e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
servies drinkgerei: drinkgerei (Weert), eetgeschier: eetgescheer (Montfort), eetservies: aetserviees (Weert), eetservies (Maastricht, ... ), ēͅ.tsərvī.s (Kinrooi), éétservies (Meijel), etensgerei: èètes-gerei (Helden/Everlo), geschier: gəšīr (Eupen), glaswerk: glaswerk (Schimmert), glaswerrek (Weert), kaffeegeschier: kaffègesjeer (Sittard), prullen: prøͅlə (Eupen), servies: servejs (Hasselt), servi-js (Bree), serviehs (Helden/Everlo), servies (Blerick, ... ), servieës (Herten (bij Roermond)), serviēs (Voerendaal), serviès (Venlo), serviés (Gronsveld, ... ), serviês (Boekend, ... ), serviës (Gronsveld), servīēs (As, ... ), surviees (Weert), survies (Waubach), sèrvies (Maastricht), sərvi.s (Altweert, ... ), sərvis (Houthalen, ... ), sərvī.s (Kinrooi, ... ), sərvīēs (Arcen, ... ), sərvīs (Kanne, ... ), sərvīəs (Lanklaar), sərv‧is (Montfort), (staat ook dubbel genoteerd in vragenlijst)  servies (Sittard), aardewerk en porselein  servies (Gronsveld), Fr. service  sërvīēs (Tongeren), Hiêrt dèè uich bi-j het servi-js: hoort die ook bij het gezelschap  servi-js (As, ... ), meervoud serviezer  servies (Klimmen), spelling Beverlo wbk.; \": naslag (stomme e)  servies (Beverlo), Sóndaags gebroekde ze \'t good servies  servīēs (Roermond), Verklw. servieske E blouw servies  servies (Maastricht), serviesgoed: serviesgood (Schimmert), sərvesgut (Eksel), (lange ie klank)  serviesgood (Nunhem), serviesstel: servies-stell (Ospel), tafelgeschier: toafelgesjieër (Ell), tassen: tasse (Blerick), telders: telders (Blerick) aardewerk (eerdegoed, gleiwerk) [N 20 (zj)] || Bij elkaar horend vaatwerk voor eten en drinken (servies, gleiswerk, breekwerk) [N 79 (1979)] || eetservies || geschirr || Geschirre: Tassen, Teller, etc. || servies || serviesgoed || vaatwerk || vaatwerk bij elkaar horend voor eten en drinken III-2-1
servituut aarden baan: een jarde boën (Horpmaal), jade boen (Herstappe), afvaart: de aafvaart (Opoeteren), akkerweg: ennen akkerwèg (Tongeren), binnenvaart: ’n binnevowet (Beverst), binnenweggetje: e binneweègske (Ellikom), buurtweg: buartweg (Sint-Huibrechts-Lille), dijk: nen dijk, ’n dekske (Kerkhoven), dode weg: eene dooië weeg (Hechtel), doorgang: ’n doorgang (Rekem), doorvaart: daurveat (Jeuk), doorweg: dwərweg (Zussen), eierenweg: eiereweg (Oostham), ingat: i.ga.t (Meeuwen), door de opening van een haag  ein iegaat (Neeroeteren), invaart: invaart (Helchteren), ook opvaart  ein invaart (Neeroeteren), karweg: kerweeg (Hechtel), landweg: een landweeg (Kaulille), noodvaart: noodvaət (Alken), opvaart: ən opvōͅrt (Lanaken), ramp (<fr.): sterk hellend  de ramp (Opoeteren), WNT: ramp (III), Uit fr. rampe, vgl. hd. Rampe. In Z.-Nederl. in verschillende toepassingen, als "tamelijk breede weg, langs waar men uit de diepte van een werk grond naar boven voert"...  ramp (Opoeteren), reen: ne reen (Genk), rein (Bocholt, ... ), servitudeweg: enne servetudewêg (Neeroeteren), servetudeweg (Paal), servituut (<lat.): ne servetuuit(-wèëg) (Beverlo), ne servitűt (Koersel), nə sɛrvety(3)̄t (Beverlo), ’n servituut (Lommel), Van Dale: servituut, (recht.) erfdienstbaarheid, zakelijke last waarmee een erf bezwaard is tot gebruik en ten nutte van een ander (aangrenzend) erf.  servetiet (Peer), servetuud (Mechelen-aan-de-Maas), servitude (Opitter), servituutsweg: weg over eigendom van een ander persoon  cervetieëtsweèg (Neeroeteren), servituutweg: ennə sɛrvəty(3)̄t wɛ̄g (Zutendaal), ine servituudweeg (Kaulille), spoor: e spoor (Paal), spaoër (Tessenderlo), ə spōr (Beverlo), steeg: də steg (Sint-Truiden), steegje: e steegske (Tongeren), straatje: ei strötje (Molenbeersel), vaargat: Van Dale: vaargat, (gew.) toegang tot landerijen over een dam door een sloot; inrit.  