e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vangplank praamband: prāmbant (Weert), prāmbantj (Maxet), vang: vaŋ (Voerendaal, ... ) Houten of metalen band om het vangwiel waarmee de molen tot stilstand kan worden gebracht. De houten vangplank is doorgaans aan de binnenzijde voorzien van zaagsneden en aan de buitenkant versterkt met een of twee metalen strippen. Zie afb. 50.1 [N O, 12b] II-3
vangplooi braai: broi̯ (Borlo), flank: flaŋk (Hasselt, ... ), lap: lap (Hoepertingen), lies: lis (Hasselt, ... ), lēs (Bocholt), līs (Hasselt), (mv)  līzǝ (Neerpelt), los vel: lǫs vęl (Bree, ... ), melkspiegel: mølkspęi̯gǝl (Linkhout), mølǝkspīgǝl (Lummen), mē̜lkšpēgǝl (Welten), męlkspigǝl (Wellen), męlǝkspigǝl (Donk), mɛlkspigǝl (Achel), mɛlkspēgǝl (Tungelroy), mɛlkšpīgǝl (Noorbeek), mɛlǝkspigǝl (Lanklaar), plooi: plūi̯ (Maaseik), spiegel: spigǝl (Halen), spēgǝl (Neeritter), spīgǝl (Borgharen, ... ), tes: tęs (Rummen), uierspiegel: ø̜i̯ǝrspigǝl (Neerpelt), vang: vaŋ (Baarlo, ... ), vaŋk (Beringen, ... ), veŋ (Genk), vāŋ (Tongeren), vāŋk (Hamont), vǭǝn (Diepenbeek), vɛŋ (Eisden), vangplooi: vaŋplǫi̯ (Hoeselt), vangst: vaŋs (Hasselt, ... ), vaŋst (Gennep, ... ), vlim: vlem (Boekend, ... ), vløm (Oost-Maarland), vlēm (Bree, ... ), vlēǝm (Rekem), vlīm (Kinrooi), vlɛi̯m (Einighausen, ... ) Huidplooi tussen lies en uier. [N 3A, 115] I-11
vangstok geetje: gęi̯kǝ (Aalst), kopvangstek: kopvaŋstɛk (Thorn), nekhaak: nɛkhǭk (Maasbree), poothaak: puǝthǭk (Maasbree), pootvangstek: puǝtvaŋstɛk (Thorn), praamstek: prāmstɛk (Maxet), remstok: remstok (Heythuysen), schepersschup: sxiǝpǝrsxø̜p (Maasbree), staf: štāf (Nieuwenhagen), vangstek: vaŋštɛk (Herten), vangstok: vangstok (Beegden, ... ), vaŋstok (Meijel, ... ), vaŋstǫk (Weert), vangwerpstek: vaŋwɛrpstɛk (Thorn), wip: wep (Beringe, ... ), wip (Beesel, ... ), wøp (Neeritter, ... ), wipbalk: wep˱balǝk (Laar) De stok die wordt gebruikt om de vangbalk op te lichten. Aan één uiteinde van de vangstok is het vangkoord vastgemaakt waarmee de vang bediend kan worden. Zie ook afb. 55. De functie van de vangstok is te vergelijken met die van de vangtrommel. Zie ook het lemma ɛvangtrommelɛ.' [N O, 12p; A 42A, 84] || Stok met brede of smalle haak of stok met haak boven en het schopje onder waarmee men schapen bij de poten of kop kan pakken. [N 78, 11a; N 78, 11b; N 78, 11c] I-12, II-3
vangstukken praamstukken: prāmstø̜kǝ (Thorn), (enk)  prāmstøk (Leunen), vangstukken: vaŋstøkǝ (Gennep), vaŋstø̜kǝ (Weert) De vier tot zes losse stukken hout waaruit de blokvang is opgebouwd. De vangstukken zijn in het algemeen met metalen beslagstukken, de maanijzers, aan elkaar bevestigd. Zie ook afb. 52. [N O, 12c] II-3
vangtand faterpin: fǭtǝrpen (Tungelroy), gaffel: gafǝl (Borgharen, ... ), grijper: grīpǝr (Borgharen, ... ), vangtand: vaŋtant (Klimmen, ... ) Het gaffelvormig uiteinde van het drijfbord dat soms wordt gebruikt om de dekgarden naar beneden te drukken als ze worden vastgebonden. [N F, 25] II-9
