e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
sirene treut: trø̜̄t (Kelmis) Sirene die op de grotere bedrijven het begin van de dienst aanduidde. [monogr.] II-4
sissen blazen: blaoze (Maastricht, ... ), een scherp geluid brengen: ein scherp geluud bringe (Hoensbroek), fluiten: fleute (Jeuk), fleuten (Houthalen), fleutən (Diepenbeek), flēūte (Maastricht, ... ), fluite (Melick, ... ), fluiten (Heythuysen), fluitə (Maastricht, ... ), huilen: huulə (Kapel-in-t-Zand), jagen: jage (Klimmen), kissen: kesə (Houthalen), kiesje (Klimmen, ... ), kiesjə (Hulsberg, ... ), kiessche (Amby), kisse (Ell, ... ), kī.šə (Eys), kīēsje (Mheer), kîesjə (Schimmert), roezen: roesje (Lutterade), sissen: sesə (Meeuwen), sissen (As, ... ), sĭĕssə (Beesel), sĭssə (Nieuwenhagen), sĭsə (Heel), (= kieskauwen, ook kort licht sissen).  sisse (Tienray), (stoomtram).  sissen (Meijel), snirken: (hoog).  snérke (As), tissen: (slang).  tisse (Meijel), tuiten: (laag).  tóute (As) een scherp geluid voortbrengen door lucht of damp met kracht uit een nauwe opening te doen stromen [sissen, tissen] [N 91 (1982)] III-4-4
sjaal sjaal: šāl (Kelmis) De werkman knoopte zich een sjaal om de hals tegen de koude wind in de schacht. [monogr.] II-4
sjabloneren mallen: malǝ (Tessenderlo), sjablonen: sxablōnǝ (Ottersum), sjabloneren: šablonērǝ (Buchten, ... ), šablǝnērǝ (Herten), šablǫnērǝ (Schinnen), šabǝlonērǝ (Heel), werken met mallen: werǝkǝ met malǝ (Klimmen), werken met sjablonen: werǝkǝ met šablōnǝ (Klimmen) Het werken met uitgesneden modelvormen. [N 67, 87a] II-9
sjabloon mal: mal (Klimmen, ... ), sjabloon: sxablōn (Ottersum), šablōn (Buchten, ... ), šǝblōn (Klimmen), spritsmuster: špritsmustǝr (Kerkrade) Stuk bordpapier of dun plaatmateriaal waarin een bepaald figuur of patroon is uitgesneden. Door het uitgesneden gedeelte met verf in te vullen, kan het patroon naar believen worden herhaald. Het spritsmuster (Q 121) werd gebruikt in combinatie met een mondspuit om op wanden een motief aan te brengen. [N 67, 87b; div.] II-9
sjacheraar aftroggelaar: ps. omgespeld volgens Frings.  āftregəlīr (Hasselt), afzetter: enne aafzetter (Klimmen), bedrieger: ene bedreeger (Oirsbeek), enne bedreeger (Klimmen), ps. omgespeld volgens IPA.  bədrēͅəgər (Rotem), bezeiker: bezijker (Heugem), bezeiklap: bezeiklap (Guttecoven), duistere, een ~: ps. letterlijk overgenomen (dus niet omgespeld!).  enne dūūsterre (Klimmen), foetelaar: eine foeteléér (Limbricht), ene foetelaer (Oirsbeek), fōēëteleer (Hoensbroek), Algemene opmerking: invuller noteert als spellingssyteem Veldeke, maar het is gewoon in het Nederlands genoteerd en heb het daarom letterlijk overgenomen (dus niets omgespeld!).  foeteleer (Welten), ps. omgespeld volgens Frings.  