e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vals splitje confectiesplit: konfęksišplet (Doenrade), fantasiespleetje: fantazišpliǝtšǝ (Eijsden), faux slipje: foǝ slepkǝ (s-Gravenvoeren), faux split: fǭ šplet (Montzen), oversplitje: ø̜̄vǝrspletjǝ (Echt), pfusch split: fuš šplet (Herten), rimpseltje: rømpsǝlkǝ (Neeroeteren), sous-patte: sǝpat (Zolder), toe slipje: tow sløpkǝ (Lanaken), tȳw slepkǝ (Meeuwen), tǫw slepkǝ (Bilzen), toe splitsje: tǫw spletšǝ (Bilzen), toesplit: tuwšplet (Herten), tušplet (Herten), toesplitje: tu špletjǝ (Tegelen), tuw spletjǝ (Horst), vals plooitje: vals plǫjkǝ (Bilzen), vals slipje: vals slepkǝ (Bilzen), vals sløpkǝ (Zolder), vals splikje: valš šplekskǝ (Lutterade), vals splitje: vals splitje (Hopmaal, ... ), vals splītjǝ (As), vals špletjǝ (Reuver), valš spletjǝ (Born), vālš špletjǝ (Voerendaal), vęlš spletjǝ (Stein), valse inleg: valsǝ ejnlęx (Schulen), valse opening: valse opening (Eisden), valse schlitz: valšǝ šlets (Bleijerheide), valse splik: vašǝ šplēk (Geleen), valse split: valsǝ splet (Maastricht, ... ), valš šplet (Nieuwstadt), valšǝ splet (Meerssen), valšǝ šplet (Ransdaal) Vals plooitje onder aan de mouw van het colbert. [N 59, 131b] II-7
vals verstek vals verstek: vals ˲vǝrstē̜k (Stein), vals ˲vǝrstɛk (Ottersum), valš ˲vǝrštɛk (Posterholt), valse brüstung: valšǝ brystuŋ (Bleijerheide), verschoven verstek: vǝrsxǭvǝ vǝrstē̜k (Venlo) Hoekverbinding waarbij de uiteinden van de twee delen niet onder een hoek van 45¬∞ tegen elkaar staan of waarbij beide delen niet even breed zijn. Zie ook afb. 144. [N 54, 57b] II-12
valse glans blink: bleŋk (As, ... ), glans: gla.ns (Zolder), glans (Bilzen, ... ), glāns (s-Gravenvoeren), het blinken: ǝt blęŋkǝ (Bilzen), lust: lest (Schulen), persglans: pērsglans (Maastricht), pęrsglans (Echt), pɛrsglans (Reuver), spekglans: špękglans (Doenrade, ... ), vale schijn: vālǝ šīn (Geleen), valse glans: valsǝ glans (Herten, ... ), valšǝ glęns (Meerssen), valšǝ glęnž (Born), vālsǝ glāns (Eijsden), valse schijn: vęlšǝ šīn (Stein) Valse glans, door persen ontstaan. [N 59, 80b] II-7
valse muur onderhayerij: ondǝrhàjǝrę̄j (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Domaniale]), rotte dèye: rǫtǝ dę̄j (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), schraam: šroǝm (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Domaniale]), slechte dèye: slextǝ dę̄j (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), valse dèye: valse dèye (Zie mijnen  [(Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), valse muur: valsǝ mȳr (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), vuil packen: vul pakǝ (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Winterslag, Waterschei]), vuilig: vulex (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Domaniale]), vulix (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) Laag zeer zacht gesteente, bijvoorbeeld leisteen, die zich onder de koollaag bevindt. Een dergelijke laag is ongeschikt om er ondersteuningen op te plaatsen en moet daarom worden verwijderd. [monogr.; Vwo 55; Vwo 669; Vwo 710; Vwo 811] II-5
