e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
varkensknecht baggenjong: baqǝjoŋ (Klimmen) Jonge knecht werkzaam onder de varkens. Zie voor de andere benamingen hiervoor het lemma ''jongste knecht, manusje van alles'' in wld I.6 (1.3.15). [N 19, Q 111 add.] I-12
varkenspest varkenspest: varkenspest (Altweert, ... ), vɛrkǝnspɛst (Zonhoven), vɛrkǝspɛs (Kerkrade, ... ), vɛrkǝspɛst (Heel), vɛ̄rkǝspɛst (Meijel) De klassieke varkenspest. Een zeer gevaarlijke en zeer besmettelijke ziekte die veoorzaakt wordt door een virus dat huid, organen en vooral de tonsillen aantast. [N 76, 56; N 76, 53] I-12
varkenspoot varkenspoot: dient als soepvlees  vɛ.rkəspoͅu̯t (Beverst, ... ), vɛ.rkəspūət (As, ... ), vɛ.rəkəsput (Diepenbeek, ... ), vɛ.rəkəsputj (Zonhoven), vɛ̄.rkəsput (Genk, ... ) het onderste gedeelte van de poot van een varken, te rekenen vanaf het spronggewicht [Goossens 1a (1955)] III-2-3
varkensrib karbonade: ¯n kerremonaot, zoe haaf gebroje Pas had ze häöre kraanke maan ¯n gebroje kerremonaot en e paar sjeermoule laote gebruke, of ¯r woort opins erreger  kerremonaot (Maastricht) runder of varkensrib III-2-3
varkensribje rib: rub (Amby, ... ), karbonade heeft geen been  rub (Roggel), ribje: rubkes (Heythuysen, ... ), rubkəs (Eys), røͅpkə (Voerendaal), varkenrib: varkenrip (Bergen), varkenribje: varkenripkes (Bergen), varkensrib: verkesrib (Gennep) gebraden varkensrib (karbonade) [DC 30 (1958)] III-2-3
varkensribjes platte rib: bij rund  plàtte rib (As), koe  plātte rib (Gruitrode), rund  plàtte rib (Opglabbeek), ribben: röbbə (Jabeek) lendestuk; Hoe noemt U: Lendestuk, ossehaas (ossehaas, harst, osseharst, runderharst, filet) [N 80 (1980)] III-2-3
varkenssnijder baggensnijder: bagǝsnii̯ǝr (Haler, ... ), bagǝsniǝr (Opoeteren), baqǝšnii̯ǝr (Noorbeek), castreerder: kastrērdǝr (Schimmert, ... ), castreur: kastrø̄r (Altweert, ... ), kastǝrø̄r (Linne, ... ), kurrenboeter: kørǝbytǝr (Sint-Truiden), varkenssnijder: vɛrkǝsni ̞.i̯ǝr (As, ... ), vɛrkǝsnái̯ǝr (Heesveld-Eik, ... ), vɛrkǝsnē̜.ǝr (Beverst), vɛrkǝssnii̯ǝr (Ell), vɛrkǝsšnii̯ǝr (Schinnen), vɛrǝkǝsnē̜.ǝr (Diepenbeek, ... ), vɛ̄rkǝsnę.i̯ǝr (Genk, ... ) Persoon die varkens castreert. Deed aanvankelijk de boer zelf of de biggenhandelaar dit castreren, later werd hiervoor de veearts ingeschakeld. [N 76, 45; JG 1a; monogr.] I-12
