e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
varkens houden houden: høi̯ǝ (Nieuwenhagen), kurren houden: kørǝ hān (Heiselt, ... ), varken trekken: vɛrkǝ trɛkǝ (Kerkrade), varken(s) houden: vē̜ǝrkǝs hōtǝ (Nieuwenhagen), vɛrkǝ hǫu̯ǝ (Opoeteren), vɛrkǝs hāi̯ǝ (Houthalen), vɛrkǝs hōu̯tǝ (Doenrade), vɛrkǝs hǫu̯tǝ (Holtum), vɛrkǝs hǭi̯ǝ (Baarlo, ... ), vɛrǝkǝ hǫtǝ (Epen), vɛrǝkǝs hau̯ǝ (Boorsem), vɛrǝkǝs hǭtǝ (Voerendaal), vɛrǝkǝs hǭu̯ǝ (Noorbeek) Het houden van varkens, in het algemeen gezegd. [N 76, 37a] I-12
varkens mesten masten: gǝmāst (Vijlen), ma.stǝ (Beverst, ... ), ma.sǝn (Hoeselt), ma.štǝ (s-Herenelderen), masten (Dilsen, ... ), mastǝ (Altweert, ... ), mastǝn (Gruitrode, ... ), māstǝ (Epen, ... ), mesten: mesten (Linne), mēstǝ (Heel, ... ), mē̜stǝ (Castenray, ... ), męi̯stǝn (Stevensvennen), męstǝn (Eksel), mɛstǝ (Lutterade, ... ), opzetten: opzetten (Beringen, ... ), upsętǝ (Lommel), upzɛtǝ (Tessenderlo), vetmaken: vetmaken (Membruggen, ... ), vetmākǝ (Echt), vetmākǝn (Overpelt), vętmā.kǝ (Beek, ... ), vętmā.kǝn (Kleine-Brogel), vętmākǝ (Godschei, ... ), vętmākǝn (Hamont), vętmǭ ̞ʔǝn (Lommel), vętmǭ.kǝ (Alken, ... ), vętmǭkǝ (Buvingen, ... ), vɛtmākǝ (Opglabbeek), vɛtmākǝn (Achel, ... ), vɛtmǭkǝ (Schalkhoven), vetmasten: vɛtmastǝ (Nieuwenhagen), vɛtmastǝn (Bocholt), vetmesten: vetmesten (Oostham), vętmęstǝ (Zelem), vɛtmestǝn (Sint Huibrechts Lille), vɛtmøǝstǝ (Houthalen), vɛtmɛstǝ (Kerkrade, ... ), vetten: ve ̞tǝ (Nerem, ... ), vetten (Berverlo, ... ), vę.tǝn (Vliermaalroot), vętǝ (Aalst, ... ), vętṇ (Diepenbeek, ... ), vęʔǝ (Kwaadmechelen), vɛtǝ (Heiselt, ... ), vɛtǝn (Achel, ... ), vetvoeren: vętfui̯rǝ (Halen), vętfōrǝ (Bree) Het vetmesten van varkens totdat ze geschikt zijn voor export of slacht. [N 76, 37c; JG 1b, 1c, 2c; monogr.] I-12
varkensblaas blaas: blǭs (Castenray, ... ), varkensblaas: vē̜rkǝsblōs (Genk), vē̜rkǝsblǭs (Arcen, ... ), vɛ.rǝkǝsblǭs (Hasselt), vɛrkǝnsbloǝs (Kerkrade), vɛrkǝsbluǫs (Tongeren), vɛrkǝsblu̯oi̯s (Hoeselt), vɛrkǝsblǭs (Bree, ... ), vɛrǝkǝsblǭs (Sint-Truiden) In dit lemma zijn alleen monografische gegevens verwerkt. Zie ook het lemma ''blaas van een geslacht varken'' in wld II.1 (huisslachter, bakker), blz. 41. [huisslachter, bakker] I-12
varkensfeest karbonadevisite: kɛrmǝnājvezit (Blitterswijck, ... ), kripjeskermis: krɛpkǝskørmǝs (Diepenbeek), penskermis: pɛnskørmǝs (Diepenbeek), poetesekermis: pū.tǝsǝki.rǝmǝs (Sint-Martens-Voeren, ... ), slachtfeest: šlaxtfēs (Roermond), soepdag: sopdāx (Tungelroy), tripsoep: trepsop (Noorbeek), varkensfeest: vɛrkǝsfīst (Tungelroy), vetpot: vetpot (Weert), worstkermis: wǭskørmǝs (Diepenbeek) Een feestje dat de eigenaar van het geslachte varken aan buren en/of vrienden geeft nadat het varken verwerkt is. Het werd wel eens een smulpartij die men begon met bloedworstsoep. Ook de kaantjes en de karbonade hoorden er soms bij. [N 28, 4; N 28, add.; monogr.] II-1