valse plooi frommel: fromǝl (Bocholt), frons: frons (Eigenbilzen), frūns (Opglabbeek), fronsel: fronjtjsǝl (Nieuwstadt), fronjšǝl (Doenrade), fronsǝl (Venlo, ... ), frōnsǝl (Neerpelt), frūnsǝl (Opglabbeek), kreuk: krø̄k (Maasmechelen), kronkel: kreŋkǝl (Bilzen), kroŋkǝl (Maastricht), kruŋkǝl (Opglabbeek), krøŋkǝl (Heerlen, ... ), krø̄nkǝl (Rothem), krø̄ŋkǝl (Herderen), rimpel: rømpǝl (Lutterade), scheve plooi: šēf plǫw (Bleijerheide), valse plooi: valse plooi (Tongeren), valsǝ ploa (Valkenburg), valsǝ ploj (Boorsem, ... ), valsǝ pluj (Jeuk), valsǝ pluǝj (Reuver), valsǝ plȳj (Opglabbeek), valsǝ plø̜j (Diepenbeek), valsǝ plūj (Achel, ... ), valsǝ plǫj (Meijel, ... ), valšǝ ploāj (Grevenbicht / Papenhoven), valšǝ ploǝ (Lutterade), valšǝ plwoj (Rothem), valšǝ plǫw (Schimmert), vālsǝ pluwǝj (Tessenderlo), vālsǝ pluǝj (Noorbeek), (mv)  valsǝ plūwǝ (Loksbergen) Valse plooi of vouw, die er niet hoort. [N 62, 48; MW] II-7
valsspeler aaszak: aaszak (Montfort, ... ), aoszak (Schimmert), bedrieger: bedrieger (Jeuk), brod: Bij bródde.  brót (Zolder), broddelaar: brøͅdəlēr (Jeuk), Breudeleers mogen niet meedoen.  brøͅdəlèər (Niel-bij-St.-Truiden), brodder: brodder (Paal, ... ), bródder (Zolder), Afl. sub brodden.  bröd`der (Zonhoven), Syn. brótsák.  bródder (Zolder), brodkont: Sub brót: (Bij bródde.) Syn. brótsert, brótkó.nt.  brótkó.nt (Zolder), brodserd: Sub brót: (Bij bródde.) Syn. brótsert, brótkó.nt.  brótsert (Zolder), brodzak: brodzak (Heusden, ... ), Ss. sub brodden.  bröt`zak (Zonhoven), Sub brodder: Ich speel ne mie"mi die"brodzak.  brodzak (Beverlo), Z. bródder.  brótsák (Zolder), foefelaar: Kort.  foeffele͂e͂r (Jeuk), foertelaar: foertelaar (Lommel), foetel: Niet pej. Ongunstiger syn. brót.  foetel (Zolder), foetelaar: `fū.tələr (Gemmenich), `fū.tɛlɛr (Gemmenich), `fū.tɛlɛ̄:r (Gemmenich), dë fōētëlêr (Tongeren), foe-tê-lèr (Widooie), foedeleer (Eksel), foet`laer (Bocholt, ... ), foetelaar (Haler, ... ), foetelaer (As, ... ), foetelair (Neer, ... ), foeteleejr (Heerlen), foeteleer (Amby, ... ), foeteleir (Eksel, ... ), foeteler (Gronsveld, ... ), foeteleër (Diepenbeek), foetelieer (Echt/Gebroek, ... ), foetelier (Gulpen, ... ), foetelieër (Herten (bij Roermond), ... ), foeteliër (Zolder), foetelleir (Vlodrop), foeteluer (Ittervoort), foetelèèr (Boorsem, ... ), foetelér (Alken), foetelêr (Riemst, ... ), foetteleër (Eygelshoven), foetëlèr (Hoeselt, ... ), fouëtelieër (Hasselt), foètelaer (Venlo), foételer (Gronsveld), foêtelèèr (Kanne), foêtelêr (Bilzen, ... ), fōēteler (Meerlo, ... ), fōētëlêr (Tongeren), fōētəlēr (Maastricht), fudəlɛ:r (Eksel), futelɛ̄r (Maasbree), futəlēr (Maastricht), futəlēͅr (As, ... ), futəlɛ̄r (Kesseleik), fūtəlēr (Maastricht, ... ), fūtəlēͅr (Amstenrade), fūtəleͅar (Eys), fūtəlijər (Heel), fūtəlīər (Susteren), fūtəlɛr (Gennep), fūtəlɛ̄r (Swalmen), fy(3)̄təlēͅr (Opglabbeek), fytəlɛ:r (Meeuwen), fóutelêr (Gors-Opleeuw), fôwtelaer (Maaseik), Afl. sub **foetelen.  foeteliër (Zonhoven), Afl. sub foefelen.  foefelaar (Niel-bij-St.-Truiden), Afl. sub foetele.  foeteliaer (Echt/Gebroek), Afl. sub foetelen.  foetelaar (Meeswijk, ... ), Afl. sub spieken.  fouëteliër (Hasselt), Bè Robert tùis ich nout ne mè, zoe ne foeteleer: Met Robert kaart ik nooit meer, zon grote foetelaar.  