e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pijler afbouwgalerij: af˱bǭwgalǝrę̄j (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), boulevard: bulvār (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Eisden]), pijler: pajlǝr (Chevremont  [(Julia)]   [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), pijler (Kerkrade  [(Wilhelmina)]  , ... [Maurits]  [Wilhelmina]  [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Maurits]), pęjlǝr (Brunssum  [(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]  , ... [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Maurits]  [Emma]  [Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]  [Emma]  [Maurits]  [Laura, Julia]  [Maurits]  [Emma, Hendrik, Wilhelmina]  [Julia]), pę̄jlǝr (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Maurits]), pīlǝr (Lutterade  [(Maurits)]  , ... [Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]  [Emma, Maurits]), streb: štr ̇ēp (Eys  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Eisden]), štrēp (Bleijerheide  [(Domaniale)]  , ... [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Domaniale]  [Laura, Julia]  [Emma, Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Willem-Sophia]  [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Domaniale]  [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Laura, Julia]), taille/tèye: taille/tèye (Eisden  [(Eisden)]  , ... [Zwartberg, Eisden]  [Eisden]  [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), taj (As  [(Zwartberg / Waterschei)]   [Eisden]), táj (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Zwartberg, Waterschei]), (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]  , ... [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden] [Zolder]), tęj (Lanklaar  [(Eisden)]  , ... [Zwartberg]  [Eisden] ), tę̄j (Hamont  [(Eisden)]  , ... [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden] [Winterslag, Waterschei]), tɛj (Zonhoven [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]) Koolwinplaats van langgerekte vorm. De pijler wordt in de lengterichting enerzijds door de te delven koollaag, anderzijds door een ontkoolde ruimte begrensd en verschuift dwars op de lengterichting. De pijlerlengte wordt bepaald door de onderlinge afstand van de twee bij de pijler behorende galerijen. De hoogte van de pijler komt in het algemeen overeen met de dikte van de te delven koollaag. Het woordtype "boulevard" wordt gebruikt voor een grote pijler waarin men rechtopstaand de kolen kan losmaken. [N 95, 278; monogr.; Vwo 29; Vwo 171; Vwo 595; Vwo 765; Vwo 769; Vwo 779] II-5
