e-WLD trefwoorden 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 140309
TrefwoordBegrip: dialectopgave (plaats)Toelichting
muildeur ovendeur:   māldø̄r (Bevingen, ... ) II-1
muile-lawaai kwaadspreekster:   moele lavoi (Gulpen) III-1-4
muilebellen bellen aan het hoofdstel:   mȳlǝbɛlǝ (Oost-Maarland) I-10
muilejan klikspaan:   moelejan (Gulpen), welbespraakt brutaal persoon:   moele-jan (Sittard), moelejaan (Noorbeek, ... ), moelejan (Doenrade, ... ), moeleján (Doenrade), moelerjan (Brunssum), moellejant (Kerkrade), moulejan (Wijlre), mŏĕlləján (Heerlen), mŏĕləjààn (Epen) III-3-1
muilelavooi kletswijf:   moele lavoi (Gulpen) III-3-1
muilemaker kwaadspreker: (man).  moelemaaker (Lutterade) III-1-4
muileman welbespraakt brutaal persoon:   mówlemàn (As) III-3-1
muilen aangeven, verklikken:   moele (Gulpen), bekvechten:   mit emes mōēle (Swalmen), moele (Meijel, ... ), moelə (Gennep, ... ), mōēle (Maasbree), mŏĕle (Gennep), druk praten:   moelle (Kerkrade), mōēle (Voerendaal), mōēlə (Susteren), mŏĕllə (Heerlen), mŏĕlə (Epen), een lelijk gezicht trekken:   maolə (Tongeren), kibbelen:   moe-le (Blitterswijck), moelle(n) (Schinveld), ze zeen weer aan ⁄t moelen (Opoeteren), ze zien zèr ⁄n ⁄t moelen (Hamont), ze zèen weer aan ⁄t moelen (Gruitrode), zeͅ zēn wē‧r ānət mylə (Neerglabbeek), zie zeen weer aan⁄t moelen (Molenbeersel), zie zeen weer aan⁄t moellen (Neeroeteren), zijn ze wier aan ⁄t muilen (Beringen), muilen  ze zijn weer aan⁄t moulen (Helchteren), kletsen: Van Dale: muilen, (gew.) morren, pruilen.  m"ulə (Bree), moele (Gulpen, ... ), moelen (Bree, ... ), moelle (Eisden, ... ), moelə (Eisden, ... ), moeuilen (Bree), moĕlen (Neeroeteren), moulen (Waltwilder), moulə (Stokkem), mulə (Lanklaar), mulən (Kerkrade, ... ), mylə (Opglabbeek), kletsen [zwetsen]: Van Dale: muilen, (gew.) morren, pruilen.  moele (Genooi/Ohé, ... ), moelle (Heerlen), moule (Heer), mokken:   moele (Schaesberg), monden:   mø̜̜̄̄lǝ (Loksbergen), mǫwlǝ (Bilzen), opscheppen:   moele (Valkenburg), mŏĕllə (Heerlen, ... ), ww.  moule (Genk), opspelen:   moele (Vlodrop), schelden, schimpen: cf. Du. "maulen  mūūlə (Meeuwen), snauwen, grauwen:   moele (Linne), spreken, praten:   moele (Kerkrade, ... ), moelle (Terwinselen, ... ), moellə (Chèvremont, ... ), moelə (Nieuwenhagen, ... ), moĕle (Simpelveld), mŏelle (Mechelen), mŏĕllə (Bocholtz, ... ), mulle (Vaals), plat  moele (Jabeek), verbeuzelen: Van Dale: muilen, (gew.) morren, pruilen.  moele (Nieuwstadt), moele zich get op enne hoŏp (Gulpen), ummer aan ⁄t môêle (Schimmert), welbespraakt brutaal persoon: Zo wordt het ook genoemd.  moele (Tienray) II-8, III-1-4, III-3-1
muilen maken een lelijk gezicht trekken:   maulə mōͅkə (Beverst), moele make (Berg-aan-de-Maas, ... ), mulə mākə (Lanklaar, ... ), muələ makə (Maaseik), mūlə mākə (Kinrooi), mylə makə (Opglabbeek), kibbelen:   moele make (Beegden) III-1-4, III-3-1
muilen snijden een lelijk gezicht trekken:   moele sjnieje (Valkenburg), moele snieje (Stevensweert), mōēle sjnieje (Hoensbroek) III-1-4