e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
persbok bok: bok (Diepenbeek, ... ), bǫk (Bilzen), bokje: bøkskǝ (Eijsden, ... ), bø̄kskǝ (Venlo), bø̜kškǝ (Ransdaal), bękskǝ (Bilzen), bǫkskǝ (Stein), ezel: īzǝl (As), kantkussen: kantkɛsǝ (Meeuwen), mouwebred: mowǝbręt (Montzen), mouwehout: mowǝnhǫwt (Eisden), mouwplank: mouwplank (Hopmaal), mouwplankje: mǫwplaŋkskǝ (Hopmaal), naadpersplankje: nǭtpęrsplęŋkskǝ (Herten), persbok: pɛrsbuk (Reuver), plankje: plɛŋkskǝ (Zolder), schouderbankje: šǫwǝrbęŋkskǝ (Nieuwstadt, ... ), schouderbokje: šǫwǝrbø̄kskǝ (Born), schouderplank: šǫwǝrplaŋk (Geleen), šǭwǝrplaŋk (Stein), schouderplankje: šōǝrplɛŋskǝ (Bilzen), strijkblok: stręjkblǫk (Bilzen), strijkbok: strikbǫk (Echt), strijkbred: štrīxbręt (Bleijerheide), strijkplank: štrīkplaŋk (Reuver), strijkplankje: strīkplɛŋskǝ (s-Gravenvoeren), strijkplankovaal: strijkplankovaal (Opglabbeek) De persbok is een strijkplank op een standaard geschikt om moeilijk bereikbare naden, bijv. schoudernaden, open te strijken. Ook armsgaten kan men er op openpersen. De informant van Q 83 merkt op dat men de persbok gebruikt voor het strijken van de mouw en het borststuk van het jasje en het zijstuk en de tussenbeennaad van de broek. De informant van L 416 vermeldt dat de persbok wordt gebruikt ø̄om plat te drukkenø̄. De informant van Q 88 zegt de persbok in het geheel niet te gebruiken. Zie ook het lemma ɛpersplankɛ.' [N 59, 19b] II-7
persdoek balen: balǝ (Banholt), doek: dōk (Peij), (mv.)  dø̄k (Posterholt), kruidjeszak: krytšǝszak (Montzen), persdoek: persdoek (Aubel), pāsduk (Jesseren), pǫrsduk (Margraten), (mv.)  pērsdø̄kǝ (Banholt), pɛrsdø̄k (Roggel), pɛ̄sdø̄k (Schinnen), perszak: pǫrs !zak (Baarlo), (mv.)  pēǝrszɛk (Sint-Pieters-Voeren) Het doek dat tussen de verschillende lagen vruchtenpulp in de perskuip wordt gelegd. [N 57, 14c] II-2
persdrilboor boogdril met een pres: bōx˱drel męt˱ ǝn prɛs (Jeuk), knarboor met torsstaaf: knarbōr mɛt tǫrsštāf (Helden, ... ), persboor: pēs˱bōr (Neeritter), persdril: pørs˱drel (Weert), pē̜š˱drel (Klimmen), pɛrs˱drel (Jeuk, ... ), presboor: prɛs˱bǫwr (Bevingen) Stalen boor die met een ijzeren hefboom rondgedraaid wordt en tegelijkertijd van boven neergedrukt wordt door een schroef, die men verder aandraait naarmate het boorijzer zich dieper in het metaal heeft gewerkt. Het gereedschap wordt bij Vuylsteke (pag. 110) persdril genoemd. Het betreft hier een zeer oud werktuig dat bij diverse zegslieden niet meer bekend was. [N 33, 140] II-11
persen apprehensie maken: apprehensie maken (Hasselt, ... ), apręnsī mākǝ (Kinrooi), aprɛnsǝ mākǝ (Linkhout), ǝprentšǝ mākǝn (Noorbeek), arbeid hebben: arbeid hebben (Baarlo, ... ), arbeid krijgen: arbeid krijgen (Baarlo, ... ), arbeid maken: arbeid maken (Opglabbeek, ... ), arbęi̯t mākǝn (Achel), arbeiden: arbeiden (Blerick, ... ), bügeln: bygǝlǝ (Bleijerheide), deruit persen: drūt poršǝ (Posterholt), dorsen: dorsen (Wolder / Oud-Vroenhoven / Wiler), drē̜i̯šǝ (Maasmechelen), drijven: drijven (Smeermaas), drukken: drøkǝ (Roggel), duwen: duwen (Beringen, ... ), dø̜jǝ (Peij), gaan kalven: gaan kalven (Urmond), kloppen: klǫpǝ (Thorn), kneden: knējǝ (Reuver), kringeltjes deruit persen: kreŋkǝlkǝs trǫwt pɛrsǝ (Bilzen), moeite hebben: moeite hebben (Kaulille), oppersen: oppāsǝ (Bilzen), persen: door persen (Lommel), pa ̞rsǝ (Horst), paarse (Meterik), paesje (Geleen), parse (Afferden, ... ), parsen (Heijen, ... ), parsjen (Horn), pāārse (Arcen, ... ), pārse (Gennep, ... ), peerse (Borgharen, ... ), peersje (Berg-en-Terblijt, ... ), peeschje (Dieteren), peese (Echt/Gebroek, ... ), peessen (Born), peĕschu (Brunssum), perse (Asenray/Maalbroek, ... ), persen (Aubel, ... ), persə (Swalmen), pese (Buchten, ... ), pesje (Puth), peäschen (Epen), pēērsche (Heer), pēīse (Eijsden), pēse (Thorn), pĕrse (Beegden), pĕschen (Broeksittard, ... ), pièsje (Rimburg), piǝsǝ (Bilzen), pjasse (Vlijtingen), pjásǝ (Zichen-Zussen-Bolder), pjāsǝ (s-Gravenvoeren), poorse (Helden/Everlo), poorsen (Sint-Odiliënberg), porse (Beesel, ... ), porsje (Posterholt), porsǝ (Meeuwen, ... ), porsǝn (Opglabbeek), posǝ (Hasselt), pōōrse (Panningen), pàrse (Lottum, ... ), pärse (Nederweert, ... ), päsche (Heerlen, ... ), pèsje (Brunssum), pèèrsche (Amby), pèèësje (Gulpen), pêersje (Limmel), pêjesje (Eys), pêjsje (Mechelen), pêrsche (Mheer), pêsche (Bingelrade, ... ), pêsje (Doenrade, ... ), pāsǝ (Jesseren), pāsǝn (Diepenbeek), pērsǝ (Banholt, ... ), pēršǝ (Meerssen, ... ), pēsǝ (Buchten, ... ), pēšǝ (Born), pēǝšǝ (Schinnen), pē̜jšǝ (Nieuwstadt), pē̜rsǝ (Lanaken, ... ), pē̜sǝ (Stein), pē̜šǝ (Doenrade, ... ), pē̜ǝsǝ (Eijsden), pęjšǝ (Nuth), pęrsǝ (Herten, ... ), pęrsǝn (Born), pǫrsǝ (Baarlo, ... ), pɛjšǝ (Schinnen), pɛršǝ (Posterholt), pɛǝsǝ (Montzen), pɛ̄šǝ (Voerendaal), Nieuw  peearshe (Mheer), Oud  pjaarshe (Mheer), pijnen krijgen: pɛ̄jǝnǝ krɛgǝ (Rummen), pozen hebben: pozen hebben (Rotem, ... ), pozen krijgen: pozen krijgen (Herten, ... ), pōzǝ krigǝ (Maaseik), pozen maken: pozen maken (Val-Meer), pressen: pressen (Kermt), prĕsse (Beegden), prɛsǝ (Bilzen), stomen: stōmǝ (Bilzen), strijken: stri-jkǝ (As), strijken (Genk, ... ), strikǝ (Meijel), striǝkǝ (Eisden), strē̜ǝkǝ (Schulen), stręjkǝ (Bilzen), štrikǝ (Noorbeek, ... ), štrīkǝ (Doenrade, ... ), stuiken: štūkǝ (Reuver, ... ), trampelen: trampǝlǝ (Welten), trippelen: trippelen (Borgloon, ... ), tripǝlǝ (Herk-de-Stad), uitpersen: utpǫrsǝ (Baarlo), ūtpēsǝ (Laak), ǫjtpáǝsǝ (Wellen), walken: walǝkǝ (Echt, ... ), wǫlǝkǝ (Echt), weeën hebben: weeën hebben (Maasniel), werken: werken (Beringen, ... ), werkǝ (Mechelen), węrkǝ (Wellen), węrǝkǝ (Rapertingen, ... ), wɛrkǝ (Bocholtz, ... ), wɛrǝkǝ (Gronsveld, ... ), wɛrǝkǝn (Stevoort), zieken krijgen: zieken krijgen (Velm) De klei tot rechthoekige blokken samenpersen. [monogr.] || De vruchtenmassa uitpersen. In Q 249 werden de perskuipen als volgt gevuld: twee emmers fruit werden erin uitgeschud en daarover werd een juten persdoek gelegd. Dan volgden er weer twee tobben fruit, opnieuw afgedekt door een juten doek en op deze wijze werd de gehele perskuip volgemaakt. Ook de invuller uit L 295 schrijft dat de kuip zo werd gevuld en volgens hem gingen er veertig lagen fruit in een perskuip. [N 57, 16] || Het gelijmd fineer met behulp van de fineerpers