pijlerband band: banjtj (Thorn  [(Maurits)]   [Eisden]), het band in de streb: ǝt bant en dǝr štrēp (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Maurits]), onderband: oŋǝrba.nt (Chevremont  [(Julia)]  , ... [Domaniale]  [Julia]), pijlerband: [pijler]banjtj (Buchten  [(Maurits)]  , ... [Maurits]  [Maurits]  [Domaniale]), [pijler]bant (Heerlen  [(Emma)]  , ... [Maurits]  [Emma]), [pijler]bantj (Geleen  [(Maurits)]  , ... [Maurits]  [Maurits]), pijlerband (Brunssum  [(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]  , ... [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Domaniale, Wilhelmina]  [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), riem taille: rim tęj (Lanklaar  [(Eisden)]   [Zwartberg, Waterschei]), sleepriem: slęjprēm (As  [(Zwartberg / Waterschei)]   [Domaniale]), strebband: štrēbbant (Bleijerheide  [(Domaniale)]  , ... [Domaniale]  [Laura, Julia]  [Domaniale]), strebeband: štrēbǝbant (Bleijerheide  [(Domaniale)]  , ... [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Willem-Sophia]  [Domaniale]) Bandtransporteur voor een pijler. Om het schepwerk te vergemakkelijken en omdat de steenkoollagen vaak dun zijn, heeft men voor het gebruik in een pijler een speciaal soort bandtransporteur ontwikkeld. Daarbij worden de losgemaakte kolen niet op het bovenste banddeel, maar op de over de vloer slepende onderband geschept (Handb. H. pag. 69). Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (pijler)- het lemma Pijler. [N 95, 664; monogr.] II-5
pijlerproduktie effect: effect (Kerkrade  [(Wilhelmina)]   [Domaniale]), ęfɛkt (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Emma, Hendrik, Wilhelmina]), ǝfɛk (Brunssum  [(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]   [Eisden]), leisting: lēsteŋ (Heerlen  [(Emma)]   [Domaniale]), leistung: lajstuŋ (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Emma]), pijlereffect: pajlǝręfɛk (Chevremont  [(Julia)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), pijlereffect (As  [(Zwartberg / Waterschei)]  , ... [Domaniale]  [Willem-Sophia]  [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), pęjlǝrɛfɛk (Klimmen  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Julia]), prestatie: prestatie (Oirsbeek  [(Emma)]   [Eisden]), présumé: présumé (Eisden  [(Eisden)]   [Domaniale]), rendement: rendement (Lanklaar  [(Eisden)]  , ... [Maurits]  [Winterslag, Waterschei]), rendement per post: rendement per post (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]   [Domaniale]), satz: zats (Waubach  [(Laura / Julia)]   [Emma]), soll: sǫlt (Oirsbeek  [(Emma)]   [Laura, Julia]), tsǫl (Waubach  [(Laura / Julia)]   [Emma]), tsǭ. (Eys  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Laura, Julia]), zǫ.l (Bleijerheide  [(Domaniale)]  , ... [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Domaniale]), strebeffect: štr ̇ēbǝfɛkt (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), štrēbɛfɛk (Heerlerheide  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Wilhelmina]) De prestatie of produktie van één pijler. Volgens een aantal invullers (K 361, L 433, Q 7, Q 113) werd de produktie gemeten in het aantal wagens dat gestuurd werd. Met het woordtype "présumé" (Q 7) werd de verwachte prestatie van een werkpunt aangegeven. Een aantal opgaven is mogelijkerwijs ook van toepassing op de prestatie van één houwer. Zie ook het lemma Houwereffect. [N 95, 481; monogr.] II-5