voargoat (Zutendaal), vaart: de vaart (Kortessem), de vaat (Kuringen), də voa.t (Borgloon), een vaort (Genk), en vaat (Lontzen), en vaot (Zepperen), en voət (Broekom), va-’t (Sint-Lambrechts-Herk), vaart (Mheer), vaat (Schulen), vaert (Linkhout), vaot (Bilzen), vḁwərt (Zonhoven), voat (Eigenbilzen, ... ), voët (Wellen), ən vaort (Lanaken), ən vaot (Diepenbeek), ən vāt (Herk-de-Stad), ən voaət (Gutshoven), ’n vaart (Stokrooie), ’n vaot (Eigenbilzen, ... ), ’n voāt (Vlijtingen), vaarweg: ne vaer weeg (Neerpelt), ne vaorwieg (Zonhoven), veldbaan: ən vɛldbaoən (Engelmanshoven), vaart men op akkers van 2 verschillende eigenaars zegt men halve reen  veldboan (Voort), veldbaantje: veildboinke (Kortessem), veldlaan: ən vɛldlaon (Sint-Truiden), veldpaadje: e veldpèjken (Hamont), veldpêdje (Reppel), veldstraatje: veldstraatje (Melveren), veldweg: eine veldjwieg (Maaseik), eine veljtwieig (Lanklaar), ene veldweg (Borlo), ene veldwjeg (Moelingen), nə veldweg (Oostham), veldjweeg (Maaseik), veldsjweig (Bocholt), veldweeg (Hamont, ... ), veldwee͂g (Rijkhoven), veldweg (Achel, ... ), veldweig (Zichen-Zussen-Bolder), veldwég (Val-Meer), veljhwieg (Maaseik), ənnə v(tm)ldwēg (Hamont), ’n veldwe͂g (Millen), veldweggetje: veldweegske (Kaulille), verloren baantje: verloure boinke (Jesseren), weg: ne wiëg (Zolder), weggetje: e wieëgske (Hasselt), wegske (Sint-Lambrechts-Herk), ə waigskə (Eisden), zijweggetje: zey wächskə (Stokkem) Hoe heet een weg, die vanaf de straat toegang geeft tot een akker, die anders niet zou te bereiken zijn? [ZND 37 (1941)] || ingang van een akker, waarlangs men er met de kar op kan rijden III-3-1
sgraffito sgraffito: sgraffito (Tegelen) Decoratietechniek waarbij lijnen gekrast worden in de engobelaag waardoor de onderliggende klei zichtbaar wordt. [N 49, 44c] II-8
shantoeng shantoeng: šanteŋ (Houthalen), šantuŋ (Eijsden, ... ), šaŋtun (Reuver) Effen weefsel van Chinese (wilde) zijde, afkomstig van een eikenbladspinner uit de provincie Shantung (Bonthond s.v. ø̄shantoengø̄). [N 62, 98, N 62, 96; N 59, 201] II-7
shetland shet: šɛt (Maastricht) Algemene benaming voor grove wollen weefsels in effen- of keperbinding geweven. Soms vermengd met kunstwol (Bonthond s.v. ø̄Shetlandø̄). [monogr.] II-7
siccatief beenderlijm: bęjndǝrlīm (Herten), droogsel: dryǝxsǝl (Gulpen, ... ), dryɛxsǝl (Schinnen), drȳxsǝl (Heerlen, ... ), drøxsǝl (Diepenbeek, ... ), drø̄xsǝl (Houthalen, ... ), kobolt: kobǫlt (Maasbree), linharder: lenhardǝr (Klimmen  [(van een merknaam)]  ), lood: lūǝt (Maasbree), mangaan: maŋgān (Maasbree), opdroogsel: ǫp˱dryǝxsǝl (Klimmen), ǫp˱drø̄ǝxsǝl (Herten), siccatief: sekati.f (Waubach), sekatif (Heerlen, ... ), sekǝtif (Klimmen, ... ), siccatief (Heel, ... ), sikatīf (Buchten), zikǝtīf (Schinnen), zēkatif (Kerkrade) Middel om verven sneller te doen opdrogen. ø̄Het vaste siccatief is in den regel boorzure mangaan-oxydul, ook wit mangaan genoemd, dat zeer krachtig werkt. Met een vijfvoudige hoeveelheid zinkwit gemengd, wordt het aan een vloeistof toegevoegd en veroorzaakt dan nog een zeer vlugge droging. Een vloeibaar siccatief is lijnolie, gekookt met loodoxyde of, indien de aanwezigheid van lood niet gewenscht is, met bruinsteen. Ook terpentijn, aan de verf toegevoegd, bevordert het drogenø̄ (Zwiers II, pag. 348). [N 67, 15; div.] II-9
sierbloemen toerebloemen: turǝblumǝ (Meijel), zijden bloemen: zi-jǝ blōmǝ (Sevenum) Kunstbloemen op de sierkrans van de muts. [N 61, 12a] II-7
sierbord schouwtelder: šǫwtɛldǝr (Tegelen) Sierbord voor op of boven de schoorsteenmantel. [monogr.] II-8
sierduif sierduif: tseerdoef (Bocholtz, ... ), Aandere hawwe miejer van seerdoeve, die door leefhöbbers van reizigers of reisdoeve es erremzielige spiekers besjoud weurde, good veur potdoeve].  seerdouf (Maastricht), Algemene opmerkingen bij deze vragenlijst:  seerdoef (Thorn), smirrel: Kil. smerlin.  smɛərəl (Zonhoven), S. smerelken, smierel, smierl; Kil. smerlin, merlin; vgl. mnl. sme(e)rle, smerel, smarel dwergvalk, ohd. smerlo, smiril en Du. Schmerl.  smië.rel (Zonhoven), Z. VD smirrel.  smîe.rel (Zolder), spijker: spieker (Maastricht) **Smirrel: Soort van duif met witte hals en kraag. || *Smerel: Tamme, witte duif, gebruikt om te goochelen. || I. Spijker: b) sierduif, geen reisduif. || Kent U daarin diverse variëteiten of rassen? Welke? Geef naam en eigenschappen. [N 93 (1983)] || Sierduif. III-3-2
sierduif add. pater: pater (Meijel), paterkopje: paoterképke (Zolder) Kapucijn, sierduif met kapje. || Kent U daarin diverse variëteiten of rassen? Welke? Geef naam en eigenschappen. [N 93 (1983)] III-3-2