e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
opzetteugel (het paard) optomen: ǫptø̜u̯mǝ (Horn, ... ), bakriem: bakrēm (Bocholtz, ... ), (mv)  bakrēmǝ (Reijmerstok, ... ), bekriem: bɛkrēm (Berg, ... ), bindriem: benjtjrēm (Boukoul  [(synoniem van bekriem en optomer)]  , ... ), bindteugel: beŋtø̄gǝl (Tegelen), kordeelsriem: kǝrdiǝlsrēm (Hushoven, ... ), kordeelstukken: kǝrdiǝlstøkǝ (Halen), korte teugel: kǫtǝ tø̜i̯.gǝl (Hoeselt, ... ), opbinders: op˱bendǝrs (America), opbindriem: ǫp˱beŋrēm (Leuken, ... ), opbindsel: ǫp˱bensǝl (Val-Meer), ǫp˱beŋsǝl (Neeritter, ... ), ǫp˱bintsǝl (Blitterswijck, ... ), ǫp˱bɛŋsǝl (Gingelom), (mv)  ǫp˱bentsǝls (Blerick), ǫp˱bē̜ŋsǝls (Stokkem), opbindteugel: ǫp˱beŋtø̄gǝl (Baarlo), ophaalriem: ǫphǭǝlrīm (Neerpelt), ophaaltouw: ǫphǭltǫu̯ (Afferden), ophang: ǫphaŋk (Rummen), ophangriem: ǫphaŋrēi̯m (Sint Pieter), ophangsel: ǫphaŋsǝl (Borgloon), ophengsel: ophengsel (Hoepertingen), uphinsǝl (Heppen), ǫphęi̯ŋsǝl (Opheers), ǫphęŋsǝl (Boekhout  [(aan de toomstrang)]  , ... ), ophouder: ǫphɛldǝr (Klimmen), opriemen: ǫprēmǝ (Maasmechelen), opstekers: opstekers (Maasmechelen), opteugel: ǫptø̄.gǝl (Diepenbeek), ǫptē.gǝl (Beverst), optomer: ǫptø̜u̯mǝr (Boukoul  [(diende voor het ophouden van de kop van het paard dat zich niet kon "verhamen" doordat het haam het anders de adem afsneed)]  , ... ), (mv)  ǫptø̜u̯mǝrs (Haelen), optoom: ǫptø̜i̯m (Opglabbeek), ǫptǫu̯m (Neer), optoomriem: ǫptø̜u̯mrēm (Herten), optrekteugel: ǫptręktē.gǝl (Kiewit), opzetriem: op˲zatrēm (Bleijerheide), opzetsel: ǫp˲zɛtsǝl (Gingelom), opzetteugel: opzetteugel (Kerensheide  [(mv)]  , ... ), op˲zɛttø̄gǝl (Gennep, ... ), ǫpzęttē.gǝl (Hasselt), ǫp˲zattȳgǝl (Gronsveld), ǫp˲zattø̄gǝl (Sittard), ǫp˲zęttø̄gǝl (Klimmen), springteugel: sprē̜i̯ŋtø̄.gǝl (Diepenbeek), teugelriem: tø̄gǝlrim (Achel), toomleer: tuǝmlē̜r (Melveren), toomriem: tō.mrim (Gelieren Bret), toomstrang: tuǝmstraŋ (Niel-Bij-Sint-Truiden), zadelriem: zālrim (Linde), zālrēm (Maasmechelen) Leren riem die van het bit door de ringen boven op het haam naar het schoftzadel loopt en belet dat het paard bij het trekken gras vreet. [N 13, 33] I-10
opzichter (de) kerel: dǝr kę̄l (Klimmen [Domaniale]), kēǝl (Heerlen  [(Emma)]  ), bauführer: bǫwfyrǝr (Kerkrade  [(vroeger in Aken)]  ), conducteur: kondøktø̄r (Meeuwen), kondøktø̜̄r (Kuringen), kondǝqtø̜r (Paal), kōndøktø̜jǝr (Tessenderlo), kǭndøktø̜̄r (Bilzen), de man: dǝr man (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Maurits]), meester: męjstǝr (Zie mijnen  [(Maurits)]  [Emma]), opzichter: opzextǝr (Brunssum  [(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]  , ... [Emma]  [Eisden]  [Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]  [Julia]  [Emma, Hendrik, Wilhelmina]  [Emma]), opzichter (Gronsveld, ... ), op˲zextǝr (Eys, ... ), ø̜p˲zextǝr (Venray), ǫpzextǝr (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Maurits]), ǫp˲zextǝr (Beek, ... ), ǫp˲zixtǝr (Eijsden, ... ), ǫp˲zēxtǝr (Helden, ... ), opziener: op˲zēnǝr (Bree), ōp˲zīnǝr (Tessenderlo), porion: porijō (Zie mijnen[Zwartberg, Waterschei]), porion (Eisden  [(Eisden)]  , ... [Zwartberg, Eisden]  [Eisden]  [Winterslag, Waterschei]  [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), porjõ̜ (Zonhoven  [(Zwartberg)]  ), priõ̜ (Zonhoven [Maurits]), pǝrjõ̜ (As  [(Zwartberg / Waterschei)]  , ... [Zolder]  [Eisden]), pǫrjõ̜ (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Zwartberg]), stijger: stę̄gǝr (Zie mijnen  [(Eisden)]  [Maurits]), št ̇īgǝr (Eys  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Maurits]), štīgǝr (Bleijerheide  [(Domaniale)]  , ... [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Maurits]  [Willem-Sophia]  [Julia]  [Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]  [Emma, Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Laura, Julia]  [Maurits]  [Domaniale, Wilhelmina]  [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Emma]  [Domaniale]  [Maurits]  [Maurits]  [Laura, Julia]), štījǝr (Bleijerheide  [(Domaniale)]  , ... [Eisden]  [Domaniale]), surveillant: sevǝljant (Lommel), sibiljant (Meeuwen), surveillant (fr.) (Sint-Truiden), sǝrvǝljant (Alken), toezichter: tuzextǝr (Paal  [(bij grote werken)]  ), tyzextǝr (Opglabbeek), tǫwzextǝr (Paal  [(bij grote werken)]  ), toeziener: tǫ.wzenǝr (Diepenbeek) De man onder wiens leiding de werkzaamheden op het bouwwerk worden verricht. In K 359 werd de controle door de 'architect' ('ažet'k') verricht. 'Conducteurs' werden in Q 83 slechts op grote bouwwerken ingezet ter vervanging van de aannemer. [N 30, 3d; N 30, 3e; monogr.] || Laagste rang bij het toezichthoudend personeel in het ondergronds bedrijf. De porion koppelt de opdracht van de ploegbaas aan die van de toezichter en hij is verplicht een in verlegenheid verkerende arbeider de helpende hand toe te steken (Defoin pag. 189). De opzichter is te herkennen aan zijn meterstok (zie het lemma Meterstok), maar ook aan zijn koperen lamp (Emma, Hendrik, Wilhelmina, Oranje Nassau I, III, IV, Maurits) of blanke lamp (Winterslag, Waterschei, Emma, Oranje Nassau I-IV, Willem-Sophia, Laura, Julia), aan een witte band op de petlamp (Zolder), aan zijn witte pak (Maurits, Domaniale, Julia), aan zijn witte helm (Eisden) en aan zijn witte lamp met groene ring (Zwartberg, Waterschei). Om opzichter te worden moest men in Nederland de Mijnschool volgen. [N 95, 128; monogr.; N 95, add.; Vwo 576; Vwo 615; Vwo 744] II-5, II-9
opzichter van de luchtverversing de kerel van weer en wind: dǝr kēǝl va wēr ęn weŋk (Zie mijnen  [(Domaniale)]  [Maurits]), lochtcontroleur: lǫxtkontrǝlø̄r (As  [(Zwartberg / Waterschei)]   [Zwartberg, Waterschei]), lochtmeter: ǫxtmę̄tǝr (As  [(Zwartberg / Waterschei)]   [Winterslag, Waterschei]), lochtstijger: loxštīgǝr (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), loftstijger: lofstījǝr (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Maurits]), lofštīgǝr (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]  , ... [Laura, Julia]  [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Domaniale]  [Willem-Sophia]), lu.fštīgǝr (Eys  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), lufštīgǝr (Klimmen  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]  , ... [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), opzichter lochtafdeling: opzextǝr loxtāfdęjleŋ (Thorn  [(Maurits)]   [Maurits]), opzichter luchtverversing: opzichter luchtverversing (Buchten  [(Maurits)]   [Maurits]), opzichter van de loft: opzextǝr van dǝ luf (Chevremont  [(Julia)]  , ... [Emma, Hendrik, Wilhelmina]  [Julia]  [Emma]), opzichter van de loftafdeling: ǫpzextǝr van dǝ lufafdęjleŋ (Geleen  [(Maurits)]   [Maurits]), opzichter voor de lochtafdeling: opzextǝr vø̄r dǝ loxtāfdęjleŋ (Thorn  [(Maurits)]   [Emma]), opzichter voor de loft: opzextǝr vø̄r dǝ luf (Stein  [(Maurits)]   [Maurits]), stijger van de loft: št ̇īgǝr van dǝ lu.f (Eys  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Laura, Julia]), surveillant voor de luchtcontrole: surveillant voor de luchtcontrole (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]   [Eisden]), ventilateurman: vɛntǝlatø̄rman (Eisden  [(Eisden)]   [Zwartberg, Waterschei]), ventilatieman: ventilatieman (Brunssum  [(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]   [Eisden]), wetterkerel: wętǝrkę̄ǝl (Nieuwenhagen  [(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]   [Domaniale]), wetterstijger: wętǝrštīgǝr (Klimmen [Domaniale, Wilhelmina]), wɛtǝrštīgǝr (Bleijerheide  [(Domaniale)]  , ...  [Domaniale]), wɛtǝrštījǝr (Bleijerheide  [(Domaniale)]  , ... [Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]  [Domaniale]) De persoon die zorgt voor de circulatie en verdeling van verse lucht in de mijn; tevens controleert hij de vochtigheidsgraad van de lucht en de aanwezigheid van mijngas. [N 95, 135; monogr.] II-5
opzichterskamer bureau opzichters: byro ǫpzextǝrs (Rekem  [(Eisden)]   [Zolder]), bureau voor de porions: bǝr˙ō vør ǝ pǝrj˙ǭns (Zolder  [(Zolder)]   [Maurits]), opzichtersboede: ǫpzextǝrsbuǝt (Waubach  [(Laura / Julia)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), opzichterskamer: opzextǝrskāmǝr (Buchten  [(Maurits)]  , ... [Maurits]  [Maurits]  [Wilhelmina]  [Maurits]), opzextǝškāmǝr (Lutterade  [(Maurits)]  , ... [Eisden]  [Maurits]), opzichterskamer (Brunssum  [(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]  , ... [Julia]  [Willem-Sophia]  [Emma]  [Emma, Hendrik, Wilhelmina]  [Maurits]), porionskamer: porionskamer (Lanklaar  [(Eisden)]   [Eisden]), porionzaal: porionzaal (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]   [Eisden]), rapportkamer: rapportkamer (Eisden  [(Eisden)]   [Laura, Julia]), stijgerboede: št˙īgǝrb˙ūt (Eys  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), stijgerbureau: štīgǝrbyrō (Heerlerheide  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), stijgersboede: štīgǝrsbūt (Eygelshoven  [(Laura / Julia)]  , ... [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Laura, Julia]), štīgǝšbūt (Klimmen  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Domaniale]), stijgerzimmer: štījǝrtsemǝr (Bleijerheide  [(Domaniale)]  , ... [Domaniale]  [Domaniale]), štījǝrtsɛmǝr (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Zwartberg]), vaarstoof: vārštu.f (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Maurits]), verslagzaal: vǝrslāxzāl (Rekem  [(Zwartberg)]   [Winterslag, Waterschei]), vǝrslāxzǭl (Zonhoven  [(Zwartberg)]   [Zwartberg]) Ruimte waar de opzichters voor en na de dienst bereikbaar zijn voor besprekingen en het schrijven van materiaalbonnen, het invullen van dienstenlijsten, etc. Op de Domaniale mijn had iedere opzichter zijn eigen loket. [N 95, 27; div.] II-5
