e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schuld achterstal: ps. omgespeld volgens Frings.  axtərsteͅl (Zelem), pof: ps. omgespeld volgens Frings.  də puf (Hasselt), pof (Lummen), pōf (Gelieren/Bret, ... ), pōu̯f (Borgloon), puf (Diepenbeek, ... ), pūf (Borgloon, ... ), ps. omgespeld volgens Frings. Boven de "#"(omgespeld: #) staat nog een ~; deze combinatieletter is niet te maken/om te spellen en heb alleen de "#"omgespeld.  poͅ~f (Kermt), ps. omgespeld volgens IPA.  puf (Tongeren), puf bətōͅwələ (Gelinden, ... ), schuld: achtersjtallige sjöltj (Roermond), en skoilt (Hoepertingen), eͅin šøͅit (Opglabbeek), eͅnə šolt (Kerkrade), geld sjout (Mechelen), geldsjood (Heerlen), ich het sjout (Susteren), in sxəlt (Eksel), schaot (Mechelen), scheult (Wijk), schjuld (Valkenburg), schoot (Heerlen, ... ), schoud (Nuth/Aalbeek), schout (Echt/Gebroek, ... ), schuld (Grathem, ... ), schèùld (Oost-Maarland), schöld (Blerick, ... ), schöldj (Weert), schölt (Egchel), schùld (Wijk), schùldj (Roosteren), schüld (Middelaar), sgølt (Borgloon), sjaud (Neer), sjaut (Urmond, ... ), sjeult (Meijel), sjood (Bleijerheide, ... ), sjoot (Eygelshoven, ... ), sjoud (Tungelroy), sjout (Echt/Gebroek, ... ), sjout! (Maasbracht), sjouwt (Klimmen), sjōūt (Swalmen, ... ), sjòld (Sittard), sjöld (Heugem, ... ), sjöldj (Kinrooi, ... ), sjöltj (Maasniel), sjùld (Gronsveld), sjùltj (Obbicht), skøͅlt (Veulen), soud (Bree), sxelt (Hasselt), sxylt (Herk-de-Stad, ... ), šaut (Lanklaar, ... ), šoeͅlt (Rekem), šot (Montzen), šout (As, ... ), šowt (Rekem, ... ), šoͅut (Bocholt, ... ), šöld (Maastricht), šøjlt (Lozen), šøld (Tongeren), zjout (Urmond), ən sxuilt (Heers), ən sxy(3)̄lt (Leopoldsburg), ən sxylt (Meldert), ən sxølt (Beverlo, ... ), ən sxøͅlt (Houthalen), ən šeljtj (Opoeteren), ən šoͅlt (Beverst), ən šoͅut (Maaseik), ən šoͅwt (Lanklaar), ən šølt (Bilzen, ... ), ən šøltj (Bree), ənə šølt (Tongeren), ɛn sxəlt (Herk-de-Stad), (= schuld).  sjout (Sittard), sjöld (Tegelen), Algemene opmerking: deze vragenlijst/dit antwoord zo letterlijk mogelijk overgenomen (dus niet omgespeld!).  schø͂ͅlt (Maastricht), Algemene opmerking: invuller noteert als spellingssyteem Veldeke, maar het is gewoon in het Nederlands genoteerd en heb het daarom letterlijk overgenomen (dus niets omgespeld!).  de sjout (Klimmen), Algemene opmerking: invuller twijfelt over het spellingssysteem (Veldeke). Aangezien de lijst normaal (dus in gewoon Nederlands) is ingevuld, heb ik de lijst letterlijk overgenomen, dus niet(s) omgespeld!  sjeuld (Eijsden), bijv. aan een misdaad  ən šəlt (Berg), geld  nə šout (Berg), Opm. de u netals in Fr. woord boeuf.  sjultj (Heythuysen), Opm. deze uitdrukking kent men: "Dèè steit nog op de lat"(= die staat nog in t krijt).  sjānt (Haelen), Opm. vr.: -e.  schuld (Zolder), ps. letterlijk omgespeld volgens Frings.  šōͅuu̯t (Stokkem), šøͅi̯jt (Bree), šøͅlt (Stokkem), ps. letterlijk overgenomen (dus niet omgespeld!).  schōūt (Puth), ps. letterlijk overgenomen (dus niet(s) omgespeld!).  schāūt (Schimmert), ps. letterlijk overgenomen!  schōūt (Hoensbroek), schūld (Nuth/Aalbeek), sjŏt (Hoensbroek), ps. omgespeld volgens Frings  šou̯t (Ketsingen), ps. omgespeld volgens Frings (omdat het een Fringsteken is!), of letterlijk overnemen: sjölt, met vermelding dat er boven de ö nog een lengteteken moet staan en deze combinatieletter niet te maken is)?  sjø͂ͅlt (Heer), ps. omgespeld volgens Frings.  də sxeͅlt (Hasselt), sk"lt (Opheers), soͅu̯t (Maaseik), sx"lt (Kaulille), sxelt (Peer), sxōͅut (Mechelen-aan-de-Maas), sxøl (Hamont, ... ), sxøld (Mechelen-aan-de-Maas), sxølt (Lommel, ... ), sxøͅlt (Niel-bij-St.