e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
oplegslot dag- en nachtslot: dāx˱ ęn naxslǭt (Stein), frans slot: frãns slot (Tessenderlo), kastenslot: kastǝšlǫt (Mechelen), kastǝšlǭs (Bleijerheide), kelderdeurslot: kaldǝrdiǝrslūǝt (Bilzen), opdekslot: ǫp˱dękšlǭt (Herten), oplegslot: oplęqslǭt (Stein), oplęqšlǭt (Sint Odilienberg), oplęxslǫt (Ottersum), ǫpleqšlǭt (Posterholt), opschroefslot: ǫpsxrū.fslǭt (Venlo), slot voor dag en nacht: šlǭt ˲vø̄r dāx˱ ęn nax (Sint Odilienberg) Slot dat aan de binnenzijde van een deur op de deurstijl wordt geschroefd. Over het 'Frans slot' merkt Zwiers I op pag. 402 op: ø̄Het doet dienst als dag- en nachtslot, en is daartoe voorzien van drie schotels of schieters. Des nachts worden alleen de twee uiterste schotels gebruikt, welke in werking treden door het tweemaal omdraaien van den sleutel. Bij éénmaal omdraaien springt alleen de middelste schieter terug, die aan de binnenzijde aan den knop, welke zich ter rechterzijde van het slot bevindt, kan worden teruggetrokken, zonder dat van den sleutel behoeft te worden gebruik gemaakt.ø̄ [N 54, 102] II-9
opleidingsgebouw b.v.s.: b.v.s. (Buchten  [(Maurits)]   [Maurits]), de opleiding: de opleiding (Stein  [(Maurits)]   [Maurits]), dǝ oplęjeŋ (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Eisden]), leslokaal: lę.slo.k˙āl (Eys  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Eisden]), lɛslokāl (Bleijerheide  [(Domaniale)]  , ... [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Domaniale]), op de b.v.s.: op˲ dǝ [b.v.s.] (Eys  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Maurits]), opleidingsgebouw: opleidingsgebouw (Chevremont  [(Julia)]   [Maurits]), oplęjdeŋsgǝbuw (Thorn  [(Maurits)]   [Maurits]), oplę̄deŋsgǝbǫw (Heerlen  [(Emma)]   [Maurits]), ǫplęjdeŋsgǝbu (Geleen  [(Maurits)]   [Emma]), opleidingzaal: opleidingzaal (Lanklaar  [(Eisden)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), t.w.i.: t.w.i. (Eisden  [(Eisden)]   [Zwartberg, Eisden]), t.w.i.-lokaal: t.w.i.-lokaal (Rekem  [(Zwartberg / Eisden)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) Plaats waar men de aankomende mijnwerker in het vak schoolt. Met de afkorting T.W.I. wordt bedoeld "Training Works Instructions". De Bovengrondse Vakschool, de B.V.S., leidde op tot bankwerker en elektricien (Kemp pag. 35). [N 95, 24; N 95, 24 add.] II-5
opleppen aanleppen: ānlɛpǝ (Maasmechelen), bet de fles optrekken: bę dǝ flẽ̜s optrękǝ (Borgloon), bet melk grootbrengen: bē̜ męlǝk xrūdbręŋǝ (Niel-Bij-Sint-Truiden), de fles geven: dǝ flɛš gē̜vǝ (Susteren), een bag zelf trekken: ǝ bak zɛlf trękǝ (Noorbeek, ... ), grootbrengen: grǭtbręŋǝ (Roosteren), groottrekken: gruttrøkǝ (Rotem), grøu̯ttrekǝ (Val-Meer), laten zuiken: latǝ zukǝ (Bree), lebberen: lębǝrǝ (Boekt Heikant), met de