e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ringrijden, ringsteken ringsteken: reenkschtèike (Eijsden), reenksjtëke (Gronsveld), reenksteeke (Sint-Pieter), reenkstéke (Horst), reenkstêke (Meterik), renksjteken (Geleen), renkstèken (Urmond), renkstêke (Lutterade, ... ), ring-stè-ke (Blitterswijck), ringkstêke (Buggenum), ringsjtêke (Panningen, ... ), ringstjeken (Posterholt), ringstèke (Belfeld, ... ), ringstèken (Heijen), ringstêke (Afferden, ... ), ringstêken (Sint-Odiliënberg), ringstɛ̄ke (Meerlo), rink sjtèche (Simpelveld), rink sjtêke (Doenrade), rink stêke (Vijlen), rinkschteke (Amby, ... ), rinkschtäke (Heerlen), rinkschtêke (Bingelrade, ... ), rinksjteeke (Berg-en-Terblijt), rinksjteke (Meerssen), rinksjtèke (Puth), rinksjtêjke (Mechelen), rinksjtêke (Beegden, ... ), rinkstaike (Echt/Gebroek), rinksteke (Borgharen), rinksteèëke (Gulpen), rinkstièke (Rimburg), rinkstääke (Schaesberg), rinkstèke (Arcen, ... ), rinkstêjeke (Eys), rinkstêke (Baarlo, ... ), rinkstêke(n) (Schinveld), rinkstêken (Oirlo, ... ), rinkstêkə (Swalmen), rinkštèke (Brunssum), rĭnksjtêke (Guttecoven), runkstêke (Helden/Everlo), rènkstêke (Buchten, ... ), rênksjtêke (Sittard), rìngstêke (Munstergeleen), rînkstèèke (Tungelroy), Opm. alleen bekend bij oudere personen.  rinkstêke (Obbicht), Sub keingerspeile.  reink steeke (Sint-Truiden), Sub reink: Reinksteëke is nò n aad volksspeel: Ringsteken is nog n oud volksspel.  reinksteëke (Kortessem) Ringrijden, zeker volksspel waarbij te paard, op n wagen of op de fiets naar een opgehangen ring gestoken wordt. || ringsteken [SGV (1914)] || Ringsteken. III-3-2
ringrijden, ringsteken add. de ring steken: - waos ein van de kèrremisvermakelikhede; wee de rink staok (d.w.z. er in slaagde), kraog bijj van Ingele (draaimolen op de kermis) nen toer lekker veur niks.  de rink steke (Maastricht) Ringrijden, -steken. III-3-2
ringrol, cambridgerol, puntrol cambridgerol: kɛ ̝mbretšrǫl (Simpelveld), cambridgewel: cambridgewel (Herten), kambretšwɛl (Cadier, ... ), dobbele ringelwel: dǫbǝl reŋǝlwɛl (Aijen, ... ), puntwel: pønjtwɛl (Herten), ringelrol: reŋǝlrǫl (Heythuysen), ringelwals: reŋǝlwãls (Mook, ... ), ringelwel: reŋǝlwɛl (Aijen, ... ), stachelwalze (d.): šta.xǝlwa.lts (Simpelveld), steekwel: stiɛ.kwɛl (Hopmaal  [(met tanden)]  ), tapwel: tapwɛl (Boekhout  [(met pinnen erop)]  ) Dit lemma bevat benamingen voor a) de landrol die bestaat uit naast elkaar draaiende ringen van dezelfde diameter en met een V-vormige velg, b) de rol die bestaat uit afwisselend naast elkaar staande ringen met een V-vormige velg en ringen met een getande velg, c) de rol waarvan de cylinderomtrek voorzien is van priktanden. Zie afb. 83 en 84. [N 11A, 190; div.] I-2
ringrups appelenrups: idiosyncr.  appele roeps (Grathem), bandrups: idiosyncr. (waarschijnlijk wordt bedoeld: bandjroeps)  bandj / bandj roeps (?) (Grathem), bladrups: blaadroepsj (Munstergeleen), goesje: goesje (Hoensbroek), gōēsche (Brunssum), pepelrupsel: pipəlrupsəl (Borlo), potenrupsel: pytərupsəl (Spalbeek), ringeliesje: ringel lièke (Stevensweert), ringelrups: reŋəlrøps (Maaseik), reͅŋəlrøͅps (Rotem), ringel-rups (Boekend), ringelroeps (Herten (bij Roermond), ... ), ringelroepsch (Mechelen), ringelrubs (Ospel), ringelròpsj (Geulle, ... ), riŋəlropš (Mechelen-aan-de-Maas), eigen spellingsysteem  ringelroeps (Ell, ... ), ringelrupsch (Valkenburg), ged. WLD, ged. eigen spellingsysteem  ringelroepsj (Borgharen), idiosyncr.  ringelroeps (Blerick), ringelróps (Maastricht), Tegelen Wb.  ringelroeps (Tegelen), Veldeke  ringelroeps (Montfort), ringelrops (Eksel), ringelropsj (Ulestraten, ... ), Veldeke (iets gewijzigd)  ringelroeps (Tegelen), WLD  ringel roepsj (Maasniel), ringelroeps (Boekend, ... ), ringelrupsj (Gronsveld), ringrups: renkrups (Vliermaal), reŋgrøͅps (Beverlo), reŋkrups (Romershoven), reͅŋkroͅps (Geistingen), reͅŋkrups (Tongeren), reͅŋrups (Grote-Spouwen), reͅŋröps (Diepenbeek), ring róps (Stevensweert), ringroeps (Neeritter, ... ), ringrōēps (Swalmen), ringrups (Oost-Maarland), räŋrøͅps (Rotem), rèngroepsj (Puth), rəŋrəps (Halen), eigen spellingsysteem  de ringröpsj (Jabeek), Veldeke  ringroeps (Welten), WLD uitspraak sch van schön  ring-rôpsch (Schimmert), ringrupsel: räŋkrupsəl (Borgloon), rups: roeps (Baarlo, ... ), roepsj (Margraten, ... ), roͅps (Bree), rups (Hoeselt, ... ), röps (Noorbeek, ... ), røps (Zolder), røͅps (Beringen, ... ), rəps (Halen, ... ), eigen spellingsysteem  de ropsj (Stein), geen aparte benaming  roepsj (Hoensbroek), gewoon spellingsysteem  roepsj (Mheer), Veldeke  roepsj (Bocholtz), WLD  roepse (Oost-Maarland), roepsj (Mechelen), ropsj (Urmond), WLD (zoveel mogelijk)  rups (Wijk), WLD (met aantekeningen)  roeps (Leuken), rupsel: rupsel (Hasselt), rupsəl (Opheers), idiosyncr.  roepsel (Borgloon), struikrups: stroekrups (Oost-Maarland), takkenrups: takkeroepsj (Munstergeleen) groene rups die koolbladeren tot op de nerf afvreet [N 26 (1964)] || harige rups [aoskepek] [N 26 (1964)] || ringelrups, ringrups, kleurig gestreepte rups van de vlinder die zijn eitjes in een ring om de takken van bomen ne heesters legt [N 26 (1964)] III-4-2
ringsleutel buchsensleutel: bøxsǝšløsǝl (Spekholzerheide), dubbelgebogen sleutel: dø̜bǝlgǝbǭgǝ šlø̜tǝl (Swalmen), kopsleutel: kǫpslø̜tǝl (Montfort), pijpsleuter: pęjpsløtǝr (Jeuk), potsleuter: pǫtslø̜jtǝr (Loksbergen), ringsleutel: reŋksliǝtǝl (Zutendaal), reŋkslø̜tǝl (Neeritter), reŋkšløsǝl (Kerkrade, ... ), reŋkšlø̜tǝl (Helden, ... ), reŋsljętǝl (Eigenbilzen), reŋslȳtǝl (Weert), reŋslø̜tǝl (Heijen, ... ), reŋšlø̜tǝl (Reuver), ręŋksliǝtǝl (Bilzen), ringsleuter: ręŋksløtǝr (Jeuk), vaste sleuter: vastǝ slø̜jtǝr (Bevingen), wagensleutel: wāgǝšlø̜tǝl (Herten), zeskantige sleutel: zęskantegǝ sniǝtǝl (Bilzen) Niet verstelbare, stalen sleutel waarvan de gesloten bek in zijn geheel om de aan te draaien moer heen past. De binnenkant van de ringvormige bek van deze sleutel is zes- of twaalfkantig uitgevoerd. Zie ook afb. 198. [N 33, 300g; monogr.] II-11
