e-WLD trefwoorden 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 140309
TrefwoordBegrip: dialectopgave (plaats)Toelichting
aanschijten iemand belasteren:   āšīsǝ (Kelmis) II-4
aanschikken aanhitsen:   aansjíkke (Pey) III-2-1
aanschot handgeld: ps. is niet goed te lezen en heb het bij benadering omgespeld volgens IPA. Het eerste tekentje: een echte v of het IPA-teken: een soort dakje (omgespeld: [)?  ønzšūu̯i̯t / vnzšūu̯i̯t ? (Tongeren) III-3-1
aanschrijven aanrekenen:   aa-sjrīēve (Mheer), aan-schriëve (Sevenum), aanschrieven (Montfort, ... ), aansjrieve (Swalmen, ... ), aansjrieven (Kesseleik), aansjrievə (Kelpen, ... ), aonsjrieven (Noorbeek), tansjrie:ve (Herten (bij Roermond)), áánsjrīēvə (Heel), áásjrīēvə (Heerlen), ənschrieve (Meerlo), feest bij de ondertrouw:   aasjrieve (Epen), iemands overlijden aanzeggen:   asjrievə (Wijnandsrade), in ondertrouw gaan:   aanschrīēve (Amby), aansjrieve (Bunde), aansjrievə (Oirsbeek), áá-sjrīēvə (Epen), áásjrīēvə (Heerlen), schrijven:   aansjriëve (Maasbracht) III-2-2, III-3-1, III-3-2
aanschroeien aanbranden:   ɛnsxrø͂ͅi̯ə (Gennep, ... ), schroeien:   achrûie (Oirlo) III-2-1, III-2-3
aanschroeven met de kuipersvijs dichtdraaien:   aanschroeven (Kortessem), van katoen geven:   âansjrôeve (Swalmen) II-12, III-1-4
aanschudden planten water geven:   ōͅnšøͅdə (Lanaken) III-2-1
aanschuinen schuin afzagen:   ānsxȳnǝ (Venlo) II-12
aanschuiver muiltje:   oͅənsXüvərs (Achel) III-1-3
aanslaan aanslaan:   ānšlǭn (Doenrade), aarden:   aansloan (Weert), afhangen:   āšlǫa (Bleijerheide), bekeuren:   aansloan (Opitter), bijeenploegen:   o.njsly.n (s-Herenelderen), blaffen:   aonsjloën (Grondvelds Wb), de duivenklok afstemmen op de moederklok:   aonsloon (Sint-Pieter), ā.šloͅ.a (Eys), de duivenklok gelijkzetten met de moederklok: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook bijlagevellen met (eventuele) aanvullingen en diverse toelichtingen.  ansloan (Wanssum), de eerste voor ploegen:   ãnslō ̞n (Maasmechelen), ãnslǭ.n (Tongerlo), ãšlǭ (Ransdaal), ānsluǝn (Bocholt), ānslūǝ.n (As), ānslǭn (Ell, ... ), ānšlǭn (Born, ... ), ánslǭ (Meijel), ǫnslūn (Oud-Winterslag), ǭnslōn (Kanne), ǭnslūǝ.n (Zutendaal), ǭslō ̞ǝn (Zonhoven), ǭǝ.nslő̜nj (Ordingen), ǭǝnslǭǝn (Achel, ... ), de grond vasttreden, aanstampen:   ǫǝnslǭǝn (Neerpelt), een profiel beginnen te schaven:   āšlǭ (Mechelen), een zak aanstroppen:   aanslaan (Weert), grijpen door roofdieren:   anslaon (Oirlo), in beslag nemen / beslag leggen op:   aanslōēn (As), aonslən (Diepenbeek), oansleun (Hoeselt), inkappen, eerste slagen maken met de zicht:   ānslǭn (Hasselt), ǫǝnslǫǝn (Achel), manier van vissen: Als het stopke gaat moet ge fors aanslaan.  ā:nslōən (Meeswijk), mouwvoering aannaaien:   aanslaan (Opglabbeek, ... ), ānšlǭn (Herten, ... ), āšlǭn (Doenrade), naasten:   onslø̄n (Vliermaal), ānslōn (Ransdaal), ānslūn (Rotem), āšlǭǝ (Oirsbeek), ǭnslwøn (Veldwezelt), ǭnsløn (Diepenbeek), ǭnslōn (Sint-Truiden), restant vissen:   aonsjloën (Gronsveld), salueren:   aansjlaon (Heel), aansjloa (Hoensbroek), aanslaan (Achel), aanslaon (Obbicht), aansloan (Bree, ... ), aansloon (Maastricht), aasjloa (Schaesberg), aasjlooè (Waubach), de salddoate motte aanslaōn (Weert), de soldaoten môten aanslaon (Lanaken), de soldaten moeten aanslaan (Sint-Huibrechts-Lille), de soldoaten mooten aansloaən (Opoeteren), de soldoute moette ensloa (Loksbergen), de soldàten motten aanslaen (Kaulille), də sḁldaoətən moitən aonslən (Diepenbeek), də soldaotən mottən aonslwən (Eigenbilzen), də soldaotən motən oaslən (Zolder), də soldoaətə mutən oaənsloaən (Kortessem), də soldōͅtən mutən ōͅənslōͅən (Hamont), oânsloân (Hamont), soldaote moete aonsloan (Sint-Truiden), dat is zeer oud  aanslaon (Maasbracht), nb : stoottoon  aan: slao: n (Montfort), uitschieten:   ānslõ̜n (Weert) I-1, I-2, I-4, II-1, II-12, II-3, II-7, II-9, III-1-4, III-2-1, III-3-1, III-3-2, III-4-2