e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
opvulpijler blaaspijler: blǭspęjlǝr (Oirsbeek  [(Emma)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), stape-taille: staptęj (Lanklaar  [(Eisden)]  , ... [Winterslag, Waterschei]  [Eisden]), taille waar stape gemaakt wordt: taille waar stape gemaakt wordt (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]   [Emma, Maurits]), versatzstreb: vǝrzatsštrēp (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Zolder]), vulpijler: vulpijler (Kerkrade  [(Wilhelmina)]  , ... [Maurits]  [Wilhelmina]), vølpajlǝr (Bleijerheide  [(Domaniale)]  , ... [Maurits]  [Domaniale]), vølpęjlǝr (Brunssum  [(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]  , ... [Julia]  [Emma, Hendrik, Wilhelmina]  [Maurits]  [Maurits]), vølpīlǝr (Lutterade  [(Maurits)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), vø̜lpęjlǝr (Geleen  [(Maurits)]  , ... [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Emma, Maurits]  [Emma]  [Maurits]), vulstreb: v ̇ølštr ̇ēp (Eys  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Domaniale]), vølštrēp (Bleijerheide  [(Domaniale)]  , ... [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Laura, Julia]  [Willem-Sophia]  [Domaniale]  [Domaniale]), vø̜lštrēp (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Emma]) Pijler waarvan het ontkoolde gedeelte wordt opgevuld door middel van van elders aangevoerde stenen. Dit opvullen kan zowel met de hand als mechanisch gebeuren (zie ook het lemma Blaaspijler). [N 95, 539; monogr.] II-5
opvulzand ballastzand: balast˲zaŋk (Tegelen), fommelzand: fumǝlzantj (Beek  [(werd gebruikt om iets op te vullen)]  ), letchi: lętši (Tongeren), papzand: pap˲zānt (Castenray  [(id)]  , ... ), vulzand: vø̜lzaŋk (Tegelen) Zand dat wordt gebruikt voor aanvulling, maar niet voor het metselwerk zelf. Zie voor het woordtype 'letchi' a. Stevens, 'T√∫ngërsë Dïksjënêer', pag. 328, s.v. 'lètsji'. [N 30, 36b; monogr.] II-9
opwollen grof worden: grōf wø̄r(d)ǝ (Maastricht), opwollen: ǫpwǫlǝ (Bilzen), spikken: spekǝ (As), zich opgooien: zex˱ ǫp˲guǝjǝ (Bilzen) Het ruw worden van het houtoppervlak nadat het met een vloeistof, zoals beits, is ingewreven. De poriën tussen de houtvezels vullen zich dan, waardoor het hout zwelt en de houtvezeltjes zich oprichten. Het hout dient in zoɛn geval eerst geschuurd te worden, alvorens een volgende (beits)laag kan worden aangebracht.' [N 56, 46] II-12
opzakken afhangen: āfhaŋǝ (Herten), afwegen: afwegen (Gennep), afzakken: afzakken (Lummen), in zakken doen: en zɛk˱ dōn (Rothem), opscheppen: ǫpsxø̜pǝ (Weert), opzakken: opzakken (Paal, ... ), up˲zakǝ (Tessenderlo), ǫpzakǝ (Kaulille), ǫp˲zakǝ (Einighausen, ... ), opzakken en afwegen: ǫp˲zakǝ ęn afwę̄gǝ (Meijel), zakken vullen: zakǝ vølǝ (Lummen) Meel in zakken doen en de gevulde zakken op het juiste gewicht brengen. [N O, 38l] II-3
