e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vezelplaat hardboard: hart˱bǫrt (Maastricht), houtspaanderplaat: (h)ōtspǭndǝrplǭt (Bilzen), linex: lenɛks (Bilzen), linɛks (As), spaanplaat: spǭnplāt (Maastricht), špānplāt (Posterholt), vezelplaat: vēzǝlplāt (Posterholt) In het algemeen een plaat die gemaakt is van geperste vezels. In vezelplaat kunnen houtvezels (bijvoorbeeld van afvalhout) of andere plantaardige cellulose-vezels zoals vlas, stro, suikerriet en papier, verwerkt zijn. De woordtypen spaanplaat en houtspaanderplaat zijn benamingen voor platen die zijn vervaardigd van houtspaanders die met kunstharslijm zijn samengeperst. Hardboard is een vrij dunne, maar harde houtvezelplaat. [N 56, 2; N 56, 5] II-12
viaticum bediend (volt.deelw.): bedeend wäre (Koningsbosch), bedeendj (Thorn), bedind (Melick), communie (<lat.): commune (Siebengewald), commuune (Posterholt), de kommune ontvange (Jeuk), de kommuune (Tongeren), kemmiene (Eigenbilzen), kemmunie gehad (Schinnen), kemuune (Geleen), kemuunie (Tegelen), kemuunie kriege (Heel), kommune (Sint-Truiden), ze höbbe n`m de kemune brach (Klimmen), communie (<lat.) van de zieke: kmmunie van de zeke (Ophoven), communie (<lat.) voor een stervende: communie voor een stervende (Eys), heilige communie (<lat.): de hellige commuie (Klimmen), h communie (Sint-Huibrechts-Lille), h kmunie van de stérvende (Maastricht), heilige hostie (<lat.): h hostie (Tegelen), krankencommunie (<lat.): krankecommunie (Hoensbroek), krankekemūnie (Nieuwenhagen), laatste communie (<lat.): de leste kemmunie (Stokkem), de letste kemune (Gulpen), de létste kemūūnie (Nieuwenhagen), laeste kemunie (Oirlo), leist kemuune (Hoensbroek), leste kemunie (Roermond), letste kommunie (Waubach), leͅstə kəminij (Lommel), lèste kemunie (Maastricht), lèste kemuuniej (Ell), ons heer: oees hier (Weert), oos hiêr (Geistingen), os heer on ne stervende géve (Eigenbilzen), os hiejər (Loksbergen), òs heer (Tongeren), teerspijs: taersjpies (Valkenburg), viaticum (lat.): Van Dale: viaticum, 2. communie, aan een zieke in gevaar van sterven toegediend.  viaticum (Echt/Gebroek), viatique (fr.): Van Dale (FN): viatique, 1. reispenning, reisgeld, teerspijs (ook rel.).  dər viatik (Montzen) De H. Communie als teerspijs voor een stervende, viaticum. [N 96D (1989)] III-3-3
victoria dresseerkar: drɛsērkęr (Heel), trapkoets: trapkuts (Lauw), vic: vek (Thorn), victoria: victoria (Gulpen, ... ) Vierwielig rijtuig voor vier personen, die per twee tegenover elkaar zitten, met twee deurtjes en met alleen een achterkap. In tegenstelling tot de barouche heeft de victoria geen deurtjes en een lage instap. De koetsier heeft een aparte bok. [N 101, 15] I-13
vier nummers op een rij in het kienspel quaterne (fr.): Le Petit Robert, p. 1834: quaterne [kwatérn] - XIIIe; it. quaterno, lat. quaterni quatre chaque fois - Aux anciennes loteries, Combinaison de quatre numéros pris ensemble, qui sortent au même tirage.  cader (Herstappe), kaderm (Borlo), Vier cijfers.  keterre (Kortessem) Er bestaat een gezelschapsspel, waarbij iedere speler kaarten krijgt met rijen nummers op; ronde blokjes met cijfers op worden uit een zak gehaald, afgeroepen en dan op de kaarten geplaatst. Wat roept de speler die een rijtje cijfers bezet heeft? [ZND 37 (1941)] III-3-2