-Truiden, ... ), sxəlt (Herk-de-Stad, ... ), šalt (Kinrooi), šōi̯t (Rosmeer), šōt (Hoeselt, ... ), šōͅt (də) (Teuven), šōͅut (Maaseik), šōͅu̯t (Bocholt, ... ), šøi̯lt (Diepenbeek), šølt (Zichen-Zussen-Bolder), šø͂ͅi̯wt (Opglabbeek), šø͂ͅlt (Gelieren/Bret, ... ), šøͅi̯t (Opglabbeek), šəlt (Neerharen), ⁄sx"lt(də) (Boekt/Heikant), ps. omgespeld volgens Frings. De w heb ik geïnterpreteerd als een gewone w en niet als een diftong (?) omdat die niet superscript staat.  šōͅwt (Rotem), ps. omgespeld volgens IPA.  də ša͂u̯t (Rotem), də ša͂u̯ət (Rotem), skeͅuld bətōͅwələ (Gelinden, ... ), sx"ld bətōͅələ (Overpelt), sxølt (Achel) Betekenis en uitspraak van het woord vertijen [werkwoord] i.v.m. betalen van schulden? A.u.b. uitspraak en betekenis. [N 21 (1963)] || een schuld [ZND A2 (1940sq)] || Geldschuld, schuld die men nog moet betalen [N 21 (1963)] || schuld [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m] || schuldig [SGV (1914)] III-3-1
schuld zonder papieren afspraak: een aafsjpraak (Oirsbeek), belofte: ps. omgespeld volgens Frings.  bəloftə (Lummen), duistere schuld: dūūster sjōūt (Swalmen), erewoord: ps. omgespeld volgens Frings.  irəwurt (Rotem), geleend (volt.deelw.): ps. omgespeld volgens Frings.  gəliənt (Halen), handschuld: een hanjdschoot (Jabeek), ein handschjuld (Valkenburg), haandschúld (Mesch), handj sjuld (Tungelroy), handjsjaut (Urmond), handjsjöltj (Roermond), handschoot (Mechelen), handschuld (Grathem), handschöltj (Weert), hanksjeult (Baarlo), hanksjoot (Waubach), háánd schüld (Middelaar), Algemene opmerking: invuller noteert als spellingssysteem Veldeke, maar met een vraagteken erachter; de lijst is gewoon in het "Nederlands"ingevuld en heb het daarom maar letterlijk overgenomen (dus niet omgespeld!).  handsjöld (Ulestraten), ps. omgespeld volgens Frings.  antsxēͅlt (Hasselt), handsxøld (Mechelen-aan-de-Maas), hantjšø͂ͅlt (Lanklaar), hant∂šōͅu̯t (Bocholt), hāntšōt (Val-Meer), ha͂ntsxølt (Rummen), handschuldig (bn.): handjsjöldig (Puth), losse schuld: losse sjuld (Baarlo), Opm. gewoonlijk is dit ook nog wel ergens vastgelegd of opgeschreven.  losse sjöld (Tegelen), met overeenkomst: ps. omgespeld volgens Frings.  moͅu̯t øvərenkoͅmst (Oud-Waterschei), mondelinge overeenkomst: ps. letterlijk overgenomen!  een mŏĕnjelinge euuvereenkomst (Oirsbeek), mondelings (bn.): mondelings (Vlodrop), mondelingse verkoop: monjelingse verkoup (Obbicht), niet beschreven zijn: de sjout is neet besjreeve (Mechelen), sjout neet besjreve (Nunhem), niet op papier staan: dèè hèèt ⁄t neet op papeer staon (Haelen), niet vastgelegd zijn: neet vasgəlag (Holtum), nog zoveel staan hebben: Algemene opmerking: deze vragenlijst/dit antwoord zo letterlijk mogelijk overgenomen (dus niet omgespeld!).  noch zŏĕvèùl stoon höbbe (Maastricht), onderhands regelen: ônderhânds regele (Oirlo), onderhandse schuld: ôngerhangse sjöld (Tegelen), ps. letterlijk overgenomen!  onderhāndse sjuld (Houthem), ps. omgespeld volgens Frings.  ondərhandsə sxelt (Peer), oͅnərhansə šøi̯lt (Diepenbeek), oͅnərha͂ntsə šōt (Hoeselt), op de lat staan: oppe lat sjtaon (Herten (bij Roermond)), op losse hand geven: op losse handj gegaeve (Echt/Gebroek), overeenkomst: uuverēēnkomst (Hoensbroek), schuld: ps. omgespeld volgens Frings.  sxøl (Lommel), sxøͅlt (Sint-Truiden), schuld op handpapier: ps. omgespeld volgens Frings.  