pijlkruid pijlkruid: pielkroed (Tungelroy), (bij afbeelding 31)  pielkroet (Vijlen), -  pielkroed (Tungelroy), píelkroed (Echt/Gebroek), pïelkroed (Maasbree), eigen spellingsysteem  piëlkroëd (Maasbree), eigen spellinsysteem  pijlkroed (Meijel), idiosyncr.  Pielkroet (Sittard), WLD  pielkroet (Roermond, ... ), pielkroeth (Guttecoven), pīelkrōēt (Schimmert), serpentstong: WLD  serpentstong (Montfort), zwalberstaart: zwalber stārt (Schimmert), zwalgenstaart: eigen spelling  sjwalgesjtaart (Vlodrop), zwaluwstaart: WLD  zwaluwstart (Stein), zwavelstaart: eigen spellinsysteem  zwavelstaart (Meijel), zwelvenstaart: idiosyncr.  zwelvestert (Thorn), WLD  zwèlve-stàrt (Sevenum), zwerbelstaart: WLD  zwerbelstert (Beesel) pijlkruid [DC 60a (1985)] || Pijlkruid (sagittaria sagittifolia 30 tot 100 cm hoge plant. De stengels zijn driekantig; de bladeren zijn pijlvormig, de ondergedoken bladeren lintvormig, tevens stomp; de bloemen groeien in kransen van 3, eenslachtig vrouwelijk onderaan, 3-tallig, wit [N 92 (1982)] III-4-3
pijn pijn: (pien) (Roggel), pa.in (Borgloon, ... ), pa.ən (Berg, ... ), paain (Martenslinde, ... ), pae.n (Leopoldsburg, ... ), pae:n (Rijkhoven), paein (Kortessem), pain (Alken, ... ), pai̯n (Martenslinde), pe.in (Dilsen, ... ), pein (Amby, ... ), peing (Gronsveld), peyn (Halen), pēn (Gelinden, ... ), pēͅin (Sint-Lambrechts-Herk), pēͅn (Diepenbeek, ... ), pĕin (Lanaken, ... ), peͅin (Wellen), peͅjn (Maastricht), pi(e)n (Borgharen), pi(j)n (Amby), pi.in (Diepenbeek, ... ), pi.n (As, ... ), pi.ən (Ophoven), pi:in (Vechmaal), pi:n (Brunssum, ... ), pi:ŋ (Noorbeek, ... ), pie:ng (Mheer), pien (Afferden, ... ), pieng (Gulpen, ... ), pieŋ (Kerkrade), piēn (Maaseik), piĕn (Lottum, ... ), piĕng (Eys, ... ), piin (Bree, ... ), pijen (Diepenbeek), pijjn (Zutendaal), pijn (Achel, ... ), pin (Achel, ... ), ping (Bleijerheide, ... ), pinj (Meijel), pièn (Roermond), piën (Lanklaar, ... ), piïn (Blerick), piŋ (Aubel, ... ), pīēn (Blerick, ... ), pīn (Belfeld, ... ), pīŋ (Sint-Geertruid), pyn (Maastricht), pè:n (Wellen), pèin (Zonhoven), pèn (Wellen), pèŋ (Zonhoven), pê"n (Beverlo), pên (Eksel, ... ), pí:n (Merkelbeek), pín (Heijen), pî.n (Bocholt, ... ), pî:n (Montfort, ... ), pîn (Molenbeersel, ... ), pîên (Heel), pɛ.in (Amby, ... ), pɛ.iŋ (Eijsden), pɛ.n (Beringen, ... ), pɛ.ən (Hasselt, ... ), pɛ:in (Alken, ... ), pɛ:n (Borlo, ... ), pɛin (Eigenbilzen, ... ), pɛjn (Bree, ... ), pɛn (Tessenderlo), pɛŋ (Overpelt), pɛ̄n (Tessenderlo), [Paragraaf: leven/gezondheid/ziekte/vermoeidheid].  pien (Boorsem), wee: (wiè) (Dieteren), (wièè) (Valkenburg), wee (Afferden, ... ), weh (Geleen), wi.ə (Baelen, ... ), wie (Bocholtz, ... ), wiee (Haelen), wieë (Sevenum, ... ), wieə (Brunssum, ... ), wieəh (Grubbenvorst), wijə (Velden), wiè (Stein), wië (Buggenum, ... ), wiëe (Tungelroy), wiə (Eupen, ... ), wy(3)̄ə (Well), wèe (Brunssum), wèj (Roggel), wíə (Oostrum, ... ), wî: (Vaals), zeer: si.ər (Kerkhoven), sīr (Venray), zer (Overpelt), zie"r (Beverlo), zier (Broekhuizen), zī-j-ər (Koningsbosch) mijn voeten doen mij erg zeer [DC 03 (1934)] || pijn [RND], [ZND 08 (1925)] || pijn: De handen van dat kleine kindje doen zeer [ZND 44 (1946)] III-1-2
