e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vervener baas: bas (Meijel), bās (Ospel), directeur: directeur (Griendtsveen, ... ) De directeur van een veenmaatschappij. [II, 6] II-4
vervliegen contrarie vliegen: kǫntrǭrǝ vlīgǝ (Sint-Truiden), verkeerd vliegen: verkeerd vliegen (Kerkhoven), vervliegen: vervliegen (Hasselt, ... ), vǝrvle.xǝn (Dilsen), vǝrvlēgǝ (Asenray / Maalbroek, ... ), vǝrvlī.gǝ (Houthalen), vǝrvlīgǝ (Diepenbeek, ... ), zich vervliegen: zex ˲vǝrvlēgǝ (Peij, ... ), zich vervliegen (Genk) In een verkeerde korf of kast vliegen. Door verschillende factoren kunnen zowel de koningin als de werksters als de darren naar de verkeerde korf of kast vliegen. [N 63, 36b] II-6
vervoerbewijs coupon (<fr.): coupon (Diepenbeek, ... ), koepong (Hoeselt), kŏĕpa͂- (As), kəpón (Loksbergen), (trein).  kepon (Eigenbilzen), ps. omgespeld volgens RND!  kəpon (Meeuwen), couponnetje (<fr.): ps. omgespeld volgens Frings!  kəpōͅkə (Houthalen), kaart: kaat (Heerlerbaan/Kaumer), kaartje: (trein)keertsje (Maastricht), buskaartje (Velden), kaartje (Hoensbroek, ... ), kaartsje (Bree), kaertje (Echt/Gebroek, ... ), kaetje (Eys), kairtje (Ittervoort, ... ), karrtje (Venray), kartje (Oirlo, ... ), kartjə (Meijel), kaërtje (Blerick), keartje (Lutterade), keartjə (Guttecoven), keartsje (Noorbeek), keatje (Simpelveld), keertjn (Brunssum), keertsche (Amby), keertsje (Bunde, ... ), keertsjə (Maastricht, ... ), keirtsje (Vlodrop), keèrtje (Doenrade), keètsje (Gulpen), keërtje (Ten-Esschen/Weustenrade), keëtje (Waubach), keëtsje (Kerkrade), kēērtje (Born, ... ), kēērtsjə (Maastricht), kĕĕrtsche (Schimmert), kĕtje (Vijlen), kijrtje (Stein), kàrtje (Sevenum), kártjə (Gennep), kèrtjə (Montfort), kètje (Wijlre), kètjə (Epen), kèèrtjə (Oirsbeek), kèèrtsje (Geulle), kértje (Susteren), kéértje (Geleen, ... ), kéértjə (Doenrade, ... ), kéértsje (Posterholt), kééərtjə (Reuver), kêêrtje (Stein), kêêtjə (Heerlen), këëtje (Schaesberg), kütsche (Gulpen), ’t kaertje (Blerick), ’t kièrtje (Doenrade), ’t kártje (Venray), (bus).  kèètje (Eigenbilzen), (o.).  keͅ.ətjə (Eys), (voor de bus).  káártje (Opglabbeek), [kéértsje].  kaartsje (As), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: deze lijst heb ik letterlijk, zoals invuller het genoteerd heeft overgenomen!  keertsjə (Maastricht), Algemene opmerking v.d. invuller: in het Meerlos dialect bestaat geen uitgangs "n"!  kartje (Meerlo), Algemene opmerking: heb deze vragenlijst letterlijk overgenomen, dus zoals invuller het genoteerd heeft!  kééëtjə (Nieuwenhagen), ps. boven de "éé"staat nog een lengteteken; deze combinatieletters zijn niet te maken/om te spellen.  kéértjə (Roermond), ps. omgespeld volgens Frings!  ka͂rtəkə (Houthalen), kɛ̄rtje (Geleen, ... ), ps. omgespeld volgens RND!  kɛ̄rtšə (Meeuwen), plaatskaart: plaatskaat (Gulpen), spoorkaartje: spoorkarrtje (Ell), tramkaartje: tramkaartje (Velden), treinkaartje: trein-kaertje (Blerick), treinkaartje (Tungelroy, ... ), treinkaertje (Montfort), ’t treinkaertje (Klimmen), vaarkaartje: váárkêêtjə (Heerlen) het plaatsbewijs voor de bus, trein, tram [kaartje, coupon] [N 90 (1982)] III-3-1
vervoeren van de turf heemwaarts varen: hęjvǝrs vārǝ (Ospel), varen: vārǝ (Meterik), vǭrǝ (Meijel) Turf met de kar naar huis vervoeren. [I, 75] II-4
vervoergalerij afvoer: afvoer (Zie mijnen  [(Oranje-Nassau II)]  [Maurits]), āfvø̄r (Geleen  [(MS)]  , ... [Laura, Julia]  [MS]), afvoerbaan: āfvø̄rbān (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Oranje-Nassau II]), afvoergalerij: āfvørgalǝrej (Heerlen  [(Emma)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), āfvø̄rgalǝri (Buchten  [(Maurits)]  , ... [Maurits]  [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Maurits]  [Maurits]), āfvø̄rgalǝręj (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]  , ... [Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]  [Emma]), ˙āf˲vø̄ǝrgalǝr˙ɛj (Eys  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), afvoerstrek: afvuǝrštrɛk (Waubach  [(Laura / Julia)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), āfvø̄rštrɛk (Bleijerheide  [(Domaniale)]  , ... [Laura, Julia]  [Domaniale]  [Domaniale]), afvoertoer: afvuǝrtūr (Waubach  [(Laura / Julia)]   [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), bandgalerij: bantgalǝri (Brunssum  [(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]   [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), centraal: sɛntrāl (Heerlerheide  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), costresse: kostrɛs (Zie mijnen  [(Houthalen / Waterschei)]  [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), kǫstręs (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), kǫstrɛs (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]   [Houthalen, Waterschei]), eerste galerij: ērstǝ galǝrę̄j (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), eerste voie: ērstǝ vōj (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Eisden]), kolenbaan: koǝlǝbān (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Winterslag, Waterschei]), kolenstrek: kǭlǝštrɛk (Spekholzerheide  [(Willem-Sophia)]   [Domaniale]), kolenvoie: kōlǝvuj (Eisden  [(Eisden)]   [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), riempassage: rimpasāš (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Emma, Hendrik, Wilhelmina]), transportbaan: transpǫrtbān (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Domaniale]), transportgalerij: transpǫrtgalǝrę̄j (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Domaniale]), vervoergalerij: vǝrvūrgalǝrę̄j (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), voet: voet (Lanklaar  [(Eisden)]   [Zwartberg, Eisden]), vōt (Rekem  [(Zwartberg / Eisden)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), voetbaan: vutbān (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), voetgalerij: vutgalǝrę̄j (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Eisden]), vorderstrek: vø̜rdǝrštrɛk (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Willem-Sophia]) Galerij die de voet van de pijler met een dwarsgang of een blinde schacht verbindt. Uit de antwoorden en de opmerkingen van een aantal invullers uit Belgisch Limburg (L 422, Q 3, Q 12) blijkt dat de transportgalerij ook een grondgalerij kan zijn. Het monografisch materiaal uit de studies van Vanwonterghem en Defoin is, ook waar het samenstellingen betreft die eerder duiden op een grondgalerij ("voetbaan", "voetgalerij"), om die reden in dit lemma opgenomen. Zie ook het lemma Grondgalerij. [N 95, 377; monogr.; Vwo 255; Vwo 303; Vwo 305; Vwo 662; Vwo 789; Vwo 829; Vwo 838; Vwo 840] II-5
vervoerpand bakkenpassage: bakǝpasāš (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Maurits]), passage des bacs: pasāš dǝ bak (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), passagekant: passagekant (Lanklaar  [(Eisden)]   [Emma, Hendrik, Wilhelmina]), rutschengang: rutšǝjank (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), transporthéve: transpǫrthēf (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]   [Emma]), transportpand: transportpand (Eisden  [(Eisden)]   [Maurits]), transpǫrtpanjtj (Geleen  [(Maurits)]   [Wilhelmina]), transportstrekdeel: transpǫrtštrɛkdēl (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Domaniale]), vaarpand: vaarpand (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Winterslag, Waterschei]), vaarweg: vārwɛx (Heerlen  [(Emma)]   [Eisden]), vervoerafdeling: vervoerafdeling (Brunssum  [(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]   [Domaniale]), vervoerspand: vervoerspand (Kerkrade  [(Wilhelmina)]   [Maurits]), vǝrvu.rspaŋk (Chevremont  [(Julia)]   [Laura, Julia]), vǝrvø̄rspanjtj (Buchten  [(Maurits)]  , ... [Maurits]  [Julia]  [Maurits]  [Maurits]), vǝrvø̄rs˲pant (Waubach  [(Laura / Julia)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), vorderpand: vø̄ǝdǝrpaŋk (Bleijerheide  [(Domaniale)]  , ... [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Domaniale]), vø̜rdǝrpant (Klimmen  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), vø̜rdǝrpaŋk (Heerlerheide  [(Oranje-Nassau I-IV)]  , ... [Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]  [Domaniale]) Het pand van een pijler of een mijngang waarin het transportmiddel, bijvoorbeeld een schudgoot of een transportband, geplaatst is. Het woordtype "rutschengang" (Q 121) is de benaming voor het gedeelte van de galerij, waar zich de schudgoot bevindt. Ook de opgaven "bakkenpassage" en "passage de bacs" zijn specifiek van toepassing op een pand waarin een schudgoot is geplaatst. [N 95, 380; monogr.; Vwo 81; Vwo 584] II-5