varkensstal, varkenshok koesjeskot: kuskǝskǫt (Berverlo), kooitje: kȳkǝ (Zolder), kweekstal: kwēkstal (Lommel), poggenschot: pogǝsxǫt (Heijen), stalletje: stɛlǝkǝ (Borgloon), stelling: štɛleŋ (Panningen), stellingen: štɛleŋǝ (Neer), varkelsstal: vɛrkǝlsštal (Buchten), varkensbox: vɛ.rǝkǝs˱bǫks (Tongeren), varkensgang: vɛrkǝs˲ga.ŋk (Venlo), varkenshok: vē̜ ̞rkǝshǫk (Meterik), vē̜ ̞rǝkǝshǫk (Leunen, ... ), vɛ.rkǝshau̯s (Tegelen), vɛ.rǝkǝshǫk (Borgloon, ... ), vɛrkǝshǫk (Blerick, ... ), vɛrǝkǝshǫk (Borgharen, ... ), vɛ̄ ̝rǝkǝshǫk (Afferden), vɛ̄.rǝkǝshǫk (Heugem, ... ), vɛ̄rǝkǝshǫk (Heijen, ... ), varkenshokken: vē̜ ̞rǝkǝshǫkǝ (Afferden, ... ), varkenshuis: vē̜ ̞rǝkǝshys (Afferden, ... ), vɛ.rkǝshau̯s (Mal), vɛ.rkǝshūs (Einighausen, ... ), vɛ.rǝkǝshūs (Kaulille, ... ), vɛrǝkǝshūs (Brunssum), vɛrǝkǝsø̜̄s (Leopoldsburg), vɛ̄.rǝkǝshūs (Maastricht), vɛ̄rǝkǝshys (Gennep, ... ), varkenshuisje: vē̜ ̞rǝkǝshyskǝ (Geysteren, ... ), varkenskooi: vē̜ ̞rkǝskyǝi̯ (Horst), vē̜ ̞rǝkǝskø̜̄i̯ (Blitterswijck, ... ), vē̜ ̞rǝkǝskø̜i̯ (Blitterswijck, ... ), vɛ.rkǝskūi̯ (Bocholt), vɛ.rǝkǝsky (Beringen, ... ), vɛ.rǝkǝskȳ (Boekt Heikant, ... ), vɛ.rǝkǝskȳǝ (Hechtel), vɛ.rǝkǝskø̄i̯ (Neerpelt, ... ), vɛ.rǝkǝskø̜i̯ (Paal), vɛ.rǝkǝskī (Peer), vɛ.rǝkǝskōi̯ (Neerpelt), vɛ.rǝkǝskūi̯ (Hamont, ... ), vɛrkǝskȳǝ(i̯) (Sevenum), vɛrkǝskōi̯ (Spaubeek), vɛrǝkǝskui̯ (Berverlo), vɛrǝkǝskyǝ (Helden, ... ), vɛrǝkǝskȳ (Houthalen, ... ), vɛrǝkǝskȳi̯ (Panningen), vɛrǝkǝskø̜i̯ (Arcen), vɛ̄ ̝rǝkǝskǫi̯ (Geysteren), vɛ̄.rǝkǝskȳi̯ (Hamont, ... ), vɛ̄.rǝkǝskø̜̄i̯ (Achel, ... ), vɛ̄rkǝskǫi̯ (Meijel), vɛ̄rǝkǝskǫi̯ (Gennep, ... ), varkenskooien: vǭrkǝskø̜i̯ǝ (Blitterswijck, ... ), vɛ ̝rkǝskȳǝi̯ǝ (Sevenum), vɛ.rkǝskø̄ ̞i̯ǝ (Lottum), vɛ.rkǝskūi̯ǝ (Bocholt), vɛrǝkǝskȳi̯ǝn (Hamont), vɛ̄rǝkǝskǫi̯ǝ (Middelaar), varkenskoois: vɛrkǝskȳǝs (Helden), varkenskot: vǭ.rkǝskǫt (Eigenbilzen), vɛ.rkǝskǫt (Aldeneik, ... ), vɛ.rǝkǝskō.t (Zolder), vɛ.rǝkǝskōǝt (Neerpelt), vɛ.rǝkǝskūt (Lummen), vɛ.rǝkǝskǫt (Beringen, ... ), vɛrkǝskǫt (Beverst, ... ), vɛrǝkǝsko ̝t (Donk), vɛrǝkǝskǫt (Berverlo, ... ), vɛrǝʔǝskǫt (Kwaadmechelen, ... ), vɛ̄rkǝskot (Lanklaar), vɛ̄rkǝskǫt (Gelieren Bret, ... ), varkenskotje: vɛ.rkǝskø̜tjǝ (Bocholt, ... ), vɛ.rkǝskø̜tšǝ (Stokkem), vɛ.rǝkǝskø̜tšǝ (Sint-Truiden), varkenskotter: