e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pinnen onder de kruiklompen klompepinnen: klompǝpenǝ (Griendtsveen) [II, add.] II-4
pinrasp gebogen rasp: gǝbōgǝ rasp (Maasbree), kromme rasp: krom rasp (Bleijerheide), lepelraspel: lęǝpǝlraspǝl (Montzen), pennenrasp: pɛnǝrasp (Meijel), pinnenrasp: penǝrasp (Roggel), pinrasp: penrasp (Milsbeek, ... ), pinrasp (Dilsen) De rasp die men gebruikt om de uiteinden van de pennen aan de binnenkant van de schoen weg te raspen. Zie afb. 66. [N 60, 118d] II-10
pinstokken (voor de slee) ijspelen: īēspeele (Gronsveld, ... ), īspēlə (Lanaken), ijspikken: eispeeken (Hechtel), eispikken (Hoepertingen), i(ə)spēkən (Bocholt), iespikke (Bree), ispēk (Meeuwen), iêspeken (Bocholt), īēspeeken (Bree), īspēkə (Bocholt, ... ), èspikken (Zolder), de dubbele k valt dus weg  eispiʔən (Lommel), ijspikstekken: ei̯spiksteͅkə (Sint-Truiden), ijspinnen: eispinnen (Koersel), iesspinne (Lanaken), ijsstekken: iesstekken (Meeuwen), ijsstikkers: īē.ssjtikkers (Boukoul, ... ), kappers: kappers (Tessenderlo), palsters: Geh. Genck. (t Daghet in den Oosten XIII, 66)  polser (Genk), pegelen: pīgələ (Val-Meer), pelen: peel (Gronsveld), peele (Klimmen, ... ), peelə (Vroenhoven), peelən (Eisden), pelən (Dilsen), pēlə (Stokkem), (vroegere benaming).  peele (Meeswijk), De kènger du-jen zich veuroet oppe slei mèt pélen, ze stippelen met de pélen op het ies.  peel (Uikhoven), meervoud -schwa  ənə pēl (Opgrimbie), ps. is al omgespeld genoteerd!  pē:lə (Lanklaar), pikjagers: pikjagers (Venray), pikken: de peeken (Neeroeteren), de pikke (Kerkhoven, ... ), de pikken (Herk-de-Stad, ... ), də pikə (Borgloon, ... ), peeke (Rekem), peeken (Dilsen, ... ), peke (Neeroeteren, ... ), peken (Maaseik, ... ), pekkə (Velm), pekn (Lanklaar), pekə (Alken, ... ), pekən (Diepenbeek), pēkə (Kinrooi, ... ), pēəkə (Maaseik), pēͅkə (Neeroeteren), pieken (Hechtel, ... ), piekke (Hasselt, ... ), pik (Zonhoven, ... ), pik-en (Kwaadmechelen, ... ), pikke (As, ... ), pikken (Afferden, ... ), pikə (Herk-de-Stad, ... ), pikən (Zolder), poeken (Opoeteren), pééke (Bree), ɛinə pēək (Neerglabbeek), ⁄pekə (Tongeren), (op slee = ijsstoel).  pekə (Beverst), de laatste schwa is maar heel kleintjes bovenaan voor de n geschreven  də pekən (Diepenbeek), komt van piek  peeken (Reppel), kort  peeken (Kermt), meervoud: peeken  peek (Opoeteren), meestal in het meervoud gebruikt  de pikke (Nieuwerkerken), ps. is al omgespeld genoteerd!  pekə (Bokrijk), pēkə (Meeswijk), ps. omgespeld!  pikə (America), pikkers: pikkèrts (Herten (bij Roermond)), pikstekken: pikschtek (Heerlen), piksjtekke (Horn), pikstekke (Haelen, ... ), piksték (Zolder), pikstékke (Neer), m.  peksteͅk (Smeermaas), ps. invuller twijfelt over het antwoord!  piksjtekke ? (Klimmen), pikstokken: pikstök (Afferden, ... ), pinnen: de twie pin (Maaseik), pēͅnə (Gingelom), peͅnə (Gingelom, ... ), pinne (Eisden, ... ), pinnen (Kaulille, ... ), pinnen veur nen iejsstoel (Achel), pɛnnən (Tessenderlo), pinstokken: penstoͅ⁄ə (Tessenderlo), priempikken: priempik (Mechelen-aan-de-Maas), prikkers: prikkere (Roermond), prikslee: prikstei (Bergen), prikstekken: priksjtekke (Tegelen), prikstekke (Bergen), prikstèkke (Maastricht), sleepikken: sjlei pikke (Sittard), sleestekken: sleestekken (Heusden), sleestokken: de o is niet duidelijk, niet zeker  sleistokən (Overpelt), steken.: iéspeel (Gronsveld), stekken: stekkə (Zelem), stekə (Sint-Truiden), stiepelen: stuppele (Grevenbicht/Papenhoven), stuppelen (Mechelen-aan-de-Maas, ... ), stiepen: stepə (Gelieren/Bret, ... ), stippe (Genk, ... ), stippen (Genk), stipə (Sint-Lambrechts-Herk), stiepers: stipərs (Genk), stuppers (Mechelen-aan-de-Maas), m.  stepərs (Halen), stiepselen: Stipsele: zich met puntige stok met nagl om op ijs vooruit te duwen [sic].  stipsel (Boorsem), stikkers: sjtikkers (Boukoul, ... ), stikker (Kerkrade), stikkers (Heel, ... ), stikkerten: stikkerte (Montfort, ... ), Sub stikker: Es geer mit den iesstool gaotj, de stikkerte neet vergaete.  stikkerte (Echt/Gebroek), stootstokken: stoëtstokken (Kaulille) 2. Prikstok om een kleine slee mee vooruit te bewegen || 2. Stok met ijzerenpunten om zich met de slede voort te bewegen. || [IJsvermaak]: Stok met spijker om de slee vooruit te duwen op het ijs. || Gepunte stok bij t sleeën. || Hoe heten de stokken waarmee een kleine ijsslede wordt voortgeduwd? [ZND 40 (1942)] || II. Pik: 4. Stok met ijzeren pin om de ijsstoel vooruit te duwen. || Palster, piik bij den ijsstoel. || Pegel: houten stok met ijzeren pin om slee voort te duwen. || Pik1: *3. Prikstok, stok met ijzeren punt, gehanteerd bij de prikslee. || pikstokken waarmee de kinderen een slee (waarop ze zitten) voortduwen [N 08 (1961)] || Prikstok (van prikslee, z. èè.sstôê.l). || Stelen, stokken met ijzeren pinnen aan om de ijsstoel voort te bewegen. III-3-2
