26252 |
vangplank |
praamband:
prāmbant (L289p Weert),
prāmbantj (L292a Maxet),
vang:
vaŋ (Q112p Voerendaal, ...
L289p Weert)
|
Houten of metalen band om het vangwiel waarmee de molen tot stilstand kan worden gebracht. De houten vangplank is doorgaans aan de binnenzijde voorzien van zaagsneden en aan de buitenkant versterkt met een of twee metalen strippen. Zie afb. 50.1 [N O, 12b]
II-3
|
34088 |
vangplooi |
braai:
broi̯ (P218p Borlo),
flank:
flaŋk (Q002p Hasselt, ...
P051p Lummen,
P058p Stevoort,
P044p Zelem),
lap:
lap (P188p Hoepertingen),
lies:
lis (Q002p Hasselt, ...
L270p Tegelen),
lēs (L317p Bocholt),
līs (Q002p Hasselt),
(mv)
līzǝ (L312p Neerpelt),
los vel:
lǫs vęl (L360p Bree, ...
P051p Lummen),
melkspiegel:
mølkspęi̯gǝl (P046p Linkhout),
mølǝkspīgǝl (P051p Lummen),
mē̜lkšpēgǝl (Q113a Welten),
męlkspigǝl (Q078p Wellen),
męlǝkspigǝl (P049p Donk),
mɛlkspigǝl (L282p Achel),
mɛlkspēgǝl (L318b Tungelroy),
mɛlkšpīgǝl (Q197p Noorbeek),
mɛlǝkspigǝl (L422p Lanklaar),
plooi:
plūi̯ (L372p Maaseik),
spiegel:
spigǝl (P048p Halen),
spēgǝl (L321p Neeritter),
spīgǝl (Q096a Borgharen, ...
Q180p Mal,
P176p Sint-Truiden),
tes:
tęs (P107a Rummen),
uierspiegel:
ø̜i̯ǝrspigǝl (L312p Neerpelt),
vang:
vaŋ (L295p Baarlo, ...
K358p Beringen,
L269p Blerick,
Q211p Bocholtz,
Q018p Geulle,
L326p Grathem,
Q193p Gronsveld,
Q112a Heerlerheide,
P050p Herk-de-Stad,
P055p Kermt,
L377p Maasbracht,
L372p Maaseik,
L383p Melick,
L159a Middelaar,
L163a Milsbeek,
L382p Montfort,
Q198b Oost-Maarland,
L314p Overpelt,
K357p Paal,
L420p Rotem,
P176p Sint-Truiden,
L270p Tegelen,
L318b Tungelroy,
Q097p Ulestraten),
vaŋk (K358p Beringen, ...
K361a Boekt Heikant,
P045p Meldert,
K353p Tessenderlo,
K361p Zolder),
veŋ (Q003p Genk),
vāŋ (Q162p Tongeren),
vāŋk (L286p Hamont),
vǭǝn (Q071p Diepenbeek),
vɛŋ (Q007p Eisden),
vangplooi:
vaŋplǫi̯ (Q077p Hoeselt),
vangst:
vaŋs (Q002p Hasselt, ...
L268p Velden),
vaŋst (L164p Gennep, ...
L165p Heijen),
vlim:
vlem (L269b Boekend, ...
Q207p Epen,
Q095p Maastricht,
Q204a Mechelen,
Q093p Rosmeer,
L268p Velden,
Q117a Waubach),
vløm (Q198b Oost-Maarland),
vlēm (L360p Bree, ...
L320a Ell,
L371a Geistingen,
L422p Lanklaar,
Q009p Maasmechelen,
L424p Meeswijk,
L265p Meijel,
L322a Nunhem,
L371p Ophoven,
L373p Roosteren,
L368b Waterloos),
vlēǝm (Q012p Rekem),
vlīm (L369p Kinrooi),
vlɛi̯m (L430p Einighausen, ...
Q020p Sittard)
|
Huidplooi tussen lies en uier. [N 3A, 115]
I-11
|
26262 |
vangstok |
geetje:
gęi̯kǝ (P179p Aalst),
kopvangstek:
kopvaŋstɛk (L374p Thorn),
nekhaak:
nɛkhǭk (L267p Maasbree),
poothaak:
puǝthǭk (L267p Maasbree),
pootvangstek:
puǝtvaŋstɛk (L374p Thorn),
praamstek:
prāmstɛk (L292a Maxet),
remstok:
remstok (L292p Heythuysen),
schepersschup:
sxiǝpǝrsxø̜p (L267p Maasbree),
staf:
štāf (Q117p Nieuwenhagen),
vangstek:
vaŋštɛk (L330p Herten),
vangstok:
vangstok (L327p Beegden, ...