šoͅtoͅpəhāntpapīr (Teuven), schuld op zegwoord: op zègweurd (Kinrooi), op zèk weurd (Sittard), op zèkweurt (Susteren), op zêk weurd (Neeritter), sjood op zegkesweurd (Hoensbroek), Algemene opmerking: invuller noteert als spellingssyteem Veldeke, maar het is gewoon in het Nederlands genoteerd en heb het daarom letterlijk overgenomen (dus niets omgespeld!).  op zage wört (Welten), ps. letterlijk overgenomen (dus niet omgespeld!).  op zeGk wûûrd (Klimmen), ps. letterlijk overgenomen (dus niet(s) omgespeld!).  op zèk wēūrd (Schimmert), ’n sjuld op zageswöjd (Heerlen), ps. omgespeld volgens Frings.  op zaeg w"rt (Kinrooi), oͅp zeͅgwjoͅt (Rosmeer), oͅp zeͅkwərt (Neerharen), oͅp zeͅx wjøt (Hoeselt), oͅpseͅxwjøt (Zichen-Zussen-Bolder), šōͅtoͅpsəgəwøͅjət (Teuven), šōͅudoͅpseͅgəswø͂ͅrt (Maaseik), šōͅu̯t oͅp zeͅx w"rt (Bocholt), šoͅu̯doͅpsəgəwø͂ͅrt (Maaseik), zeͅgwēͅrt (Opglabbeek), schuld te goeder trouw: ps. omgespeld volgens Frings.  tə gōjər trōͅu̯ (Waterloos), ps. omgespeld volgens IPA. Letterlijk omgespeld moet er aan het eind dubbel w staan; heb één w weggelaten.  ša͂u̯təgōjərtrau̯ (Rotem), ša͂u̯ətəgōjərtrau̯ (Rotem), schuld zonder bewijzen: ps. omgespeld volgens Frings. (de j achter de i staat wat lager geschreven en omgespeld als: ?).  zondər bəwii̯zə (Waterloos), schuld zonder papier: ps. omgespeld volgens Frings.  sxəlt zoͅndər dā tər ə papīr əs (Velm), sxəlt zoͅndər pāpir (Herk-de-Stad), schuld zonder papieren: ps. omgespeld volgens Frings.  geͅlt krēͅigə zoͅnər papīərə (Kermt), schuld zonder schrijvens: ps.deels omgespeld volgens Frings.  (zonder) sxrēͅvəs (Halen), uit de hand lenen: oet de handj lêêne (Beegden), woord: ps. omgespeld volgens Frings.  wōt (Borgloon), zomaar regelen: dè wàs zôê mè geregeld (Eksel) schuld die niet schriftelijk is vastgelegd [handschuld?] [N 21 (1963)] III-3-1
schulden betalen afbetalen: ps. omgespeld volgens Frings.  ōͅvbətōͅlə (Tongeren), afleggen: Opm. dit zegt men hier; d.w.z. een deel der schuld jaarlijks betalen.  aaflegke (Oirsbeek), aflossen: ps. letterlijk overgenomen!  hond aaf lossen (Heugem), betalen: ps. omgespeld volgens Frings. Tussen de "a met een rondje en een punt erboven"staat nog een ~; deze combinatieletter is niet te maken/om te spellen en heb alleen de "a met een rondje en een punt erboven"omgespeld: å.  bəta͂lə (Gelieren/Bret), effen maken: effen maken (Eksel), effen zijn: ps. omgespeld volgens Frings.  eͅfə zeͅi̯n (Oud-Waterschei), schuld afbetalen: ps. omgespeld volgens Frings.  šōͅt āvbətālə (Teuven), schuld betalen: ps. omgespeld volgens Frings. Tussen de "a met een rondje en een punt erboven"staat nog een ~; deze combinatieletter is niet te maken/om te spellen en heb alleen de "a met een rondje en een punt erboven"omgespeld: å.  šø͂ͅlt pəta͂lə (Gelieren/Bret), schuld verdienen: ps. letterlijk overgenomen (dus niet(s) omgespeld!).  schāūt verdînne (Schimmert), uit de schuld doen: oet de sjout doon (Schimmert), vertijen: vertijen (Grathem), Algemene opmerking: invuller noteert als spellingssysteem Veldeke, maar met een vraagteken erachter; de lijst is gewoon in het "Nederlands"ingevuld en heb het daarom maar letterlijk overgenomen (dus niet omgespeld!).  vertieje (Ulestraten), ps. omgespeld volgens Frings.  vərtēͅi̯ə (Zichen-Zussen-Bolder), vərtēͅə (Hasselt), vər⁄teͅjə (Boekt/Heikant), voldoen: voldoon (Sevenum), zich uit de schuld doen: Algemene opmerking: invuller noteert als spellingssyteem Veldeke, maar het is gewoon in het Nederlands genoteerd en heb het daarom letterlijk overgenomen (dus niets omgespeld!).  zich oet de sjout doeë (Klimmen) Betekenis en uitspraak van het woord vertijen [werkwoord] i.v.m. betalen van schulden? A.u.b. uitspraak en betekenis. [N 21 (1963)] III-3-1
