e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
opening in een galmgat almgat: almgat (Oirlo), almsgat: almsgaat (Maasbree), aomsgaat (Thorn), almslok: aomsloeëk (Thorn), galmgat: gallemgaat (Weert), gallemgoat (Sint-Truiden, ... ), galmgaat (Baarlo, ... ), galmgat (Merselo, ... ), galəmgat (Meijel), glamgaat (Holtum), glmgaat (Ell), galmkot: gallemkooet (Eksel), galmkoet (Eigenbilzen), galmkōēt (Eigenbilzen), galmlok: e galmlook (Meerssen), ee galmloak (Nieuwenhagen), galmlaok (Lutterade), galmlaoëk (Gulpen), galmloak (Lutterade), galmlook (Valkenburg), galmraam: galmraam (Kesseleik), gat: gaat (Blerick, ... ), gat (Siebengewald), klankgat: klankgater (Baarlo), lok: laok (Eys), loek (Maasbree, ... ), look (Maastricht, ... ), luigat: lojgaat (Maastricht), luik: luik (Achel), schalgat: schalgaat (Holtum), schallok: e sjallaok (Klimmen), ee sjalloak (Hoensbroek), et sjālòk (Montzen), schallāōk (Schimmert), sjaal-looëk (Epen), sjallaok (Doenrade, ... ), sjalloak (Schinnen, ... ), sjallōch (Bocholtz), sjallöäk (Waubach), sjāālloak (Voerendaal), sjàllāōëk (Nieuwenhagen), schalmgat: schalmgaoten (Houthalen), schalmlok: sjalmlook (Klimmen), torenluik: torenluik (Peer) Elk van de openingen in zon venster [schal-laok,-loch?]. [N 96A (1989)] III-3-3
openpersen de naden persen: dǝ nø̜̄t pɛrsǝ (Reuver), gladpersen: glatpęsǝ (Stein), gladstrijken: glatstrikǝ (Meijel), knikken: knekǝ (Ransdaal), op een niks laten uitlopen: op nǝ neks lwǫtǝn ǭ.tlupǝ (Zolder), openpersen: ōpǝpērsǝ (Maastricht), ǭpǝpɛrsǝ (Venlo), openstrijken: ōpǝnstrīkǝ (Lanaken), oppersen: oppɛrsǝ (Herten), platleggen: platlɛ̄gǝ (Montzen), platmaken: platmāxǝ (Bleijerheide), platpersen: platpēsǝ (Echt), platstrijken: platstrijken (Hopmaal), platstręjkǝ (As), uitstrijken: ūtstrīkǝ (Noorbeek) De naden aan weerszijden platpersen of openpersen. [N 59, 186] II-7
opereren helpen: hélpe (Gronsveld), het mes onder: t mes onder (Wellen), in een operatiezaal wordt er gesneden en gezaagd: in nèn operatiezaal weert er gesneen en gezaagd (Peer), onder het mes doen: ongər ut mets doon (Kapel-in-t-Zand), onder het mes gooien: onder ’t mes gooien (Eksel), onder het mes moeten: onder het mes moeten (Genk), opensnijden: aopesjnieje (Geulle), opereren: o.pərērə (Eys, ... ), oeperiere (Weert), oopereere (Geulle), oopöreerö (Stevensweert), oopəreerrə (Grevenbicht/Papenhoven), oopəreerə (Kapel-in-t-Zand, ... ), opereere (Caberg, ... ), opereerə (Oirsbeek), opereire (Jeuk, ... ), opereiren (Sint-Truiden), operen (Eksel), operere (Beek, ... ), operere(n) (Maaseik), opereren (Achel, ... ), opererə (Doenrade, ... ), operēre (Ten-Esschen/Weustenrade), operi-ere (Vliermaal), operiere (Meerlo, ... ), operiēēre (Venray), operiêre (Bilzen), operjèrre (Hoeselt), operreere (Vlodrop), operère (Bree, ... ), operère(n) (Eigenbilzen), operére (Klimmen, ... ), operéére (As), opĕrērĕ (Echt/Gebroek), oppe`reere (Boorsem), oppereere (Maaseik), oppereeren (Eksel), opperere (Kerkrade), opperēēre (Amby), opperjèrre (Hoeselt), opperère (Bree, ... ), opperèère (Riemst, ... ), oppêreren (Geistingen), opp’raere (Bocholt), oprere (Kinrooi), opureĕru (Brunssum), opèrere (Sevenum), opërjèrrë (Hoeselt), opəreerə (Epen, ... ), opərerə (Simpelveld, ... ), opərerən (Urmond), opərērə (Montzen), opərérə (Leopoldsburg), opərɛ.rə (Meeuwen), ōōpərēērə (Nieuwenhagen), ōpp’raere (Kaulille), repereren (Eksel), òppërièrrë (Tongeren), òpəréérə (Opglabbeek), óppəreerə (Amstenrade, ... ), ópəreerə (Susteren), ôperére (Schimmert), ( staat op enquête met dubbele p)  oppereren (Kerkhoven), (tegenwoordig)  opereren (Tienray), Bij vee: snieje.  operere (Blerick), snijden: in nèn operatiezaal weert er gesneen en gezaagd (Peer), schniejen (Heerlerbaan/Kaumer), sjnie-je (Herten (bij Roermond)), sjnieje (Geleen, ... ), sjnieë (Waubach), sjnīējə (Heerlen, ... ), sjnīēë (Nieuwenhagen), sjnîeje (Swalmen), sneeje (Venray), sni-je (Bree), sni-jje (Tienray), snieje (Blerick, ... ), snieën (Stein), snijden (Lommel), snije (Hoeselt), snijje (Sint-Pieter), snijjə (Maastricht), snye (Caberg), #NAME?  sni-je (As), villen: ville (Kinrooi), (volks)  ville (Neer), vlijmen: vlieëme (Bocholt) opereren || Opereren: een operatie verrichten (opereren, vlijmen, snijden). [N 107 (2001)] || Opereren: een operatie verrichten (vlijmen, snijden). [N 84 (1981)] III-1-2
opgebaard liggen bovenaard liggen: baovenaerd (liggen) (Echt/Gebroek), op het schoof liggen: oppet sjouf ligke (Echt/Gebroek) bovenaard (liggen) || op de schoof liggen III-2-2
opgebaard zijn boven aarde liggen: baovenaert liGGe (Sittard), boven èrde ligge (Haler), boven aarde staan: bovven aerd staon (Castenray, ... ), boven de aarde liggen: boovendjêr ligge (Beverlo), op de walm liggen: de doeije lie op de walm (Jeuk), obbe walm liege (Kortessem), op den waam liggen (Val-Meer), op het lijkstrooi liggen: hij lit óp ’t liekstroj (Gennep, ... ), op ’t lijkstrooi liggen (Beringen), op het schoof liggen: oppet sjouf ligke (Echt/Gebroek), zie ook VC 3, 5 toel.  op het sjòwf liggen (Meeswijk), op schoof liggen: op sjouf ligge (Maastricht), op sjoüf ligke (Gronsveld), over aarde liggen: uüverêrd ligke (Gronsveld), over = boven  uvereird liggen (Maaseik) bovenaarde staan (van dode) || dode die nog niet begraven is || een lijk reinigen en met het doodsgewaad bekleden, meestal tevens van het bed afnemen [afleggen, lijken, ontwaden] [N 87 (1981)] || het dode lichaam van een mens [lijk, dode, kadaver] [N 115 (2003)] || hij ligt opgebaard || nog niet begraven || op de waam liggen || op het lijkstrooi liggen || opgebaard ( - zijn) || opgebaard liggen || opgebaard zijn || opgebaard zijn van een lijk || sterven, doodgaan, hemelen gaan [sjterreve, hiemmelejoaë] [N 96D (1989)] III-2-2