L210p Venray),
vaŋstok (L265p Meijel, ...
L265p Meijel
[(was daar niet gebruikelijk)]
),
vaŋstǫk (L289p Weert),
vangwerpstek:
vaŋwɛrpstɛk (L374p Thorn),
wip:
wep (L265c Beringe, ...
L286p Hamont,
L432p Susteren,
K353p Tessenderlo),
wip (L300p Beesel, ...
L326p Grathem,
Q193p Gronsveld,
L292p Heythuysen,
P046p Linkhout,
L267p Maasbree,
L288p Nederweert,
Q036p Nuth,
L216p Oirlo),
wøp (L321p Neeritter, ...
L318p Stramproy),
wipbalk:
wep˱balǝk (L288b Laar)
|
De stok die wordt gebruikt om de vangbalk op te lichten. Aan één uiteinde van de vangstok is het vangkoord vastgemaakt waarmee de vang bediend kan worden. Zie ook afb. 55. De functie van de vangstok is te vergelijken met die van de vangtrommel. Zie ook het lemma ɛvangtrommelɛ.' [N O, 12p; A 42A, 84] || Stok met brede of smalle haak of stok met haak boven en het schopje onder waarmee men schapen bij de poten of kop kan pakken. [N 78, 11a; N 78, 11b; N 78, 11c]
I-12, II-3
|
26254 |
vangstukken |
praamstukken:
prāmstø̜kǝ (L374p Thorn),
(enk)
prāmstøk (L211p Leunen),
vangstukken:
vaŋstøkǝ (L164p Gennep),
vaŋstø̜kǝ (L289p Weert)
|
De vier tot zes losse stukken hout waaruit de blokvang is opgebouwd. De vangstukken zijn in het algemeen met metalen beslagstukken, de maanijzers, aan elkaar bevestigd. Zie ook afb. 52. [N O, 12c]
II-3
|
30501 |
vangtand |
faterpin:
fǭtǝrpen (L318b Tungelroy),
gaffel:
gafǝl (Q096a Borgharen, ...
L320a Ell,
Q111p Klimmen
[(diminutief: gɛfǝlkǝ)]
,
Q096c Neerharen),
grijper:
grīpǝr (Q096a Borgharen, ...
Q096c Neerharen),
vangtand:
vaŋtant (Q111p Klimmen, ...
L265p Meijel)
|
Het gaffelvormig uiteinde van het drijfbord dat soms wordt gebruikt om de dekgarden naar beneden te drukken als ze worden vastgebonden. [N F, 25]
II-9
|
28629 |
vangtangetje |
klem:
klem (Q002p Hasselt),
klemmetje:
klemmetje (Q002p Hasselt),
koninginnepincet:
kø̄neŋenǝpensɛt (Q019p Beek),
koninginnetang:
kø̄neŋenǝtaŋ (L428p Born),
nijper:
nīpǝr (L416p Opglabbeek),
nopète:
nopet (Q253p Montzen),
pince:
pɛ̃s (P176p Sint-Truiden),
pincet:
pensęt (L371a Geistingen),
pensɛt (L421p Dilsen),
pincet (Q113p Heerlen, ...
L384p Herkenbosch,
K317a Kerkhoven),
pitser:
petsǝr (K317a Kerkhoven),
vangklemmetje:
vaŋklɛmǝkǝ (Q071p Diepenbeek),
vangkooitje:
vaŋkø̜jkǝ (L210p Venray),
vangtang:
vangtang (L384p Herkenbosch)
|
Gereedschap dat men gebruikt bij het vangen en vasthouden van een koningin. De informanten van L 289, L 333, L 414 en L 215a vermelden dat ze dit steeds met de vingers doen. [N 63, 101; monogr.]
II-6
|
26263 |
vangtouw |
kneltouw:
knęltǫw (L289p Weert),
paltouwtje:
paltǫwkǝ (L211p Leunen),
praamtouw:
praamtouw (L327p Beegden, ...
L326p Grathem,
L291p Helden,
L369p Kinrooi,
L292a Maxet,
L319p Molenbeersel,
L321p Neeritter,
L318p Stramproy),
prāmtǫw (L320a Ell, ...
L286p Hamont,
L245p Meterik,
L288p Nederweert,
L321p Neeritter,
L381b Peij,
L318p Stramproy,
L374p Thorn,
L318b Tungelroy,
L289p Weert),
prǭmtǫw (L265c Beringe),
praamzeel:
prāmzēl (L432a Koningsbosch),
prangkoord:
prangkoord (K357p Paal),
praŋkō(ǝ)r (P051p Lummen),
prangzeel:
prangzeel (P046p Linkhout),
remkabel:
remkabel (L292p Heythuysen),
vangkoord:
vaŋkōrt (L316p Kaulille),
vangreep:
vangreep (L213p Well),
vangtouw:
vangtouw (L250p Arcen, ...