opzeilen (de molen) zeilen: zęjlǝ (Leunen), losdraaien: lǫs˱dręjǝ (Weert), opzeilen: opzeilen (Molenbeersel, ... ), up˲zãlǝ (Tessenderlo), ǫp˲zęjlǝ (Einighausen, ... ), ǫp˲zę̄ǝlǝ (Lummen), voorbinden: vø̄rbeŋǝ (Meijel), zeil opleggen: zę̄l ǫplęgǝ (Lummen), zeil voeren: zęjl vø̄rǝ (Weert), zeil voorleggen: zęjl vyǝrlęgǝ (Weert), zęjl vø̄rleqǝ (Herten), zęjl vø̄rlęgǝ (Maxet), zeilen: zeilen (Susteren, ... ), zęjlǝ (Maxet, ... ), zę̄jlǝ (Einighausen), zę̄lǝ (Ospel) Zeilen aanbrengen. [N O, 7a] II-3
opzet omslag: ǫmšlāx (Swalmen), opgezette voorkant: ǫp˲gǝzatǝ vø̄rkantj (Reuver), opzet: op˲ze̜t (Heijen, ... ), up˲ze̜t (Tessenderlo), ūp˲ze̜t (Loksbergen), ǫp˲zat (Maastricht), ǫp˲ze̜t (Bevingen  [(om niet op de zool te drukken)]  ) De naar boven omgebogen voorzijde van een hoefijzer. De opzet begint aan de zijgedeelten van het hoefijzer, ongeveer op de hoogte van het eerste of tweede nagelgat, en dient volgens de invuller uit P 47 om het lopen te vergemakkelijken. De opzet heeft verder nog als functie: bescherming van de voet (L 290, L 291, L 382) en voorkoming van aanstoten (L 159a, L 289, Q 121b) en struikelen (Q 18). Volgens de respondent uit Q 95 werd een opzet alleen aangebracht aan de ijzers voor de voorste hoeven. Zie ook afb. 222. [N 33, 358] II-11
opzetband aanslagbindel: ānslāx˱benjǝl (Eisden, ... ), hulpband: hølp˱bant (Maastricht), noodband: nut˱bant (Maastricht), opzetband: up˲zęt˱bant (Hasselt), ǫp˲zęt˱ba.ŋkt (Panningen), ǫp˲zęt˱banjt (Heel), ǫp˲zęt˱bant (Klimmen, ... ), ǫp˲zęt˱baŋk (Blerick, ... ), opzetter: opzetter (Kortessem), ǫp˲zetǝr (Roermond), ǫp˲zętǝr (Hasselt), zetband: zęt˱baŋk (Tegelen), zęt˱bānt (Gennep) De metalen band waarin de duigen rechtop worden vastgezet in de vorm van het vat. De opzetband is meestal een kopband, dus een band die de bovenzijde van de duigen omsluit. De opzetband is een voorlopige band die uiteindelijk door de definitieve band wordt vervangen. Zie ook het lemma ɛsluitbandenɛ.' [N E, 23-24] II-12
opzetklem klem: klɛm (Ell  [(van hout)]  ), opzetklem: op˲zɛtklɛm (Gennep) De klem waarmee de kuiper de eerste duig aan de opzetband vastzet. Zie ook afb. 214. [N E, 21 add.; N E, 23 add.] II-12
opzettelijk expres: ekspree (Schaesberg), ekspres (As, ... ), ekspreͅs (Beringen), es-pres (Vijlen), eschpres (Eijsden), esjpres (Kessel), esjprês (Panningen), espres (As, ... ), esprēs (Horst, ... ), esprè-s (Wellen), esprès (Oirsbeek), esprês (Diepenbeek, ... ), esspress (Bilzen), estepres (Heerlen, ... ), ešpres (Swalmen), expree (Rimburg), expreijs (Mechelen), expres (Belfeld, ... ), express (Horn), exprĕs (Hasselt), exprèës (Epen), ĕksprĕs (Buggenum, ... ), ĕspres (Gulpen), ĕsprĕs (Beegden, ... ), eͅkspres (Hoepertingen), eͅkspreͅs (Maastricht), eͅspreͅs (Martenslinde, ... ), äspräs (Elen), èksspres (Sint-Odiliënberg), èsprès (Amby), ëspres (Wellerlooi), əsprès (Aalst-bij-St.-Truiden), (= opzettelijk). Opm. expr´s = de trein.  