foeteleer (Kortessem), De fùlelê"r zjeneerde zich ni-j.  fùtelê"r (Beverlo), De v[r]. vorm: fûtelèèrster of fûtelheks of nog: fûtelkònt.  fûtelèèr (Bree), Sub brodder.  fùtelê"r (Beverlo), Sub foetele.  foetelaer (Weert), Sub foetelen.  foetelèèr (Uikhoven), fōēteliêr (Geistingen), Sub VALS.  foeteleer (Posterholt), Via t Wa.  futəle.r (Gingelom), Zie ook onder: Nuusjtat.  foetelaer (Sittard), foetelder: `fū.təldər (Gemmenich), foetelkloot: foētelkloeët (Venray), foetelkont: Lowis, zjë zit n foetelkont Louise, je speelt vals.  foetëlkont (Hoeselt), foetelkop: Afl. [sic] sub foetele.  foetelkop (Echt/Gebroek), foetelloets: foētelloets (Venray), foetelzak: foe:telzak (Meijel), fūtəlzak (Meijel, ... ), gemenerik: gemenerik (Schaesberg), haarzak: haarzak (Eigenbilzen, ... ), haorzak (Kaulille, ... ), hoarzak (Kerkhoven, ... ), hōͅrzak (As, ... ), haarzakker: hoorzakker (Loksbergen), heimelijke speler: heemeleke spiëler (Bilzen), heimelijke tokker: heemeleke toekker (Bilzen), lopetige, een ~: loepetige (Herten (bij Roermond)), luiszak: loeszak (Weert), loewszak (Achel), pfuschbroer (<du.): Mit deë - kaat iech nit mieë.  foesjbroor (Kerkrade), pfuscher (du.): fotser (Kanne), pfuschpie (<du.): fótspie (Kanne), poter: puuter (Beverlo), Sub brodder.  puuter (Beverlo), rotzak: rotzak (Waubach), sjoemelaar: sjoemelaer (Genk), trimeleur: [sic]  trimeleur (Lauw), troggelaar: troggelaar (Jeuk), tuisteraar: tùistereer (Sint-Truiden), vals (bn.): vals (Stal), valsaard: valsaard (Genk), valserik: valserik (Herten (bij Roermond), ... ), valsjerik (Sittard), valsərek (As), valsspeler: vaals spjèler (Veldwezelt), vals sjpieler (Heerlen), vals speler (Hoepertingen), vals speuler (Maastricht), vals spīəler (Bree), vals spjùller (Eigenbilzen), valsj sjpieler (Merkelbeek), valsj speler (Born), valsjə sjpiələr (Eys), valssjpeeler (Posterholt), valsspeuler (Maasbree), valsspieler (Eys), valsspiëler (Bilzen), valsspéeler (Vorsen), vālsj sjpōͅlər (Mheer), zak: zak (Venlo), zeurzak: zeurzak (Meeuwen) **Foetelaar, bedrieger (in het spel). || [Spel]: Valsspeler. || [Valsspeler] || [Valsspeler]. || Bedrieger (in t spel). [ZND m] || Bedrieger in het spel. || Bedrieger, iemand die oneerlijk speelt. || Bedrieger, valsch speler. || Bedrieger, valsspeler. || Bedrieger. || Bedrieger. [Valsspeler]. || Breudeleer: Oneerlijke speler. || Brodder [valsspeler]. || Brodder**, valsspeler. || Brodzak*, id. brodder** [valsspeler]. || de kaarten op een bepaalde manier schudden om vals te kunnen spelen [steken] [N 112 (2006)] || Foetelaar, knoeier. || Foetelaar. || Foetelaar: bedrieger. || Foetelzak: iemand die altijd vals speelt. || Fuutelder: = fuuteler [= fuutelär, Mogler, Falschspieler]. || Fuuteler: = fuutelär [Mogler, Falschspieler]. || Fuutelär: Mogler, Falschspieler. || Fuuteläär: = fuutelär [Mogler, Falschspieler]. || Gelijk aan foe:telkloeët, maar dan voor een vrouwelijk persoon. || iemand die altijd vals speelt [aarzak, haarzak, aaszak] [N 112 (2006)] || Iemand die altijd vals speelt [aarzak, haarzak, aaszak]. [N 88 (1982)] || Iemand die oneerlijk of vals speelt. || Man die oneerlijk speelt, vooral bij het kaarten. || Mannelijk persoon die geregeld oneerlijk tracht te spelen. || Oneerlijk speler. || Oneerlijke speler, sjoemelaar. || sub Oneerlijk spelen. || Valse, oneerlijke speelster. || Valsspeler, oneerlijke speler. || Valsspeler. || Vrouw die niet volgens de regels speelt bij spelletjes (vooral kaarten). III-3-2