varkensfeest houden een borrel drinken: ǝn bǫrǝl drēŋkǝ (Maasmechelen), een borrel vanaf kunnen: (men zegt) do kan nǝ borǝl vanǭf (Oud-Waterschei), een drop geven: ęjnǝ trop gē̜vǝ (Tongeren), een drupje drinken: ǝn drø̜pkǝ dreŋkǝn (Hoensbroek), een flabbie geven: nǝ flabi gɛ̄vǝ (Bilzen), een halve geven: nǝn hāvǝ gɛ̄vǝ (Bilzen), een hele geven: nǝn hęjlǝ gɛ̄vǝ (Bilzen), op de dode drinken: ǫp dǝn dūjǝ dreŋkǝ (Blerick), op het varken zuipen: op ɛt verkǝ zufǝ (Kerkrade), op penskermis komen: ǫp pɛnskørǝmǝs kōmǝ (Helchteren), ophelpen: obhɛlpǝn (Diepenbeek) Het houden van een feest bij gelegenheid van het slachten van een varken. In dit lemma zijn ook woordtypen opgenomen die aanduiden dat er een borrel werd gedronken. [N 28, 4] II-1
varkensgras kroepgras: Veldeke varkensgras  kroehpgraas (Waubach), varkensgras: vêrkesgraâs (Altweert, ... ), varkensmier: vé.rkesmie.r (Gennep, ... ), weegtraan: polygonium aviculare; ook wel: knoop- of kreupelgras  waeg’traon (Tegelen) varkensgras [N 92 (1982)] III-4-3
varkenshaar dons: dons (Neerpelt), haar: huǝr (Zepperen), hu̯ōr (Riksingen), hø̜̄r (Leunen), hōr (Horst), hǫǝr (Neerpelt, ... ), hǭr (Ell, ... ), h˙ǭr (Boekend), ōr (Sint-Truiden), haren (mv.): hōǝrǝ (Nuth), hǫɛrǝn (Kotem), hǭrǝ (Borgloon, ... ), hǭrǝn (Maastricht), hǭǝrǝ (Grazen), pensharen (mv.): pɛnshǫr(ǝ)n (Maasmechelen), varkenshaar: varkǝshuǝr (Mal), vē̜rǝkǝshǭwǝr (Wellen), vęrkǝshōr (Waasmont), vęrkǝshǭr (Neerharen), vɛrkǝshōǝr (Beringen), vɛrkǝshǭr (Buchten, ... ), vɛrǝkǝshowǝr (Neerpelt), vɛrǝkǝshōǝr (Lummen), vɛrǝkǝshǭr (Mechelen), vɛrǝʔǝshowǝr (Lommel), vɛ̄rkǝshǭr (Riemst), varkensharen (mv.): vɛrkǝshǭrǝ (Berg / Terblijt), winterhaar: wentǝrhǭr (Sint-Truiden) De haargroei op het varkenslijf. [N 28, 31; monogr.] I-12
varkenshort, varkensbak hort: hort (Wanssum), hurt (Hoensbroek), hø̜̄rt (Haelen), hōrt (Herkenbosch, ... ), hōt (Grathem, ... ), hōu̯ǝrt (Lommel), hǭrt (Horn, ... ), (mv. hoʔǝr)  hot (Kwaadmechelen), krat: krat (Munstergeleen, ... ), kratbalken: kratbalken (Eisden), poggenhort: pǫgǝhort (Middelaar), varkensbak: vē̜rkǝs˱bak (Kermt, ... ), (mv. vɛrkǝs˱bɛk)  vɛrkǝs˱bak (Klimmen, ... ), varkenshekken: vęrkǝshɛkǝ (Haler, ... ), varkenshort: vē̜rkǝshort (Milsbeek, ... ), vęrkǝshort (Leunen), vęrkǝshōrt (Haler, ... ), varkenskist: vɛrkǝskes (Hoensbroek), varkenskrat: vɛrkǝskrat (Geleen), varkensrug: vęrǝkǝsrø̜q (Panningen) Hek of kist gebruikt voor het vervoer van varkens. Onder A. staan de woordtypes die betrekking hebben op een gewelfd hek dat uit drie gebogen plankjes bestond (voor, midden en achter) die met een tiental latten verbonden werden. Dit hek werd over de wagen gelegd om te