pint, maat van 0,5 liter halfje: høͅ‧f.kə (Eupen), (een halfmaatje is twee "pénjt"of acht "veedelkes", 0,72875 liter).  hèifke (Sittard), niet afgeleid van half, doch van mndl. haven, pot.  hèjfke (Valkenburg), halve: (vloeistof).  halve (Vlodrop), halve liter: 1/2 liter (Melick), halve liter (Hoensbroek, ... ), halvelieter (Ell), halvəlie.tər (Grathem, ... ), haovə lĭĕtər (Epen), hauve liter (Schimmert), have litter (Wijlre), ⁄nen hawve liter (Klimmen), (vloeistof).  haovəlĭĕttər (Heerlen), m.; (voor vloeistoffen).  h‧ōͅvə li.tər (Eys), voor vloeistoffen.  hawvə lietər (Urmond), klep: klep (Meerlo), maatje: = een 0,5 l.  è mäötsje mèllek (Maastricht), pint: peent (Mheer), pint (Blerick, ... ), pintj (Susteren), (vloeistof).  pint (Beesel, ... ), 1 vingerhood = ± 0,01 lieter 1 mäötje = ± 0,10 lieter 1 sjöpke = ± 0,25 lieter 1 pint = ± 0,60 lieter 1 beksjke = ± 1/4 pint 1 hèjfke = ± 1/2 kan 1 kan = ± 1,40 lieter 1 anker = ± 30 kan 1 aam = ± 4 anker 1 iëker = ± 8 kan sjtök = oude wijnmaat van ? vaan = oude biermaat van ? tien = oude kolenmaat van 1/2 hectoliter of 2 kuipen okshoof = oude wijnmaat van ? Alle vorengenoemde maten en gewichten zijn in onbruik. De woorden zijn alleen nog bij ouderen bekend.  pint (Klimmen), = 45 cl.  pint (As), pintje: pi-jntsj (As, ... ), schop: Ei sjöpke beer.  sjop (Echt/Gebroek), schopje: schupke (Gulpen, ... ), shupku (Brunssum), sjöpke (Maastricht), (b.v. beer).  sjöpke (Maastricht), (halve liter).  sjópke (Susteren), snel: sjnel (Heerlen), snel (Stein, ... ), (vloeistof).  sjnel (Lutterade), = ± 1/2 l.  snèl (As) de maat die een inhoud aangeeft van 0,5 liter [snelleke, pint, schopje, schep, wup, leers] [N 91 (1982)] || de maat die een inhoud aangeeft van 0,6 liter [snelleke, pint, schopje, schep, wup, leers] [N 91 (1982)] || de maat die een inhoud aangeeft van 1,2 liter [mengel, mingel] [N 91 (1982)] || half liter [ZND m] || halfje, halve oude kan of pint || inhoudsmaat, 1/2 liter || inhoudsmaat: pint || kan, pot van 1/2 liter, meest van aarde gebakken III-4-4
pioen balroos: balroeze (As, ... ), balroeës (Venlo, ... ), balroze (Elen), balruəs (Meeswijk, ... ), "Lillo" in de nabijheid van Houthalen  balroeze (Houthalen), (roeos=roos)  balroeos (Stevensweert), (sleept.)  balrwoas (Echt/Gebroek, ... ), -  balroa:s (Beegden), balroas (Wessem), balroe-es (Kessel), balroeës (Heel), balrooes (Heel), balroos (Haelen, ... ), balrooës (Baexem, ... ), balrozen (Steyl), balroëzen (Venlo, ... ), ao = o van \'t franse encore  balraos (Horn), klank où zit tussen o-oa  balroùs (Maasbracht), klemtoon op bal  balroeas (Pey), ook ZND 1 (a-m) en ZND 1u, 007  balroes (Kessel, ... ), balroeəs (Lanklaar, ... ), balroos (Beegden, ... ), balrooəs (Mechelen-aan-de-Maas), bolroos (Bocholt), bolrooəs (Leut), pioenroos  balroos (Posterholt, ... ), balrwaos (Echt/Gebroek, ... ), syn. pinksroos  balruəs (Niel-bij-St.-Truiden, ... ), waarmee speciaal de gevulde bloemen bedoeld........  balroos (Vlodrop), WBD/WLD = pioen  bàlrōēzə (As), WBD/WLD \'= pioen\'  bàlrōēzə (As), WLD = pioenroos  balroos (Posterholt), WLD \'= pioenroos\'  balroos (Posterholt), boerenroos: -  boerenroos (Peer), 2x  boerenroos (Overpelt, ... ), ook ZND 1 (a-m) en ZND 1u, 007  boerenroos (Peer, ... ), boereroos (Overpelt), bolroos: -  bolroos (Bocholt, ... ), bommelroos: -  bommelroos (Lanaken, ... ), ook ZND 1 (a-m) en ZND 1u, 007  bommelroes (Rekem), bommelroeəs (Opgrimbie), bommelroos (Uikhoven), broedroos: ook ZND 1 (a-m) en ZND 1u, 007  broedroeəs (Tungelroy), bruidroos: Volgens ik heb kunnen nagaan is de naam .....(bruidrozen)  broedroëezen (Tungelroy), bruidsroos: broêdsroeës (Tungelroy), -  broêdsroeës (Tungelroy, ... ), campagneroos: -  kampanjerus (Eupen), ook ZND 1 (a-m) en ZND 1u, 007  kampanjeroes (Eupen), cornelieroos: -  cernelieroeës (Helden/Everlo), kornelieroeës (Panningen), cornelisbloem: -  cornilusbloemen (Schulen), ook ZND 1 (a-m) en ZND 1u, 007  curnelisbloem (Schulen), curnelisblom (Kuringen), cornelisroos: kerneelesrous (Kortessem), kernelisroos (Diepenbeek), kornelesroeze (Achel, ... ), kornelesroze (Stevoort), -  cornelisroes (Eksel), corneləsros (Lommel), kornielesroos (Wellen), naar Pâque  kornelesroze (Tongeren), ook ZND 1 (a-m) en ZND 1u, 007  cornelisroes (Eksel), cornelèsroos (Lommel), curnlisroes (Kuringen), kornelieroeəs (Helden/Everlo, ... ), kornelisroes (Diepenbeek), kornièlisroes (Beverst, ... ), stinkbloom (Maaseik), donderkruid: -  dönnerkruid (Opglabbeek), ook ZND 1 (a-m) en ZND 1u, 007  dönnerkruud (Opglabbeek), heul: -  ö:ln (Tessenderlo), jasmijn: -  sozəmin (Riksingen), jozemien: ook ZND 1 (a-m) en ZND 1u, 007  šōsəmīn (Borgloon), kerkroos: kêrkroeës (Altweert, ... ), -  ke:rkroe:s (Boshoven, ... ), kerkroas (Weert), kerkroos (Mook, ... ), kirkwas (Thorn), kêrkroeëze (Weert, ... ), mv. Uitgezeefd uit klaproos.  kerkro-eze (Weert, ... ), ook ZND 1 (a-m) en ZND 1u, 007  kerkroes (Hushoven, ... ), kerkroos (Mook, ... ), kerkwas: ook ZND 1 (a-m) en ZND 1u, 007  kirkwas (Grathem), kermisbloem: -  kermisbloem (Mechelen-aan-de-Maas), ook ZND 1 (a-m) en ZND 1u, 007  kermisbloom (Mechelen-aan-de-Maas), koeroos: ook ZND 1 (a-m) en ZND 1u, 007  koeroos (Martenslinde), kolbloem: Pioenrozen  kolblomme (Eijsden, ... ), nagelkruidje: -  naa:gelkruutsje (Meerssen), olen: ook ZND 1 (a-m) en ZND 1u, 007  ooln (Tessenderlo), paardenbloem: pèrebloeme (Hulst/Konijnsberg), paardenroos: paarderoos (Maastricht, ... ), peerdsroes (Maastricht, ... ), paardroos: ook ZND 1 (a-m) en ZND 1u, 007  pjatroos (Rosmeer, ... ), paardsroos: peerdsroes (Maastricht, ... ), peertsroeze (Smeermaas), pjatsroeze (Sint-Pieters-Voeren), pjatsroze (Eigenbilzen, ... ), -  paardsroos (Herbesthal, ... ), 2x  paardsroos (Raeren, ... ), 3x  paardsroos (Hergenrath), [Paconia off.]  pièdsróos (Tongeren, ... ), naar Pâque  pjatsroze (Tongeren), pjètsroze (Tongeren), ook ZND 1 (a-m) en ZND 1u, 007  peejstroeəs (Montzen), peirsroes (Lanaken), perdsroeəs (Membach), petsroes (Walhorn), petsroeəs (Herbesthal, ... ), peətsroeəs (Welkenraedt), pēͅətsrūs (Kettenis), pinkroos: penkrouze (Rijkel), pinksbloem: pɛŋgzblum (Niel-bij-St.