valsteiger onderste stelling: onǝstǝ stęleŋ (Tessenderlo), oŋǝrstǝ stɛleŋ (Meeuwen), ǫnǝrstǝ stɛleŋ (Genk), onderstelling: ǫnǝrstɛleŋ (Meeuwen), platform: platfǫrǝm (Sint-Truiden), schriksteiger: sxrekstęjgǝr (Venlo), šrekstęjgǝr (Maastricht), šrekštęjgǝr (Beek, ... ), schutzsteiger: šutsštījǝr (Kerkrade), valsteiger: val[steiger] (Beek, ... ), valstelling: val[stelling] (Beek, ... ), vangsteiger: vaŋštīgǝr (Waubach), zekerheidssteiger: zexǝrhētsštījǝr (Bleijerheide) Noodvloer die onder de steigervloer moet liggen wanneer deze meer dan 4 m boven de begane grond komt. Wanneer men een nieuwe steigerverdieping heeft aangebracht, wordt de oude werkvloer doorgaans als valsteiger gebruikt. Zie voor de niet fonetisch gedocumenteerde vormen van de woorddelen '-(steiger)' en '-(stelling)' het lemma 'Steiger'. [N 32, 6; monogr.] II-9
van boven naar beneden kool delven afbouwen: afbouwen (Lanklaar  [(Eisden)]   [Domaniale]), afkolen: āfkǭlǝ (Buchten  [(Maurits)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), afwerken: āfwerkǝ (Heerlen  [(Emma)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), invallen: evalǝ (Chevremont  [(Julia)]   [Maurits]), invallend afbouwen: ̇envalǝnt āfbǫwǝ (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Laura, Julia]), met de hand werken: met dǝ haŋk werkǝ (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), van boven naar beneden werken: van bōvǝ na bǝnējǝ werkǝ (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]   [Emma]), van boven naar onden afbouwen: van boavǝ noa oŋǝ āfbǫwǝ (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Maurits]), van boven naar onden uitkolen: van boavǝ noa oŋǝ ūtkoalǝ (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Julia]), van boven naar onden werken: va bǭ.avǝ n ̇ǭ o.ŋǝ we.rǝkǝ (Eys  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Domaniale]), van boven naar onder afbouwen: van bǭvǝ nǭ øŋǝr āfbuwǝ (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Eisden]), van bovenaf kolen: va boǝvǝāf koǝlǝ (Waubach  [(Laura / Julia)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), van bōvǝāf [kolen] (Heerlerheide  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Maurits]), van bovenaf werken: va bǭvǝnāf werkǝ (Heerlen  [(Emma)]  , ... [Domaniale]  [Emma]  [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), van boavǝāf werkǝ (Brunssum  [(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]  , ... [Maurits]  [Emma, Hendrik, Wilhelmina]), van bǫwvǝāf werkǝ (Thorn  [(Maurits)]   [Maurits]), van bǭvǝāf werkǝ (Geleen  [(Maurits)]   [Emma]), van ovenaf werken: va oǝvǝnāf werkǝ (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Winterslag, Waterschei]) Doorgaans geeft men de voorkeur aan het werken van onder naar boven in een koollaag, omdat dan o.a. het scheppen van de kolen het gemakkelijkst is. Alleen wanneer men daardoor gunstiger ten opzichte van de splijtvlakken komt te zitten of wanneer de helling van de koollaag groter is dan 25 graden, zal men in dalende richting of van boven naar beneden werken (Driessen pag. 158). Dit gebeurt ook, volgens de informant van Q 113, als de laag zeer dik is. [N 95, 520] II-5
