e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vak van hinkelperk hemel: iemel (Sint-Truiden), Vgl. Du. Himmel und Hölle (hinkelspel).  (h)ej.mel (Hasselt), hinkelkotje: hinkelko(e)tje (Venlo), hinkelkotje (Venlo), kotje: kotje (Venlo), Bijv. hinkelkoetje hinkelbaan.  koetje (Venlo) 2. Vak van hinkelbaan. || Hemel: 4. Halve cirkel aan het uiteinde van de hinkelbaan, waarin de hinkelaar(ster) zich op één been springend moest omdraaien. || hinkelspel || Met strepen aangegeven ruimte voor het spelen van straatspelletjes. || Voor kinderspel. III-3-2
vakbond bond: bo.nt (Eys  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]  , ... [Maurits]  [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), bond (Bleijerheide  [(Domaniale)]  , ... [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Willem-Sophia]  [Laura, Julia]  [Julia]  [Domaniale]  [Domaniale]), bonjtj (Brunssum  [(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]  , ... [Maurits]  [Maurits]  [Emma, Hendrik, Wilhelmina]  [Maurits]  [Maurits]  [Maurits]), bont (Heerlerheide  [(Oranje-Nassau I-IV)]  , ... [Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]  [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Wilhelmina]), bõ̜nt (Hamont  [(Eisden)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), bǫnjtj (Geleen  [(Maurits)]   [Eisden]), christelijke verband: kreslijǝ vǝrbaŋk (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Domaniale]), katholieke bond: katǝlikǝ bont (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Domaniale]), katholieke club: katǝlikǝ klup (Nieuwenhagen  [(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), mijnwerkersbond: mijnwerkersbond (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Eisden]), rode bond: rujǝ bont (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Laura, Julia]), rode verband: ruǝ vǝrbaŋk (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), syndicaat: sendekāwt (Zonhoven  [(Zwartberg)]   [Domaniale]), sendikāt (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]  , ... [Eisden, Zwartberg]  [Winterslag, Waterschei]  [Zwartberg, Waterschei]), sendǝkāt (As  [(Zwartberg / Waterschei)]   [Zolder]), sendǝk˙āt (Zolder  [(Zolder)]   [Zwartberg]), verband: vǝrba.nt (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Domaniale]), vǝrbaŋk (Bleijerheide  [(Domaniale)]  , ... [Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]  [Domaniale]) Vereniging van werknemers. Men kende een katholieke en een socialistische vakbond. [N 95, 982; N 95, 982 add.] II-5
vakman meester: męjstǝr (Posterholt), stielman: stīlman (Bilzen, ... ), vakman: faxman (Bleijerheide), vakman (Geulle, ... ) Timmerman of meubelmaker die degelijk werk aflevert. [N 55, 168a-b; N 55, 197] II-12
vakvulling bezetsel: bǝzɛtsǝl (Ell), geplekt: gǝplɛk (Nederstraat), metselwerk: mętsǝlwęrǝk (Montfort), mɛtsǝlwęrǝk (Mesch), metswerk: mɛtswɛrǝk (Sint-Truiden), plekkerij: plɛkǝraj (Meldert), vakvulling: vakvulling (Heerlen), vulling: vø̜leŋ (Weert), vulsel: vølsǝl (Borlo, ... ), vø̜lsǝl (Stokkem) De vulling van vlechtwerk en leem of van metselstenen die in het open vak, gevormd door de horizontale en verticale balken, wordt aangebracht. In Q 121c werden de vakken met 'een halve steen' ('ęnǝ hǫavǝ štē'), dus met halfsteens metselwerk, opgevuld. [N 4A, 53d; N 31, 45c; monogr.] II-9