fles optrekken: met dǝ flęs ǫptrękǝ (Bree), met dǝ flɛs optrɛkǝ (Noorbeek), met de lots optrekken: męt dǝ lotš optrękǝ (Ulestraten), met melk aantrekken: met mɛlǝk āntrękǝ (Klimmen), opfokken: opfǫkǝ (Haelen), oplappen: oplapǝ (Oost-Maarland), oplebberen: oplɛbǝrǝ (Gelinden, ... ), opleppen: oplɛpǝ (Castenray, ... ), ǫplępǝ (Lanklaar), oplepsen: oplɛpsǝ (Holtum), optrekken: optrekǝ (Wellen), optrękǝ (Geleen, ... ), optręʔǝ (Kwaadmechelen), optrɛkǝ (Blerick), uptrękǝ (Paal), ǫptrękǝ (Bocholtz, ... ), ǫptrękǝn (Achel), ǫptręʔǝn (Lommel), slebberen: slębǝrǝ (Boekt Heikant), zoeteren: zø̄tǝrǝ (Swalmen), zonder zoog trekken: zoŋǝr zōx trękǝ (Obbicht), zuiken laten met de fles: zūkǝ lǭtǝ met dǝ flɛš (Valkenburg) Een big met koemelk grootbrengen. [N 19, 16; N 19, 15; monogr.] I-12
opleren aanleren: aanleire (Buchten), africhten: aaf-reechte (Sevenum), aafrichte (Geleen, ... ), aafrichtə (Beesel), ááfrigtə (Guttecoven), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook aantekening van de invuller, op de laatste pagina!  aa.frichtə (Grathem, ... ), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook bijlagevellen met (eventuele) aanvullingen en diverse toelichtingen.  africhte (Wanssum), dragen: Opm. v.d. invuller: 5 km., 10 km. enz.  draogen (Jesseren), lappen: lappe (Geleen, ... ), lappen (Echt/Gebroek), oplaten: men "geet ze oploate (om ze aaf te richte) (Doenrade), o.p l‧oͅatə goͅ.a (Eys), oplaawte (Jeuk), oplaete (Eys), oplaote (Klimmen, ... ), oplaten (Mielen-boven-Aalst), oplaòte (Sint-Pieter), opleuten (Koersel), oploate (Doenrade), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook "klanktabel v.h. Zolders (uitspraak)", aan de achterkant van de laatste pagina!  óploeë.te (Zolder), opleren: op liere (Venray), op lière (Doenrade), oplere (Rijkhoven, ... ), opleren (Mielen-boven-Aalst, ... ), oplieere (Weert), opliere (As, ... ), oplieren (Eisden), oplīərə (Meijel), òplīērə (As), óplîere (Zolder), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.  opleïre (Bilzen), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook bijlagevellen met (eventuele) aanvullingen en diverse toelichtingen.  opliére (Wanssum), Algemene opmerking: deze vragenlijst is nogal slecht (= weinig antwoorden) ingevuld!  op lieren (Gruitrode), proefvliegen: proofvleege (Vlodrop), voor kwaad zetten: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.  vör kaud zètte (Bilzen) 2. Africhten (van duiven). || Hoe zegt men / hoe noemt men in Uw dialect: jonge duiven (een paar kilometer van het hok) wegbrengen, om ze te leren [N 93 (1983)] III-3-2