futəlēr (Sint-Truiden), fūtəleͅr (Teuven), gehaaide, een ~: gehajde (Klimmen), gewieksde, een ~: gewieksde (Klimmen), hoetelaard: hoetelert (Nederweert, ... ), hoêtelert (Weert), vgl. Weerlands Wb.2 (pag. 140): hoêtelert (WB), sjacheraar. NO: hoetelert.  hoetelert (Boeket/Heisterstraat), jood: jud (Limbricht), ps. omgespeld volgens Frings.  jyd (Opglabbeek), jyt (Opglabbeek), nə jyd (Peer), keizer: ps. omgespeld volgens Frings.  kēͅzər (Hoeselt), koetelaar: koeteleir (Susteren), koetelĭĕr (Neer), ps. omgespeld volgens Frings.  kudəleͅr (Teuven), luiszak: ps. letterlijk overgenomen (dus niet omgespeld!).  lōēszak (Klimmen), onbetrouwbaar (bn.): onbetroebaar (Sittard), oplichter: opliegter (Heugem), patser: patser (Maastricht), puit: ⁄n poet (Milsbeek, ... ), sjachelaar: eine sjacheléér (Limbricht), ene sjacheleer (Maastricht), schacheleer (Heerlen), schacheléér (Hoensbroek), sjachelaer (Born, ... ), sjacheleer (Heerlerheide, ... ), sjacheleir (Susteren), sjacheler (Sevenum, ... ), sjacheleèr (Weert, ... ), sjachelieēr (Ell), sjachelieër (Neeritter), sjachelīēr (Tungelroy), sjachelĭĕr (Neer), sjacheläer (Heerlen), sjachelèer (Kinrooi), sjachelèr (Mesch), sjachelèèr (Puth), sjacheléér (Baarlo, ... ), sjachelêèr (Geulle), sjachelîêr (Beegden, ... ), sjachəlaer (Holtum), sjaggelèèr (Mechelen), sjàcheléér (Wijk), ènne sjachelaer (Tegelen), Algemene opmerking: invuller noteert als spellingssysteem Veldeke, maar met een vraagteken erachter; de lijst is gewoon in het "Nederlands"ingevuld en heb het daarom maar letterlijk overgenomen (dus niet omgespeld!).  sjachelaer (Ulestraten), Algemene opmerking: invuller twijfelt over het spellingssysteem (Veldeke). Aangezien de lijst normaal (dus in gewoon Nederlands) is ingevuld, heb ik de lijst letterlijk overgenomen, dus niet(s) omgespeld!  sjachelèr (Eijsden), Opm. ook vaak in de betekenis van n "geslepen"koopman.  sjachelair (Schimmert), ps. letterlijk overgenomen.  sjacheli̯èèr (Echt/Gebroek), ps. niet omgespeld! Boven de ë staat nog een ?; deze combinatieletter is niet te maken/om te spellen.  sjachelĭër (Heythuysen), ps. omgespeld volgens Frings.  nə šaxəlīr (Hasselt), saxəlēͅr (Maaseik), sjagəlɛ̄r (Lommel), sjāxəlei̯ər (Zolder), sxaxəlēr (Rummen), šaxəlēər (Diepenbeek, ... ), šaxəlēͅr (Bree, ... ), šaxəlēͅər (Lanklaar), šaxəleͅr (Hoeselt, ... ), šaxəlijər (Hasselt), šaxəlir (Lummen), šaxəliər (Diepenbeek), ps. omgespeld volgens Frings. Boven de a met een rondje erboven staat nog een ´; dit tekentje heb ik niet meegenomen in de omspelling.  šaxəleͅr (Ketsingen), ps. omgespeld volgens Frings. Het -tekentje heb ik letterlijk overgenomen.  ⁄šaxəlēͅr (Neerpelt), ps. omgespeld volgens Frings. Onder de a staat nog een rondje; dit heb ik niet meegenomen in de omspelling. Misschien bedoelt invuller een "a met een rondje erboven"(en dus omgespeld: a)?  