pijnen persen: porsǝ (Bocholt), pā.sǝ (Beverst, ... ), pǫrsǝ (As, ... ), uitpitsen: ū.tpetsǝ (Zutendaal), ǫ.wtpetsǝ (Genk) Honing door middel van een doek of een pers uit de raten drukken. [JG 1a+1b; monogr.] II-6
pijnscheut beving: béving (Loksbergen), de milt steekt: de milt stikt (Beek), [specifieker, nl. gevolg van hardlopen (cfr. vraagstelling), rk]  de miljt stik (Montfort), de milt sjtikt mich (Tegelen), de milt stikt (Venray, ... ), de miltj stikt mig (Tungelroy), de pijn schiet me door de benen: de pien schuut mej dur de biën (Oirlo), heksenscheut: = scheuten in de rug, reumatische aandoening.  heksensjeut (Maastricht), kramp: kraamp (Kerkhoven), kramp (Achel, ... ), krampe (Beek, ... ), krampe (?) (Caberg), krampen (Achel, ... ), krāmp (Eksel, ... ), kremp (Arcen, ... ), kràmp (Urmond), krààmp (Leopoldsburg), krâmp (Eksel), krêmp (Bilzen), In de baejn.  kraamp (Kanne), Uitgebreider.  krāmp (Montzen), kriebel: kribələ (Eys), kriebel (Boorsem, ... ), kriebele (Maastricht), kriebeling: kriebelig (Vlodrop), kriebəling (Montfort), kriĕböling (Stevensweert), kriemeling: kirmöling (Stevensweert), moeies: Eerder knagende pijn.  mo(e)jjes (Bilzen), pijn: [alg.]  pien (Puth), pijn aan de milt: [specifieker, nl. gevolg van hardlopen (cfr. vraagstelling), rk]  pien aan de milt (Venlo), pijn in de lende: geschot onbekend.  pijn īn də lennə (Lanaken), pijn in de zij: [0 - pijn in zijde: gn.lm.]  pien in de sie (Stevensweert), pien in de zie (Maasbree), pien inne zie (Baexem), pijn in de zij (Bunde), pin in de zi (Echt/Gebroek), pin inne ziej (Posterholt), pinj in də zééj (Meijel), pijnscheut: pi-jnsjiêt vele (Bree), pieng-sjeut (Simpelveld), pienscheut (Montfort), piensjeut (Kinrooi), pijnschiet (Genk), bv. tandpijn  pijnscheuten doah goade aan ten onder (Peer), scheut: chjət (Veldwezelt), ne sjoeët èn z`n zaaj (Bilzen), scheut (Achel, ... ), scheuët (Hasselt), scheût (Eksel), schuut (Weert), sjeuit (Kortessem), sjeut (Boorsem, ... ), sjiet (Neeroeteren), sjieët (èn m`n zaaj) (Bilzen), sjiùt (Tongeren), sjuut (Maaseik, ... ), sjuüt (Gronsveld), sjweut (Eigenbilzen), skeut (Jeuk), šø͂ͅ.ət (Ingber), (Vgl. heksesjêût).  sjêût (Nunhem), [-> lm. pijnscheut, rk]  enne scheut in de zie (Venray), enne shuet in de ziej (Heerlen), enne stiek in de zie (Arcen), he kreeg unne sjeut (Stevensweert), scheut (Venlo), scheut in de ziej (Broekhuizen), sjeut (Beesel), sjeut in-ne zêj (Helden/Everlo), steek ien de ziej (Broekhuizen), B.v. iech krèè.g van dee ~ èn menne rek (kop).  schee.t (Hasselt), In de rök of baejn.  