L327p Beegden,
L300p Beesel,
L192p Bergen,
L326p Grathem,
Q193p Gronsveld,
L165p Heijen,
L292p Heythuysen,
L325p Horn,
L246p Horst,
L267p Maasbree,
L209p Merselo,
L288p Nederweert,
Q036p Nuth,
L216p Oirlo,
L163p Ottersum,
L313p Sint Huibrechts Lille,
L246a Swolgen,
L268p Velden,
L210p Venray,
L289p Weert),
vaŋtǫw (L164p Gennep, ...
L330p Herten,
L265p Meijel),
vangzeel:
vaŋzijǝl (K353p Tessenderlo),
vaŋzēl (L353p Eksel)
|
Het touw aan de vangstok, waarmee men vanaf de grond of de stelling de vang kan bedienen. Zie ook afb. 51.9. [N O, 12q; N O, 12t; A 42A, 85; monogr.]
II-3
|
26265 |
vangtrommel |
katrol:
katrol (K357p Paal),
kǝtrǫl (P051p Lummen),
praamrol:
prāmrǫl (L319p Molenbeersel),
remtrommel:
remtrommel (L163p Ottersum),
trommel:
tromǝl (L211p Leunen, ...
L292a Maxet,
L265p Meijel),
trǫmǝl (L289p Weert),
vangtrommel:
vaŋtrǫmǝl (L164p Gennep, ...
L289p Weert)
|
Het rondsel, de windas of de katrol waarover de vangketting of het vangtouw loopt in molens zonder vangstok. Zie ook afb. 56. [N O, 12r; A 42A, 84 add.]
II-3
|
28252 |
vangwerk |
beveiliging:
beveiliging (L374p Thorn
[(Maurits)]
[Maurits]),
chappen:
šápǝ (K361p Zolder
[(Zolder)]
[Maurits]),
gerüstvang:
jǝrøsva.ŋ (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Maurits]),
klauwen:
klauwen (L422p Lanklaar
[(Eisden)]
[Winterslag, Waterschei]),
slof:
šlof (Q016p Lutterade
[(Maurits)]
[Zolder]),
vangklammen:
vangklammen (Q003p Genk
[(Winterslag / Waterschei)]
[Maurits]),
vangklauwen:
vangklauwen (Q121a Chevremont
[(Julia)]
, ... [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]
L433p Nieuwstadt
[(Maurits)]
, [Maurits]
Q015p Stein
[(Maurits)]
[Julia]),
vanklǫwǝ (Q113p Heerlen
[(Emma / Oranje-Nassau I-IV)]
, ... [Domaniale]
Q112a Heerlerheide
[(Oranje-Nassau I-IV)]
, [Emma, Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]
Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
, [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]
Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]),
vaŋklawǝ (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
, ... [Laura, Julia]
Q021p Geleen
[(Maurits)]
, [Domaniale, Wilhelmina]
Q121p Kerkrade
[(Domaniale / Wilhelmina)]
[Domaniale]),
vāŋklawǝ (Q117a Waubach
[(Laura / Julia)]
[Eisden]),
v˙aŋkl˙ǫwǝ (Q202p Eys
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Maurits])
|
Inrichting aan de liftkooi die dient om bij kabelbreuk het neerstorten van de kooi te verhinderen. [N 95, 91; monogr.]
II-5
|
26237 |
vangwiel |
asrad:
asrāt (L292a Maxet),
kroonrad:
kroanrāt (L374p Thorn),
praamrad:
prāmrāt (L330p Herten, ...
Q015p Stein),
prangwiel:
prangwiel (P046p Linkhout),
praŋwiǝl (P051p Lummen),
vangrad:
vaŋrāt (L330p Herten, ...
L289p Weert),
vangwiel:
vangwiel (P046p Linkhout),
vaŋwil (L353p Eksel, ...
L316p Kaulille,
K353p Tessenderlo),
voorgang:
vø̄rgaŋk (L321p Neeritter, ...
L318p Stramproy),
voorwiel:
voorwiel (K357p Paal),
vyǝrwil (L289p Weert),
vø̜̄rwiǝl (P051p Lummen)
|
Het grootste aswiel in een molen met twee aswielen. Om het vangwiel is de reminrichting van de molen bevestigd. [N O, 11b; Sche 38; A 42A, 79; A 42A, 8]
II-3
|