vɛ.rǝkǝskū.tǝr (Lummen), vɛrǝkǝskǫtǝr (Meldert), vɛrǝʔǝskǫʔǝr (Kwaadmechelen), varkenskouw: vɛ.rkǝskǫu̯ (Tegelen), vɛ̄.rǝkǝskǫu (Eijsden, ... ), vɛ̄rǝkǝskǫu̯ (Gennep, ... ), varkensschop: vɛ.rkǝssxǫp (Blerick), vɛrkǝsšǫp (Spaubeek), vɛrǝkǝssxǫp (Boekt Heikant), vɛrǝkǝsšǫp (Ell, ... ), varkensschot: vē̜ ̞rǝkǝssxǭt (Lottum), vɛrkǝssxǫt (Blerick), vɛrkǝssxǭt (Grubbenvorst, ... ), vɛ̄ ̝rǝkǝssxǫt (Afferden), vɛ̄rǝkǝssxǫt (Gennep, ... ), varkensschuur: vɛ.rkǝsšø̄r (Tegelen), vɛrǝkǝsšø̄r (Heythuysen), varkensstal: va.rkǝs[stal] (Rijkhoven), varkensstal (Kelpen, ... ), vrɛ̄kǝs[stal] (Buggenum), vē ̞rkǝs[stal] (Sint Geertruid), vē̜ ̞.rkǝs[stal] (Eigenbilzen, ... ), vē̜ ̞.rǝkǝs[stal] (Mheer), vę.rkǝs[stal] (Diets-Heur), vę.rǝkǝs[stal] (s-Gravenvoeren, ... ), vɛ.rkǝs[stal] (Aldeneik, ... ), vɛ.rǝkǝs[stal] (Alken, ... ), vɛrkǝs[stal] (Amstenrade, ... ), vɛrǝkǝs[stal] (Amby, ... ), vɛrǝkǝštǝl (Teuven), vɛrǝʔǝs[stal] (Lommel, ... ), vɛ̄ ̝rǝkǝs[stal] (Aijen, ... ), vɛ̄.rkǝs[stal] (Rijckholt), vɛ̄.rǝkǝs[stal] (Achel, ... ), vɛ̄rkǝs[stal] (Gelieren Bret, ... ), vɛ̄rǝkǝs[stal] (Gennep), varkensstallen: vɛ.rkǝsstɛl (Eisden, ... ), vɛ.rǝkǝsstɛl (Vliermaal, ... ), vɛrkǝsstɛl (Aldeneik, ... ), vɛrkǝsštɛl (Amstenrade, ... ), vɛrǝkǝsštɛl (Margraten, ... ), vɛ̄rǝkǝsstɛl (Gennep, ... ), vɛ̄rǝkǝsštɛl (Gronsveld, ... ), varkenstalletje: vɛ.rǝkǝsstɛlǝkǝ (Opheers), vɛ.rǝkǝsst˙ɛlkǝ (Lanaken), vɛrǝkǝsštɛlkǝ (Klimmen), vɛrǝkǝsštɛlšǝ (Kerkrade), vetstal: vętstal (Lommel) De stal of het deel van de stal waarin zich de varkenshokken bevinden. Doorgaans wordt er geen onderscheid gemaakt in de aanduiding van de stal in de zin van het gebouw of deel daarvan en in die van het hok, de houten constructie waarin de varkens zich bevinden. De opgaven waarbij wèl is aangegeven dat zij betrekking hebben op het houten hok, staan achter in het lemma bijeen. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.3). Zie ook de plattegronden van de stallen in paragraaf 1.2. [N 5A, 60a en 60b; N 5, 105c; A 10, 9d en 9e; L 38, 27; S 39 en 50; monogr.] I-6