vakwerkbouw huis op gebonten: høš˱ op gǝbōndǝ (Meijel), lemen huizer: lęjmǝ hyzǝr (Meeuwen), pleisterwerk: plestǝrwęrǝk (Epen), plīstǝrwęrǝk (Gronsveld, ... ), richelwerk: rexǝlwęrǝk (Kerkrade), rijgwerk: rɛjxwɛrǝk (Kermt), rijwerk: ri.węrǝk (Heerlen), rijwęrǝk (Klimmen, ... ), rējwęrǝk (Eys, ... ), rīwęrǝk (Einighausen, ... ), spiegelwerk: špēgǝlwęrǝk (Ulestraten), tuinwerk: tȳnwęrǝk (Neeritter  [(tot ongeveer 1890: tegenwoordig verdwenen)]  ), tȳnwɛrǝk (Grathem), vakbouw: vak˱bu.w (Margraten), vakbouwwerk: vakbouwwerk (Heerlen), vakwerk: vakwē̜rǝk (Boekt Heikant), vakwęrǝk (Epen, ... ), vakwɛrǝk (Neeritter), vakwerkbouw: vakwęrǝk˱bow (Waubach), vakwerkhuizer: vakwęrǝkhȳzǝr (Venlo), vitswerk: vetswɛrǝk (Beringen, ... ), vlechtwerk: vlɛxtwɛrǝk (Bree), vlɛxwęrǝk (Hoensbroek, ... ) Bouwwijze die zich kenmerkt door het feit dat het muurwerk ervan is samengesteld uit een geraamte van staande, liggende en soms ook diagonaal lopende houten balken. Zie ook afb. 46. Bij de vakwerkbouw ging men als volgt te werk. Rechtop in de grond plaatste men ruw behakte, houten balken langs de hele omtrek van het te bouwen huis. Daar tussenin spande men regels, horizontaal lopende balken. Tussen deze regels werd een vlechtwerk van latten en twijgen bevestigd. Hierover smeerde men vervolgens een laag leem waardoor koemest, strohaksel en in een aantal plaatsen ook varkens- of mensenhaar was gemengd. Nadat deze eerste leemlaag was gedroogd, werd meestal nog een tweede laag aangebracht, die glad werd afgewerkt. Wanneer ook deze laag droog was, werd het geheel met kalk gewit. In plaats van een vlechtwerk werd ook wel metselwerk tussen de balken aangebracht. De balken werden in een aantal plaatsen zwart geverfd. In Q 208 noemde men dit: 'zwarten' ('šw'tsǝ'). Het onderste gedeelte van de muren, in Q 121 'sokkel' ('zǫkǝl') genoemd, werd met teer zwart gemaakt. Sommige invullers (bijvoorbeeld uit Q 20 en Q 113) vermelden ook het gebruik van een natuur- of bakstenen fundament waarop het raamwerk werd geplaatst. In Q 20 werd zo'n gemetselde fundering met de term 'gezwel' ('gǝšw'l', mv. 'gǝšw'ldǝr') en in Q 196 en Q 196a met 'gescheut' ('gǝšø̄j') aangeduid. Volgens Lochtman (pag. 28) was het nadeel van dit soort behuizingen dat er zich vaak wandluizen in de leem nestelden. In Q 121 werden dergelijke huizen dan ook geringschattend 'wantsenboeden' ('wantsǝbūdǝ') genoemd. [N 31, 45a; N 4A, 52f; monogr.; Vld] II-9
valbuis valpijp: valpīf (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Emma, Hendrik, Wilhelmina]) Stortkoker voor opvulmateriaal in hoofdschachten en tussenschachten. [monogr.] II-5