sjeut (Kanne), spierpijn: spierpinj (Meijel), steek: een stiek in de zij (Mechelen-Bovelingen), sjteek (Doenrade, ... ), sjtiëk (Gronsveld), steeik (Jeuk), steek (Achel, ... ), steek (inne zij) (Hechtel), steek en de len-jen (Mechelen-aan-de-Maas), steek in de zie (Grote-Brogel), steek in de ziè (Bocholt), steek in e zij (Ellikom), steeke (Jeuk, ... ), steiek (Sint-Truiden), steik (Loksbergen), steke (Wolder/Oud-Vroenhoven), steëk (Houthalen), stēk (Lanaken), stie.k (Borgloon), stiek (Bilzen, ... ), stiëk (Zutendaal), stīk eͅn de zij (Genk), stjeke va pieng (Eys), stèken (Heythuysen), stèèk (Val-Meer), stêek (Sint-Truiden), šti.ək (Ingber), unne steik (Maastricht), [-> lm. pijnscheut, rk]  `ne steek (Lommel), een stiek in de zij (Mechelen-Bovelingen), eine stèèk in e ziej (Tungelroy), enne sjteek in de zie (Berg-en-Terblijt), enne steek (Venlo, ... ), enne steek in de zie (Venlo), ine steek in mien zie (Opglabbeek), inne sjtieëk in de ziej (Eygelshoven), n sttek in de ziej (Dilsen), ne sjteek in de ziej (Roermond), ne sjtieëk in `n ziej (Mechelen), ne stiek èn z`n zaaj (Bilzen), nne stiek èn de ziej (Mechelen-aan-de-Maas), nə steek innə ziej (Ophoven), sjteek in de zie (Puth), sjtiech (Waubach), sjtieëk (Nieuwenhagen, ... ), steek (Ell, ... ), steek in de zie (Echt/Gebroek, ... ), steek in de zij (Hasselt), stiek (Eigenbilzen), stiek een de zij (Hoeselt), stiek in de zie (Simpelveld), stiek in den zij (Stokkem), stèk ien de ziej (Venray), unne sjtiek in de zīee (Ubachsberg), B.v. iech kree.g ne ~ èn m`n (spr. èmmen) zèè.  stee.k (Hasselt), In de rök of zèj.  steek (Kanne), steek = voor trekking  steek (Geistingen), Subst.  stie.k (Gors-Opleeuw), Zeer plaatselijk.  ṣtiək (Montzen), steken van de milt: [specifieker, nl. gevolg van hardlopen (cfr. vraagstelling), rk]  `t sjteake van de miltj (Nieuwstadt), stekende pijn: steikende pein in de lenje (Lanklaar), trekking: tréking (Loksbergen), trilling: triling (Loksbergen), zengende pijn: zeingende pien (Stein), zich de milt uitlopen: [specifieker, nl. gevolg van hardlopen (cfr. vraagstelling), rk]  zich de miltj oêt lope (Brunssum), zijscheut: [0 - pijn in zijde: gn.lm.]  zêj-sjeut (Helden/Everlo) Een plotseling optredende, lang aanhoudende spierkramp die bij een bepaalde beweging, meestal aan 1 zijde, in de lendenspieren optreed? (Nederlands: spit) [DC 60 (1985)] || een schietende pijn in de lenden (geschot ?) [ZND 35 (1941)] || Een steek in de zij? ( is vaak het gevolg van hardlopen) [DC 60 (1985)] || scheut || scheut [pijnscheut] || steek || Sterke kriebeling of trekking door pijn veroorzaken (morren). [N 84 (1981)] || Sterke kriebeling of trekking door pijn veroorzaken (morren, scheut, steek, kramp). [N 107 (2001)] || stijf, van vingers en handen gezegd [scheef] [N 10 (1961)] III-1-2
pijp dem: neuswarmertje  üem (Bleijerheide, ... ), Verklw. uuëmke  uuëm (Venlo), doorroker: doorruiker (Sittard, ... ), pijp met een geglazuurde kop waarop langzaam door verwarming, een figuur of spreuk zichtbaar wordt  durroeëker (Castenray, ... ), judje: jøtjə (Gennep, ... ), klik: klīkə (Eupen), lots: Dae rouktj ¯n lóts met zwaore tebak: hij rookt zware pijptabak Dae luiptj d¯n hieëlen daag met di-j lóts in zien moel  lóts (Altweert, ... ), mots: moets (Tegelen), korte aarden pijp  móts (Sittard), Mien moets is inne jouwe nazewermer  moets (Bleijerheide, ... ), Verklw.muutske  moets (Venlo), nazenwarmer: Verklw. nazewermerke  nazewermer (Heerlen), neuswarmer: neuswaermer (Castenray, ... ), Verklw. neuswermerke  neuswermer (Venlo), oliekop: eue.ldzjekop (Hasselt), olmpje: neuswarmertje  ulm’sje (Bleijerheide, ... ), pijp: piep (Echt/Gebroek, ... ), pī.p (Meeswijk), pèè.p (Hasselt), pèè.