22766 |
overige jaarvuren |
jan krediet:
Jan kërdiet wos ë folkloristisch gëbruik èn hôessëlt, wô dùrgoen dën dézëg nwô nwôkèrmës; dan goenkë dë kènnër van deur tot deur rond, mèt n autgëjoldë voeiërbeet, vùr geld; zë mokdë dan ë groot vuur op pameswof èn goidë dë bétë èn dë ljèg portëmënees trèn.
jan kërdiet (Q077p Hoeselt),
Stézës nwô dë nwô-kèrmës goenkë dë kènnër mèt n autgëjoldë beet èn në ljièggë portëmënee van haus tot haus vùr geld of snoep.
jan kërdiet (Q077p Hoeselt),
jan krediet opbranden:
10 dagen na de groote kermis, die valt op 1e zondag v october
jankrediet opbranden (Q083p Bilzen),
kermisdries:
kèrməsdries (Q086p Eigenbilzen),
kermisdriesvuur:
kèrməsdriesvuur (Q086p Eigenbilzen),
kermisvuur:
kende men tot over 20,30 jaar (met eene lichte, opflikkerende hervatting van korten duur, na den oorlog)
kermisvuur (Q188p Kanne),
krediet begraven:
dit gebruik van een jaarvuur op na-kermis-dinsdag bestaat nog
kərdīt bəgrōͅvə (Q083p Bilzen),
kurussen:
Hier in Neeroeteren noemt men dat kurussen. [sic]
kurussen (L368p Neeroeteren),
malbroek:
malbroek (L372p Maaseik),
bij ons bestaat nog het verbranden van malbroek
malbroek (Q003p Genk),
pinkstervuur:
in de buurt van maastricht (her)
pinkstervuur (Q095p Maastricht),
sint-jansvuur:
vroeger had men dat
sint jansvuur (Q083p Bilzen),
vastenavondvuur:
enkel dit kent men in onze streek
vastenavondvuur (Q077p Hoeselt),
vastenvuur:
kende men tot over 20,30 jaar (met eene lichte, opflikkerende hervatting van korten duur, na den oorlog)
vastenvuur (Q188p Kanne)
|
Folkloristisch gebruik. || Oud volksgebruik (na de kermis). || Welk jaarvuur kent (kende) men bij u (b.v. Vasten-, Paas-, of St.-Maartensvuur)? [ZND 17 (1935)]
III-3-2
|
22934 |
overige kaarttermen |
met konijnen naar de hengst laten gaan:
In: Veldeke, jg. 38 (1963), nr. 207, p. 12 - voetnoot 29.
mit knien nao dɛr hings laote gooë (Q192p Margraten),
opeen zitten:
Sub opèin: Zoûw vr t - zitte.
opèin [zitte} (Q193p Gronsveld)
|
Flink op de koffie laten komen, een onmogelijke opdracht geven, inz. uitdr. bij het kaarten. || Kaartterm: doorspelen tot er één verliezer is.
III-3-2
|
23076 |
overige kegeltermen |
een chapeau houwen:
Sub chapeau (Fr.), (2).
ne sjápoo hoo(ë)n (Q001p Zonhoven),
een gaffel houwen:
Bijna enige manier om alle kegels omver te werpen.
`n gaffel, gáffel hoo(ë)n (Q001p Zonhoven),
een vork houwen:
Sub vork1, (2).
`n vö.rrek hoo(ë)n (Q001p Zonhoven),
fioorwerpen:
fiejoerwerpe (Q121p Kerkrade),
hondsrij:
De hónsrei gòje; vgl. et vé.reken óót de kuu gòje: alleen de middenste kegel werpen.
hónsrei (K361p Zolder),
kandel:
kandel (Q121p Kerkrade),
klats:
1. Klap.
klats (Q101p Valkenburg),
knobelen:
knobele (Q101p Valkenburg),
loper:
1. Loper (draver; hardloper; loopvarken: jong varken van 3 à 5 m. oud; schaakterm: raadsheer).
luuper (K361p Zolder),
meden (mv.):
De mee. hémme (werpen).