op het grondhout vastklemmen. [N 56, 33a] || Het maken van uitdrijvende bewegingen, gezegd van de koe die gaat kalven. [N 3A, 47] || Het persen van de stof met een zwaar ijzer. [N 59, 77; monogr.] || Met kracht vloeistof door een nauwe opening persen (spuiten, spruiten, spritsen, sprietelen) [N 108 (2001)] || persen [SGV (1914)] || persen, Met kracht vloeistof door een nauwe opening ~ (spuiten, spruiten, spritsen, sprietelen). [N 84 (1981)] I-11, II-12, II-2, II-7, II-8, III-1-2
persen van turf persen: porsǝ (Meijel), pɛrsǝ (Griendtsveen, ... ) Persen van turf tot turfpakketten. [II, 114c] II-4
pershoning doorgedane honing: dūǝ.rgǝdūǝ.nǝn hūǝ.neŋ (As, ... ), dǫrgǝdø̜nǝn hū.ǝneŋ (Beverst), geperste honing: geperste honing (Maasmechelen), gǝpǫrs˱dǝn hōneŋ (Houthalen), gǝpɛrstǝn huǝneŋ (Genk), gepreste honing: gǝprɛstǝn ǫniŋ (Sint-Truiden), gǝprɛstǝn ǫwniŋ (Rummen), gǝprɛs˱dǝn ǫniŋ (Sint-Truiden), pershonig: pɛrshø̜nex (Tessenderlo), pershoning: pasǫwniŋ (Alken), pe.sho.neŋ (Dilsen), pershoning (Asenray / Maalbroek, ... ), pø̜rshu.neŋ (Weert), pø̜shu.neŋ (Weert), pā.ǝshōneŋ (Diepenbeek), pārshoneŋ (Horst), pāshǫwneŋ (Zepperen), pērshø̜neŋ (Maaseik), pēshōneŋ (Geistingen), pēšhuǝneŋ (Heerlen), pęǝshōneŋ (Geulle), pę̄jshōneŋ (Stein), pę̄šhōneŋ (Beek), pǫrshōneŋ (Zonhoven), pɛrshoneŋ (Meijel, ... ), pɛrshuneŋ (Wellerlooi), pɛrshø̄ǝneŋ (Hasselt), pɛrshōneŋ (Asenray / Maalbroek, ... ), pɛršhōǝneŋ (Noorbeek, ... ), preshoning: prɛ.shōneŋ (Godschei), uitgeperste honing: uitgeperste honing (Kerkhoven), zeemhoning: zēmhōneŋ (Beek) Honing die men verkrijgt door de raten te persen, zodat de honing eruit loopt. Na verwijdering van de blanke, gave stukken raathoning doet men de onregelmatige stukken honingraat, nog niet verzegelde honing, open en gesloten broed, stuifmeelraten, grof werk, moerdoppen, dode bijen en ander afval in zakken van kaasdoek. Deze legt men in de honingpers, waarin ze onder grote druk de nog resterende honing prijs geven (De Roever, pag. 167). Deze geperste honing blijft echter na zeven en klaren toch een produkt van mindere kwaliteit. [N 63, 116b; N 63, 115d; N 63, 115c; JG 1a; monogr.] II-6
persijzer ijzer: īzǝr (Nieuwstadt), persijzer: pa ̞rsīzǝr (Horst), pjāsīzǝr (s-Gravenvoeren), porsīzǝr (Meeuwen), pērsīzǝr (Maastricht), pēršīzǝr (Meerssen), pē̜rsīzǝr (Lanaken), pē̜šīzǝr (Ransdaal, ... ), pē̜ǝsizǝr (Eijsden), pęrsęjzǝr (Genk), pęrsīzǝr (Echt, ... ), pǫrsē.zǝr (Zolder), pɛrsīzǝr (Reuver), strijkijzer: strijkijzer (Genk), strikežǝr (Meijel), strikīzǝr (Stein), striǝkīzǝr (Eisden), stręjkęjzǝr (Bilzen), strīkīzǝr (Neeroeteren, ... ), štrikīzǝr (Born, ... ), štrīkīzǝr (Montzen, ... ), štrīxīzǝr (Bleijerheide), zwaar strijkijzer: zwōr strē̜kęǝzǝr (Schulen) Zwaar strijkijzer dat wordt gebruikt van het begin tot het einde van elk werkstuk en één van de meest onmisbare benodigdheden van de kleermaker is. Enkele van de belangrijkste handelingen die men met het persijzer verricht, zijn: het krimpen van de stof alvorens men aan het werkstuk begint, het open- en platpersen van naden, het dunpersen van de voorkanten, het afpersen en afglanzen van gereed zijnde werkstukken (Papenhuyzen III, pag. 10-11). Het gewicht van de persijzers varieert meestal van 5 tot 9 kg. De informant van K 361 vermeldt dat men vroeger het houtskoolijzer of het ijzer met losse bouten erin gebruikte. Later ging men het elektrische persijzer gebruiken. Ook de informanten van L 330 en Q 15 gebruiken een elektrisch persijzer. Zie voor diverse pers- of strijkijzers afb.17. [N 59, 20; monogr.] II-7