ëp (Zonhoven), pî.p (Meeuwen), Smokte gaer n pi‰p Dén lummel kriegt nog n zwaor pi‰pte roeëke De laeste pi‰p gesmókt hebbe: doodgaan Ik zie vandaag gén pi‰p tebák werd: ik ben vandaag helemaal niet fit Nòw göt mij de pi‰p uut: Nu snap ik er niets meer van Zien pi‰p in de tés halde: zn beurt afwachten en dan zn kans grijpen  piēp (Castenray, ... ), Verklw. piepke  piep (Heerlen), pièp (Venlo), Verklw. piêpke ¯n Aerde piêp  piêp (Altweert, ... ), ¯n Piep stoppe, rouke, oetkloppe ¯n lang piep  piep (Maastricht), tabakspijp: tebákspiēp (Castenray, ... ), uilenkop: uulekop (Sittard), voermanspijp: voor’manspief (Bleijerheide, ... ) doorroker || doorroker (pijp) || halflange pijp met grote kop || korte aarden pijp || korte pijp || korte, kromme pijp || neuswarmertje || oliekop, meerschuimen pijp || pijp || pijp (rookwerktuig) || pijp met gebogen korte steel || rookgerei, pijp || rookwerktuig || stenen pijpje || tabakspijp III-2-3
pijp, buis blijreur: blęjrø̄r (Bleijerheide), combinatiebuis: kombināsibȳs (Nieuwenhagen  [(ijzer met PVC)]  , ... ), galvanisébuis: galvānisēbø̜js (Houthalen, ... ), gaspijp: gāspīp (Maastricht), gegalvaniseerde buis: gǝgalvanisērdǝ bȳs (Nieuwenhagen, ... ), gegoten ijzeren buis: gǝgōtǝ īzǝrǝ bȳs (Nieuwenhagen, ... ), gootijzeren reur: jos˱īzǝrǝ rø̄r (Bleijerheide), ijzerbuis: īzǝrbȳs (Nieuwenhagen, ... ), ijzeren reur: īzǝrǝ rø̄r (Bleijerheide  [(verzinkt)]  , ... ), koperen buis: kōpǝrǝ bø̜js (Houthalen), kūǝpǝrǝ bȳs (Nieuwenhagen, ... ), kupferen reur: ko̜fǝrǝ rø̄r (Bleijerheide), kupferreur: kǫfǝrrø̄r (Bleijerheide), loden buis: lū.dǝ bȳs (Nieuwenhagen, ... ), p.v.c.-buis: pēvēsēbȳs (Nieuwenhagen, ... ), plastic buis: `plastik˱ bø̜js (Bleijerheide  [(sinds einde jarenɛ60)]  ), plɛstik˱ bȳs (Nieuwenhagen  [(PVC)]  , ... ), plasticreur: `plastikrø̄r (Bleijerheide), vertind blijreur: vǝrtsent˱ blęjrø̄r (Bleijerheide) In dit lemma zijn de verschillende benamingen voor soorten buizen bijeengeplaatst, die worden gebruikt voor respectievelijk de aanleg van waterleidingen, gasleidingen en afvoerleidingen. [N 64, 116a-d; monogr.] II-11
pijpaarde pijpaarde: pijpaarde (Tegelen  [(zachte witte kleisoort)]  ), pī̄p˱ē̜rt (Ottersum), pijpenaarde: pī̄pǝ-ē̜rt (Tegelen), witte leem: wetǝ lēm (Ottersum) Oorspronkelijk een kleisoort die werd gebruikt bij de vervaardiging van pijpen; later ook gebruikelijk bij de fabricage van aardewerk, zoals blijkt uit de opmerking van de invuller uit L 270 die vermeldt dat het woordtype pijpenaarde een geelbakkende klei aanduidde, die werd gebruikt om te ringeloren. [N 49, 1b; monogr.] II-8