mee. (K361p Zolder),
mise (fr.)?:
mies (Q193p Gronsveld),
opzetten:
opzètte (Q003p Genk),
poort:
B.v. Linkse, rechtse poort.
pōərt (L424p Meeswijk),
pump:
pu.mp (Q001p Zonhoven),
rondsrib:
Hië hoodn de hónsrup.
hónsrup (Q001p Zonhoven),
scheren:
sjère (Q193p Gronsveld),
uitkegelen:
óó.tkee.gele (K361p Zolder),
zaad houden:
Sub zaad, (1).
zòòët haa.ge (Q001p Zonhoven)
|
(Kegelen) De 3 achter elkaar staande kegels van de middenrij. || (Kegelspel) 3 van de 9 kegels omverwerpen, nl. de voorste en de 2 middelste aan de achterkant (wordt beschouwd als een zeldzame worp). || (Kegelspel) Een gaffel gooien, d.i. de voorste kegel en een kegel ernaast halvelings (binnenwaarts) raken. || (Kegelspel) Een vork gooien. || *Hondsrib: (Kegelspel) Enkel de voorste, middelste en achterste (samen drie kegels) omverwerpen (spel met 9 kegels). || *Pump: (In het kegelspel) Linker en rechter buitenste kegel. || 1. (Kegelterm): alle ballen rondom de koning omverwerpen terwijl deze zelf blijft staan: n unicum. || 1. Kegels recht zetten. || 1. Vastgesteld gedeelte van een partij kaart, kegelen, prijsschieten. || 2. Goot langs de kegelbaan. || 2. Kegelspel waarbij bepaalde kegels omgegooid moeten worden. || 2. Kegelterm. || 2. Ongeldige worp bij het kegelspel. || [IV]. (Kegelen) Medehoekkegels: de 2 van de tweede rij, de 2 uitersten van de derde. || Poort: 2. (Kegelspel) de plaats links en rechts van de drie middelste kegels. || Spelen op de kegeltafel. || Verkegelen, (een voorwerp) tot inzet van een kegelpartij maken. || Zaad houden, d.i. bij het kegelspel: overeenkomst tussen de persoon die voorlopig de meeste kegels heeft gegooid en de (meestal) laatste werper; indien één van beiden het spel (of de geldpot) wint, zal de winnaar de inzet betalen van de ander bij het volg
III-3-2
|
24103 |
overige kloosterordes: blauwe zusters |
blauwe zusters:
blauw zusters (L317p Bocholt, ...
L299p Reuver,
L270p Tegelen)
|
Kent u nog andere kloosterordes? Zo ja, welke en hoe noemt u de leden ervan in uw dialect?. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
24110 |
overige kloosterordes: dominicanessen |
dominicanessen van bethani:
dominicanessen van bethanië (L328p Heel)
|
Kent u nog andere kloosterordes? Zo ja, welke en hoe noemt u de leden ervan in uw dialect?. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
24105 |
overige kloosterordes: franciscanessen |
franciscanessen:
fransiscanessen (L282p Achel)
|
Kent u nog andere kloosterordes? Zo ja, welke en hoe noemt u de leden ervan in uw dialect?. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
24106 |
overige kloosterordes: jozefienen |
jozefienen:
jozefienen (L282p Achel)
|
Kent u nog andere kloosterordes? Zo ja, welke en hoe noemt u de leden ervan in uw dialect?. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
24111 |
overige kloosterordes: karmelietessen |
karmelietessen:
karmelitesse (L328p Heel)
|
Kent u nog andere kloosterordes? Zo ja, welke en hoe noemt u de leden ervan in uw dialect?. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
24109 |
overige kloosterordes: kruiszusters |
dochters van het kruis:
te Luik, verspreid in Limburg
dochters van het kruis (L312p Neerpelt),
kruisnonnen:
kruusnonnen (L312p Neerpelt)
|
Kent u nog andere kloosterordes? Zo ja, welke en hoe noemt u de leden ervan in uw dialect?. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
24108 |
overige kloosterordes: passionisten |
passionisten:
passionist (L299p Reuver)
|
Kent u nog andere kloosterordes? Zo ja, welke en hoe noemt u de leden ervan in uw dialect?. [N 96D (1989)]
III-3-3
|