opgeblazen van lijf een dikke buik hebben: einen dieken boèk hebbe (Venlo), een pens wie een bierton: een pens wie un beerton (Maastricht), sladderbuik: ein sladderbōēk hebbe ? (Boeket/Heisterstraat) opgeblazen van lijf [poesterig] [N 10 (1961)] III-1-1
opgelegd houtsnijwerk applique: aplek (Bilzen), sierwerk: sērwęrǝk (Maastricht) Beeldhouwwerk dat vooraf gesneden wordt en daarna op het meubel gelijmd wordt. [N 56, 104] II-12
opgelegde naald dobbele aanslag: dǫbǝlǝn ǭnslax (Tessenderlo), dubbelsluiting: dø̜bǝlšlūteŋ (Sint Odilienberg), enkelsluiting met slaglatten: eŋkǝlšlūteŋ męt šlāxlatǝ (Sint Odilienberg), halfhoutsluiting: hāfhǫwtslø̜jteŋ (Geulle), opdeknaald met dubbele sponning: ǫp˱dęknǭlj met˱ døbǝl špǫneŋ (Posterholt), overeensponden: øvǝrēšpoŋǝ (Bleijerheide), rabatsluiting: rabatslǫwteŋ (Bilzen), schuine aanslag: sxø̜̄nǝn ǭnslax (Tessenderlo), schuinse sluiting: šensǝ slǫwteŋ (Bilzen  [(vero)]  ), šājnsǝ slǫwteŋ (Bilzen), sluiting met dubbel rabat: slūteŋ męt˱ dø̜bǝl rābat (Stein) Tweevleugelramen sluiten met een naad tegen elkaar. Om deze naad dicht te houden wordt de ene vleugel aan de voor- en de andere aan de achterzijde voorzien van een rechtopgaande lat waarvan de ene helft half over de naad reikt en het andere gedeelte op de vleugel is bevestigd. Deze latten worden naalden genoemd. [N 55, 45a; N 55, 46] II-9
opgevlijde turfrand rim: ręm (Griendtsveen) De opgevlijde turfrand en ook de schuine laag boven de loeg naar boven toe. [II, 89a] II-4
opgewarmde koffie aangelengde: aangelengde (Sittard), aftreksel: Syst. WBD  aaftreksel (Blerick), breuzel: breuzel (Bleijerheide, ... ), -euu-: niet als de Ned. -eu-, ook niet als de Ned. -uu-, maar als een tussenklank.  breuuzel (Oirsbeek), Syst. Veldeke  breuzel (Bocholtz), Syst. WBD  breuzel (Kerkrade, ... ), broei: Zie 92b.  brui (Ubachsberg), drasje: Syst. Veldeke  ’n dräöske (Tegelen), floenksje: flunskə (Borgloon), gewarmde koffie: Syst. Frings  gəwɛrmdə koͅfi (Achel), grozelewaten: grozelewaten (Ulestraten), gussel: gussel (Margraten), herwarmde kaffee: Syst. Frings  hɛrwɛrmdə kafə (Opheers), klits: klets (Borgloon), larie: Syst. WBD  laarie (Venlo), larrie (Meijel, ... ), lierelauw: lierelauw (Oost-Maarland), lummel: Syst. Frings  løməl (Kessenich), merenzeik: mèèrezeik (Munstergeleen), nagewarmde koffie: Syst. Veldeke  nao-gewörmdje koffiej (Kinrooi), opgewarmde: oͅpgrwøͅrmdə (Rotem), Syst. WBD  opgewerremdje (Nederweert), opgewarmde breuzel: opgewermde breuzel (Heerlen), opgewarmde caf: opgewêrmde kaffei (Bilzen), oͅpxəwɛrəmdə káfə (Ketsingen), Eigen syst.  opgewärmde kaffieë (Heerlen), Syst. Frings  op˃gəwɛrmdə káfɛi̯ (Melveren), oͅp˃gəwɛrəmdə kafə (Sint-Truiden), opgewarmde gussel: Syst. WBD  opgewermde gössel (Neerbeek), opgewarmde koffie: opgewermde koffie (Mechelen-aan-de-Maas), opgewermdje kòffie (Nunhem), opgewèrmde koffie (Gronsveld), opgəweͅrmdə kofi (Maaseik), #NAME?  opgewermde koffie (Susteren), (m.).  