ringtang briltang: breltaŋ (Voerendaal), gleuftang: glø̄ftāŋ (Meijel), munteltang: møntǝltaŋ (Noorbeek), ringtang: reŋtsaŋ (Kerkrade), ringtang (Altweert, ... ), scheer: šiǝr (Maasmechelen), tang: taŋ (Houthalen, ... ), tromptang: tromptaŋ (Heiselt, ... ), trumptaŋ (Hoepertingen), varkenstang: vɛrkǝstaŋ (Ell, ... ), vɛ̄rǝkǝstaŋ (Schimmert) Tang waarmee men het varken een ring in de neus zet. [N 76, 47] I-12
ringvinger ringvinger: reenkveenger (Vlijtingen), reenkvinger (Amby, ... ), reinkvinger (Hoepertingen), rengvinger (Geleen, ... ), renkvinger (Jeuk), reŋveŋər (Ingber), reŋveͅŋər (Eys), rēŋkveŋər (Montzen), rĕngvinger (Geleen), ri-jngvinger (Gors-Opleeuw), ri.nkvinger (Zolder, ... ), ri:nkving`r (Kaulille), rinckvinger (Maasniel), ringkvinger (Bree, ... ), ringkvingər (Maastricht, ... ), ringvinger (Achel, ... ), ringvingör (Stevensweert), ringvingər (Amstenrade, ... ), ringvīnger (Ittervoort), rink vinger (Reppel), rink-vinger (Sevenum), rinkving`r (Bocholt), rinkvinger (Beesel, ... ), rinkvingur (Brunssum), rinkvingər (Heel, ... ), rinkvīngər (Nieuwenhagen), riŋviŋər (Meeuwen), rīngvinger (Tungelroy), rīnkvinger (Hechtel), rīnkvīngər (Heerlen), rènkvinger (Bilzen, ... ), rènkvèngër (Hoeselt), rénkvinger (As, ... ), rénkvingër (Tongeren), rénkvénger (Hoeselt, ... ), réŋveŋəR (Kinrooi), rê.jnkvinger (Borgloon), ríngvingər (Opglabbeek), rînkvinger (Eksel), AN  ringvinger (Riemst, ... ), Mogelijkheid onderlijnd in vraagstelling.  ringvinger (Loksbergen), Opm. RK!!!  rinkvinger (Merkelbeek), PLAATS: De informant geeft als gehucht Kiefhoek op.  rînkvinger (Eksel), PLAATS: de informant geeft als kerkdorp Jeuk/Hasselbroek op.  rengvinger (Jeuk), sic!!  rinkving (Zolder), vierde vinger: vierde vinger (Peer), vingerling: vingerling (Maasbree) Ringvinger: de vierde vinger waaraan men gewoonlijk een ring draagt (ringvinger, goudvinger,vingerling, iedekje, pillepoort). [N 84 (1981)] || Ringvinger: de vierde vinger waaraan men gewoonlijk een ring draagt (ringvinger, goudvinger,vingerling, pillepoort). [N 106 (2001)] III-1-1
ringworm besmet van sint-catharina: besmet van Sint-Ketrien (Eksel), catharinarad: Catərienrōͅt (Tongeren), katerinaraad (Maaseik), katərīnərōͅt (Tongeren), kàttərīēnəráád (Opglabbeek), cfr. Van Dale: katrienerad, -wiel.  katrieneraad (Neeroeteren), catharinasplek: kətri.nsplɛk (Bree), catharinasrad: katriensraad (Lanklaar), catharinaswiel: k’trienswiel (Kaulille), catharinawiel: Catharina-weel (Ophoven), Catharinawiel (Achel), catharinawiel (Peer), Catharinawiel (Tessenderlo), Catherienwiel (Sint-Truiden), katarina wiel (Leopoldsburg), Katharinawiel (Oostham), katharinawiel (Oostham), cfr. Van Dale: katrienerad, -wiel.  