varkenston brijselkuip: bręi̯sǝlkūp (Neerharen), brijselskuip: brizǝlskūp (Geleen), brijseltijn: brisǝltin (Guttecoven), brijselton: brisǝlton (Obbicht), brisǝltōn (Montfort, ... ), brē̜i̯sǝlton (Rotem), brē̜sǝlton (Rosmeer), brijtselton: bręi̯tsǝlton (Mechelen), brītsǝlton (Neer), drankkuip: draŋkkø̜̄p (Zelem), draŋkkø̜i̯p (Rummen), drāŋkkyp (Gennep, ... ), drankton: draŋkton (Bocholt, ... ), draŋktun (Paal), drǭŋkton (Middelaar, ... ), drinkton: dreŋktǫn (Lummen), drinkvat: drɛ̄ŋkvat (Kwaadmechelen), kin: kin (Valkenburg), kuip: kø̜̄p (Beringen), schup: sxøp (Grathem), slobberbak: šlobǝrbak (Rumpen), tijn: tin (Maasmechelen), ton voor varkenseten: tǫn vør vęrkǝsē̜tǝn (Niel-Bij-Sint-Truiden), varkensbak: vɛrkǝsbak (Oud-Caberg), varkensketeltob: vęrkǝskīǝtǝltǫb (Opglabbeek), varkenskuip: verǝʔǝskøu̯p (Lommel), vē̜rkǝskǭp (Borgloon), vē̜rkǝskǭu̯p (Gelieren Bret), vęrkǝskõǝp (Wintershoven), vęrkǝskø̜̄p (Hoeselt), vęrkǝskāp (Sint-Truiden), vęrkǝskōp (Diepenbeek), vęrkǝskūp (Rothem), vęrkǝskǫǝp (Zepperen), vęrǝkǝskau̯p (Gelinden, ... ), vęrǝkǝskø̜̄p (Hasselt), vęrǝkǝskø̜p (Halen, ... ), vęrǝkǝskǭǝp (Wellen), vɛrkǝskȳp (Baexem, ... ), varkensmarmiet: vē̜rkǝsmarmē̜t (Kermt), varkenspan: vɛrkǝspan (Limbricht), varkenspot: vęrkǝspǫt (Oud-Waterschei), varkenstijn: vęrkǝstin (Neerbeek), vęrkǝstīn (Puth, ... ), vęrǝkǝstiŋ (Teuven), vęrǝkǝstīn (Klimmen), vɛrkǝnstiŋ (Eygelshoven), vɛrkǝstin (Buchten, ... ), vɛrkǝstiŋ (Noorbeek), vɛrkǝstiǝn (Welten), vɛrkǝstsiŋ (Bocholtz), vɛrǝkǝstiŋ (Mechelen), vɛrǝkǝstęi̯n (Oost-Maarland), varkenstob: vęrkǝstop (Maaseik), vɛrkǝstup (Baexem), vɛrkǝstǫb (Thorn), varkenston: vē̜rkǝston (Lanklaar), vē̜rǝkǝston (Val-Meer), vē̜rǝkǝstǫn (Zichen-Zussen-Bolder), vęrkǝston (Lanklaar, ... ), vęrkǝstun (Rotem), vęrkǝstūn (Opglabbeek), vęrkǝstǫn (Berverlo, ... ), vęrǝkǝstǫn (Romershoven), vɛrkǝnston (Haelen), vɛrkǝston (Baarlo, ... ), vɛrkǝstōn (Hoensbroek, ... ), vɛrǝkǝston (Eind, ... ), vɛ̄rkǝstōn (Meijel), vɛ̄rkǝstǫn (America), varkenstonnetje: vɛrkǝstønkǝ (Neer), voederkuip: vui̯ǝrkø̜̄p (Halen), voerbak: (mv)  vūrbɛk (Wanssum), voerschotel: vōršotǝl (Maasbracht), voertijn: vōrtęi̯n (Oost-Maarland), voerton: vōrton (Baarlo, ... ), zuipton: zø̜i̯ptun (Maasmechelen), zuurton: zōrton (Maxet) Ton om gekookt varkensvoer in te bewaren. Zie voor de benamingen van "varkensketel" het lemma ''varkensketel'' in wld I.6 (2.2.11). [N 18, 131; monogr.] I-12