-Truiden), pɛŋgzblum* (Niel-bij-St.-Truiden), -  peenksbloem (Sint-Lambrechts-Herk), pinksblommen (Houthalen), ook ZND 1 (a-m) en ZND 1u, 007  peenksbloom (Sint-Lambrechts-Herk), penksbloem (Sint-Truiden), pinksbloem (Vliermaal), pinsbloem (Peer), pinkseroos: ook ZND 1 (a-m) en ZND 1u, 007  pengseroes (Mielen-boven-Aalst), pinksroos: pinks’roeës (Bleijerheide, ... ), -  peenksroes (Wijer), pengsroeës (Beringen), pingsroeëse (Voerendaal), pingsroeëse* (Voerendaal, ... ), pinksroeës (Vijlen), ook ZND 1 (a-m) en ZND 1u, 007  peenksroes (Wijer), peingsroos (Gelinden, ... ), pengsroes (Veulen), pengsroeəs (Hergenrath), pengsroos (Aalst-bij-St.-Truiden, ... ), penksroos (Velm), pingsroeəs (Montzen), pingsroos (Martenslinde), pinksroeəs (Vijlen), Pioen  pinksɛroeës (Bleijerheide, ... ), pinks’roeës (Bleijerheide, ... ), pinkstbloem: ook ZND 1 (a-m) en ZND 1u, 007  pinkstbloem (Helchteren), pinkstbloom (Houthalen), pinksterbloem: -  pinksterbloem (Amby, ... ), pinksterblome (Voerendaal, ... ), pinksterbloom (Vijlen), 2x  pinksterbloem (Bree, ... ), 3x  pinksterbloem (Hamont), 5x  pinksterbloem (Hasselt), ook ZND 1 (a-m) en ZND 1u, 007  penksterbloem (Hasselt, ... ), penksterblom (Maastricht, ... ), penksterbloom (As, ... ), pinksterbloem (Bocholt, ... ), pinksterbloom (Amby, ... ), pinsterblom (Waltwilder), ook: "sering  pēŋksərbum* (Hamont), ook: \"sering\  pēŋksərbum (Hamont), Pauwels foutief Q 088a!  pinksterbloem (Neerharen), pinksterroos: pinksterroes (Maastricht, ... ), -  pingstərroe:s (Hout-Blerick), pinksterroos (Aalst-bij-St.-Truiden, ... ), 2x  pinksterroos (Hergenrath, ... ), 7x  pinksterroos (Sint-Truiden), of....  pinksterroi`s (Valkenburg), ook ZND 1 (a-m) en ZND 1u, 007  peinksterroes (Sint-Truiden), peinsterroes (Meeswijk), pengsteroes (Sint-Truiden), pinksteroois (Valkenburg), pinksterroes (Donk (bij Herk-de-Stad), ... ), pinksterroeës (Leopoldsburg), pinksterroos (Arcen), pinkstroos: pinkstroze (Hasselt), pioen: pejōē:n (Roermond, ... ), pijune (Peer), pivoine (Maastricht, ... ), (oe = lang)  pioenen (Tienray), -  piejoen (Wanssum), pijoen (Blerick), pioe:n (Leunen), pioen (Arcen, ... ), pioene (Wellerlooi), pioenen (Steyl), 3x  pioen (Lanaken), mij is alleen de benaming bekend  pioen (Venlo), ook ZND 1 (a-m) en ZND 1u, 007  pioen (Arcen, ... ), pe´oen?  pioen (Maastricht), pioenbloem: -  pioenbloem (Hasselt), ook ZND 1 (a-m) en ZND 1u, 007  pioenbloem (Hasselt), pioenroos: piejoenroos (Sittard, ... ), -  piejoenRoe.s (America), pioen(e)roos, -roze (Maastricht, ... ), pioen-roe-es (Maasbree), pioenroas (Guttecoven), pioenroes (Borgharen, ... ), pioenroos (Einighausen), pioenroëzen (Lottum), ook ZND 1 (a-m) en ZND 1u, 007  pioenroes (America, ... ), pioenroos (Einighausen, ... ), pioenroze (Maastricht), pəjūənrūəs (Sint-Huibrechts-Lille), pondroos: -  pondroos (Zonhoven), etym. (e.d.), zie boek  pó.ntrōē.ës (Zonhoven, ... ), ook ZND 1 (a-m) en ZND 1u, 007  pontroeəs (Zonhoven), pondsbloem: ook ZND 1 (a-m) en ZND 1u, 007  pansbloem (Mettekoven), potroos: -  potroos (Heppen), ook ZND 1 (a-m) en ZND 1u, 007  potroeës (Leopoldsburg), sinksbloem: -  sinksblom (Leopoldsburg, ... ), ook ZND 1 (a-m) en ZND 1u, 007  seŋsblom (Paal), sinksbloem (Leopoldsburg), sinksenbloem: -  sinksenbloem (Halen, ... ), ook ZND 1 (a-m) en ZND 1u, 007  seŋsəbloͅm (Beringen), sinksebloem (Halen), sinksenbloem (Koninksem, ... ), sinkserbloem: -  sinkserbloom (Niel-bij-As), ook ZND 1 (a-m) en ZND 1u, 007  sinkserbloom (Niel-bij-As), sint-cornelisroos: ook ZND 1 (a-m) en ZND 1u, 007  sint cornillis roezen (Hechtel), slaapkop: -  slaapkop (Alken), ook ZND 1 (a-m) en ZND 1u, 007  slaapkoppen (Alken), staakroos: -  stakruəzən (Sint-Huibrechts-Lille), stinkbloem: stinkbloem (Gruitrode), -  stinkbloem (Hasselt, ... ), ook ZND 1 (a-m) en ZND 1u, 007  sjtinkblom (Paal), stinkbloem (Hamont, ... ), stinkblom (Lummen), stinkbloom (Gruitrode), stinkbloəm (Hombourg), stinkbol: ook ZND 1 (a-m) en ZND 1u, 007  stinkbol (Beringen), stinker: -  stinkers (Bree, ... ), ook ZND 1 (a-m) en ZND 1u, 007  stinker (Bree), stinkertje: -  stinkerkes (Alken), ook ZND 1 (a-m) en ZND 1u, 007  stinkerkes (Alken), stinkroos: stinkruus (As, ... ), stokroos: (de gevulde tuinpioen) De wilde onbekend.  schtokrois (Meerssen), (foutieve naam!)  sjtokrwazə (Berg-en-Terblijt), (komt alleen gekweekt voor)  sjtokroas (Ransdaal), -  schtokroos (Sittard, ... ), schtokroze (Geleen), sjtok-roe-ə-zə (Wijlre), sjtok-roeze (Mheer), sjtokroas (Born, ... ), sjtokroeas (Houthem), sjtokroos (Einighausen, ... ), stockroës (Ransdaal), stokroas (Valkenburg), stokroos (Amby, ... ), stokroëze (Blerick), gevulde pioenroos kennen ze hier, de naam:......  sjtokroas (Buchten), in Limb. gekweekt in tuin, rode soort heet......  stokroos (Amstenrade), ook ZND 1 (a-m) en ZND 1u, 007  sjtokroes (Houthem, ... ), sjtokroeəs (Wijlre), sjtokroois (Valkenburg), sjtokroos (Born, ... ), stokroes (Blerick, ... ), stokroos (Amby, ... ), stokrous (Bilzen), stōkrūzən (Sint-Huibrechts-Lille), vuilbloem: ook ZND 1 (a-m) en ZND 1u, 007  voelbloem (Hoensbroek) [DC 13 (1945)] [DC 17 (1949)] [N 73 (1975)] [N 92 (1982)]Ook mat. van ZND 15 (1930), 018 opgenomen [ZND 05 (1924)] || Pioen (Paeonia officinalis L.) [DC 13 (1945)], [DC 17 (1949)], [N 73 (1975)], [N 92 (1982)] I-7, III-2-1