voorkomen dat de varkens uit de kar zouden springen. Onder B. staan de woordtypes die betrekking hebben op een planken kist waarin de varkens gezet werden en die op de kar geplaatst werd. Op de kaart wordt een zaakgrens zichtbaar die door het midden van Nederlands Limburg loopt. Uit het feit dat deze vraag in de vragenlijst slechts sporadisch werd ingevuld, kan geconcludeerd worden dat dit voorwerp waarschijnlijk niet of nauwelijks nog in gebruik was. Het ontbreken van materiaal voor Belgisch Limburg kan erop wijzen dat het voorwerp daar ofwel al langer verdwenen is, ofwel nooit in gebruik is geweest. [N 17, 37b + 72d + 73; A 26, 3a] I-13
varkenshouder varkensboer: vɛrkǝsbōr (Opglabbeek, ... ), vɛrkǝsbūr (Stokkem), varkenshouder: vɛrkǝshǫu̯tǝr (Echt), varkenskweker: vɛrkǝskwēkǝr (Opglabbeek) Persoon die beroepsmatig varkens houdt. [N 76, 37a; N 76, 37b] I-12
varkensketel aacht: ǭt (Blitterswijck, ... ), broeiketel: br˙ø̄kēa.tǝl (Sint-Martens-Voeren, ... ), fornuisketel: fǝrnē̜ ̞.s (Beverst), fǝrnē̜ ̞.skī.ǝtǝl (Munsterbilzen), fǫrnē̜ ̞.skętǝl (Diepenbeek), koeketel: kui̯kētǝl (Beringen), kuki̯ɛtǝl (Guigoven), kukētǝl (Peer), kǫu̯kē.tǝl (Houthalen), kǫu̯kētǝl (Peer), kǫu̯kɛtǝl (Diepenbeek), machinesketel: mašinskētǝl (Oirsbeek), marmiet: marmet (Godschei, ... ), mǝrmet (Sint-Truiden), sopketel: sopkętǝl (Beringe), stoomketel: stōǝmkētǝl (Hamont), varkensketel: varǝkǝnskētǝl (Beringen, ... ), varǝkǝskētǝl (Herstappe, ... ), vē̜ ̞rǝkǝskī.ǝtǝl (Genk, ... ), vę.rǝkǝskiǝ.tǝl (s-Gravenvoeren), vęrǝkǝskęatǝl (Eys  [(het varkensvoer werd ook wel in een aparte voerbak klaargemaakt)]  ), vɛrǝkǝnsketǝl (Kaulille), vɛrǝkǝnski̯ɛtǝl (Val-Meer), vɛrǝkǝnskēi̯ǝtǝl (Zonhoven), vɛrǝkǝnskētǝl (Bocholt, ... ), vɛrǝkǝsketǝl (Beverst, ... ), vɛrǝkǝskitǝl (Bocholt, ... ), vɛrǝkǝskiǝtǝl (Opitter), vɛrǝkǝski̯ɛtǝl (Eigenbilzen, ... ), vɛrǝkǝskē.tǝl (Zonhoven), vɛrǝkǝskētǝl (Achel, ... ), vɛrǝkǝskē̜ ̞tǝl (Klimmen, ... ), vɛrǝkǝskē̜ ̞ǝtǝl (Ingber  [(ook voor waswater)]  ), vɛrǝkǝskī.ǝtǝl (As, ... ), vɛrǝkǝskīǝtǝl (Bocholt, ... ), vɛrǝkǝskɛtǝl (Beverst, ... ), vɛrǝkǝskɛ̄tǝl (Lanaken), vɛ̄rǝkǝskē̜tǝl (Hamont), varkensmarmiet: varǝkǝnsmarmet (Nieuwerkerken), vɛrǝkǝsmǝrmet (Alsemberg, ... ), varkensmoor: varǝkǝnsmur (Linkhout), varǝkǝnsmōr (Oostrum), varǝkǝsmōr (Bilzen), vɛrǝkǝrsmōr (Millen), vɛrǝkǝsmur (Bocholt, ... ), vɛrǝkǝsmōr (Borgharen, ... ), vɛrǝkǝsmōǝr (Wanssum), vɛrǝkǝsmūr (Velden), vɛrǝkǝsmǭr (Putbroek, ... ), varkenspot: varǝkǝnspǫt (Alken), vɛrǝkǝspǫt (Herk-de-Stad, ... ), zoopketel: zø̜i̯pkētǝl (Stokkem) De ketel waarin het varkensvoer gekookt en gemengd wordt. Soms is het dezelfde ketel als die waarin het voer voor de koeien bereid wordt. Zie verder het lemma "veevoerkookketel" (2.2.10). [JG 1a; L 36, 96c; monogr.; add. uit A 13, 19c] I-6