e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
overige jaarvuren jan krediet: Jan kërdiet wos ë folkloristisch gëbruik èn hôessëlt, wô dùrgoen dën dézëg nwô nwôkèrmës; dan goenkë dë kènnër van deur tot deur rond, mèt n autgëjoldë voeiërbeet, vùr geld; zë mokdë dan ë groot vuur op pameswof èn goidë dë bétë èn dë ljèg portëmënees trèn.  jan kërdiet (Hoeselt), Stézës nwô dë nwô-kèrmës goenkë dë kènnër mèt n autgëjoldë beet èn në ljièggë portëmënee van haus tot haus vùr geld of snoep.  jan kërdiet (Hoeselt), jan krediet opbranden: 10 dagen na de groote kermis, die valt op 1e zondag v october  jankrediet opbranden (Bilzen), kermisdries: kèrməsdries (Eigenbilzen), kermisdriesvuur: kèrməsdriesvuur (Eigenbilzen), kermisvuur: kende men tot over 20,30 jaar (met eene lichte, opflikkerende hervatting van korten duur, na den oorlog)  kermisvuur (Kanne), krediet begraven: dit gebruik van een jaarvuur op na-kermis-dinsdag bestaat nog  kərdīt bəgrōͅvə (Bilzen), kurussen: Hier in Neeroeteren noemt men dat kurussen. [sic]  kurussen (Neeroeteren), malbroek: malbroek (Maaseik), bij ons bestaat nog het verbranden van malbroek  malbroek (Genk), pinkstervuur: in de buurt van maastricht (her)  pinkstervuur (Maastricht), sint-jansvuur: vroeger had men dat  sint jansvuur (Bilzen), vastenavondvuur: enkel dit kent men in onze streek  vastenavondvuur (Hoeselt), vastenvuur: kende men tot over 20,30 jaar (met eene lichte, opflikkerende hervatting van korten duur, na den oorlog)  vastenvuur (Kanne) Folkloristisch gebruik. || Oud volksgebruik (na de kermis). || Welk jaarvuur kent (kende) men bij u (b.v. Vasten-, Paas-, of St.-Maartensvuur)? [ZND 17 (1935)] III-3-2
overige kaarttermen met konijnen naar de hengst laten gaan: In: Veldeke, jg. 38 (1963), nr. 207, p. 12 - voetnoot 29.  mit knien nao dɛr hings laote gooë (Margraten), opeen zitten: Sub opèin: Zoûw vr t - zitte.  opèin [zitte} (Gronsveld) Flink op de koffie laten komen, een onmogelijke opdracht geven, inz. uitdr. bij het kaarten. || Kaartterm: doorspelen tot er één verliezer is. III-3-2
overige kegeltermen een chapeau houwen: Sub chapeau (Fr.), (2).  ne sjápoo hoo(ë)n (Zonhoven), een gaffel houwen: Bijna enige manier om alle kegels omver te werpen.  `n gaffel, gáffel hoo(ë)n (Zonhoven), een vork houwen: Sub vork1, (2).  `n vö.rrek hoo(ë)n (Zonhoven), fioorwerpen: fiejoerwerpe (Kerkrade), hondsrij: De hónsrei gòje; vgl. et vé.reken óót de kuu gòje: alleen de middenste kegel werpen.  hónsrei (Zolder), kandel: kandel (Kerkrade), klats: 1. Klap.  klats (Valkenburg), knobelen: knobele (Valkenburg), loper: 1. Loper (draver; hardloper; loopvarken: jong varken van 3 à 5 m. oud; schaakterm: raadsheer).  luuper (Zolder), meden (mv.): De mee. hémme (werpen).  mee. (Zolder), mise (fr.)?: mies (Gronsveld), opzetten: opzètte (Genk), poort: B.v. Linkse, rechtse poort.  pōərt (Meeswijk), pump: pu.mp (Zonhoven), rondsrib: Hië hoodn de hónsrup.  hónsrup (Zonhoven), scheren: sjère (Gronsveld), uitkegelen: óó.tkee.gele (Zolder), zaad houden: Sub zaad, (1).  zòòët haa.ge (Zonhoven) (Kegelen) De 3 achter elkaar staande kegels van de middenrij. || (Kegelspel) 3 van de 9 kegels omverwerpen, nl. de voorste en de 2 middelste aan de achterkant (wordt beschouwd als een zeldzame worp). || (Kegelspel) Een gaffel gooien, d.i. de voorste kegel en een kegel ernaast halvelings (binnenwaarts) raken. || (Kegelspel) Een vork gooien. || *Hondsrib: (Kegelspel) Enkel de voorste, middelste en achterste (samen drie kegels) omverwerpen (spel met 9 kegels). || *Pump: (In het kegelspel) Linker en rechter buitenste kegel. || 1. (Kegelterm): alle ballen rondom de koning omverwerpen terwijl deze zelf blijft staan: n unicum. || 1. Kegels recht zetten. || 1. Vastgesteld gedeelte van een partij kaart, kegelen, prijsschieten. || 2. Goot langs de kegelbaan. || 2. Kegelspel waarbij bepaalde kegels omgegooid moeten worden. || 2. Kegelterm. || 2. Ongeldige worp bij het kegelspel. || [IV]. (Kegelen) Medehoekkegels: de 2 van de tweede rij, de 2 uitersten van de derde. || Poort: 2. (Kegelspel) de plaats links en rechts van de drie middelste kegels. || Spelen op de kegeltafel. || Verkegelen, (een voorwerp) tot inzet van een kegelpartij maken. || Zaad houden, d.i. bij het kegelspel: overeenkomst tussen de persoon die voorlopig de meeste kegels heeft gegooid en de (meestal) laatste werper; indien één van beiden het spel (of de geldpot) wint, zal de winnaar de inzet betalen van de ander bij het volg III-3-2
overige kloosterordes: blauwe zusters blauwe zusters: blauw zusters (Bocholt, ... ) Kent u nog andere kloosterordes? Zo ja, welke en hoe noemt u de leden ervan in uw dialect?. [N 96D (1989)] III-3-3
overige kloosterordes: dominicanessen dominicanessen van bethani: dominicanessen van bethanië (Heel) Kent u nog andere kloosterordes? Zo ja, welke en hoe noemt u de leden ervan in uw dialect?. [N 96D (1989)] III-3-3
overige kloosterordes: franciscanessen franciscanessen: fransiscanessen (Achel) Kent u nog andere kloosterordes? Zo ja, welke en hoe noemt u de leden ervan in uw dialect?. [N 96D (1989)] III-3-3
overige kloosterordes: jozefienen jozefienen: jozefienen (Achel) Kent u nog andere kloosterordes? Zo ja, welke en hoe noemt u de leden ervan in uw dialect?. [N 96D (1989)] III-3-3
overige kloosterordes: karmelietessen karmelietessen: karmelitesse (Heel) Kent u nog andere kloosterordes? Zo ja, welke en hoe noemt u de leden ervan in uw dialect?. [N 96D (1989)] III-3-3
overige kloosterordes: kruiszusters dochters van het kruis: te Luik, verspreid in Limburg  dochters van het kruis (Neerpelt), kruisnonnen: kruusnonnen (Neerpelt) Kent u nog andere kloosterordes? Zo ja, welke en hoe noemt u de leden ervan in uw dialect?. [N 96D (1989)] III-3-3
overige kloosterordes: passionisten passionisten: passionist (Reuver) Kent u nog andere kloosterordes? Zo ja, welke en hoe noemt u de leden ervan in uw dialect?. [N 96D (1989)] III-3-3