piqué piqué: pikē (Maasmechelen, ... ), pikē̜j (Genk, ... ), piqué (Eijsden) Soort van (meest witte) katoenen of kunstzijden stof met dubbele ketting, de onderste van grover, de bovenste van fijner garen, waardoor een ruitvormig patroon ontstaat (Van Dale, pag. 2175). [N 62, 94; N 62, 89a; N 62, 98; N 59, 201] II-7
pissebed baggelzeug: oniscus asellus/oniscus murarius (=ZND 18)  baggelzoig (Vroenhoven), baggelzwieüg (Veldwezelt), baggelzwog (Vroenhoven), bedpis: oniscus asellus/oniscus murarius (=ZND 18)  bèdpies (Tegelen), dik varken: oniscus asellus/oniscus murarius (=ZND 18)  dik verke (Waubach), duizendpoot: doezəndpoet (Maastricht), oniscus asellus/oniscus murarius (=ZND 18)  doezendpāōt (Beek), doezendpoët (Pey), doezendpōāt (Roosteren), doeəzendpout (Wellen), duzendpoët (Heppen), eekvis: oniscus asellus/oniscus murarius (=ZND 18)  eekvis (Stramproy), grijs ?: gries jaerske (Eys), houtzeug: oniscus asellus/oniscus murarius (=ZND 18)  holtzeug (Horst), holtzoog (Horst), holtzóg (Leunen), holtzög (Merselo), houtzōog (Sevenum), WLD  hout-zeug (Sevenum), houtzèùg (Sevenum), kakkerlak: Veldeke ??  kakkerlakke (Haelen), keldercommies: oniscus asellus/oniscus murarius (=ZND 18)  kelderkommies (Arcen), kelderdief: oniscus asellus/oniscus murarius (=ZND 18)  kelderdief (Heijen), kelderhansje: kel’derhens-je (Bleijerheide, ... ), keldermot: keldermôt (Herten (bij Roermond), ... ), oude spelling  kelder mot (Meijel), WBD/WLD  keldermot (Stein), kelderrat: kelderrat (Blerick, ... ), oniscus asellus/oniscus murarius (=ZND 18)  kelderrat (Blerick), kelderratte (Venlo), WLD  kelder-rat (Sevenum), keldervarken: kallervèrke (Hoeselt), keldervaerke (Castenray, ... ), kelderverken (Geleen), kel’dervèrke (Tegelen), kéldervé.rke (Gennep, ... ), Endepols  kèlderverreke (Maastricht), ideosyncr.  kelderverke (Velden), kelderverken (Velden), oniscus asellus/oniscus murarius (=ZND 18)  keldervarken (Tegelen), kelderveireke (Meerssen), kelderverken (Kessenich, ... ), keldərverəkə (Reuver), kēldervɛrəkə (Lottum), kiölderverke (Heers), WBD/WLD  kelderverreke (Caberg), keldərverkə (Kapel-in-t-Zand), keldərverrəkə (Maastricht), kèldərvèrrəkə (Maastricht), WLD  kaldervèèrke (Vlijtingen), kelder verreke (Maastricht), kelderverke (Posterholt, ... ), kelderverkə (Oirsbeek), kèlder-vèrke (Swalmen), kèldərvèrrəkə (Maastricht), keldervarkentje: oniscus asellus/oniscus murarius (=ZND 18)  kalderverkske (Lanaken), kelderverkske (Blerick), kellerverkschke (Kerkrade), WLD  kèldör vèrkskö (Stevensweert), keldervoorn: oniscus asellus/oniscus murarius (=ZND 18) opgave onduidelijk  keldervoorn (?) (Putbroek), kelderzeug: kélderzóg (Gennep, ... ), oniscus asellus/oniscus murarius (=ZND 18)  kelderzeug (Afferden, ... ), kelderzog (Gennep, ... ), kelderzoog (Horst), kelderzŏg (Heijen), kelderzóg (Leunen, ... ), keldərzeug (Lottum), keͅldərzoͅg (Borlo), pissebed  kalderzeu.g (Hasselt), Veldeke  kelderzeug (Nunhem), Veldeke 1979 nr. 1  de kelderzòg (Venray), WLD  kèèlderzeug (Gennep), kelderzeugje: oniscus asellus/oniscus murarius (=ZND 18)  kjolderzeugske (Heers), mergelvarken: oniscus asellus/oniscus murarius (=ZND 18)  mirgəlvĕrke (Pey), WLD  mèrgəlvérkə (Montfort), molenkuus: meule kuusj (Stein), molenpaard: oniscus asellus/oniscus murarius (=ZND 18)  meulepèrt (wrsch) (Stein), mulepeejd (Heerlen), WLD  meulepaerd (Geverik/Kelmond), molenvarken: meuleverke (Brunssum, ... ), muuleverke (Heerlerbaan/Kaumer), muèleverke (Doenrade), mūūëleverke (Hoensbroek), mäöleverke (Echt/Gebroek), nūūj’ləvérkə (Sittard), eigen spellingsysteem  meuleverke (Geleen, ... ), oniscus asellus/oniscus murarius (=ZND 18)  m^yləverkə (Eys), meuleverke (Amstenrade, ... ), meuleverken (Urmond), meuleverkə (Einighausen), meuleverreke (Jabeek), meulevèrke (Geleen, ... ), meulevèrkə (Munstergeleen), mēūleverkə (Dieteren), myəleveͅrkə (Brunssum, ... ), möləverkə (Echt/Gebroek, ... ), mø̄ləveͅrkən (Berg-aan-de-Maas), mø͂ͅləveͅrkə (Echt/Gebroek), mülə-vĕrkə (Koningsbosch), WBD/WLD  meuləvèrkə (Susteren), mūūləvèrkə (Amstenrade), möölləvèrkə (Grevenbicht/Papenhoven, ... ), WLD  meulen verken (Born), meuleverke (Geleen), meulevàrkə (Guttecoven), meuləvèrkə (Sweikhuizen), molenvarkentje: oniscus asellus/oniscus murarius (=ZND 18)  mueuleverkske (Stevensweert), mullender: oniscus asellus/oniscus murarius (=ZND 18)  meulender (Oirsbeek), oorworm: oniscus asellus/oniscus murarius (=ZND 18) onzekere opgave  ū:ərwø.rəm (Opgrimbie), pissebed: pisse bed (Ubachsberg), pissebed (Gulpen, ... ), pissebèd (Lutterade), ideosyncr.  