valdeur aan duiventil dreng: dreng (Bocholtz, ... ), b) Latjes ter afsluiting van een duiventil (Jaspar).  dreng (Maastricht), kijker: kèèker (Sint-Truiden), klep: klep (Vlodrop), schuif: Opm. v.d. invuller: deze benaming, al naargelang de uitvoering!  de sjuef (Doenrade), sluitklep: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook bijlagevellen met (eventuele) aanvullingen en diverse toelichtingen.  én sluutklep (Wanssum), spoetnik: de spoednik (Sint-Pieter), sjpoetnik (Geleen, ... ), spoet-nik (Sevenum), spoetnik (Eisden, ... ), spŏĕtnik (As), sputnek (Meijel), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.  de spoetnik (Bilzen), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook aantekening van de invuller, op de laatste pagina!  spoetnik (Grathem, ... ), val: val (Hoeselt), De duif zit op de val en wilt niet ingaan.  vḁl (Niel-bij-St.-Truiden), valgaten: val gaate (Venray), velgaate (Weert), ps. letterlijk overgenomen, zoals invuller het genoteerd heeft!  valgaat’ə (Beesel), valklep: Algemene opmerking: deze vragenlijst is heel slecht ingevuld!  valklep (Maasbree), vallokken: Opm. v.d. invuller: deze benaming, al naargelang de uitvoering!  de valloaker (Doenrade), vangkist: vangkist (Meijel) 2. Traliedeurtje aan een duivenslag. || [1]. Ingang van een duiventil. || a) Duivenval, deurtje in een duiventil. || Gebogen draden waardoor de duiven het hok wel binnen kunnen komen maar er niet meer uit kunnen. || Hoe heet de inrichting waardoor de duiven wel het hok binnen kunnen maar niet eruit, of omgekeerd? [N 93 (1983)] || Klapdeurtje van een duiventil. || Klapspijltjes in een duiventil. || Val: 2. Duivetil. || Valdeur van duiventil, niet uitspringend. III-3-2
valencienneskant valenciennes: falõ̜šɛn (Tessenderlo), falǝnšɛn (Tessenderlo), falǝšɛn (Tessenderlo), valenciennes (Bocholt, ... ), valencienneskant: valɛnsięnkānt (Ottersum) Katoenen of linnen kant in tulebinding. Bobbinetgoed (Bonthond s.v. ø̄Valenciennekantø̄). [N 62, 81b] II-7
valeriaan donderbloem: ook: valeriaan en dònderpoes  dònderbloom (Echt/Gebroek), donderpoes: ook: valeriaan en dònderbloom  dònderpoes (Echt/Gebroek), hommelbloem: -  hòmmelbloom (Echt/Gebroek), valeriaan: baldriaan (Lutterade), bal’driejaan (Bleijerheide, ... ), faldriaan (Tungelroy), valdriaan (Swalmen), valeriaan (Wijlre), -  valeriaan (Tungelroy), [Valeriana off.]  vàllëriàan (Tongeren), eigen spellingsysteem  valeriaan (Maasbree), geen aparte naam  valeriaan (Berg-en-Terblijt), idiosyncr.  baldrian (Sittard), faldriaan (Thorn), idiosyncr. meen me te herinneren dat men sprak van -  baldríaan (Blerick), ook: dònderpoes en dònderbloom  valeriaan (Echt/Gebroek), Veldeke  faldriaan (Waubach), faleriaan (Echt/Gebroek), WLD  faldriaan (Beesel, ... ), faleeriaan (Brunssum), valeriaan (Montfort), valleriaan (Thorn), vàlləriejaon (Maastricht), WLD alg. ben.  Valeriaan (Meijel), valeriaankruid: valeriaan-kroet (Schimmert), zenenkruid: (bruin?) zenekraad  zenekraad (Jeuk), zenuwgoed: WLD  zenuwgood (Stein) valeriaan [DC 60a (1985)] || Valeriaan (valeriana officinalis 50 tot 120 cm groot. De stengels zijn alleen bovenaan vertakt; de bladeren zijn groot en tegenoverstaand, ze zijn samengesteld of diep ingesneden. De bloemen zijn tweeslachtig en roze van kleur. De plant is sterk geurend [N 92 (1982)] III-4-3
valgat valgat: [Vgl. Van Dale: valgat, 1. (gew.) opening in het bovenste van een duiventil, waarlangs de duiven binnenvallen.]  valgāat (Swalmen) Hoe heet de aanbouw van gaas, geknoopt gaas of traliewerk? (zie tekening 4) [N 93 (1983)] III-3-2