij de winnaar(s) door het lot word(t)(en) aangewezen [loten, loteren, lotelen, loteren]. [N 88 (1982)] III-3-2
loven en bieden bieden: beeje (Gulpen, ... ), beejə (Heel, ... ), beje (Maastricht), bieje (Jeuk, ... ), biejen (Eksel), bijje (Klimmen), béje (Maastricht), hoe zit deze zin eigenlijk in elkaar??  man deetə de waar beeje aanrəkə (Beesel), kopen: koupe (Neer), koper (zn.): kuipər (Reuver), lingelen: lengele (As), op- en afbieden: op en aafbeeje (Amby), opbieden: opbieën (Eigenbilzen), overhalen: overhalen (Meeuwen), prijzen en bieden: prie:ze en beeje (Herten (bij Roermond)) loven en bieden, de waren aanprijzen [koopman] en er een prijs voor bieden (koper) [handelen] [N 89 (1982)] || marchanderen [ZND 01 (1922)] III-3-1
loven en bieden: aanprijzen aan de man brengen: aan de man bringe (Hoensbroek), aanhalen: (verkoper).  aanhalen (Meeuwen), aanprijzen: aanprieze (Hoensbroek), aonpreise (Maastricht), aonprijze (Maastricht), áánprīēzə (Heel), ènpreezjə (Meijel) loven en bieden, de waren aanprijzen [koopman] en er een prijs voor bieden (koper) [handelen] [N 89 (1982)] III-3-1