Katrienewiel (Gruitrode), dartel: dartel (Herten (bij Roermond)), gordelroos: chordəlroos (Grevenbicht/Papenhoven), gordəlroos (Kapel-in-t-Zand), karrad: kaarraod (Bilzen), negenoog: negenoĕg (Hamont), negenoog (Kerkhoven), nêêgenaog (Swalmen), omloop: den ômlŏap (Schimmert), oemloop (Oirsbeek), omlaup (Grote-Brogel, ... ), omleup (Doenrade, ... ), omloup (Bocholt), omloūp (Wijnandsrade), omlōēp (Wijchmaal), omluip (Beek, ... ), oomloap (Schinnen), umlaop (Gulpen, ... ), umlāōp (Amby), umlo:wp (Maaseik), umloef (Vaals), umloeëp (Eksel), umloof (Simpelveld), umloop (Epen, ... ), umloup (Thorn, ... ), umlòòp (Noorbeek, ... ), ómloup (Klimmen), ômloup (Herten (bij Roermond)), ömloüp (Gronsveld), ömlàop (Kanne), øͅmlō.p (Eys, ... ), oorworm: oarwórm (Geleen), rad van catharina: rōād van (Sint) Catrien (Hasselt), rad van sint-catharina: ra:d van sint katri.n (Opitter), ra:d van Sint Katrie:n (Hasselt), raad van Sint Katrien (Maaseik), rad va Sinte Katrien (Meldert), rad van Sint Catharina (Paal), rad van Sint Catrin (Sint-Lambrechts-Herk), rad van sinte Kətrien (Loksbergen), rad van sintə Catrin (Beringen, ... ), rad van St katrien (Tessenderlo), rad van St. Katrien (Beringen), raod van Sinte Ketrien (Kortessem), rat van Sinte-Katrien (Loksbergen), rauwd van Sinte-Katrin (Jeuk), rawd van Sinte Katrien (Jeuk), raôd van Sint Katrien (Sint-Truiden), road v. St. Catherien (Sint-Lambrechts-Herk), road van Sint-Catrien (Heers), road van Sinte Kathrin (Heers), road van sinte katrien (Hoepertingen), roat van Sint Katrien (Sint-Truiden), roaë.t van si.nt-këtri-jn (Gors-Opleeuw), roaë.t van sinte ketri-jn (Borgloon), rou(wə)t van Sintə Katrin (Gelinden), rowed va sinte ketrien (Wellen), rowet van sinte-katrien (Gelinden), roëd van sint Catherine (Kerniel), roət van Sint Katrien (Sint-Truiden), rōād van (Sint) Catrien (Hasselt), rud van sinte katrɛin (Riemst), ràd vàn sintə kətriĕn (Loksbergen), rááed van Sint Ketrien (Hechtel), rôod van Sint Këtrin (Tongeren), rôëd van St. Catharén (Ordingen), + [eind -a]  rad van sinte Catriena (Tessenderlo), cfr. Van Dale: Katrijn, variant van Katrien, vooral in Jan Klaassen en Katrijn (bekende figuren uit het traditionele poppenkastspel).  road van Sint Ketréjn (Vliermaal), ringelworm: rimgelworrem (Weert), ringelworm (Maasbree), ringelwurm (Meijel), ringəlwòrm (Heel), ringəlwórrəm (Venlo), ringəlwö:rrəm (Maastricht), ringloop: ringlòwp (Susteren), ringschurft: rinksjurf (Gulpen), ringworm: rēēnkworm (Tungelroy), ringkworm (Roermond), ringweurm (Meijel), ringwoerm (Merkelbeek, ... ), ringworm (Blerick, ... ), ringwōrm (Echt/Gebroek), ringwurm (Meerlo, ... ), ringwèùrəm (Meijel), ringwòòrm (Posterholt), ringwörm (Oirlo, ... ), ringwörrəm (Maastricht), rinkwoarm (Stevensweert), rinkworm (Brunssum, ... ), rinkwòrm (Nieuwenhagen), rinkwôrm (Swalmen), réénkwərm (Urmond), roos: roes (Houthalen), sint-catharina: sinte katrien (Hoeselt), Sinte-Katrien (Vlijtingen), Sinte-Kətri-jn (As), sint-catharinarad: sint Catrinarad (Lommel), sint kateriene raad (Stein), Sint Këtrienërôod (Tongeren), sint kətreinə ra:t (Bree), sint(e) ketriēnraod (Bilzen, ... ), Sint-Katriene rad (Lauw), St. Catari.na roat (Genk), St. Catharinaroad (Hamont), + [eind -a]  sint ketrinaraat (Dilsen), sint-catharinasrad: sint katri.nsra:d (Molenbeersel), Sint Katriensraad (Kinrooi), Sint Katriensrad (Houthalen), Sint Katriensroad (Heusden), sint kətre.ynsra.t (Bree), Sint-katriejnsraad (Maaseik), Sint-Katrijnsroad (Vroenhoven), sinte catrijnsrank (Zutendaal), Sinte Katrijnsraad (Eigenbilzen), sinte ketriynsraad (Bree), sinte-Ketri-jnsraad (Bree), sintketriensraad (Geistingen), St katriensrath (Houthalen), St. Cathariensrad (Peer), St. Katriens road (Eigenbilzen), St. Katriensroad (Heusden), St. ketriensroat (Eisden), St.Katriens-road (Zolder), sint-catharinawiel: sint kətrinəwil (Overpelt), ’ t St-Katrienwiel (Lommel), + [eind -a]  Sint-Katrina weel (Ophoven), sint-catharinaziekte: + [catherine]  Sente Catherine-zikte (Boekhout), vuur: t vuur (Maastricht), wiel van sint-catharina: het wiel van Sinte Katrien (Eksel), wiel van Sinte-Katrien (Alken), ’t wiel van Sinte-Katrien (Lommel), worm: worm (Thorn), zona: zona (Eksel, ... ) Hoe heet de huidziekte in de vorm van een wiel, waartegen Sinte Catharina wordt aangeroepen ? [ZND 48 (1954)] || Huidziekte in de vorm van een wiel (omloop, Sinte-Katrien, springend vuur, ringelworm). [N 84 (1981)] || Huidziekte in de vorm van een wiel (omloop, Sinte-Katrien, wiel/rad, ring(el)worm). [N 107 (2001)] III-1-2
rinkelen met de altaarbel bellen: belle (Baarlo, ... ), bellen (Achel, ... ), bellə (Hoeselt), bèlle (Kunrade, ... ), bèllə (Loksbergen), bèlə (Maastricht), bélle (Eigenbilzen, ... ), bêlle (Schimmert), bɛlə (Meijel, ... ), consecratie (<lat.) bellen: consecratie belle (Guttecoven), klingelen: kliengele (Kerkrade, ... ), klingele (Maastricht, ... ), met de bel rinkelen: mèt de bel rinkele (Maastricht), met de misdienaarsbel bellen: met de misdienersbel belle (Sint-Huibrechts-Lille), rinkelen: rinkele (Boorsem, ... ), rinkelen (Hechtel, ... ), schellen: də schɛlə (Montzen), schelle (Eys, ... ), schellen (Venray), sjelle (Bocholtz, ... ), sjellen (Baarlo, ... ), sjèlle (Epen, ... ), sjèllen (Schinnen), tinkelen: tiĕnkele (Nieuwenhagen), trumpen: trumpe (Weert) De 3 of 4 belletjes omvattende bel/schel, die door de misdinaar bediend wordt [schel, sjel?] . [N 96B (1989)] || Met deze bel rinkelen, bellen, schellen. [N 96B (1989)] III-3-3
rinnen, lekken (de molen) rint: ręnt (Bilzen, ... ), (de steen) lekt: lē.kt (Maastricht), (de steen) rinde: rendǝ (Sluizen), (de steen) rint: rent (Lauw), rijzen: rizǝ (Bree), ręjzǝ (Alt-Hoeselt) Gezegd van de molenstenen wanneer het graan door speling in de steenbus naar beneden valt. Volgens de invuller uit l 372 moeten er dan nieuwe noten gezet worden (Janssen, pag. 86). [Vds 123; Jan 135 add.; Coe 111] II-3