pissebĕdde (Neer), oniscus asellus/oniscus murarius (=ZND 18)  pissebed (Blerick), pissebēd (Weert), oniscus asellus/oniscus murarius (=ZND 18) De boeren leggen de naam zo uit: als ee paard niet kan wateren, wordt zon beestje op de roede geplaatst; het krabben ervan geneest het paard.  peͅsəbeͅdə (Heerlen), oude spelling  píssebed (Meijel), WBD  pissəbet (Meijel), WLD  pissebit (Brunssum), pissəbèt (Venlo), ± WLD  pissəbed (Wijnandsrade), steenmot: oniscus asellus/oniscus murarius (=ZND 18)  steenmot (Tegelen), steinmot (Haelen), WLD  steinmot (Tungelroy), steenvarken: steinverke (Tungelroy), stekelvarken: stekelvarken (Montfort), stekelverke (Ittervoort), stekelverken (Heythuysen), stēēkelverke (Wessem), stīkəlvɛrəkə (Zonhoven), Bree Wb.  stèkelverke (Bree), ideosyncr.  sjtaikelverke (Melick), stekelverke (Roermond), ideosyncr. ?  sjtekelverke (Susteren), IPA  steʔəlvɛrəʔə (Kwaadmechelen), oniscus asellus/oniscus murarius (=ZND 18)  schteekelverke (Sittard), sjtekelverke (Linne), sjtieëkelverke (Gulpen), sjtikkelverke (Roermond), steekelverke (Heel), stekelvarken (Maaseik, ... ), stekelverke (Altweert, ... ), stekelverken (Haelen, ... ), stēkelverke (Molenbeersel), stēkəlvèrkə (Geistingen), stiekelverken (Jesseren), stiekelvèrken (Bilzen), stikkelverke (Tegelen), stikəlverkə (Wellen), strekelvêreke (Venray), oniscus asellus/oniscus murarius (=ZND 18) Ook een egel wordt zo genoemd  stikkelverke (Sint-Odili?nberg), Veldeke  stekelvèrke (Echt/Gebroek), WBD/WLD  sjtekelverke (Lutterade), WLD  steekelverukə (Itteren), stekelverreke (Weert), stèkelverke (Beesel), stekelvarkentje: ideosyncr.  sjteekelvèrske (Sittard), oniscus asellus/oniscus murarius (=ZND 18)  schteekəlverrəkskə (Amby), stekelverrekske (Weert), stiekelverkskə (Borgharen), stékelverrekskə (Neerharen), tapvarken: tapverke (Swalmen), varken: verke (As, ... ), vēͅrəkə (Bocholtz), vèrkə (Loksbergen), vêr"kë (Tongeren), Endepols  verreke (Maastricht), oniscus asellus/oniscus murarius (=ZND 18)  verke (Hoeselt), verken (Borgloon, ... ), verreke (Caberg), verrĕkĕ (Weert), vērke (Maastricht), vēͅrke (Bergen), veͅrkə (Schulen), vɛrəkə (Elsloo), WBD/WLD  verreke (Caberg), vèèrkə (Heerlen), WLD  verreke (Weert), vèrke (Venray), vèrkə (Haelen), varkensbeest: vèrrekesbieëst (Sint-Truiden), ideosyncr.  vérkesbies (Maastricht), oniscus asellus/oniscus murarius (=ZND 18)  vèrrekesbies (Maastricht), WBD/WLD  verkensbeist (Ophoven), vèrkəsbĭĕs (Maastricht), WLD  vèrrəkəsbĭĕs (Maastricht), varkentje: verkske (Stokkem), eigen spellingsysteem  verkske (Meerlo, ... ), Endepols  verrikske (Maastricht), oniscus asellus/oniscus murarius (=ZND 18)  varkentje (Loksbergen), verschke (Schaesberg), vērrəkskə (Amby), värəkskə (Borgharen), Veldeke  verksjke (Waubach), WLD  verkske (Thorn), verkske ([vɛrəkskə) (Eksel), verkskə (Kelpen), vĕrkske (Schimmert), vèrkskə (Heel), wild varken: weelt verke (Vijlen), wiele vɛ̄rkə (Hasselt), wil verrəkə (Epen), wild verke (Vlodrop), wild verreke (Maastricht), wild vèrke (Valkenburg), wild vèrkə (Schimmert), wild vèrreke (Amby), wild vêrke (Bilzen), wild-vérke (Noorbeek, ... ), wildj vérke (Pey), wildverreke (Bunde), wilje vreke (Wijlre), wilt verke (Valkenburg), wīld vērke (Blitterswijck, ... ), wuld verke (Houthalen), wèld verreke (Maastricht), wîltj vêrreke (Altweert, ... ), Endepols  wèld verreke (Heer, ... ), Gronsveld Wb  weeld vérke (Gronsveld), ideosyncr.  wìld verke (Noorbeek), wìld verken (Noorbeek), oniscus asellus/oniscus murarius (=ZND 18)  we:lt vɛrəkən (Hamont), weeld vêrken (Banholt), weelt vêrəkə (Noorbeek), wel vaark (Kanne), welt farkə (Martenslinde), welt fɛ̄rəkə (Rekem), welt veͅrke (Neerglabbeek), welt veͅrkə (Molenbeersel), welt veͅrrəkən (Vliermaalroot), welt vɛ̄rkən (Linde), welverken (Eksel), wēl veͅrəkə (Welkenraedt), wēldvēͅrkə (Lanaken), wēlt virrəkə (Sint-Geertruid), weͅl vēͅrəkə (Gemmenich), weͅlt feͅrəkə (Uikhoven), wield verke (Wellen), wield verken (Ulbeek), wil verke (Eckelrade, ... ), wil verəkə (Peer), wil veͅ.rəkə (Eupen), wil veͅrkə (Herk-de-Stad), wil vèrke (Wijlre), wild varken (Kortessem, ... ), wild verke (As, ... ), wild verken (Diepenbeek, ... ), wild verreke (Gronsveld, ... ), wild verreken (Lommel), wild vēͅrəkə (Genk), wild veͅrken (Beverlo, ... ), wild vèrka (Tongeren), wild vèrke (Valkenburg), wild vèrken (Hechtel, ... ), wild vɛ̄rkə (Leunen), wilde varkens (Tegelen), wilde verkes (Velden), wilde vèrkens (Tienray), wildj verke (Hunsel, ... ), wildj verreke (Weert), wildj veͅrke (Opitter), wildj vèrke (Herten (bij Roermond), ... ), wildj vèrken (Beegden), wildsj vèrkə (Kessel), wilj verkes (Haelen), wiljd verke (Geulle), wiljt vèrke (Putbroek), wilt färkə (Opglabbeek), wilt vereke (Amby), wilt verken (Mechelen), wilt verreke (Berg-en-Terblijt), wilt vērəkə (Bocholtz), wilt vèrreke (Gulpen), wilt vɛ̄rkə (Hasselt), wiltj verken (Elen, ... ), wiltj vèrke (Buggenum), wilverken (Meeuwen), wīld veͅrkə (Kortessem), wīld vèèreke (Mheer), wuld verken (Houthalen), wèlt vêrrəkə (Maastricht), wéelt veͅrrəkə (Cadier), wî.l veͅ.rəkə (Montzen), wəldvērken (Eigenbilzen), Veldeke (aangepast)  wild vērke (Tienray), WBD/WLD  wilj vèrkəs (Roermond), wīld vèèrke (As), WLD  we.lt˃ veͅ.rəkə (o.) (Eys), we.lt˃ vɛ.rəkə (O.) (Ingber), wild vèrke (Kunrade), wilj verke (Tungelroy), wíldj verreke (Weert), WLD wild varken!  