schuldig (zijn) <omschr.> het gedaan hebben: ’t gedaon hebbe (Venray), fout hebben: fawt heumme (Hoeselt), medeplichtig: medeplichtig (Echt/Gebroek), plichtig (zijn): plichtig (Eksel, ... ), pliechtəg (Diepenbeek), pligtig (Montfort), schuld (zn.): schŭld (Schimmert), sjaut (Wijlre), sjoot (Epen, ... ), sjout (Ell, ... ), sjuild (Maastricht), ps. omgespeld volgens Frings!  sjø͂ͅlt (Maastricht), schuld hebben: hij hi sjeult (Meijel), schēūld hébbə (Gennep), schuld hebbe (Venray), schuld hebben (Oirlo), schuld hèbbe (Sevenum), schöld höbbe (Maastricht, ... ), sjeuld haibe (Schimmert), sjoot han (Simpelveld), sjout höbbə (Kapel-in-t-Zand), sjöld höbbə (Maastricht), šō.t hā.n (Eys), Algemene opmerking: heb deze vragenlijst letterlijk overgenomen, dus zoals invuller het genoteerd heeft!  sjōōt hāān (Nieuwenhagen), sjōōt hà (Nieuwenhagen), schuld zijn: schöld zien (Maasbree), sjout zeen (Urmond), schuldig (zijn): chuldig (Baarlo), schu-dig (Blitterswijck), schuillig (Montfort), schuldig (Afferden, ... ), schuldig zien (Oirlo), schuljig (Dieteren, ... ), schūldig (Lottum, ... ), schŭldig (Gennep, ... ), schöldig (Amby, ... ), schöldig zien (Blerick), schöljig (Beesel), schöljïg (Sint-Odiliënberg), schöllig (Broeksittard, ... ), schùldig (Amby), schùljig (Maasbracht), shuldig (Brunssum), shùldich (Banholt), sjeulljig (Swalmen), sjoldig (Gulpen), sjueldig (Reuver), sjuijig (Einighausen), sjujich (Brunssum), sjuldig (Borgharen, ... ), sjuldig zeen (Posterholt), sjuldig zien (Maastricht), sjuljich (Brunssum), sjuljig (Guttecoven, ... ), sjuljig zeen (Nieuwstadt), sjullig (Vijlen), sjūīfig (Sittard), sjŭljig (Guttecoven), själdig (Gulpen), sjéllig (As), sjöjlich (Grevenbicht/Papenhoven), sjöldich (Heerlen, ... ), sjöldieg zien (Maastricht), sjöldig (Berg-en-Terblijt, ... ), sjöldig zeen (Roermond, ... ), sjöldig zie (Geleen), sjöldjich (Grathem, ... ), sjöldəch (Maastricht), sjöljich (Heel, ... ), sjöljig (Asenray/Maalbroek, ... ), sjöllig (Buggenum, ... ), sjööldig (Sint-Pieter), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: deze lijst heb ik letterlijk, zoals invuller het genoteerd heeft overgenomen!  sjöldich zĭĕn (Maastricht), Algemene opmerking v.d. invuller: in het Meerlos dialect bestaat geen uitgangs "n"!  schuldig zien (Meerlo), Algemene opmerking: heb deze vragenlijst letterlijk overgenomen, dus zoals invuller het genoteerd heeft!  sjŭldig (Nieuwenhagen), kort  schuiljes (Bingelrade), Opm. schuld = schout.  schöldig (Stevensweert), ps. alleen het tekentje wat ik niet kan maken omgespeld volgens Frings.  sch[øͅ}ldig (Schimmert), ps. omgespeld volgens Frings.  sjø͂ͅllig (Limmel), ps. omgespeld volgens RND!  šeləx (Meeuwen), zich schuldig voelen: siech schöldig veule (Maastricht, ... ) schuld hebbend aan een overtreding of misdrijf [schuldig, plichtig] [N 90 (1982)] || schuldig [SGV (1914)] III-3-1
schulpboor buiker: bȳkǝr (Weert), busboor: bø̜s˱bǭr (Neer, ... ), busever: bø̜s˱ē̜vǝr (Tegelen), bussenavegaar: bøsǝ-avǝgār (Eygelshoven), bussenboor: bøsǝbōr (Maastricht), bøsǝbǭr (Echt, ... ), bø̜šǝnbǭr (Stein), bussenever: bøsǝnē̜vǝr (Montfort), bø̜sǝ-ē̜vǝr (Neer), domegger: dumęgǝr (Tessenderlo), eber: ē̜bǝr (Doenrade), navenboor: nāvǝbǭ.r (Tegelen), nāvǝbǭr (Limbricht), raderboor: rārbǭ.r (Sittard), schaar: šǭr (Klimmen, ... ) De grootste tapse avegaar die de wagenmaker bezit. Met dit werktuig maakt hij de voorgeboorde opening in de naaf van het wiel wijder en tapsvormig zodat daar vervolgens de naafbus in kan worden geslagen. Zie ook afb. 193. De schulpboor is doorgaans voorzien van een verwisselbare houten kruk. Door de grootte van het werktuig wordt het meestal door twee personen gehanteerd. Er werd dan een extra draaiboom aan de kruk bevestigd. Vgl. het volgende lemma. Zie ook het lemma ɛtapse avegaarɛ in de paragraaf over de werktuigen van de timmerman.' [N G, 32c; monogr.] II-12