perskachel brabantse kachel: brǭbantsǝ kaxǝl (Noorbeek), bügeloven: byjǝloavǝnt (Bleijerheide), fornuis: førnøš (Meijel), ijzeren kacheltje: izǝr kęxǝlkǝ (Eijsden), perskachel: pęrskaxl (Genk), pęrskaxǝl (Venlo), pęǝškaxǝl (Ransdaal), persstoof: pāsstōf (Diepenbeek), pē̜jšštǫwf (Nieuwstadt), pē̜šštōf (Lutterade), pęrsstōf (Echt), pęšštōf (Schinnen), pɛrsštōf (Tegelen), potstoof: potstǭf (Noorbeek), potštōf (Voerendaal), stoof: stoǝf (s-Gravenvoeren), stuǝf (Bilzen), stōf (Zolder), stǭf (Neeroeteren), štōf (Doenrade, ... ), štǭf (Meerssen, ... ), stoofijzer: štǭfizǝr (Meerssen), stoofje: stiǝfkǝ (Bilzen), stø̜̄fkǝ (Eisden), stē̜fkǝ (As), strijkstoof: stręjkstuǝf (Bilzen), strīkstǭf (Meeuwen), štrīkštōf (Born) Kachel met vakken waarin de persijzers worden opgewarmd. Ze worden in verschillende modellen gemaakt en men ziet kachels met 6 bouten of meer (Papenhuyzen III, pag. 11). Naast deze op kolen gestookte kachels zijn er ook gasapparaten voor het verhitten van één, twee of drie ijzers (Gerritse, pag. 34). Het voordeel van deze gasapparaten is dat ze geen stof of damp geven. De informant van Q 198 vermeldt het gebruik van een zeskantige kachel. De informant van Q 83 zegt de perskachel vroeger op school gebruikt te hebben. [N 59, 23] II-7
perskom bak: bak (Stein, ... ), bak met water: bak mɛt wātǝr (Meerssen), bassin: bǝsɛŋ (As), eker: īkǝr (As), kom: kom (Zolder), kump (Bilzen), kōmp (Montzen), kom met water: komp met wātǝr (Geleen), kump męt wǫtǝr (Bilzen), kommetje: kømpkǝn (Genk), kø̜mpkǝ (Eisden), kommetje met water: kømpkǝ met wātǝr (Lutterade), pateel: patiǝl (s-Gravenvoeren), perskom: pęrskomp (Echt), pɛrskomp (Reuver), pɛrskōm (Meijel), perspot: pa ̞rspot (Horst), perspotje: pęrspotǝkǝ (Hopmaal), smokkom: smukkomp (Diepenbeek), strijkkom: strīkkom (Meeuwen), teil: tęjl (Eijsden), tob perswater: tǫp pɛ̄šwātǝr (Voerendaal), waterbak: wātǝrbak (Nieuwstadt, ... ), waterbakje: wātǝrbękskǝ (Schinnen), wǭtǝrbękskǝ (Lanaken), wateremer: wātǝręjmǝr (Tegelen), watergrüle: wasǝrjryl (Bleijerheide), waterkom: wasǝrkomp (Bleijerheide), wātǝrkom (As), wātǝrkomp (Doenrade, ... ), wātǝrkōmp (Montzen, ... ), wętǝrkǫmp (Diepenbeek), wǫtǝrkump (Bilzen), wɛtǝrkǫm (Schulen) Een kom of bak met water voor het natmaken van de spons of perslap bij het persen en afglanzen. De informant van L 417 gebruikt ook wel een kuip of metalen emmer. [N 59, 25] II-7
perskuip bekken: bekǝ (Banholt, ... ), bęjkǝ (Nuth), bękǝ (Tenessen), kaar: kār (Banholt), kuip: kuǝp (Sint-Pieters-Voeren), kȳp (Posterholt), kūp (Schinnen), kuip met deksel: kȳp męt dęksǝl (Baarlo), perskuip: páǝskop (Wellen), pēskȳp (Laak, ... ), pɛrskȳp (Roggel) De kuip van de pers met losse duigen en zonder bodem. [N 57, 14a] II-2