weeld vèèrke (Mheer), wild varkentje: wilj verrekskes (mv.) (Tungelroy), oniscus asellus/oniscus murarius (=ZND 18)  wil verkskes (Houthem), wøͅld veͅrkskə (Lummen), wilde zeug: oniscus asellus/oniscus murarius (=ZND 18)  weel zwog (Zichen-Zussen-Bolder), wil zweèg (Riemst), wil zwoug (Val-Meer), wilde zeug (Lottum), wilde zooəg (Grubbenvorst), wilj zoog (Kessel), wèl zoog (Kanne), wəlzwəg (Eigenbilzen), worm: oniscus asellus/oniscus murarius (=ZND 18)  wurm (Merselo), zeevarken: zieêvarken (Gulpen), zièverke (Schimmert), oniscus asellus/oniscus murarius (=ZND 18)  zeeverreke (Margraten), zeiverke (Schinnen), zie-ə-vèrkə (Wijlre), zieèverke (Houthem), zieëvèrke (Berg-en-Terblijt, ... ), zieëvèrreke (Ingber), zieəvērke (Reijmerstok), ziènverke (Schimmert), zièverreke (Borgharen), zjièverreke (Bunde), Veldeke, eventueel aangevuld met systeem Jones ie - lang uitgesproken  zieëverreke (Gulpen), WLD  zîê-verreke (Klimmen), zeevarkentje: oniscus asellus/oniscus murarius (=ZND 18)  zievèrrəkskə (Amby), zieëverkske (Gulpen), zeikester: ideosyncr.  zeikaister (Vlodrop), zeug: cassettebandje  zog (Meijel, ... ), oniscus asellus/oniscus murarius (=ZND 18)  zog (Venray), zòg (Bergen), zwaab: ideosyncr.  sjwoape (Kerkrade) Hoe noemt u de keldermot, pissebed (kelderoog, varkentje, stekelvarken, steenmot, zespoter, varkensbeest) [N 83 (1981)] || keldermot || pissebed || pissebed, keldermot [GV K (1935)] || pissebed, ongedierte || pissebed: hoe noemt men het veelpotig insect ca ca. 1 cm. lengte, dat voornamelijk op vochtige plaatsen, onder steenen of in kelders wordt aangetroffen (oniscus asellus of murarius; keldermot, klederzeug, varkentje, stekelvarken, steenmot, pissebed)? [GV K (1935)] III-4-2
pit docht: dǫx (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Winterslag, Waterschei]), dǫxt (Bleijerheide  [(Domaniale)]  , ... [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Domaniale]), kous: kous (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Maurits]), kousje: kø̜jskǝ (Thorn  [(Maurits)]   [Laura, Julia]), lampepit: lampǝpet (Eisden  [(Eisden)]  , ... [Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]  [Winterslag, Waterschei]  [Eisden]  [Maurits]), lampewiek: lampǝwēk (Lutterade  [(Maurits)]   [Eisden]), sok: sǫk (Waubach  [(Laura / Julia)]   [Domaniale]), stromp: štrompf (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Domaniale]), vlam: vlam (Brunssum  [(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]  , ... [Maurits]  [Zwartberg, Eisden]  [Emma, Hendrik, Wilhelmina]), wiek: wek (Bleijerheide  [(Domaniale)]  , ... [Zwartberg, Waterschei]  [Laura, Julia]  [Willem-Sophia]  [Julia]  [Domaniale]  [Domaniale, Wilhelmina]), wiek (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]   [Zolder]), wik (Zolder  [(Zolder)]   [Emma, Hendrik, Wilhelmina]), wēk (As  [(Zwartberg / Waterschei)]  , ... [Maurits]  [Eisden]  [Maurits]  [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Maurits]  [Maurits]), w˙ēk (Eys  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Maurits]), zündsnoer: tsyntšnōr (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Domaniale]) De lampepit van de veiligheidslamp. [N 95, 249; N 95, 243; monogr.] II-5
pit van een steenvrucht baak: baa.k (Hasselt), baak (As, ... ), bā.k (Hasselt), Bree Wb.  bauk (Bree), etym. (e.d.), zie boek  bao.k (Zonhoven), WBD/WLD  bawk (As), bōūk (Opglabbeek), keets: keets (Bocholt, ... ), keetse (Meeuwen), keetsen (Opglabbeek), kets (Montzen, ... ), kēts (Neerglabbeek, ... ), kētš (Boorsem, ... ), keͅtš (Lanaken), kiets (Genk), kits (Eigenbilzen, ... ), kitsch (Heer, ... ), kitsj (Meerssen), kitš (Lanaken), kitž (Eisden), kiəts (Opglabbeek), = kits JK [ ? - moeilijk leesbaar]  kits (Genooi/Ohé, ... ), ideosyncr.  kitsch (Vlodrop), kitsj (Kerkrade), kelk: kelek (Remersdaal), kering: kairing (Eisden), keering (Stokkem), keeëring (Lanklaar), kēreŋ (Mechelen-aan-de-Maas), kērēͅŋ (Mechelen-aan-de-Maas), kèèring (Stokkem), kern  kēəreŋ (Meeswijk), kern: de kair (Ospel), kae:r (Roermond), kaer (Castenray, ... ), kaer (sleept.) (Echt/Gebroek), kainen (Peer), kaing (Wilderen), kair (Horn, ... ), kai̯ən (Hechtel), kajaan (Sint-Truiden), kajān (Sint-Truiden), ke-jan (Zepperen), ke:n (Maastricht), keare (Hunsel), kee-re (Vijlen), keen (Borgharen, ... ), keene (Maastricht), keer (Genooi/Ohé, ... ), keeër (Heerlen), keien (Oostham), keir (Schinnen), keiën (Jeuk, ... ), keiən (Mielen-boven-Aalst), kejn (Duras, ... ), kejən (Hoepertingen), keren (Sint-Truiden), kern (Afferden, ... ), keän (Lontzen), keén (Gulpen), keën (Houthalen), keən (Kuringen), kēēn (Heer), kēn (Bree, ... ), kēr (Blitterswijck, ... ), kēͅ.jən (Lummen), kēͅ.ən (Ingber), kēͅ.