van bussel-wiek stroomlijnwieksysteem van bussel: stroomlijnwieksysteem van bussel (Leunen), systeem van bussel: systeem van bussel (Maxet), van bussel: van bussel (Susteren, ... ) Wiek die voorzien is van een stroomlijnbekleding volgens het systeem van Van Bussel. Daarbij zijn op de plaats van het voorhek enige kleine spanten aangebracht waarop een bekleding van plaatijzer of aluminium is bevestigd. Het systeem wordt gebruikt in combinatie met zeilen. [N O, 6d] II-3
van de duivel bezeten bezeten: bezaete (Baarlo, ... ), bezeeëte (Hoensbroek), bezēēte zin (Schimmert), beziète (Houthalen), bezééte (Posterholt), bezête zin (Tongeren), bəziejətə (Loksbergen), de duivel in zich hebben: de duuvel in zich höbbe (Grevenbicht/Papenhoven), door de duivel bezeten: door den duuvel bezaete (Ospel), dwèr den dievel bezète (Eigenbilzen), duivelbezeten: dievelbezète (As), in de duivel bezeten: in de duvel bezaette (Meijel), met de duivel bezeten: mit den duuvel bezaete (Echt/Gebroek), mit der duvel bezaete (Klimmen), mit der duvel bezaette (Eys), mit dr duuvel bezeëte (Waubach), mit dr düvvel bezeëte (Waubach), mèt dn duvel bezaete (Valkenburg), van de duivel bezeten: bezaete van duuvel (Geleen), bezeten van den duvel (Eksel), deë is van dr däuvel bezèse (Kerkrade), vaan den duvel bezete (Maastricht), vaan den duvel bezéte (Maastricht), vam de duuvel bezeejte (Jeuk), van `n duvel bezeëte (Hoensbroek), van d`n duuvel bezaete (Schinnen), van de di-jvel bezete (Bree), van de duuvel bezaete (Koningsbosch, ... ), van de duuvel bezete (Reuver), van de duuvel beziète (Schinnen), van de duuvel bezèite (Schinnen), van de duvel bezaite (Melick), van de duvel bezeëte (Mechelen-aan-de-Maas), van de duvel bezète (Neerbeek), van den dievel bezeiten (Opoeteren), van den dievel bezèète (Eigenbilzen), van den duevel bezjette (Heers), van den duuvel bezaete (Baarlo, ... ), van den duuvel bezeate (Lutterade), van den duuvel bezete (Meerssen), van den duuvel bezèeten (Neerpelt), van den duuvel bezète (Haler), van den duuvel bezèten (Sint-Huibrechts-Lille), van den duuvel bezêten (Achel), van den duvel bezete (Eisden, ... ), van den duvel bezeten (Lommel), van den duvel bezète (Tienray), van den duvel bezèten (Ophoven), van den duvel bezèète (Geistingen), van den dûvel bezete (Baarlo), van der duuvel bezāēëte (Nieuwenhagen), van der duuvel bezeete (Klimmen), van der duuvel bezeeëte (Epen), van der duuvel bezeëte (Voerendaal), van der duvel bezaese (Bocholtz), van dr duuvel bezeëte (Nieuwenhagen, ... ), van dr duvel bezeëte (Gulpen), van dr duvel bezète (Klimmen), van duvel bezèten (Zonhoven), van dér duuvel bezaete zieje (Terlinden), van dën dúvël bëzète (Hoeselt), van də dievəl bəzéétə zeen (Opglabbeek), van dər düüvəl bəzɛətə (Montzen), van terduuvel bezêete zin (Tongeren), vanne duuvel bezaete (Vlodrop), vanne duuvel bezete (Heel), vanne duuvel bezèète (Bocholt), vanne duvel bezaete (Ell), vannen duvel bezaete (Montfort, ... ), ven den duuvel bezaete (Siebengewald) Van de duivel bezeten [mit der duvel bezaese]. [N 96D (1989)] III-3-3