vier turven garf: gørǝf (Bergen) Hoeveelheid van vier turven bij het laden. [I, add.] II-4
vier uitersten dood, gerecht, hemel en hel: doeëd, gerich, himmel en hil (Epen), uitersten: de uutersjte van de miensj (Valkenburg), uterste (Geistingen), uuterste (As, ... ), uëterste (Baarlo), vier uitersten: 4 oewtersten (Neerpelt), 4 utersten (Oirlo), de veer oeterste (Terlinden), de veer uterste (Hoensbroek, ... ), de veer uutersjte (Meerssen), de veer uuterste (Opoeteren), de veer uuterste van de minsch (Koningsbosch), de veer uutesjte (Schinnen), de vēēr uuterjte (Schinnen), de vēēr ūūterste (Schimmert), de vier auterste (Tongeren), de vier uiterste (Sint-Truiden), de vier utesjte (Klimmen), de vier ø͂ͅitərstən (Lommel), veer oeterste (Bocholt, ... ), veer uterste (Baarlo, ... ), veer utersten (Ophoven), veer uuterste (Echt/Gebroek, ... ), veër uuterste (Eisden), vier oatersten (Heers), vier oetersten (Eksel), vier ooterste (Eigenbilzen), vier ootersten (Eigenbilzen), vier outerste (Houthalen), vier üterste (Tienray), vierøtjərstə (Meijel), te weite: der doëd, aordeil, der hiëmel en de hel  de veer utesjte (Klimmen), te wète doeëd, aordèèl, hieëmel, hèl  de veer utersjte van dr miensj (Gulpen), vier uitersten van de mens: vier uterste van de mins (Meijel) De vier uitersten van de mens (te weten: dood, oordeel, hemel, hel) [toponiem te Meijel: de Vruttersjte]. [N 96D (1989)] III-3-3
vierde deel van een stuk boomstam deel: dęjl (Tegelen), klamp: klamp (Tegelen), klocht: klox (Blerick, ... ), kloft: klǫft (Panningen), kwart: kwart (Tegelen), kwartier: kǝrtē̜ ̝r (Hasselt), kǝrtīr (Kortessem), kǝtīr (Hasselt), scheer: šīr (Maastricht), šīǝr (Klimmen), schei: šęj (Eisden, ... ), vierde: verdǝ (Hasselt), vierde (Borgloon), vierdeel: viǝdǝl (Schimmert), vērǝl (Heel) Zie de toelichting bij het lemma ɛklievenɛ.' [N E, 9] II-12
vierdeel eieren vierdeel: vedǝl (Hasselt), verdǝl (Landen), verǝl (Kaulille), veǝdǝl (Eupen), viadǝl (Gelinden), vidǝl (Amby, ... ), vidǝlǝ (Maastricht), vil (Kuringen), viodǝl (Heers), virdǝl (As, ... ), virǝl (Heusden, ... ), viǝ.dǝl (Montzen), viǝdǝl (Beverst, ... ), viǝrdǝl (Rekem), viǝrǝl (Lanklaar), vi̯arǝl (Zonhoven), vi̯edǝl (Hoeselt), vi̯erdel (Bree), vi̯erǝl (Bree), vi̯ou̯dǝl (Hoepertingen), vi̯ødǝl (Rekem), vi̯ø̄dǝl (Zichen-Zussen-Bolder), vi̯ø̜dǝl (Val-Meer), vi̯ōdǝl (Wellen), vi̯ūl (Borgloon), vi̯ɛrǝl (Hamont), vudęl (Koninksem), vē̜dǝl (Geleen), vęrǝl (Maastricht, ... ), vīdǝl (Maastricht), vīrǝl (Opglabbeek), vīǝdǝl (Opgrimbie), vierdeeldeels: virdǝldęi̯ls (Rekem), vierdelaar: viędǝlēr (Martenslinde), vierendeel: vindīǝl (Oostham) Een vierdeel eieren is volgens het WNT vooral een maat voor granen. Wat een vierdeel eieren inhoudt, is moeilijk na te gaan. De Diksjenaer van ''t Mestreechs zegt dat een viedel eieren een vierendeel van honderd plus één is, dus 26. Heel waarschijnlijk gaat het dus om een vierde deel van honderd.' [L 8, 44; monogr.] I-12