schulpen doorzagen: dø̄zǭgǝ (Leopoldsburg), dø̜rzāgǝ (Ottersum), in de lange weg zegen: en dǝ laŋǝ wē̜x ˲zē̜gǝ (Herten), in de lengte zegen: en dǝ lɛŋtǝ zēgǝ (Diepenbeek), kwartieren: kǝrtērǝ (Meeswijk, ... ), kwartierzegen: kwartēr zē̜gǝ (Schinnen, ... ), lengtezegen: leŋdjǝzē̜gǝ (Herten), scherpen: sxę.rǝpǝ (Hasselt), šerpǝ (Geulle  [(met de spanzaag)]  , ... ), šerǝpǝ (Stein), šęrpǝ (Bilzen, ... ), schulpen: sxølpǝ (Leopoldsburg), sxø̜lpǝ (Venlo), šølpǝ (Heel, ... ), šø̄ǝlpǝ (Gronsveld), šø̜lpǝ (Tegelen), schurpen: sxørǝpǝ (Tessenderlo), šørǝpǝ (Tongeren), uitscherpen: ūtšerpǝ (Dilsen, ... ), van lengte zegen: van lęŋtǝ zē̜gǝ (Dilsen) In het algemeen hout, en meer in het bijzonder een boom in de lengterichting doorzagen. Bij het kwartierzagen of kwartieren wordt de boomstam eerst in de lengte in vier stukken gezaagd. Vervolgens wordt dit kwart van de boomstam haaks op de jaarringen verder in delen gezaagd. Hout dat zo was gezaagd was, werd in (Q 71) kwartierhout (kǝtīrhōt) genoemd. Voordeel van kwartiergezaagd hout is dat dit vrijwel niet krom kan trekken. Het wordt dan ook bij voorkeur gebruikt bij het maken van meubels. Zie ook afb. 10. Voordat een boomstam door middel van een kraanzaag in delen wordt gezaagd, worden eerst met behulp van een smetlijn de zaaglijnen afgetekend. Zie ook de lemmata ɛsmettenɛ, ɛsmetlijnɛ en ɛsmetterɛ in de paragraaf over het meetgereedschap van de timmerman (pag. ).' [N 50, 43a; N 50, 52a; N 53, 21c; N 53, 22; monogr.] II-12
schulpzaag kortzeeg: kǫrt˲zē̜x (Heel), kǫt˲zēx (Diepenbeek), plankenzeeg: plaŋkǝzē̜ǝx (Hoensbroek), scherpzeeg: sxę.rǝp˲ziǝx (Hasselt), šerp˲zē̜.x (Sittard), šerp˲zē̜x (Groot Genhout, ... ), šerǝp˲zē̜x (Geulle, ... ), šerǝp˲zē̜ǝx (Bleijerheide), šerǝp˲zɛ̄x (Geulle), širǝp˲zē̜x (Dilsen, ... ), šęrǝp˲zē̜x (Bilzen, ... ), schorpzeeg: šorp˲zɛ̄x (Heerlen), schrijnerszeeg: šrīnǝrs˲zē̜x (Mechelen), schrijnerzeeg: šrīnǝrzɛ̄.x (Waubach), schulp: sxølp (Leopoldsburg), schulper: sxølpǝr (Leopoldsburg), schulpzaag: schulpzaag (Buchten), sxølp˲zǭx (Leopoldsburg), sxølǝp˲zāx (Blerick), sxø̜lǝp˲zāx (Ottersum, ... ), šø̜lǝp˲zāx (Tegelen  [(wordt gebruikt door de houtverwerkende ambachten)]  ), schulpzeeg: sxølǝp˲zē̜x (Boshoven, ... ), šølp˲zē̜x (Mechelen, ... ), šølǝp˲zēx (Maastricht  [(zaag waarvan de tanden van het zaagblad niet uiteenstaan: dit in tegenstelling tot de ɛbosduivelɛ)]  ), šølǝp˲zē̜x (Echt, ... ), šølǝp˲zē̜ǝx (Eygelshoven), šø̜lǝp˲zē̜.x (Sittard), šø̜lǝp˲zē̜x (Herten), šø̜lǝp˲zɛ̄x (Tungelroy), schurfzeeg: šø ̞rǝf˲zē̜x (Tongeren), schurpzaag: sxørǝp˲zǭx (Tessenderlo), schurpzeeg: sxørǝp˲zē̜x (Zonhoven), šørǝp˲zē̜x (Stein), šø̜rp˲zē̜x (Bilzen), šø̜rǝp˲zē̜x (Dilsen), šø̜rǝp˲zɛ̄x (Stramproy  [(spanzaag met breed blad en fijne schuine tandjes)]  ), spanzaag: španzāx (Tegelen), spanzeeg: španzē̜x (Oirsbeek, ... ), španzē̜ǝx (Bleijerheide), stelzeeg: štęlzē̜x (Horn  [(het blad van de zaag is draaibaar)]  ) Grote spanzaag, 0.80 tot 1.20 m lang, waarmee hout in de lengterichting van de houtvezels doorgezaagd kan worden. Het doorgaans draaibare blad van de zaag wordt in tegenstelling tot de spanzaag met behulp van een knop en een handvat vastgezet. De schulpzaag wordt door verschillende houtbewerkende beroepen gebruikt. Bij de wagenmaker bijvoorbeeld dient ze om velgen, berries en andere zware karonderdelen te zagen. Zie ook het lemma ɛschulpenɛ (pag. ).' [N 53, 7; N 53, 8g-h; N G, 22a; N I, 1; monogr.] II-12