ən m. (Eys), kēͅjən (Linkhout, ... ), kēͅn (Bocholt, ... ), kēͅnĭ (Genk), kēͅrə(n) (Eupen), kēͅən (Oostham), kĕĕn (Genk), kĕjen (Paal), kĕnne (Paal), kĕə.n (Montzen), ki-jèn (Heppen), kiaan (Sint-Truiden, ... ), kian (Gelinden, ... ), kia͂n (Widooie), kien (Bilzen), kieren (Elen, ... ), kieän (Alt-Hoeselt), kieén (Paal), kieë (Bilzen), kieën (Houthalen), kiĕn (Heusden), kijan (Zonhoven), kijĕ.n (Wellen), kièr (Rimburg), kiën (Henri-Chapelle), ki̯ɛ̄n (Lummen), kja:n (Hoepertingen, ... ), kjaai̯n (Rutten), kjaan (Hasselt, ... ), kjai̯-n (Wellen), kjal (Koninksem), kjan (Kuttekoven, ... ), kjang (Wijer), kjaon (Hees), kjā.n (Borgloon), kjān (Diepenbeek, ... ), kjḁḁ.n (Hasselt), kja͂n (Kortessem), kjen (Lommel, ... ), kjēēn (Maastricht, ... ), kjēͅn (Vroenhoven), kjōn (s-Herenelderen), kjoͅ‧n (s-Herenelderen), kjâ-n (Wellen), kjân (Borgloon), kjêən (Beverlo), kjɛn* (Lommel), kär (Buchten, ... ), käär (Arcen, ... ), kèjen (Gulpen), kèn (Gennep, ... ), kène (Kaulille), kèr (Belfeld, ... ), kèân (Montzen), kèèn (Genk, ... ), kèèr (Tungelroy), kèën (Peer), kéjn (Welkenraedt), kéren (As), kéèn (Wijlre), kééjən (Loksbergen, ... ), kéér (Pey), kéên (Noorbeek, ... ), kéën (Sint-Huibrechts-Hern), kêjen (Eys), kêjn (Mechelen), kên (Mheer), kêr (Asenray/Maalbroek, ... ), kêre (Grevenbicht/Papenhoven), kêrn (Stevensweert), kêrre (Echt/Gebroek), kêêr (Munstergeleen, ... ), këan (Vaals), kën (Gronsveld, ... ), kɛ.jən (Tessenderlo), kɛ:ən (Beringen), kɛjən (Zonhoven), kɛən (Aalst-bij-St.-Truiden), kɛ̄r (Molenbeersel), k⁄ān (Herk-de-Stad), = kern  de keer (Hoensbroek), doa zitj ein gooi kêr in  kêr (Beegden), Endepols  keen (Maastricht), ideosyncr.  keer (Kerkrade), kèjn (Eijsden), kèn (Eijsden, ... ), kèr (Susteren), kéer (Oirsbeek), kën (Gronsveld), IPA, omgesp.  kɛən* (Kwaadmechelen), kern  keən (Niel-bij-St.-Truiden), ook: ZND 27, vr. 79  ki-en (Lommel), spr. uit: keer  kär (Heerlen), Veldeke  keer (Waubach), Veldeke / eventueel aangevuld met systeem Jones  keën (Gulpen), WBD/WLD  de kern (Caberg), kee.nə (Maastricht), keen (Maastricht), keer (Heerlen), WLD  de kèèr (Schimmert), kāēr (Sevenum), keejn (Maastricht), keene (Maastricht), keer (Brunssum), keeën (Mheer), keéën (Gulpen, ... ), kàèr (Sevenum), kèir (Schinnen), kèèər (Oirsbeek), kéér (Doenrade), këen (Vijlen), WNT kern I  kēr (Wanssum), ± WLD  kaer (Klimmen), kjaan (Vlijtingen), kerntje: keetjeh (Mechelen-aan-de-Maas), kenkə (Halen), ki̯ienkə (Martenslinde), kɛijnke (Gingelom), klokhuis: klokhoes (Kaulille, ... ), knoes: knoeës (Tessenderlo), knoop: knoep (Schimmert, ... ), knop (Opgrimbie, ... ), knu.p m. (Eys), knôp (Stein), ideosyncr.  knôp (Thorn), Veldeke  d’r knoep (Klimmen), Veldeke mv.  knüp (Klimmen), WBD/WLD  knoop (Grevenbicht/Papenhoven), knop (Ophoven), knòep (Stein), WBD\\WLD  knŏĕp (Amstenrade), WLD  knoep (Hulsberg, ... ), knop (Born), knŏĕp (Sweikhuizen), knuup (Schaesberg), knóp (Itteren), koos: koos (Sint-Truiden), kous (Sint-Truiden), koren: koan (Wellerlooi), koarn (Valkenburg), koen (Bilzen), koeën (Bilzen), koin (Riksingen), koon (Geulle, ... ), kōān (Well), kōōn (Berg-en-Terblijt), kuoͅn (Martenslinde), kwoin (Tongeren), kwon (Hoeselt, ... ), kwŏën (Beverst), kóón (Valkenburg, ... ), kôôən (Epen), koren (mv.): keun (Amby), keuën (Remersdaal), keyën (Houthalen), meerv.  kēūn (Valkenburg, ... ), korentje: kōͅnšə (Rekem), kraal: kral (Castenray, ... ), kroos: kroes (Koersel), midden: midde (Epen), pit: pit (Blerick, ... ), pít (Eys), + WLD  pit (Klimmen), eigen fon. aanduidingen  pit (Ell), eigen spellingsysteem  pit (Geleen, ... ), Endepols  pit (Maastricht, ... ), ideosyncr.  de pit (Sittard), pit (Hoensbroek), NCDN  pit (Stevensweert), oude spellingsysteem  pit (Meijel), Veldeke  pit (Haelen), Veldeke 1979, nr. 1  de pit (Venray), Veldeke aangepast kers  pit (Tienray), Veldens dialekt  pit (Velden), WBD-WLD  pit (Roermond), WBD/WLD  pit (Lutterade, ... ), WLD  pit (Geleen, ... ), pruimensteen: eigen spellingsysteem pruimesteen  proemestiën (Meijel), steen: schtein (Amby), sjtee (Doenrade), sjtein (Herten (bij Roermond), ... ), sjtéin (Swalmen), steen (Eigenbilzen, ... ), stein (Amby, ... ), steín (Maastricht), stēīn (Horst), stien (Houthalen, ... ), stieën (Eksel), stieən (Beverlo), stinke (Zonhoven), stin⁄te (Zonhoven), stin⁄t⁄ṇ (Zonhoven), stīejn (Jeuk, ... ), stèin (Neerharen), = kern  d’r sjtee (Hoensbroek), Bree Wb.  stein (Bree), eigen fon. aanduidingen  stein (Ell), eigen spellingsysteem  sjteen (Merkelbeek), sjtein (Schinnen), sjteín (Maastricht), stiën (Meijel, ... ), stjein (Neer), Endepols  stein (Maastricht, ... ), ideosyncr.  sjtein (Sittard), LDB  sjtein (Roermond), Nijmeegs (WBD)  stîen (Meijel), Veldeke  stein (Echt/Gebroek), Veldeke aangepast perzik, pruim  stieën (Tienray), Venlo e.o.  stein (Maasbree), WBD / WLD  sjtein (Beesel, ... ), WBD/WLD  sjtein (Kapel-in-t-Zand), stein (As, ... ), WLD  sjtein (Geverik/Kelmond, ... ), sjtēin (Schinnen), sjtēīn (Heel), stein (Maasbree, ... ), stēīn (Maastricht), stijn (Maastricht), stīēn (Venray), WLD (De o is niet voldoende gedifferentiëerd; vandaar soms –)  sjtein (Haelen), ± WLD  stein (Weert), steentje: steentje (Beringen), əstieentjes (Lommel) De pit van een steenvrucht (kern, steen, pit, baak, teel, kelling). [N 82 (1981)] || harde pit van sommige steenvruchten || kern [SGV (1914)], [ZND 01 (1922)] || kern, grote vruchtenpit || kern, pit || kern, pit van een vrucht || kern, pit ve vrucht || kern, pit, steen v vrucht || pit || pit v vruchten || pit van een steenvrucht || pit vd steenvrucht || pit ve vrucht || pit, kern || pit, kern ve vrucht || pit,,kleine vruchtenpit || vruchtepit I-7