vierdel, maat van 125 gram of kwart pond half pond: haef pònk (Maasbree), hoafponk (Kerkrade), kwart pond: 1/4 pond (Jeuk), kwart pont vet (Hoensbroek), lood: loead (Ittervoort), pond: ponjd (Geleen), schepel: #NAME?  skepel (Jeuk), vierdel: e viërel (Echt/Gebroek), vaerel (Thorn), veerdəl (Montfort), veerel (Maasniel, ... ), veerèl (Reuver), veirel (Ophoven), verel (Montfort), verrel (Oirlo), verrêl (Schimmert), vie-jdel (Kunrade), viedel (Maastricht), viēëdəl (Nieuwenhagen), viĕrel (Thorn), vieͅrəl (Houthalen), vjéérəl (Urmond), vèdel (Schimmert), vêrel (Neer), (boter).  veirel (Susteren), (lang verouderd).  vierel (Tienray), ps. JK nakijken (viedel op pag. 497 toegevoegd!)  vīēdel (Hasselt), Vb. è vierel koffie (= 1/4 pond).  vierel (Maaseik), vierdelpond: vieëdelpònt (Sint-Truiden), vierdelspond: vjū̞lspo.ṇt (Borgloon) de maat die een gewicht aangeeft van 125 gram, dat is 1/4 pond [verrel] [N 91 (1982)] || kwart pond || oude gewichtsmaat || vierdel pond [ZND m] III-4-4
vieren aandoen: a.ŋgəd^oͅ.n (Wellerlooi), feesten: gəfes (Hoeselt), gəfɛst (Vliermaalroot), houden: chəh^oͅt (Gulpen), chəha.utə (Geleen, ... ), chəha.uwə (Schaesberg), gəha.ldə (Blitterswijck, ... ), gəha.tə (Berg), gəha.wə (Kanne), gəha:gə (Hoeselt), gəha:ldə (America), gəha:tə (Millen), gəhaldə (Horst, ... ), gəho.wə (Rutten), gəhoͅwə (s-Gravenvoeren), gəhoͅwən (Neerpelt), gəhu.ijə (Baexem), gəhujə (Sevenum), gəhâ,uwə (Gronsveld), gəhâ.ldə (Venray), vieren: chəve.rt (Stein), chəve.ət (Urmond), chəve:rt (Eijsden, ... ), chəvi.ərt (Amstenrade, ... ), chəvi:rt (Amby, ... ), chəvî:rt (Valkenburg), gevi.ərt (Posterholt), gevIi:rt (Borgloon), gevî:rt (Meijel), gəve.irt (Paal), gəve.jərt (Hasselt), gəve.rt (Arcen, ... ), gəve.ərt (Beringe, ... ), gəve:rt (As, ... ), gəve:rtsj (Stramproy), gəve:rṭ (Beesel, ... ), gəve:rṭsj (Thorn), gəve:ərt (Bree, ... ), gəveirt (Lummen), gəvi.rt (Mechelen-aan-de-Maas, ... ), gəvi.ərt (Bergen, ... ), gəvi.ərṭ (Linne), gəvi.ət (Duras, ... ), gəvi:rt (Beringen, ... ), gəvi:rṭ (Wessem), gəvi:ərt (Borlo, ... ), gəvi:ət (Binderveld, ... ), gəviirt (Alken, ... ), gəviərt (Venlo), gəvi̞.rt (Lommel), gəvju.ut (Vechmaal), gəvju:t (Gutshoven, ... ), gəvju:ət (Heers), gəvê.rt (Helden/Everlo, ... ), gəvê:rt (Broekhuizen, ... ), gəvî.rt (Beverst, ... ), gəvî:rt (Born, ... ), gəvî:rṭ (Echt/Gebroek), gəvɛ.irt (Linkhout, ... ), gəvɛ.iərt (Meldert), gəvɛiərt (Zelem), jəve.ərt (Welkenraedt), jəvi.ərt (Kerkrade), jəvi.ət (Gemmenich, ... ), jəvi:rt (Bocholtz, ... ), veere (Moelingen, ... ), veeren (Stokkem), viere (Borgloon, ... ), vieren (Bilzen, ... ), vijren (Hasselt), viäre (Aubel), viëre (Baelen), vīeren (Genk, ... ), vīēre (Beringen, ... ), vêre (Maaseik), vêren (As, ... ), ouder  chevi.ə (Waubach), zwieren?: zwiere (Herk-de-Stad) Feesten. [ZND m] || gevierd [RND] || Vieren. [Willems (1885)] III-3-2