šaxəlēͅr (Bocholt), ps. omgespeld volgens IPA.  šaxəlēͅr (Achel, ... ), šaxəleͅr (Tongeren), šaxəlɛ̄r (Rotem), sjachelder: enne sjòòchelder (Panningen), sjachelder (Vlodrop), sjachelman: ps. letterlijk overgenomen.  sjachelmān (Egchel), sjacheraar: eine sjacherèèr (Bree), eine sjàchereer (Roermond), enne sjacherer (Oirlo), schjachereer (Heerlerheide), schjacherèèr (Valkenburg), sjacheraar (Gronsveld, ... ), sjacheraer (Blerick, ... ), sjachereer (Hoensbroek, ... ), sjacherer (Oost-Maarland), sjachereër (Maasbracht), sjacherĕĕr (Nunhem), sjacherèèr (Houthem), sjacheréér (Sittard, ... ), sjacherêêr (Hoensbroek), Algemene opmerking: invuller noteert als spellingssyteem Veldeke, maar het is gewoon in het Nederlands genoteerd en heb het daarom letterlijk overgenomen (dus niets omgespeld!).  ’ne sjacheraer (Klimmen), ps. letterlijk overgenomen (dus niet(s) omgespeld!).  schacherēē-er (Schimmert), ps. letterlijk overgenomen.  sjâgérèeér (Eksel), ps. omgespeld volgens Frings.  sjaxəreͅr (Peer), sxaxərēͅr (Hamont), šaxərer (Herk-de-Stad), šaxərēr (Sint-Truiden), šaxərēər (Kermt), šaxərēͅīr (Bocholt), šaxərēͅr (Kaulille, ... ), šaxəreͅr (Neerharen, ... ), šaxəriər (Halen, ... ), šaxərīr (Hasselt), šaxərɛ̄r (Lommel), šāxərēr (Velm), šəxərēi̯ər (Spalbeek), ⁄šāxəri̯ēr(s) (Boekt/Heikant), sjacherlaar: schacherlar (Middelaar), sjatser: sjatser (Grathem), smokkelaar: ps. omgespeld volgens Frings.  smoͅkəlēr (Niel-bij-St.-Truiden), smouser: ps. omgespeld volgens Frings.  smuəsər (Wellen), striegelaar: ps. omgespeld volgens Frings.  strīgəlējr (Borgloon), strīgəllēͅər (Borgloon), troggelaar: ps. omgespeld volgens Frings.  trugəliər (Wellen), trygəli̯eͅr (Opheers), verlaten kerel: enne verlaote kael (Klimmen), verneuker: Opm. als werkwoord nog: besoodemietere.  ene vernöker (Oirsbeek), vertuitelaar: WNT: vertuitelen, van tuitelen (I) met ver-. Verruilen (voor iets anders), in negatieven zin: verkwanselen.  vertoetelīēr (Echt/Gebroek), woekeraar: ps. omgespeld volgens Frings.  nə wukərīr (Hasselt), zwendelaar: sjwiendeler (Eygelshoven), zjwiendeleer (Swalmen), WNT: zwendelen (I) -zwindelen-. Uit (jidd.) hd. schwindeln of uit eng. swindle (waarvan de vroegste bewijsplaats echter, zij het weinig, jonger is (1782) dan die van het Ndl. (1775)).  schwiendeléér (Mechelen), zwendelsmeier: sjwiendelsmeyer (Eygelshoven), {iemand} die god en alle lui bezeikt: dae God en alle luuj bezeik (Klimmen), {iemand} die god en alle lui verneukt: ps. letterlijk overgenomen (dus niet omgespeld!).  dae God en alle luuj vernöök (Klimmen) iemand die handel drijft [koopman, commercant, marchand, handelaar] [N 89 (1982)] || sjacheraar || sjacheraar: Iemand die zich aan minderwaardige handel bezondigt [sjatser, sjacheléér? enz.] [N 21 (1963)] III-3-1