esprĕs (Berg-en-Terblijt), boven de ´ staat een lengte-teken  exprĕs (Arcen), De höbs det espres neet gezagt  espres (As, ... ), Hae deej ¯t ekspres om dich te koejenere  ekspres (Echt/Gebroek), Ich bön ekspree gekòmme òm dich te waarsjuwe.  ekspree (Echt/Gebroek), met lengteteken op de tweede e  exprès (Meerlo), ook  espres (Heerlen), ook materiaal znd 1a-  espres (Genk), ook materiaal znd 1a-m  aspres (Alken, ... ), asprest (Sint-Truiden), aspreͅs (Oostham, ... ), ejpres (Kaulille), ekspres (Vroenhoven), ekspress (Tongeren), espre-s (Wellen), espree-es (Groot-Gelmen), espres (Aalst-bij-St.-Truiden, ... ), espress (Borgloon), esprēs (Diepenbeek, ... ), espreͅs (Bilzen, ... ), esprès (Lanaken), espréəs (Gutshoven), esprɛs (Molenbeersel), expres (Achel, ... ), express (Linkhout), exprès (Lontzen), exprês (Neerpelt), eͅkspreͅs (Hamont, ... ), eͅspres (Munsterbilzen), eͅsprēͅs (Kortessem), eͅspreͅs (Diepenbeek, ... ), eͅspreͅst (Sint-Truiden), eͅsprés (Rekem), èksprès (Montzen), èsprĕs (Sint-Huibrechts-Hern), êspres (Vroenhoven), əspres (Herk-de-Stad), əsprēs (Borgloon), əsprĕs (Zichen-Zussen-Bolder), ɛspres (Martenslinde), ɛsprɛs (Beringen, ... ), ook materiaal znd 1a-m ê met @  eͅsprês (Kortessem), ook materiaal znd 1a-maspres  espres (Jeuk), met opzet: ook materiaal znd 1a-m  met opzĕt (Maaseik), mit opžèt (Sittard), ompres: ook materiaal znd 1a-m  ompres (Oostham), ompress (Beverlo), oməpres (Koersel), opzettelijk: opzettelik (Maastricht), ook materiaal znd 1a-m  opzettelijk (Kessenich), opzettelyk (Overpelt), spres: (het)spres (Reuver), spres (Beesel, ... ), ook materiaal znd 1a-m  spres (Bilzen, ... ), uitspres: uutspres (Blitterswijck), uutsprĕs (Well), ŭŭtspres (Afferden), ŭŭtsprĕs (Gennep), van expres: van espres (Simpelveld), van expres (Susteren), vanspres: va sprĕs (Swolgen), voor expres: vur espres (Simpelveld), vörĕsprĕs (Heel), vörreprês (Diepenbeek), ook materiaal znd 1a-m  ver espres (Herk-de-Stad), ver ès près (Niel-bij-As), verespres (Bree), vier espres (Gruitrode, ... ), vər ɛespres (Opgrimbie) expres [SGV (1914)] || moedwillig, opzettelijk || moedwillig,opzettelijk || opzet (met-) || opzettelijk [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)] || zonder opzet, zonder bedoeling [buiten besouw] [N 85 (1981)] III-1-4
opzetten bollen werpen: bø̜l wę ̞rǝpǝ (Elsloo), de brandzool op een leest houwen: dǝr brantzǭl op ǝnǝ lę̄s howǝ (Montzen), de schachten op de binnenzool spannen: dǝ šaxtǝ op dǝ benǝzōl španǝ (Roggel), de schachten opzwikken: dǝr šęxt optswikǝ (Montzen), oppinnen: oppenǝ (Bilzen), oppinnen (Dilsen, ... ), optrekken: optrekken (Dilsen), opzetten: opzetǝ (Meijel), opzętǝ (Geulle, ... ), ǫpzɛtsǝ (Bleijerheide) De bereide klei op de vormtafel leggen. [monogr.] || Het vastspijkeren van de binnenzool op de leest en het op de leest schuiven van het overleer. Zie afb. 35. [N 60, 78] II-10, II-8