oͅpxəwɛrmdə koͅfī (Helchteren), Eigen spellingssyst. Zie vragenlijst p.6  opgewermde koffie (Berg-aan-de-Maas), Syst. Eykman  op˃gəwɛrəmdə koͅfi (America), Syst. Frings  oͅp˃gəwɛrmdə koͅfī (Bree), oͅp˃gəwɛ̄rmdə koͅfi (Peer), Syst. Veldeke  opgewermde kóffie (Roermond), Syst. WBD  opgewermde koffie (Boekend, ... ), opgewermde ko͂:ffie (Melick), opgewermde kóffie (Tegelen, ... ), opgewèrmdje kóffie (Neer), Syst. WBD Als hij dan niet smaakt: zauwel  opgewermdje koffie (Baexem), ”: doffe o  opgewermde kō:ffie (Roosteren), opgewarmde prul: opgewermde prul (Mechelen), opgewarmde trut: Syst. WBD  opgewermden trut (Broekhuizen, ... ), opgewarmde zauwel: opgewermde zoawel (Stein), opschutsel: Syst. Eijkman  opsxøtsəl (Gennep), oudbakken koffie: Syst. Grootaers  au̯baʔŋ koͅfi (Lommel), oude beut: Syst. Frings  au̯ə bø̄t (Hamont, ... ), oude caf: aaë kaffei (Bilzen), Syst. Frings  ā kafeͅi̯ (Halen), oude gussel: Syst. WBD  awwe gössel (Neerbeek), oude koffie: Syst. Frings  ā koͅfi (Linde), āu̯ə kofi (Overpelt), āu̯ə koͅfi (Bocholt), ōͅu̯ə koͅfi (Beringen), Syst. WBD  auwe koffêê (Geleen), oude larie: Syst. Frings  au̯ə leͅri (Hamont), oude lierie: Syst. Frings  au̯ə liri (Hamont), pensenterger: Syst. WBD Penseterger is hele sterke, zwarte koffie: Dao kinse de kas mit beitse. Ook koffie waar teveel cichorei in zit.  pènsetèrger (Maasniel), prut: Syst. WBD  prut (Oirlo), schotelwater: sjoôtelwater (Neeritter), schuddekul: schuddekul (Castenray, ... ), sjöddekeul (Roermond), sjöddeköl (Thorn), slabber: Syst. WBD  sjlabber (Mechelen), slabberons: Syst. Veldeke  sjlabberons (Bocholtz), sloeber: Syst. WBD  sloeber (Meijel), sloor: Syst. Frings  slø.r (Hasselt), soeliemoelie: soelimoeli (Middelaar), warme caf: Syst. Frings  wɛrmə kafi (Niel-bij-St.-Truiden), warmgemaakte koffie: Syst. Frings  wɛrmgəmak˂də koͅfi (Koersel), wat op de dras: Syst. Veldeke  wet op ’n drâôs (Tegelen), wat van de dras: Syst. Veldeke  wet van den drâôs (Tegelen), zaan: Syst. Frings  zōͅn (Hasselt), zauwel: zauwel (Ell, ... ), zawwel (Oost-Maarland, ... ), (m.).  zau̯wəl (Lanklaar), Nieuwe [spelling]  zawwel (Reuver), schj=ch van chocolade  zauwel (Heerlerheide), Syst. Frings  zau̯əl (Maaseik), Syst. WBD  sauwel (Venlo), zawwel (Boukoul, ... ), Syst. WBD Opgewarmde koffie die niet smaakt  zauwel (Baexem), zacht regentje. ?t zët zich in ?ne zauel: het begint zachtjes te regenen  zauel (Sittard), zauwelwater: Syst. WBD  zawwelwater (Herten (bij Roermond)), zooi: zaoj (Urmond), zwadder: zwadder (Grathem), Syst. Frings  zwadər (Neerpelt) opgewarmde koffie [N 16 (1962)] || Opgewarmde koffie (schuddebol?) [N 16 (1962)] || opgewarmde of slappe koffie, die de naam koffie niet verdient || verpieterd eten of -koffie III-2-3