pit, kern van fruit appelkern: appelekaer (Echt/Gebroek), baak: bāk (Hasselt, ... ), van steenvruchten  bāk (Bree), bōͅk (Montfort), gisje: geiskes (mv.) (Maaseik), graaf: grōf (Alt-Hoeselt, ... ), graaf van de appel: graof van den appel (Sint-Lambrechts-Herk), keets: kedz (Born, ... ), keets (As, ... ), keetse (Meeuwen, ... ), keetsen (Opglabbeek, ... ), ketch (Remersdaal, ... ), kets (Lanaken, ... ), keətse (pl) (Bocholt), keətz (As), kēts (Neerglabbeek, ... ), kētš (Boorsem, ... ), kidž (Dilsen), kiets (Genk, ... ), kits (Eigenbilzen, ... ), kitsch (Lanaken, ... ), kitš (Sittard), kitz (Eisden, ... ), kiəts (Opglabbeek, ... ), kɛdz (sg) (Bree), klokkenhuisje  ketš (Maastricht), WBD/WLD = appelpit  keets (As), kering: kairing (Eisden, ... ), keering (Stokkem, ... ), keeəring (Lanklaar, ... ), kēren (As, ... ), kēreŋ (Mechelen-aan-de-Maas, ... ), kiəreŋ (Dilsen), kɛriŋ (Stein), kɛəriŋ (Eisden, ... ), kern: k(tm)jən (Linkhout, ... ), k(tm)n (Bocholt, ... ), k(tm)nə (Genk), k(tm)rə (Eupen), k(tm)ən (Oostham), kaer (Altweert, ... ), kainen (Peer, ... ), kaing (Wilderen, ... ), kair (Rotem, ... ), kaiən (Hechtel, ... ), kajān (Sint-Truiden, ... ), kaən (Aubel, ... ), kean (Brustem, ... ), keen (Genk, ... ), keeər (Heerlen), keiən (Jeuk, ... ), kejan (Piringen, ... ), kejān (Groot-Gelmen, ... ), ken (sg) (Sint-Huibrechts-Lille), kenə (pl) (Maastricht), kern (Hasselt, ... ), keuën (Remersdaal, ... ), keän (Lontzen, ... ), keën (Houthalen, ... ), keən (Eijsden, ... ), keən (sg) (Paal), keənə (pl) (Leopoldsburg), keər (Eygelshoven, ... ), keərə (Membach), keɛnɛn (pl) (Koersel), keɛən (sg) (Houthalen), kēju (Welkenraedt, ... ), kēn (Maastricht, ... ), kēə (Borlo), kēən (Borlo, ... ), ke͂ͅjən (Linkhout, ... ), ke͂ͅn (Bocholt, ... ), ke͂ͅnə (Genk), ke͂ͅrə (Eupen), ke͂ͅən (Oostham), keͅrə (Eupen), kiaan (Sint-Truiden, ... ), kian (Gelinden, ... ), kiān (s-Gravenvoeren, ... ), kiean (Alt-Hoeselt, ... ), kien (Bilzen, ... ), kien (sg) (Heusden, ... ), kieren (Elen, ... ), kieën (Paal, ... ), kijal (Rutten), kijan (Hasselt, ... ), kijn (Duras, ... ), kijən (Heppen, ... ), kioͅn (Beverst), kiën (Henri-Chapelle, ... ), kiøͅn (Hoeselt), kiən (Aubel, ... ), kiər (Rotem), kiərən (sg) (Stokkem), kiɛn (Moelingen), kīa.n (Zonhoven), kjaan (Borgloon, ... ), kjaan, kjan (Diepenbeek), kjal (Koninksem, ... ), kjan (Eigenbilzen, ... ), kjang (Wijer, ... ), kjaŋ (sg) (Brustem), kjaŋk (Opheers), kjaŋkən (pl) (Opheers), kjān (Alken, ... ), kjeen (Vroenhoven, ... ), kjen (Lommel, ... ), kjeͅn (Moelingen), kjōͅn (Kortessem, ... ), kjoͅən (Rijkhoven), kjɛln (Berg, ... ), kjɛn (Beringen, ... ), kjɛnə (pl) (Heppen), kjɛən (Piringen), kjɛ̄n (Lummen, ... ), kär (Hamont, ... ), kèn (Hechtel, ... ), kène (Kaulille, ... ), kèèn (As, ... ), kéen (Sint-Huibrechts-Hern, ... ), kəjan (Sint-Truiden, ... ), kɛ.nə (pl) (Leopoldsburg), kɛjan (Zonhoven, ... ), kɛn (Binderveld, ... ), kɛn (sg) (Eksel, ... ), kɛn, dim kɛŋkə (Gingelom), kɛn, dim kɛŋskə (Wilderen), kɛr (Achel, ... ), kɛrə (pl) (Beesel, ... ), kɛrə (sg) (Eupen), kɛrən (pl) (America, ... ), kɛrən (sg) (Geleen, ... ), kɛrɛn (sg) (Thorn), kɛə (Vaals), kɛən (Aalst-bij-St.-Truiden, ... ), kɛər (Amstenrade, ... ), kɛərə (sg) (Baelen), kɛɛn (Tessenderlo), kɛ̄.n (Grote-Brogel), kɛ̄r (Bocholtz, ... ), kɛ̄rən (pl) (Oirlo), kɛ̄ŋ (sg) (Nieuwerkerken), k’(tm)n (Lummen), k’ān (Herk-de-Stad, ... ), k’e͂ͅn (Lummen), kernen bijv. v e appel  kiênje (mv.) (Maaseik), kerntje: kenke (Linkhout, ... ), kjenkə (Martenslinde, ... ), kjyəŋkə (Tongeren), kjɛnšə (sg) (Veldwezelt), kjɛ̄nkə (Gutshoven), kɛijnkə (Gingelom, ... ), kɛnskə (Velm), kɛnəkə (Duras), kɛŋkə (Halen, ... ), kersenpit: kersepit (Venlo), ket: ked (Opoeteren), klokhuis: klokhuus (Kaulille, ... ), knoes: knoeës (Tessenderlo, ... ), knoop: knop (Opgrimbie, ... ), koos: koos (Sint-Truiden, ... ), koren: kaon (Valkenburg), kjōn (s-Herenelderen, ... ), koeën (Bilzen, ... ), koin (Riksingen, ... ), kōn (Valkenburg), kōͅn (Siebengewald), koͅn (Berg-en-Terblijt), koͅən (Wellerlooi), kuoͅn (Tongeren), kuøn (sg) (Munsterbilzen), kuɛn (sg) (Bilzen), kwoin (Tongeren, ... ), kwon (Hoeselt, ... ), kwoën (Beverst, ... ), køͅrən (pl) (Broekhuizen, ... ), køͅrəs (pl) (Arcen, ... ), køͅrəs(pl) (Wanssum), koren (mv.): køn (Amby), kø̄n (Meerssen), kø͂ͅn (pl) (Bergen), korentje: kōͅnšə (Rekem, ... ), kø̄nšə (sg) (Lanaken), kroos: kroes (Koersel, ... ), moi: moij (Sint-Truiden, ... ), pit: ped (Oirsbeek, ... ), pet (Baexem, ... ), petə (Mheer), petə (pl) (Gennep, ... ), petən (Vlodrop), petən (pl) (Kolonie, ... ), pit (Bree, ... ), pitje: petjən (dim) (Blerick), steen: sjtein (Herten (bij Roermond)), stein (Amby, ... ), steən (Beverlo), steentje: steentje (Beringen, ... ), əstieentjes (Lommel, ... ) [RND 04] [RND 07] [RND 08] [RND 10] [ZND 01 (1922)] [ZND 27 (1938)] [ZND m] [ZND m] [ZND m] [ZND m]appelpit || De pit van een steenvrucht (kern, steen, pit, baak, teel, kelling). [N 82 (1981)] || kern [ZND 01 (1922)] || kern, vruchtenpit van appels, druiven, bessen enz. || pit van appelen, peren, enz. || pit ve appel || pit ve appel enz || pitje in een appel of peer I-7