sjacheren afdrogen: ps. omgespeld volgens Frings.  ōͅfdrøi̯gə (Opheers), afluchsen (<du.): aafloekse (Klimmen), aftroggelen: ps. omgespeld volgens IPA.  āftrugələ (Rotem), afzetten: ps. omgespeld volgens Frings.  a͂fseͅtə (Zichen-Zussen-Bolder), belazeren: belaazerre (Klimmen), bemieteren: bemietterre (Klimmen), beschijten: ps. letterlijk overgenomen (dus niet omgespeld!).  besjīēte (Klimmen), betoppen: Van Dale: betoppen, (gew.) bedotten, bedriegen.  betoepen (Hoensbroek), betoeppe (Klimmen), bezeiken: bezeike (Guttecoven, ... ), foetelen: fōēëtele (Hoensbroek), Opm. is niet eerlijk zijn.  fōētele (Meijel), ps. omgespeld volgens Frings.  futələ (Sint-Truiden), fūtələ (Teuven), fotsen: vgl. Sittard Wb. (pag. 103): fósje, knoeien, bedriegen.  foesche (Puth), foesje (Klimmen), hoetelen: Van Dale: hoetelen, 3. (gew.) in het klein handelen.  hoetele (Boeket/Heisterstraat), hosselen: hoesj-sjele (Nunhem), iemand bij de poten hebben: eemes biej de pĕŭt höbbe (Nunhem), joden: ps. omgespeld volgens Frings.  jydə (Peer), kloten: klôôte (Klimmen), knommelaar (zn.): vgl. Sint-Truiden Wb. (pag. 143): knoemeleer, 1. knoeier; 2. oneerlijk iemand.  knoməleͅir (Gelinden, ... ), koetelen: koeddelle (Klimmen), koedele (Mechelen), koetele (Susteren), ps. omgespeld volgens Frings.  kudələ (Teuven), schacheren: Verkoopen, schacheren.  schachere (Sint-Truiden), sjachelen: schachele (Milsbeek, ... ), sjachele (Bree, ... ), sjachelen (Baarlo, ... ), sjachelle (Geulle), sjacheln (Wijk), sjachəllə (Grevenbicht/Papenhoven, ... ), sjaggele (Mechelen), sjáchələ (Venlo), šaxələ (Rekem), (Koophandel).  šachələ (Halen), [Sjachelen]  sjachele (Kanne), Algemene opmerking: deze vragenlijst/dit antwoord zo letterlijk mogelijk overgenomen (dus niet omgespeld!).  sjàchele (Maastricht), Algemene opmerking: deze vragenlijst/dit antwoord zo letterlijk mogelijk overgenomen, dus niet omgespeld!  sja.ggele (Maastricht), Algemene opmerking: invuller noteert als spellingssysteem Veldeke, maar met een vraagteken erachter; de lijst is gewoon in het "Nederlands"ingevuld en heb het daarom maar letterlijk overgenomen (dus niet omgespeld!).  sjachele (Ulestraten), Algemene opmerking: invuller twijfelt over het spellingssysteem (Veldeke). Aangezien de lijst normaal (dus in gewoon Nederlands) is ingevuld, heb ik de lijst letterlijk overgenomen, dus niet(s) omgespeld!  sjachele (Eijsden), Bedrieglijk verkoopen of koopen.  schachele (Zichen-Zussen-Bolder), Gedurig ruilen en aftruggelen.  sjachələn (Sint-Huibrechts-Lille), Opm. betekent hier een klein beetje handelen.  sjachele (Baarlo), Opm. dit woord wordt ook gebruikt.  