vangtangetje klem: klem (Hasselt), klemmetje: klemmetje (Hasselt), koninginnepincet: kø̄neŋenǝpensɛt (Beek), koninginnetang: kø̄neŋenǝtaŋ (Born), nijper: nīpǝr (Opglabbeek), nopète: nopet (Montzen), pince: pɛ̃s (Sint-Truiden), pincet: pensęt (Geistingen), pensɛt (Dilsen), pincet (Heerlen, ... ), pitser: petsǝr (Kerkhoven), vangklemmetje: vaŋklɛmǝkǝ (Diepenbeek), vangkooitje: vaŋkø̜jkǝ (Venray), vangtang: vangtang (Herkenbosch) Gereedschap dat men gebruikt bij het vangen en vasthouden van een koningin. De informanten van L 289, L 333, L 414 en L 215a vermelden dat ze dit steeds met de vingers doen. [N 63, 101; monogr.] II-6
vangtouw kneltouw: knęltǫw (Weert), paltouwtje: paltǫwkǝ (Leunen), praamtouw: praamtouw (Beegden, ... ), prāmtǫw (Ell, ... ), prǭmtǫw (Beringe), praamzeel: prāmzēl (Koningsbosch), prangkoord: prangkoord (Paal), praŋkō(ǝ)r (Lummen), prangzeel: prangzeel (Linkhout), remkabel: remkabel (Heythuysen), vangkoord: vaŋkōrt (Kaulille), vangreep: vangreep (Well), vangtouw: vangtouw (Arcen, ... ), vaŋtǫw (Gennep, ... ), vangzeel: vaŋzijǝl (Tessenderlo), vaŋzēl (Eksel) Het touw aan de vangstok, waarmee men vanaf de grond of de stelling de vang kan bedienen. Zie ook afb. 51.9. [N O, 12q; N O, 12t; A 42A, 85; monogr.] II-3
vangtrommel katrol: katrol (Paal), kǝtrǫl (Lummen), praamrol: prāmrǫl (Molenbeersel), remtrommel: remtrommel (Ottersum), trommel: tromǝl (Leunen, ... ), trǫmǝl (Weert), vangtrommel: vaŋtrǫmǝl (Gennep, ... ) Het rondsel, de windas of de katrol waarover de vangketting of het vangtouw loopt in molens zonder vangstok. Zie ook afb. 56. [N O, 12r; A 42A, 84 add.] II-3
vangwerk beveiliging: beveiliging (Thorn  [(Maurits)]   [Maurits]), chappen: šápǝ (Zolder  [(Zolder)]   [Maurits]), gerüstvang: jǝrøsva.ŋ (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Maurits]), klauwen: klauwen (Lanklaar  [(Eisden)]   [Winterslag, Waterschei]), slof: šlof (Lutterade  [(Maurits)]   [Zolder]), vangklammen: vangklammen (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]   [Maurits]), vangklauwen: vangklauwen (Chevremont  [(Julia)]  , ... [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Maurits]  [Julia]), vanklǫwǝ (Heerlen  [(Emma / Oranje-Nassau I-IV)]  , ... [Domaniale]  [Emma, Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), vaŋklawǝ (Bleijerheide  [(Domaniale)]  , ... [Laura, Julia]  [Domaniale, Wilhelmina]  [Domaniale]), vāŋklawǝ (Waubach  [(Laura / Julia)]   [Eisden]), v˙aŋkl˙ǫwǝ (Eys  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Maurits]) Inrichting aan de liftkooi die dient om bij kabelbreuk het neerstorten van de kooi te verhinderen. [N 95, 91; monogr.] II-5
vangwiel asrad: asrāt (Maxet), kroonrad: kroanrāt (Thorn), praamrad: prāmrāt (Herten, ... ), prangwiel: prangwiel (Linkhout), praŋwiǝl (Lummen), vangrad: vaŋrāt (Herten, ... ), vangwiel: vangwiel (Linkhout), vaŋwil (Eksel, ... ), voorgang: vø̄rgaŋk (Neeritter, ... ), voorwiel: voorwiel (Paal), vyǝrwil (Weert), vø̜̄rwiǝl (Lummen) Het grootste aswiel in een molen met twee aswielen. Om het vangwiel is de reminrichting van de molen bevestigd. [N O, 11b; Sche 38; A 42A, 79; A 42A, 8] II-3