opletten aandacht geven: aandacht gééve (As), aandag gaive (Melick), aandag gèvə (Montfort), aandàch gééəvə (Meeswijk), andach geve (Maastricht), aondach geve (Maastricht, ... ), aoəndacht chéévə (Hamont), āāndach gève (Schimmert), ààndach géévə (Epen), aandacht schenken: aandach sjinke (Schimmert), aondag sjinkə (Maastricht), acht geven: ach gaeve op (Venlo), ach gaeëvə (Nieuwenhagen), ach geevə (Maastricht), ach geve (Maastricht, ... ), ag gaeve (Geleen), ag geëvə (Wijnandsrade), àch-gêêvə (Heerlen), áág gève (Schaesberg), acht slaan: achtslaon (Tungelroy), acht slaan op: ach op sjlaoë (Gulpen), achtergedacht hebben: agtərgədegt höbbə (Kelpen), attentie geven: attentie gééve (As), attènse geeve (Sint-Truiden), gèf attentie (Jeuk), attentie op doen: attèmtsə ŏĕp dōēn (Loksbergen), beletten: cf. VD s.v. "beletten"2. (gew.) opmerkzaam zijn op  beletten (Stein), erbij zijn: (zijn).  dərbēͅ.i̯ zi.ə (Eys), gedanke (du.) geven: gədankə gēēëvə (Nieuwenhagen), gereed zijn: geriejd zijn (Jeuk), gewaar zijn: gewaar zeen (Ospel, ... ), goed kijken: good kieke (Weert), goed uitkijken: good oetkieeke (Weert), good oetkieke (Neer), in acht nemen: ien acht neme (Oirlo), in ach naime (Maasniel, ... ), in áchnummə (Reuver), in de gaten houden: alles ien de gaate hâlde (Venray), ien de gaatə hààldə (Gennep), ien de gate halde (Oirlo, ... ), in de gaate haòje (Sevenum), in de gate hoaje (Echt/Gebroek), in de gate houwe (Noorbeek, ... ), in de gate hâlde (Venray), in de gate hòte (Heerlerbaan/Kaumer), in də gaatə hawwə (Maastricht), in de gater houden: in de gater halde (Venlo), inne gater haoje (Ell), in de smiezen houden: in de smieze halde (Venlo), in də smiezə hawwə (Maastricht), interesseren: intreseere (Maastricht), kijken: kīēke (Venray), met zijn ogen open slapen: dee sjliep mèt zien ougə oopə (Maastricht), op de qui-vive zijn: op dien kie-viêf-zien (Venlo), op qui-vive staan: op kieviè staan (Meeuwen), op zijn hoede zijn: op z⁄n hoedə zien (Maastricht), op zijn qui-vive zijn: is op zieng quivief (Noorbeek, ... ), op zene kievief zien (Maastricht), op zie kwie vief zieə (Simpelveld), op zien kievief zeen (Montfort), op ziene kevief zeen (Neer), op z⁄n kievief zin (Beek), óp zie kie vieve zieë (Kerkrade), opletten: letop (Vlodrop), lette op (Geulle, ... ), lette op... (Hoeselt), lette óp (Tienray), letten op (Heythuysen, ... ), lètte op (Maasbree, ... ), létte op (Tungelroy), léttə òp (Maastricht, ... ), léttən òp (Amstenrade), lêtten op (Gronsveld), op lette (Mheer), op letten (Kesseleik), op léəttə (Kelpen), oplette (As, ... ), opletten (Born, ... ), oplettə (Beesel, ... ), oplētte (Roermond), oplĕtte (Geleen), oplètte (Klimmen, ... ), oplètten (Eksel), oplèttə (Simpelveld), oplétte (Susteren), opléttə (Doenrade, ... ), oplêtte (Herten (bij Roermond)), oplötte (Bree), oͅpleͅtə (Meeuwen), òp letten (Venray), òplèttə (Reuver), òplééte (Swalmen), óplettə (Venlo), óplittə (Meijel), ik vraag uw aandacht: ich vroog da ge zadt ùplètte  ùplètte (Beverlo), ps. Algemene note: Het omspellen van het Eksels dialect is misschien niet helemaal correct (geen spellingslijst daarvoor ik heb het bij benadering omgespeld!  