opzij uitkomen deruit krullen: dǝryt krølǝ (Milsbeek), tussenuitkrollen: tø̜sǝnuǝtkrǫlǝ (Maasbree), tussenuitkruipen: tussenuitkruipen (Lommel), zich verkeerd krullen: zex vǝrkiǝrtj krølǝ (Roggel) Gezegd van een hakstift. Het aan de zijkanten uitkomen van een krom ingeslagen hakstift. [N 60, 222f] II-10
opzitten bedelen: bèdelen (Eigenbilzen), bidden: béà (Doenrade), baeje (Blerick, ... ), baije (Lutterade), baìje (Ospel), beane (Eys), bee (Vaals), bēēëne (Hoensbroek), bĕnĕ (Heerlerbaan / Kaumer / Bauts / Rukker), bidde (Oirlo), bidden (Montfort), bééje (Tungelroy), bêje (Venlo), \'oude\' spelling  bidde (Meijel), Bree Wb.  bèje (Bree), cassettebandje  bidden (Meijel, ... ), eigen spellingsysteem  bèë (Merkelbeek), eigen spellingsysteem \'ai maitre\'  baije (Ell), Endepols  beije (Heer, ... ), ideosyncr.  bidden (Sittard), IPA  bidə (Kwaadmechelen), Veldeke  baeje (Nunhem), Veldeke (aangepast)  bèje (Tienray), WBD  biddə (Meijel), WBD/WLD  bejen (Ophoven), bèjen (Stein), bééënə (Nieuwenhagen), bééənə (Nieuwenhagen), WLD  bééju (Itteren), fijn zitten: fein zitte (Schimmert), ideosyncr.  fijnzitte (Thorn), get vragen: Endepols  gèt vraoge (Maastricht), hups staan: ideosyncr.  hupsj staon (Susteren), hups zitten: huupsj zittə (Sittard), kemmelen: ideosyncr. \'v. mienou\'  kemmele (Neer), mooi zitten: moei zitte (Blerick, ... ), mooi zitte (Roermond, ... ), mooi zitten (Maasniel), mooi zittə (Maastricht), Endepols  mooj zitte (Maastricht), Gronsveld Wb  mooi zitte (Gronsveld), ideosyncr.  mooi zitte (Roermond, ... ), mooi zitten (Maastricht), ± WLD  mooi zittə (Wijnandsrade), opzitten: opzitte (Amby, ... ), opzitten (Ubachsberg), opzittə (Epen), ôpzitte (Oirlo), Endepols  opzitte (Maastricht), ideosyncr.  opzitte (Velden), opzitten (Velden), Veldeke 1979 nr. 1 (? apzitte - moeilijk leesbaar)  opzitte (Venray), Veldeke, eventueel aangevuld met systeem Jones  opzitte (Gulpen), WBD/WLD  opsittə (Kapel in \'t Zand, ... ), opzitte (Lutterade), opzittə (Amstenrade, ... ), prediken: eigen spellingsysteem  präedige (Schinnen), ideosyncr.  predige (Doenrade), rechtop zitten: op z\'n aeste paute zitte; t\'es zjus e beeld  raechop zitte (Bilzen), schoon zitten: sjoen zitte (Bunde), sjoon zitten (Sittard), eigen spellingsysteem  sjôean zitte (Geleen), WBD/WLD  sjoen zitte (Caberg), sjoàn zittən (Urmond), sjun sitzə (Simpelveld), WLD; sic; wrsch ß?$n ...  s‧øͅn ze.tə (Eys), zitten: zitte (Gulpen), eigen spellingsysteem  zitte (Meerlo), WBD/WLD  zītə (Opglabbeek), zitten als is er aan het bidden: WBD/WLD  zitte als is er aan ’t bééje (As) Hoe noemt u een hond vleien (fluren, flemen) [N 83 (1981)] || Hoe noemt u op de achterste poten zitten met opgeheven voorpoten, gezegd van een hond (bidden, lezen) [N 83 (1981)] III-2-1