sjachele (Born), ps. omgespeld volgens Frings.  sjagələn (Lommel), sjāxələ (Zolder), šaxələ (Diepenbeek, ... ), šəxaeə (Spalbeek), ps. omgespeld volgens Frings. Boven de a met een rondje erboven staat nog een ´; dit tekentje heb ik niet meegenomen in de omspelling.  šaxələ (Ketsingen), ps. omgespeld volgens Frings. Onder de a staat nog een rondje; dit heb ik niet meegenomen in de omspelling. Misschien bedoelt invuller een "a met een rondje erboven"(en dus omgespeld: a)?  šaxələ (Bocholt), ps. omgespeld volgens IPA.  šaxələ (Overpelt, ... ), vgl. Venlo Wb. (pag. 238): sjachele, sjacheren.  sjòòchele (Panningen), sjacheraar (zn.): eine sjacheraer (Sittard), sjacheren: schachere (Heerlen), schacheren (Hoensbroek), schjachere (Heerlerheide, ... ), sjachere (Boeket/Heisterstraat, ... ), sjacheren (Heerlen, ... ), sjacherre (Klimmen), sjachərə (Holtum), sjaggere (Melick, ... ), sjakkeren (Meeuwen), sjàchere (Roermond), [Sjacheren]  sjachərən (Hamont), Algemene opmerking: invuller noteert als spellingssyteem Veldeke, maar het is gewoon in het Nederlands genoteerd en heb het daarom letterlijk overgenomen (dus niets omgespeld!).  sjachere (Welten), Opm. met een verachterlijke betekenis, d.w.z. verachtelijk is te sterk uitgedrukt.  sjachere (Leuken), ps. letterlijk overgenomen (dus niet(s) omgespeld!).  schāchere (Schimmert), ps. omgespeld volgens Frings.  sjaxərə (Peer), sxaxərən (Hamont), šaxərə (Bocholt, ... ), šaxərən (Lanklaar), ⁄šāxərə (Boekt/Heikant), ps. omgespeld volgens IPA.  šaxərən (Achel), sjachteren: schachtere (Middelaar), sjatsen: sjatsen (Grathem), smokkelen: ps. omgespeld volgens Frings.  smoͅkələ (Niel-bij-St.-Truiden), smousen: ps. omgespeld volgens Frings.  smuəsə (Wellen), smøͅu̯əsə (Spalbeek), snageren: vgl. Sittard Wb. (pag. 380): sjnaagere, onrijp fruit eten; de lekkerste hapjes uitkiezen.  sjnaagerre (Klimmen), striegelen: ps. omgespeld volgens Frings.  strīgələ (Borgloon, ... ), troggelen: [Sjacheren]  trugele (Hoeselt), tuisen: B.v. Weelde oauwe gloaze knikker toesen vur twie-j-e huven?  toesən (Achel, ... ), Ik heb al mijn knikkers getuist.  tūsə (Hamont), verfoetelen: verfoetele (Kanne) handel drijven [komenschappen] [N 89 (1982)] || het kopen en verkopen, het doen van koopmanszaken [agotie, negotie, commerce, handel] [N 89 (1982)] || Inventarisatie uitdrukkingen voor: scheldwoorden of misprijzende woorden kent uw dialect voor een weinig koopkrachtig en onbetrouwbaar koopman [kremmer, toesser, ruilebuiter, voorsnijer?] [N 21 (1963)] || loven en bieden, de waren aanprijzen [koopman] en er een prijs voor bieden (koper) [handelen] [N 89 (1982)] || marchanderen [ZND 01 (1922)] || sjacheraar: Iemand die zich aan minderwaardige handel bezondigt [sjatser, sjacheléér? enz.] [N 21 (1963)] || Sjacheren, op verachtelijke wijze handel drijven [sjacheren, sjachelen, sjatsen?] [N 21 (1963)] || Tuischen, vertuischen. (Gebruikt men deze woorden en in welke beteekenis: ruilen, verkoopen, schacheren, kaartspelen, enz.?) [ZND 08 (1925)] || Tuisen: 1. ruilen, sjacheren. || Tuisen: ruilen, sjacheren. III-3-1, III-3-2