oͅplētə (Eksel), oppassen: o.ppa.sə (Eys, ... ), op passe (Geulle, ... ), oppasse (Amby, ... ), oppássə (Nieuwenhagen), óppase (Kerkrade), óppàssə (Gennep), paraat zijn: paraat zeen (Montfort), paraat zin (Oirsbeek), scherp in de gaten houden: scherp in de gaten haoje (Sevenum), spinzen: sjpīēnzə (Kapel-in-t-Zand), uitkijken: oeskieke (Simpelveld), oetkieke (Venlo, ... ), oetkiekən (Urmond), ōētkīēkə (Oirsbeek, ... ), ū.tki.kə (Eys), vaardig zijn: (= gereed om te handelen).  ich bin vjaddəg (Vlijtingen), waakzaam zijn: waakzaam zeen (Schimmert), waakzaam zien (Hoensbroek), waken: wake (Posterholt, ... ), wakker zijn: wakker zin (Schinnen), wákkər zeen (Heel), zich gereed houden: zich gəreit haaje (Kapel-in-t-Zand) aandacht || aandacht geven || aandacht geven, letten op [beletten, nikken] [N 85 (1981)] || oplettend, achtslaan op wat kan gebeuren, gereed om te handelen, waakzaam [gewarig, gewaakzaam] [N 85 (1981)] III-1-4
oplettend attent: attent (Caberg, ... ), áttent (Venlo), áttént (Nieuwenhagen), derbij: der bīē (Stein), gewaar: gewaar (Ell, ... ), gewarig: gewaerig (Montfort), gewèrig (Kesseleik), op haar qui-vive: op haer kieviev (Geleen), op zijn qui-vive: op zien kieviev (Geleen), òp zən kĭĕvĭĕf (Maastricht), óp zĭĕng kĭĕvīēvə (Heerlen), oplettend: oplettend (As, ... ), oplèttend (Voerendaal), opléttənt (Maastricht), òpléttənt (Maastricht), óplettend (Tienray), opmerkzaam: opmerreksaam (Maastricht), oppassend: oppassend (Schaesberg), vaardig: vêrdig (Gronsveld), waaks: waaks (Caberg, ... ), wááks (Swalmen), wâks (Maasbree), waakzaam: waaksaam (Bree, ... ), waakzaam (As, ... ), waokzáám (Venlo), wāākzaam (Schimmert), wāākzāām (Beesel), wààksààm (Susteren), wach-zaam: wachzáám (Epen), wargzaam (Vaals), wakker: wakker (Heerlerbaan/Kaumer, ... ), wakkər (Urmond), wàkker (As) oplettend, achtslaan op wat kan gebeuren, gereed om te handelen, waakzaam [gewarig, gewaakzaam] [N 85 (1981)] III-1-4
opmaken erop kloppen: də fɛnəjə drop tsə klupə (Raeren), jɛ:lt trop tə klopə (Gemmenich), jɛld drop tə klopə (Walhorn), xɛ.lt drop tə klopə (Welkenraedt), klein krijgen: xae.ilt kle.i tə kriiə (Eupen), opdoen: gae.ilt updyn (Alken), gae.lt opdu.n (Heers, ... ), gae.lt opdû.n (Groot-Gelmen), gae.lt opdû:n (Genk), gae:lt updy (Zichen-Zussen-Bolder), gaelt opdyn (Herk-de-Stad), gaelt opdô.n (Grote-Brogel, ... ), gaelt ubduun (Nieuwerkerken), gaelt updo.un (Linkhout, ... ), gaelt updu.n (Binderveld, ... ), gaelt updu:n (Munsterbilzen), gaelt updun (Duras, ... ), gâê.ltṣ opdû.n (Maaseik), gâêlt obdo.n (Ophoven), gâêlt opdu.n (Peer), gâêlt opdô.n (Kaulille), gâêlt opdû.n (Kinrooi), gɛ.ilt ubdyn (Stevoort), gɛ.ilt updu:ən (Rukkelingen-Loon), gɛ.ld opdű.n (Heusden), gɛ.lt obdu.n (Zonhoven), gɛ.lt obdû.n (Houthalen), gɛ.lt opdu.en (Koersel), gɛ.lt opdu.n (Beverlo), gɛ.lt updû.n (Beringen), gɛilt updu:n (Diepenbeek), gɛld upduun (Jeuk), gɛlt opdo.un (Meldert), gɛlt opdy(3).n (Zolder), gɛlt ubduun (Borlo), gɛlt updo.un (Lummen), gɛlt updu.