oranjeappelboompje appelsienenboompje: apəlsinəbøͅymkə (Meeswijk) oranjeappelboompje III-2-1
oranjebitter oranjebitter: ōͅranjəbetərə (Eupen) Pomeranzenbitter III-2-3
orchis koekoeksbloem: koekoeksbloom (Swalmen), koekoekslelie: koekoekslelie (Oirlo), WLD  koekoeks lelie (Beesel, ... ), lievrouwehandjes: ləvrôôhènsjə (Diepenbeek), -  ləɛvroəɛhenƒəs (Diepenbeek), orchidee: orchidee (Eys, ... ), orgidee (Tungelroy), orsjidee (Geulle), -  orchidee (Berg-en-Terblijt, ... ), orgidee (Stevensweert, ... ), Bree Wb.  orsjidee (Bree), eigen spelling  orgedee (Montfort), eigen spellinsysteem  orgidéé (Meijel), idem  orchidee (Venlo), idiosyncr.  orchidee (Blerick, ... ), orchidee (enkelvoud)  orchiedij (Vijlen, ... ), orchideeën (meervoud)  orgidijen (Vijlen, ... ), Spelling: "fonetisch  orsjidee (Maastricht), Veldeke  orgidee (Echt/Gebroek), WBD/WLD  orchidee (Urmond), òrchədee (Heerlen), WLD  orchedee (Swalmen), orchidee (Brunssum, ... ), orchideé (Schimmert), orsjiedee (Maastricht), òrsjiedēē (Maastricht), WLD alg. ben.  Orchidee (Meijel), zelfde  orchidee (Echt/Gebroek), slofje: slufke (Tungelroy) orchidee [DC 60a (1985)], [N 92 (1982)] || Orchidee (orchidee, koekoekslelie) [N 92 (1982)] || venusschoentje III-4-3
ordenen, rangschikken arrangeren: arrongéérən (Diepenbeek), in de rij zetten: ien de ri-zette (Venray), inrichten: inrichte (Maastricht, ... ), inruimen: inruume (Swalmen), klasseren: Vb. me presês is geklasseëd (het proces-verbaal is zonder gevolg gerangschikt).  klassere (Kortessem), kramen: kr‧oͅamə (Eys), neerzetten: neerzitte (Hoensbroek), op de plaats zetten: o.d. plaatsj zette (Klimmen), oppe plaats zette (Neer), op een rij zetten: op ⁄n rie zêtte (Stein), op orde zetten: op orde zötte (Bree), opruimen: oprume (Oirlo), ordenen: ordene (Kerkrade), òrdənə (Maastricht), plaatsen: plaatsche (Hoensbroek), plaatse (Venlo), plaatsje (Klimmen), placeren: placeren (Jeuk), poten: paote (Sevenum), rangeren: rangeere (Maastricht, ... ), rangere (Geleen, ... ), rangeren (Maastricht), rangēre (Amby), ransjeere (Maastricht, ... ), ransjeerə (Maastricht), ransjere (Gulpen, ... ), ransjgeiere (Sittard), ranzjeerə (Maastricht), ranzjere (Klimmen, ... ), ranzjèrre (Hoeselt), ranzjére (Klimmen, ... ), ran⁄zjere (Bleijerheide, ... ), ràjnzjēērə (Maastricht), ràn.geerə (Maastricht), əranzjeere (Mheer), rangschikken: rang sjikke (Schimmert), rangschikke (Meerlo), rangschikken (Meeswijk, ... ), rangsjikke (Echt/Gebroek, ... ), rangsjikkə (Grathem, ... ), ranksjikkə (Beesel), raŋšekə (Meeuwen), ràngsjikkə (Guttecoven, ... ), rángsjikkə (Roermond), regelen: re-gə-lə (Maastricht), regele (Vlodrop, ... ), reigele (Klimmen), règelen (Eigenbilzen), schavelen: schavele (Lutterade), schikken: schikke (Blerick, ... ), schikken (Born, ... ), schikkə (Gennep, ... ), schìkken (Ophoven), shikku (Brunssum), sjikke (As, ... ), sjikken (Beesel, ... ), sjikkə (Doenrade, ... ), sjikə (Heel), sxekə (Houthalen), sorteren: sorteerə (Schimmert), zetten: zette (Maastricht), zéttən (Urmond) op een regelmatige of doelbewuste wijze plaatsen [schikken, rangschikken, schavelen] [N 91 (1982)] || ordenen || rangschikken III-4-4