schuren afschuren: afschuren (Lommel), áfsxūrǝ (Castenray, ... ), āfsxōrǝ (Maasbree), āfšūrǝ (Herten), ǭfšurǝ (Bilzen), afwerken: afwerken (Lommel, ... ), afwɛrkǝ (Milsbeek), āfwerkǝ (Stein), afzanden: ǭf˲zãntǝ (Berg  [(vero)]  , ... ), bijschuren: bęjšōrǝ (As), droogschuren: dryǝxšuǝrǝ (Heerlen), gladschuren: glatsxūrǝ (Milsbeek), glatšūrǝ (Montzen, ... ), glātšūrǝ (Geleen), jlatšuǝrǝ (Bleijerheide), jlatšūrǝ (Bleijerheide), opschuren: opšurǝ (Meijel), ǫpšōrǝ (Dilsen), scheren: sxɛ̄rǝ (Ottersum), šē̜rǝ (Posterholt), schrooien: šrōjǝ (Meijel), schuren: schuren (Zonhoven), sxō.rǝ (Altweert, ... ), sxōrǝ (Maasbree, ... ), sxōǝrǝ (Sevenum), sxūrǝ (Blitterswijck, ... ), sxūǝrǝ (Hamont), šurǝ (Meijel), šōrǝ (Bree, ... ), šōrǝn (Uikhoven), šū.rǝ (Sittard, ... ), šūrǝ (Bilzen, ... ), šūǝrǝ (Gulpen), uitpoetsen: awtputsǝ (Bilzen), uǝtputsǝ (Maasbree), uitschuren: ǭtšurǝ (Bilzen) Het leer met schuurpapier of iets dergelijks gladmaken. [N 60, 120b; N 60, 242] || Het oppervlak van bijvoorbeeld hout met behulp van schuurpapier glad maken. [N 53, 155a; monogr.] || Hout met schuurpapier bewerken ten einde een glad oppervlak te verkrijgen. Zie ook het lemma 'Schuurpapier'. [N 67, 70a; monogr.] II-10, II-12, II-9
schurft (het) ruig: rȳx (Tegelen), rø.x (Herk-de-Stad), rø̜̄x (Borlo, ... ), rø̜u̯x (Velm), rø̜x (Linkhout), rē̜x (Hasselt), trø̜̄x (Zelem), trø̜u̯x (Riksingen), trē̜x (Spalbeek), bak: bak (Neerpelt), dartels: dartels (Neeroeteren), eczema: eczema (Neerpelt), exema (Bree), exēma (Diepenbeek), erf: èrf (Nieuwenhagen), huidschilferen: hūtsxelfǝrǝ (Grathem, ... ), hūtšø̜lvǝrǝ (Ulestraten), huidschilfers: hau̯tsxelfǝrs (Zepperen), høu̯tšęlǝfǝrs (Diepenbeek), hø̜̄tsxilfǝrs (Lanklaar), hø̜tsxelǝfǝrs (Paal), hø̜ǝtsxelfǝrs (Rapertingen), hūtsxilvǝrs (Blerick), hūtšelfǝrs (Bocholtz, ... ), hǭtsxølvǝrs (Boekt Heikant), huiduitslag: hø̜dǫtslax (Meldert), jeuk: jeuk (Sint-Truiden), jêk (Vlijtingen), jeuksel: jeuksel (Zonhoven), jĕĕksel (Waltwilder), jøksəl (Dilsen), kanker: kanker (Ulbeek), krassel: kra.sǝl (Mal), krāsǝl (Tongeren), krats: [vgl. lm. krabben: kretsen, kratsen, krassen etc.]  kraats (Peer), kratsel: kraassel (Helchteren), kratsel (Peer), Krauwsel.  kraatsel (Hasselt), krauw: krauw (Gulpen, ... ), krau̯w (Bleijerheide), krouw (Heerlen, ... ), kròw (Eijsden), krǫw (Voerendaal), Negatieve connotatie.  krau (Nieuwenhagen), krauwsel: krauwsel (Neerpelt), krowsel (Achel), krowsəl (Neerpelt), Voor mensen.  krouwsel (Overpelt), krets: (krèts) (Stevensweert), də krèts höbbə (Brunssum), krets (Afferden, ... ), krĕts (Posterholt, ... ), kräts (Heerlen), krèts (Heel, ... ), kréts (Kapel-in-t-Zand, ... ), krɛts (Tegelen), (dit bij dieren)  krets (Reuver), roe = bij kasten.  krets (Heythuysen), kretsel: krejsel (Zichen-Zussen-Bolder), kretsel (Diepenbeek, ... ), kreͅtsəl (Alken, ... ), krätsl (Diepenbeek), moet: mut (Montfort), nat eczema: nat eczema (Hamont), pellen: pęlǝ (Leopoldsburg), pellen (mv.): Algemene opmerking: deze vragenlijst is nogal slecht (= weinig antwoorden) ingevuld!  