ən (Paal), gɛlt upduun (Buvingen, ... ), gɛlt updű.n (Heppen, ... ), gɛlṭ updű.n (Leopoldsburg), gɛlṭj obdo.n (Opoeteren), gɛḷt opdun (Sint-Truiden), gɛ͂lt updu.n (Kerkhoven), obdun (Borlo), obduun (Nieuwerkerken), obdūn (Rijkhoven), opdoen (Meeuwen), opdun (Binderveld, ... ), opduun (Buvingen, ... ), opdūn (Diepenbeek, ... ), opdūən (Rukkelingen-Loon), opdyn (Alken), oͅpdoun (Meldert), oͅpdun (Beverlo, ... ), oͅpduən (Zepperen), oͅpdyn (Herk-de-Stad), updoun (Linkhout), updoͅun (Zelem), updun (Halen, ... ), xɛlt obdy.ən (Helchteren), zən sɛntən ubduun (Borlo), opdrinken: sən sɛ.ntə updrɛ.iŋkə (Kortessem), opkrijgen: jɛ.lt op tə krijə (Kelmis), opmaken: gae.l[t} upmo.kə (Borgloon), gae.ld op hɛləpə ma.kə (Montfort), gae.lt opmâ.kə (As, ... ), gae.lt opmô.kə (Piringen), gae.lt upmo.kə (Vlijtingen, ... ), gae.lt upmo:kə (Hoepertingen, ... ), gae.lt upmâ.kə (Hasselt), gae:lt opmo:kə (Vroenhoven), gae:lt upmo.kə (Kanne, ... ), gae:lt upmo:kə (Zichen-Zussen-Bolder), gae:lt upmuakə (Moelingen), gaeld opmâ.kə (Baexem), gaeld opxəmak (Vlodrop), gaelṣ opma.kə (Stokkem), gaelt opma.kə (Beesel, ... ), gaelt opma.kən (Achel), gaelt ubmo:kn (Rijkhoven), gaelt upma.kə (Schulen), gaelt upmo.kə (Beverst, ... ), gaelt upmo:kə (Hoeselt), gaeltṣ opma.kə (Helden/Everlo, ... ), gâê.ltṣ opmâ:kə (Bocholt), gâêlt opma.kə (Echt/Gebroek, ... ), gâêlt opma:kə (Susteren), gâêlt opmâ:kə (Neeroeteren), gâêltṣ opma.kə (Heythuysen), gɛ.ilt upma.kə (Kuringen), gɛ.ilt upmo:kə (Stevoort), gɛ.lt mid upxəmak (Blitterswijck), gɛ.lt op tə ma.kə (Gennep), gɛ.lt opma.kə (Arcen, ... ), gɛ.lt opmo:kə (Gutshoven), gɛ.lt opmâ.kə (Bree), gɛ.lt opmô:kə (Bilzen), gɛ.lt upma.kə (Geysteren), gɛ.lt upma:kə (Heer, ... ), gɛ.lt upmo:kə (Opheers), gɛ:ld upxəmakt (Swolgen), gɛ:lt opma.kə (Bergen, ... ), gɛ:lt opma.ʔṇ (Ottersum), gɛ:lt upma.kə (Sint-Pieters-Voeren), gɛ:lt upmo:kə (Lanaken), gɛlḍ upma.kə (Beringe), gɛlt mɛi opxəmakt (Maasbree), gɛlt mɛij opxəmakt (Velden), gɛlt op tə ma:kə (Mheer), gɛlt opma.kə (Blerick, ... ), gɛlt opma:kə (Heerlen, ... ), gɛlt opma:xə (Simpelveld), gɛlt opmaʔn (Lommel), gɛlt opmo.kə (Zutendaal), gɛlt opmâ:kə (Opglabbeek), gɛlt opmô.kə (Tongeren), gɛlt opxəmakt (Siebengewald), gɛlt upgəmakt (Mook), gɛlt upma.kə (Broekhuizen, ... ), gɛlt upma:kə (Oirsbeek, ... ), gɛlt upmakə (Meterik, ... ), gɛlt upmo.kə (Millen), gɛlt upmo:kən (Vliermaalroot), gɛlt upxəmakt (America, ... ), gɛlṭj opma:kṇ (Opoeteren), gɛlṭj upma:kə (Amstenrade, ... ), jɛ.lt trop tə ma:kə (Lontzen), jɛld drop te ma.kə (Walhorn), jɛlt drop tsə ma:xə (Vaals), jɛlt upma:kə (Kerkrade), omōͅkə (Hoeselt), op māxə (Vaals), op tə makə (Gennep), opma`ən (Lommel), opmaake (Weert), opmake (Ell, ... ), opmakə (Bergen, ... ), opmakɛ (Broekhuizen), opmākə (Amby, ... ), opmāxə (Simpelveld), opmōͅkə (Beverst, ... ), opmōͅkən (Vliermaalroot), opmoͅkə (Borgloon, ... ), opmuakə (Moelingen), opmākǝ (Meijel, ... ), opməkə (Vlijtingen), opxəmak (Blitterswijck), opxəmakt (America, ... ), oͅp makə (Grubbenvorst), oͅpgəmakt (Wellerlooi), oͅpma`ən (Ottersum), oͅpmakə (Arcen, ... ), oͅpmākə (Margraten, ... ), oͅpmokə (Rutten), oͅpmōͅkə (Bilzen, ... ), oͅpmoͅkə (Berg, ... ), oͅpmoͅəkə (Gronsveld), oͅpxəmakt (Maasbree, ... ), oͅpxəmāk (Gulpen), sən saentə opmu.kə (Rutten), sən sɛ.ntə upmo:kə (Kortessem), sɛntə upxəmakt (Melderslo), upmoͅkə (Vreren), xɛ.lt dropma.kə (Baelen, ... ), xɛ.lt opmo.əkə (Gronsveld), xɛ:lt optə ma:kə (Aubel), xɛ:lt upma:kə (s-Gravenvoeren), xɛlt op mo.kə (Eijsden), xɛlt opgəmakt (Wellerlooi), xɛlt opma:kə (Eygelshoven, ... ), xɛlt opmâ:kə (Margraten), xɛlt opxəma:k (Gulpen), xɛlt upma:kə (Amby, ... ), xɛltj upma:kə (Stein), xɛltj upma:kən (Urmond), xɛlṭj upma:kə (Geleen, ... ), xɛḷṭj upmâ:kə (Schinnen), zə gɛlt opmo:kə (Vechmaal), zən sae:ntə opmo:kə (Vroenhoven), zən sɛntə opmo:kə (Vechmaal), zəŋ kny.əp opma.kə (Lauw), Goedje = goederen.  zə gø:tṣə opmo:kə (Vroenhoven), Of de boel ter dörzette.  gae.lt opmo.kə (Berg, ... ), opmaken (ww.): opmake (Schimmert), opwerken: opwɛrkǝ (Sevenum), opzwelgen: sən sɛ.ntə upzwalgə (Kortessem) Algemene benaming, in het bijzonder de sierkrans opvullen met bloemen. [N 61, 17e; N 61, 21e] || een vrouw die niet zuinig is [maakop, konkel] [N 89 (1982)] || geld opdoen (opmaken) [RND] || geld uitgeven voor een artikel [besteden, verteren] [N 89 (1982)] || op overdadige en lichtzinnige wijze besteden [dolboteren, vermokken, vertoelibassen, verkwisten] [N 89 (1982)] II-7, III-3-1
opmaken van staart en manen frezen: frizǝ (Kwaadmechelen  [(schuren)]  ), invlechten: envlø̜xtǝ (Valkenburg), envlɛxtǝ (Swalmen, ... ), knuppelen: knø̜pǝlǝ (Gingelom, ... ), knępǝlǝ (Hasselt), opbaken: ǫpbākǝ (Bree  [(opmaken)]  ), opbatelen: ǫpbātǝlǝ (Mechelen  [(met vier draden vlechten)]  , ... ), opbinden: opbɛ̄nǝ (Leopoldsburg), upbɛ̄nǝ (Bokrijk), ǫpbeŋǝ (Heerlerheide, ... ), ǫpbē̜i̯nǝn (Lommel), ǫp˱beŋǝ (Blerick, ... ), opdoen: ǫpduu̯n (Koersel), ǫpduŋ (Achel), ǫpdūn (Zolder  [(staart opbinden)]  ), opdraaien: opdriǝnǝ (Gemmenich), opknopen: ǫpknøpǝ (Neer), ǫpknø̜pǝ (Venray), ǫpknǫpǝ (Venlo), opmaken: opmākǝ (Heerlen, ... ), upmākǝ (Halen), ǫpmākǝ (Afferden, ... ), ǫpmākǝn (Achel, ... ), ǫpmāxǝ (Bleijerheide), ǫpmǫkǝ (Diepenbeek), ǫpmǭkǝ (Beverst, ... ), ǫpmǭǝkǝ (Gronsveld), ǫp˱mǭkǝ (Sint-Truiden), opmaken met stro: ǫpmākǝ met strȳ (Wolder / Oud-Vroenhoven / Wiler  [(zie knuppelen)]  ), opslenderen: upslendǝrǝ (Tessenderlo), opvlechten: ǫpvlęi̯xtǝ (Opheers), ǫpvlęxtǝ (Bilzen), ǫpvlɛxtǝ (Baarlo, ... ), ǫp˱vlęxtǝ (Opglabbeek), rondsnijden: rǫnsnē̜n (Hasselt), scheren: šē̜.rǝ (Genk  [(het haar van zowel staart als manen kort afknippen)]  ), slenderen: slendǝren (Lommel), slendǝrǝ (Tessenderlo, ... ), slingeren: sleŋǝrǝ (Houthalen), slęŋǝrǝn (Lommel), trekken: trękǝ (Hasselt, ... ), vlechten: vlø̜xtǝ (Lanklaar, ... ), vlø̜xtǝn (Urmond), vlētšǝ (Remersdaal), vlē̜xtǝ (Ottersum), vlęxtǝ (Gronsveld, ... ), vlɛxtǝ (Baexem, ... ), vlɛxtǝn (Achel), vlɛ̄xtǝ (Meijel), vlichten: flitǝ (Gemmenich  [(vlechten)]  ), vrietsel: vritšǝl (Margraten  [(wrong waarin de paardestaart tijdens de winter opgebonden was)]  ) In dit lemma zijn de antwoorden op twee vragen samengebracht: "het opmaken van staart en manen" (N 8, 103a), en "een paardestaart vlechten" (N 8, 103b). De antwoorden op vraag 103a hebben immers vrijwel alleen met het opmaken en vlechten van de staart te maken. [N 8, 103a en 103b] I-9
opnaaisel dubbele zoom: døbǝlǝ zǫwm (Kesseleik), koppel: kǫpǝl (Bilzen, ... ), omslag: emslǭx (Herderen), omšlāx (Schimmert), ømslāx (Houthalen), ømslōx (Wellen), ømslǭx (Herderen), opnaaisel: opniętsǝl (Valkenburg), opniętšǝl (Grevenbicht / Papenhoven), opniǝjsǝl (Eisden), opniǝsǝl (Maasmechelen), opniǝtsǝl (Maasmechelen, ... ), opniɛtsǝl (Rothem), opnjētsǝl (Boorsem), opnęjsǝl (Opglabbeek), opnęjtsǝl (Schimmert), opnītsǝl (Doenrade), opnɛjsǝl (Kesseleik, ... ), opnɛ̄jtsǝl (Bocholt), opnaaiseltje: opnɛjsǝlkǝ (Meijel), oprijg: oprēx (Heerlen), oprīx (Ottersum), valse plooi: valsǝ pluj (Jeuk), zoom: zuwǝm (Achel), zǫwm (Lutterade) Omgenaaide plooi in een kledingstuk waardoor het korter wordt. [N 62, 20] II-7
opnemen accijns opnemen: aksęjns opnømǝ (Horn), aksęjns opnēmǝ (Neer), bepalen van het rendement: bepalen van het rendement (Maastricht), de vaststelling doen: dǝ v ̇asst ̇ęlǝŋ dō.n (Opitter), konstateren: konstatiǝrǝ (Alken), kontroleren: kontrōlērǝ (Heythuysen), kǫntrǫlęǝrǝ (Wellen), opnemen: opnemen (Arcen), opnømǝ (Maastricht, ... ), opnø̄mǝ (Maastricht), opnē.mǝ (Panningen), ǫpnømǝ (Valkenburg), peilen: peilen (Arcen, ... ), pęjlǝ (Sittard, ... ), pīlǝ (Horn), pɛjlǝ (Horn), vaststellen: vāsstęlǝ (Alken), wegen: wę̄gǝ (Weert) De werkzaamheden van de ambtenaar van financiën voor de bepaling van de te betalen accijnzen. Men stelt daartoe de bierdichtheid of densiteit (soortelijk gewicht) vast met behulp van een vloeistofweger, areometer, bierweger of vochtmeter. Als de weger op gewicht is geijkt, spreekt men van een densimeter, is deze geijkt op procenten suiker, dan spreekt men van saccharometer. De hoeveelheid bier in de ketel kan men peilen met een peilstok. [N 35, 60; monogr.] II-2