sjacheren add. sjachelaar: Bedrieger.  schacheler (Zichen-Zussen-Bolder) Tuischen, vertuischen. (Gebruikt men deze woorden en in welke beteekenis: ruilen, verkoopen, schacheren, kaartspelen, enz.?) [ZND 08 (1925)] III-3-2
sjalot jaan: \\ (schwa-achtig)  jaan (Jeuk), jonge un: oud. vader zegt het  jøŋəly.nə (Vliermaalroot), jung: eigen spellingsysteem  jung (Meijel), junj (Meijel), keen: eigen spellingsysteem  keen (Maastricht), klein lookje: kleine luikskes (Venlo), klein un: Endepols  klein un (Maastricht), kleine zwiebel: kleng zwiebel (Vaals), knoflook: geen mv  knoeflouk (Roermond), look: ideosyncr.  louk (Hoensbroek), mv idem  louk (Blerick), Venlo e.o.  laok (Maasbree), pijp: ook: unnekes  piepe (Maastricht), sjalot: chalot (Wijlre), schallot (Heerlen), schalot (Vaals, ... ), schaloͅtt (Eupen), schelotte (Venray), sjalot (Amby, ... ), sjalotte (Oirlo, ... ), sjalotten (Geulle, ... ), sjalòt (Steyl), sjelot (Altweert, ... ), sjelot* (Grathem), sjelotte (Boekend), sjulot (Ospel), sjâlot (Montfort), sjəlòt (Meijel), slotte (Ospel), slòt (Nederweert), səloͅtə (Binderveld, ... ), šaloͅt (Meeswijk), šaloͅtə (Bommershoven, ... ), šaloͅtən (Lommel), šeͅloͅtə (Gelinden), šjaloͅtə (Beverlo), šəloͅ.tən (Sint-Huibrechts-Lille), šəloͅt (Gruitrode, ... ), šəloͅtə (Gellik, ... ), šəloͅtən (Heppen, ... ), žaloͅtə (Paal), žəloͅtən (Kwaadmechelen, ... ), -  sjalot (Loksbergen), eigen fon. aanduidingen sjelotte  sjelot (Ell), eigen spellingsysteem  sjalot (Meerlo, ... ), eigen spellingsysteem ook wel  sjalot (Meijel), Endepols  sjalot (Maastricht), ideosyncr.  sjalot (Eijsden, ... ), sjalotte (Oirsbeek), sjellot (Gronsveld), IPA, omgesp.  šəloͅt* (Kwaadmechelen), mv -e  schelot (Siebengewald), selot (Ysselsteyn), sjalot (Lottum, ... ), sjelot (Roermond, ... ), mv -te  sjalot (Born, ... ), sjelot (Stramproy), mv -ten  schelot (Meerlo, ... ), sjelot (Gennep, ... ), mv idem  sjalotte (Venlo), sjlot (Venray), mv t6  s6lot* (Putbroek), salot* (Putbroek), Nijmeegs (WBD)  sjəlót (Meijel), of sjarlot [Allium ascalonium]  sjëlòt (Tongeren), ook: sjarlotte  sjalotte (Maastricht), oude spellingsysteem  sjalotten (Meijel), schalot  sjalot (Geysteren), Veldeke / eventueel aangevuld met systeem Jones  sjalot (Gulpen), Veldeke aangepast  sjalot (Tienray), Veldens dialekt  sjalot (Velden), Venlo e.o.  sjalotte (Maasbree), WBD / WLD  sjalot (Reuver), WBD-WLD  sjáálòt (Roermond), WBD/WLD  sjallot (Urmond), sjalot (Caberg), sjālòt (Maastricht), sjàlòt (Opglabbeek), WLD  sjalot (Gennep, ... ), sjelot (Geleen, ... ), sjálòt (Itteren), sjáálòt (Venlo), sjəlot (Heel), WLD (De o is niet voldoende gedifferentiëerd; vandaar soms –)  sjəlòt (Haelen), ± WLD  sjalot (Vlijtingen, ... ), sjalotje: sjalötje (Roermond), sjarlot: charlotten (Zonhoven), cherlotte (Dilsen), sarloͅtə (Bevingen, ... ), scharlot (Heerlen, ... ), scherlot (Amby, ... ), scherlotten (Hushoven, ... ), sj6rlot (Pey), sjarlot (Amby, ... ), sjarlot, sjerlot (Echt/Gebroek), sjarlotte (Helden/Everlo, ... ), sjarlót (Epen), sjarlötte (Pey), sjerlot (Geleen, ... ), sjerlot, sjarlot (Echt/Gebroek), sjerlotte (Maastricht), sjer’lot (Gronsveld), sjurlot (Weert), sjàrlòt (Loksbergen, ... ), sjárlòt (Lanaken), sjërlottë (Hoeselt), sjɛrlot (Beegden), sx/šərloͅtə (Houthalen), sxərloͅtən (Achel), sərloͅt (Linkhout), sərloͅtə (Berlingen), ša.rloͅ.t v. (Eys), šarloͅtə (Beringen, ... ), šarloͅtən (Overpelt), šeͅrloͅtə (Brustem, ... ), šə.rloͅ.t v. (Ingber), šərloͅ.tə (Guigoven, ... ), šərloͅt (Grote-Spouwen, ... ), šərloͅt* (Niel-bij-St.-Truiden), šərloͅtə (Aalst-bij-St.-Truiden, ... ), šərloͅtən (Elen, ... ), žərlōt (Lozen), (...)  sjarlot (Steyl), (ofr. eschalogne, eigl. ail dAscalon)  scharlot (Valkenburg), + WLD  sjarlot (Klimmen), -  sjerlot (Susteren), sərloͅt (Gutshoven), šarloͅt (Hasselt), Bree Wb.  sjarlot (Bree), eigen spellingsysteem  sjarlot (Geleen, ... ), sjerlot (Neer), Endepols  sjarlot (Maastricht), sjarlotte (Maastricht, ... ), ideosyncr.  sjarlot (Susteren), sjarlotte (Sittard, ... ), LDB  sjarlot (Roermond), me -te  sjerlot (Panningen), mv -t6  sjerlot (Guttecoven), mv -te  s6rlot* (Thorn), sjarlot (Heel, ... ), sjerlot (Dieteren, ... ), sjerlot* (Roermond, ... ), mv -te (...)  sjerlot (Einighausen), mv -ten  sch6rlot (Wanssum), mv te  sjarlot (Velden), NCDN  sjörlòt (Stevensweert), ook zilverlöok*  scharlotten (Lottum), sjalot  scherlot (Maasbree), Veldeke  sjarlot (Echt/Gebroek, ... ), Veldeke 1979, nr. 1  de sjárlot (Venray), verzamelnaam  sjerlotte (Blerick), WBD / WLD  sjərlot (Beesel), WBD/WLD  sjarlot (Kapel-in-t-Zand, ... ), sjarlòttə (Grevenbicht/Papenhoven), sjerlot (As), sjàrlòt (Maastricht, ... ), sjərlòt (Susteren), sjərlót (Heerlen), WBD\\WLD  sjàrlòt (Amstenrade), WLD  scharlot (Vijlen), scharlottu (Brunssum), scherlotte (Maasbree, ... ), schàrlòt (Montfort), schèrlotte (Sevenum), sjarlot (Born, ... ), sjarlotte (Posterholt, ... ), sjerlòt (Mheer), sjàrlot (Sweikhuizen), sjàrlòt (Maastricht), sjarlotje: sjerlotje (Roermond), sjarlotjuin: sxərloͅtjū.n (Eksel), sjarslot: sərsloͅtə (Buvingen), un: WBD/WLD  ŭn (Nieuwenhagen), unne: enə (Wijshagen), unnenpijpje: önnepiépke (Gronsveld), unnetje: WBD/WLD  unnəkə (Maastricht), WLD  unnəkəs (Maastricht), witte unne: eigen spellingsysteem  (witte unne) (Geleen), zilverlook: scharlotten*  zilverlöok (Lottum) [DC 13 (1945)]ajuin [Goossens 2b (1963)] || een ajuin [ZND B2 (1940sq)] || Een sjalot, een soort van kleine ui (sjalot, sjarlot, schaloeneke). [N 82 (1981)] || Hoe noemt u: de sjalot (allium ascalonicum - fam. liliaceae) [N 71 (1975)] || sjalot [ZND m], [ZND m], [ZND m] || sjalot, kleine uisoort || sjalotjesloof || sjalotten || sjalotten (pl) [Goossens 1b (1960)] I-7
sjees dubbelsjees: dø̜bǝlšēs (Limbricht  [(sjees getrokken door twee paarden)]  ), kapsjees: kapšiǝs (Ell), koetsje: kutskǝ (Berverlo, ... ), kutšǝkǝ (Guttecoven), køtskǝ (Hasselt, ... ), koetskarretje: kutskarkǝ (Velden), kutškɛrkǝ (Panningen), koetssjees: kui̯tsšēs (Tongeren), sjees: sǝjēs (Elen), šeǝs (Maasbracht, ... ), šii̯s (Waterloos), šis (Bocholt, ... ), šiǝs (Baarlo, ... ), šēs (Achel, ... ), šēǝs (Echt, ... ), šē̜s (Dieteren, ... ), šęi̯s (Bilzen, ... ), šęi̯š (Bingelrade), šęs (Margraten), šīs (Peer), šɛs (Leopoldsburg, ... ), šɛ̄s (Gennep, ... ), sjees (<fr.): schees (Montfort), sees (Ospel), shees (Brunssum), sjaes (Blerick), sjees (Amby, ... ), sjeis (Susteren), sjeès (Maastricht), sjiejəs (Heel), sjies (Blerick, ... ), sjieës (Ell), sjiës (Blerick, ... ), sjiëske (Reuver), sjīējəs (Reuver), sjīēs (As), sjĭĕs (Sevenum), sjéás (Pey), sjîes (Grathem, ... ), sjîês (Bree), (v.).  š‧ēs (Eys), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: deze lijst heb ik letterlijk, zoals invuller het genoteerd heeft overgenomen!  sjèès (Maastricht), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller noteert bij spellingssysteem: WBD-WLD, behalve je = dj.  sjīēs (Opglabbeek), Algemene opmerking v.d. invuller: in het Meerlos dialect bestaat geen uitgangs "n"!  sjees (Meerlo), Algemene opmerking: heb deze vragenlijst letterlijk overgenomen, dus zoals invuller het genoteerd heeft!  sjees (Nieuwenhagen), ps. omgespeld volgens Frings!  sjēs (Houthalen), ps. omgespeld volgens RND!  sjīs (Meeuwen), sjeesje: šiskǝ (Reuver), šiǝskǝ (Berverlo, ... ), šēi̯skǝ (Susteren), šēskǝ (Genk, ... ), šɛskǝ (Achel) een licht, hoog tweewielig rijtuig met een kap [sjees] [N 90 (1982)] || Licht en hoog tweewielig rijtuigje voor twee personen met een verstelbare kap. Er is geen aparte bok voor de koetsier. De sjees was voor rijke boeren vaak het voertuig waarmee ze onder meer naar de kerk of naar de stad gingen. De sjees is het bekendste tweewielige rijtuig, vandaar dat de benaming "sjees" ook wel vermeld werd als naam voor het tweewielig rijtuig in het algemeen. [N 17, 5; N 101, 1, 3, 4, 8, 15; N G, 51; L 1a-m; L 36, 70; S 18, 30; monogr] I-13, III-3-1