varkenstrog bak: bak (Eind, ... ), brijzelbak: brisǝlbak (Holtum), krib: krep (Borgloon), krøp (Stokkem), meelbak: mēǝlbak (Mechelen), mē̜ ̞lbak (Ophoven), trog: trox (Beringen, ... ), troǝx (Beverst, ... ), tru ̞ǝx (Romershoven), truax (Heel), truo.x (Rotem), truu̯ǝx (Hoepertingen), truōx (Grathem), truǝx (Altweert, ... ), truǫx (Hoeselt, ... ), tru̯ax ('S-Herenelderen, ... ), tru̯ox (Tongeren), tru̯øx (Mopertingen, ... ), tru̯ø̜x (Riemst), tru̯ōx (Riksingen), tru̯ǫx (Eigenbilzen  [(mv tru̯ęx)]  , ... ), tru̯ǭx (Hoeselt), trø̄x (Hasselt), trō ̝x (Welkenraedt), trō(ǝ)x (Lanklaar, ... ), trō.x (Maastricht, ... ), trōi̯x (Kanne, ... ), trōux (Bilzen), trōx (Amby, ... ), trōǝx (Genoelselderen, ... ), trőx (Schulen), trő̄x (Spalbeek), trūx (Aldeneik, ... ), trūǝ.x (Genk), trūǝx (Eijsden, ... ), trūǫx (Tongeren  [(mv trȳǝx)]  ), trű̄(ǝ)x (Opglabbeek), trű̄x (Bree, ... ), trű̄ǝx (As, ... ), trǫ.x (Hamont), trǫax (Beek), trǫu̯x (Eupen, ... ), trǫu̯ǝx (Beverst, ... ), trǫx (Borlo  [(mv trø̜x)]  , ... ), trǫxt (Waasmont), trǭ.x (Guttecoven, ... ), trǭax (Kerkrade, ... ), trǭx (Amstenrade, ... ), trǭǝx (Boorsem, ... ), varkensbak: vɛr(ǝ)kǝs˱bak (Leunen), vɛrkǝns˱bak (Afferden), vɛrkǝs˱bak (Achel, ... ), vɛrǝkǝs˱bak (Berverlo, ... ), vɛ̄rkǝs˱bak (Oirlo, ... ), vɛ̄rǝkǝs˱bak (Blitterswijck, ... ), varkenskrib: vɛrkǝskrøp (Stokkem), varkenstrog: vęrkǝstrõǝx (Borgloon), vęrkǝstrǫx (Wellen), vęrǝkǝstru̯ǫx (Val-Meer), vǝrkǝstrǭx (Bingelrade, ... ), vɛ.rǝkǝstrō ̝x (Lanaken), vɛrkǝnstrǫx (Heppen), vɛrkǝstrox (Achel), vɛrkǝstru̯øx (Rosmeer), vɛrkǝstru̯ǫx (Grote-Spouwen), vɛrkǝstrōx (Berverlo, ... ), vɛrkǝstrōǝx (Heythuysen), vɛrkǝstrūx (Maaseik), vɛrkǝstrūǝx (Genk), vɛrkǝstrű̄x (Bree), vɛrǝkǝnstrōx (Weert), vɛrǝkǝstrō.x (Maastricht), vɛrǝkǝstrōx (Diepenbeek), vɛrǝkǝstrūi̯x (Oost-Maarland), vɛrǝkǝstrǫx (Berverlo, ... ), vɛrǝkǝstrǭx (Berg / Terblijt, ... ), vɛrǝʔǝstrǫx (Kwaadmechelen), vɛ̄.rǝkǝstrōu̯.x (Heugem), vɛ̄rkǝstrōx (Laar), vɛ̄rǝkǝstru̯øx (Zichen-Zussen-Bolder), voederbak: voi̯ǝrbak (Lommel), voerbak: vurbak (Achel, ... ), vōrbak (America, ... ), voertrog: vurtrǫx (Geysteren), vōrtrōǝx (Neer) De vaste voerbak in een varkenshok voor het vloeibare voedsel. [N 5A, 60d; A 4, 4d; L 8, 19; L 20, 4d] || De vaste voerbak in een varkenshok voor het vloeibare voedsel. Het lemma ''varkenstrog'' is behandeld in wld I.6 (2.4.3). Hier worden enkele aanvullende gegevens vermeld. [N 18, 31; monogr.] I-12, I-6