pelle (Gruitrode), rap: rap (Beringen), ring: ręŋ (Lummen), roos: roos (Vlijtingen), rōǝs (Einighausen), rūǝs (Klimmen, ... ), rover: (mv)  ruvǝr (Zolder), rui: de rae (Echt/Gebroek), de roe (Brunssum), reyj (Stokkem), roe (Asenray/Maalbroek, ... ), roei (Grevenbicht/Papenhoven, ... ), roew (Beegden, ... ), rouw (Borgharen), row (Weert), rŏĕw (Schinveld), ru (Guttecoven, ... ), rui (Eijsden), rui̯ (Grevenbicht / Papenhoven, ... ), ruj (?) (Opgrimbie), ruu (Berg-en-Terblijt), ruu̯ (Leut, ... ), rø̜i̯ (Eijsden, ... ), rōi̯ǝ (Dilsen), ruif: roef (Helden/Everlo), rōēf (Panningen), rôəf (Sevenum), ruig: ruig (Jeuk, ... ), ruiəch (Gutshoven), ruug (Belfeld), rūūg (Grubbenvorst), rəəg (Loksbergen), t reug (Brustem), scabi?s (lat.): scabiës (Ell), scabies: sjabies (Meijel), schilferen: šølvǝrǝ (Smeermaas), šø̜i̯lvǝrǝ (Gronsveld), schilfers: schilfers (Ophoven), sxelfǝrs (Roosteren), šelfǝrs (Maaseik, ... ), šelvǝrs (Boorsem), schilfertjes: šęrfǝlkǝs (Maaseik), schillen: skęlǝ (Opheers), sxęlǝ (Niel-Bij-Sint-Truiden), sxɛlǝn (Stevoort), šø.lǝ (Tongeren), šɛlǝ (Swalmen), schilletjes: šølkǝs (Bree), šęlkǝs (Millen), schimmels: šømǝls (Herten), schubben: sxøbǝ (Venlo), schulpen: sxølǝpǝ (Neerpelt), šø.lpǝ (Stokkem), šølǝpǝ (Boorsem), schurft: (šərft) (Diepenbeek), cherf (Neeroeteren), churf (Baarlo), het schurft (Tongeren), scherf (Hasselt, ... ), scherft (Peer), scherref (Hasselt), scheuref (Meerlo), schoeərf (Swalmen), schorf (Dieteren, ... ), schrörft (Blerick), schuerf (Sint-Pieter), schuirf (Hamont), schurf (Montfort, ... ), schurft (Bingelrade, ... ), schurəf (Rijkel), schŭrf (Brunssum, ... ), schörf (Arcen, ... ), schörft (Heijen, ... ), schörref (Amby, ... ), schörreft (Weert), schörrəf (Venlo), schørft (Overpelt), schø͂ͅrəf (Hamont), schùreft (Lommel), schùrft (Amby), schərf (Hoepertingen), schərft (Zepperen), sjeurf (Hoeselt), sjorf (Buchten, ... ), sjŏarf (Guttecoven), sjröft (Buggenum), sjuerf (Gronsveld), sjurf (Beek, ... ), sjurft (Elen, ... ), sjūrf (Geulle), sjärf (Meerssen), sjèrf (Eigenbilzen), sjérft (As), sjòrf (Thorn), sjö:rref (Maastricht), sjöref (Sint-Pieter), sjörf (Gulpen, ... ), sjörft (Heel), sjörref (Caberg, ... ), sjörrəf (Maastricht), sjörrəft (Meijel), sjørf (Einighausen, ... ), sjùrf (Ittervoort, ... ), sjûrf (Kesseleik), sjərf (Vlijtingen), sjərft (Thorn), skurf (Jeuk), skərref (Groot-Gelmen), sxyrǝft (Halen), sxørf (Heerlen, ... ), sxørft (Achel, ... ), sxørǝf (Borgloon, ... ), sxø̄rft (Oost-Maarland), sxø̜̄rǝf (Hamont, ... ), sxø̜rf (Blerick, ... ), sxø̜rft (Gennep, ... ), sxø̜rǝft (Weert), sxē̜rǝf (Hasselt), sxęrf (Opglabbeek), sxɛrf (Boekend), š"rft (Bree), šø.rəf (Eys, ... ), šørf (Guigoven), šərft (Dilsen), šø.rǝf (Meeswijk), šørf (Baarlo, ... ), šørft (Baarlo, ... ), šørv (Beverst), šørǝf (Diepenbeek, ... ), šø̄rf (Eisden), šø̄rft (Baexem), šø̜̄rf (Rothem), šø̜rf (Ell, ... ), šø̜rft (Ell, ... ), šø̜rx (Ell), šø̜rǝf (Lanklaar, ... ), šē̜rf (Gelieren Bret), šęrft (Oud-Waterschei, ... ), šęrǝf (Opglabbeek), šɛrft (Genk, ... ), ’t sjérf (As, ... ), roe = bij kasten.  schurf (Heythuysen), Uitspraak: [sch-r\\ft]  schrəft (Wilderen), Voor dieren.  schərəf (Overpelt), uitslag: ytslax (Milsbeek), ūtslāx (Weert), vergiftiging: vǝrgefǝgeŋ (Sint-Truiden), vreissem: WNT: vreissem, 2): Ben. voor zekere lichte huidaandoeningen (puistje, bloedvin, strontje) alsook voor een wrat.  verreisem (Sittard), zeek: `t zeek (Lutterade), zetsel: sø̄ǝtsǝl (Meeswijk), zietsel (Lanklaar), zieëtsel ? (Mechelen-aan-de-Maas), zøtsǝl (Rotem), zētsǝl (Bree), zętsǝl (Rotem), zonnenbrand: zǫnǝbrant (Velden) Een zeer hardnekkige, heftig jeukende huidaandoening, die kan leiden tot sterke vermagering en zelfs tot totale uitputting van de aangetaste dieren. Schurft wordt veroorzaakt door verschillende soorten mijten, voor ieder dier weer verschillend. Zie ook het lemma ''schurft'' in wbd I.3, blz. 479-481. [N 3A, 89; N 52, 13; A 48A, 26; monogr.] || Hoe noemt U in Uw dialect de volgende ziekten: vedermijten: tasten de veren aan, vaak met weinig zichtbare schade. [N 93 (1983)] || Hoe noemt U in Uw dialect de volgende ziekten: verenschurftmijt: onderhuids, 1/3 mm, afbraak van veren; veroorzaakt de zogeheten ruiziekte. [N 93 (1983)] || huidziekte, Jeukende ~ veroorzaakt door de schurftmijt; schurft (zeer, rap, krets, rui). [N 84 (1981)] || jeukende huidziekte, schurft || schurft [SGV (1914)] || schurft: hoe heet de besmettelijke huidziekte, die een ondragelijke jeuk veroorzaakt tussen de vingers, aan de polsen (fr. gale) ? [ZND 42 (1943)] I-11, III-1-2, III-3-2
schurftmijt echel: iəkəl (Vliermaal), krauw: Additie bij vraag 10: = schurft  krów (Hoensbroek), idiosyncr. Additie bij vraag 10: = schurft  krāuw (Bleijerheide), krets: krets (Hout-Blerick), bij mensen  de krets (Nunhem), kretsel: kratsəl (Hasselt), kretsluis: kratslōēs (Puth), kretsmijt: kretsmīēt (Swalmen), lijfluis: van mens  līefloes (Neeritter), luis: loes (Nieuwenhagen), made: idiosyncr.  maaj (Egchel), mauə (Borgloon), met-eter: Veldeke  mitésser (Bocholtz), WLD  mitaeter (Posterholt), mijt: mēͅt (Leopoldsburg), miet (Blerick, ... ), mijt (Maasbracht, ... ), mīē.t (Waubach), mīt (Boorsem), mɛi̯t (Genk), mɛ̄t (Borlo), ?  mitj (Meijel), de ziekte heet kretsel  mēt (Romershoven), eigen spellingsysteem  miet (Horn, ... ), mieten (Wijk), miĕt (Caberg), idiosyncr.  miet (Maastricht), mīēte (Blerick), idiosyncr. + soms fon. schrift Engels gezongen  mīēt (Einighausen), Tegelen Wb.  miét (Tegelen), Veldeke  miete (Eijsden, ... ), Veldeke (iets gewijzigd)  miét (Tegelen), WLD  miet (Maasniel), mīēt (Mechelen), míe‧t (Weert), WLD (zoveel mogelijk)  miet (Wijk), milver: mɛlvərs (Opheers), moet: Veldeke  môêt (Montfort), neet: neet (Heythuysen), fonetisch gerekte ?e  nîêët (Oirsbeek), WLD  niët (Gronsveld), platluis: plätlus (Mechelen-aan-de-Maas), idiosyncr.  platloes (Grathem), ringworm: reŋwoͅrəm (Geistingen), roe: Additie bij vraag 10: schurft heet de roe  de roe (Maasbracht), dus geen rui (vooral bij schapen)  ruuj (Noorbeek, ... ), schurft: schurft (Ospel), šørf (Riksingen), ’t schurref (Maastricht), bij dieren  sjörft (Nunhem), eigen spellingsysteem  shurft (Horn), sjurf (Horn), WLD (met aantekeningen)  schörft (Leuken), schurftluis: schurftloes (Oost-Maarland), sjurfloes (Guttecoven), sxərəftløͅs (Lummen), Veldeke  sjörfloeès (Welten), schurftmijt: schurfmiete (Mechelen), schurftmiet (Middelaar), schörfmiet (Venlo), schörfmiêt (Boekend), schörftmiet (Castenray, ... ), sjurfmie:t (Herten (bij Roermond)), sjurfmiet (Stevensweert), sjurfmitj (Meijel), sjurfmîêt (Munstergeleen), sjörftmīēt (Tungelroy), sxøͅrfmēͅt (Beverlo), šorfmit (Neerharen), šyrəvmēt (Grote-Spouwen), šörfmit (Rekem), šörəfmīt (Eisden), eigen spellingsysteem  schurfmīēt (Jabeek), schurrefmīēt (Valkenburg), idiosyncr.  schurf miet (Maastricht), Tegelen Wb.  sjörfmiét (Tegelen), Veldeke  schurfmiet (Montfort), Veldeke (iets gewijzigd)  sjörfmiét (Tegelen), sjörftmiét (Tegelen), WLD  schörfmīēt (Boekend), sjorftmīē.te (Panningen), sjörfmiet (Urmond), WLD uitspraak sch van schön  schurf-miēt (Schimmert), schurftneet: Veldeke  sjörfneet (Ulestraten), schurftteek: WLD  churf teek (Maasniel), teek: tēͅk (Hoeselt), tijəkə (Diepenbeek), WLD  teek (Boekend), vlooien of luizen: vlooien of luizen (Beringen), wandluis: wanløͅs (Halen), worm: de worm (Helden/Everlo), wērəm (Borgloon), worm (Neer), zwart madetje: zwet moͅwəjə (Tessenderlo) mijt die schurft veroorzaakt door gangetjes te graven in de huid van mens en dier [N 26 (1964)], [N 26 (1964)] || schurftmijt [N 26 (1964)] III-4-2