vervoersschacht vorderschacht: vørdǝršāt (Kelmis) De schacht waardoor personen en materiaal vervoerd werden. [monogr.] II-4
vervoersteengang bouveau: bǝvō (Zie mijnen  [(Zwartberg / Waterschei / Eisden)]  [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), transportbouveau: transportbouveau (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen)]  [Zwartberg, Waterschei, Eisden]) Steengang die voornamelijk wordt gebruikt voor het vervoer van de gewonnen kolen. [monogr.] II-5
verwaarlozen al egaal zijn: a.ləg‧āl zi.ə (Eys), er niet voor zorgen: d⁄r nie vur zurge (Meerlo), geen acht geven: gein acht gaeve (Weert), geen achtergedacht hebben: gein agtərgədegt höbbə (Kelpen), geen zorg hebben: det heb gèn zùrg (Sevenum), gén zèùrech hébbə (Meijel), in de wind slaan: in-dər-wīnk-sjlaoə (Heerlen), laten hangen: loate he‧nge (Weert), laten lopen: loate loupe (Weert), laten zitten: loate zitte (Weert), nalatig zijn: naolaetsig zeen (Echt/Gebroek), naolaotig zin (Reuver), naolestég zeen (Neer), negligeren (< fr.): neeglisjeere (Caberg), neglizjere (Maastricht), nergens acht op geven: nirgə ag op geëvə (Wijnandsrade), niet estimeren (< fr.): cf. fr. s.v. "estimer  neet èkstəmeerə (Amstenrade), niet tellen: dat telt nie (Oirlo), neet telle (Maastricht, ... ), neet tèlle (Ittervoort, ... ), neet tèllen (Schinnen), neet télle (Maasbree), neet téllə (Oirsbeek), neet tëllen (Kesseleik), nēͅteͅlə (Meeuwen), niet tellen (Heythuysen), teilt neet (Posterholt), niet zorgen: nit zurrəgə (Simpelveld), niks aan laten liggen: niks aon laotə liggə (Maastricht, ... ), niks estimeren (< fr.): niks estemeiere (Sittard), niks kunnen schelen: dat kan um niks schille (Oirlo), niks om geven: niks um gèèvə (Gennep), niks van aantrekken: niks vaan aontrekkə (Maastricht), op de hoop lopen laten: óp der hoof lofe losse (Kerkrade), op zijn beloop laten: op zijn beloop laten (Meijel), slordig zijn: slòrdig zeen (As), verbalemonden: cf. Weijnen |Et.Dialect.wb. p. 219 s.v. "verbellemonte, verballemonde"= laten vervallen, ruiïneren  verballemônde (Venlo), verdestrueren: mar. : fr. distraire  verdistrewère (Jeuk), verkassebengelen?: verkassebengele (Nunhem), verkazeroenen?: verkazeroene (Ell), verlorsen?: verlorse (Tienray), vernachlssen (< du.): vernaolesse (Herten (bij Roermond)), vernachlssigen (du.): vernachlessige (Venlo), vernaolaessige (Beek), vernaoleessige (Gulpen), vernaoleizige (Susteren), vernaolessige (Maastricht), vernaoliezige (Caberg), vernaolieësige (Klimmen), vernaolieëzige (Voerendaal), vernaolistige (Gronsveld), vernaolièsige (Geleen), vernaolĭĕəsigə (Brunssum), vernaolèèsigge (Schinnen), vernao’lieësieje (Bleijerheide, ... ), vernoalesige (Lutterade), vernoaliestige (Noorbeek, ... ), vernòulessingen (Stein), vərnaolië.sigə (Schinnen), vernalatig zijn: vernaolestég zeen (Neer), vernegligeren (< fr.): Fr. négliger  verneeglesjeiere (Sittard), veronachtzamen: veronagsaamə (Montfort), verónachzame (Maastricht), veronnutten: veroonnötte (Maastricht), verrek aan get haan: vr‧eͅk ˂a geͅ.t hā.n (Eys), verslibberen: vərsjlĭĕbərə (Beesel), verslonzen: versjlonse (Waubach), versjlonze (Schaesberg), versjloonse (Maastricht), versloonze (Venray), verwaarlozen: verwaarlaoze (Geleen), verwaarleeze (Bree), verwaarloeze (Maastricht, ... ), verwaarloeëze (Mheer), verwaarlooze (Geulle, ... ), verwaarloozə (Maastricht), verwaarloze (Amby, ... ), verwaarlozen (Born, ... ), verwaarlōēze (As), verwareloeze (Maastricht), verwààrloozə (Epen), vərwaarlozən (Urmond), vərwāārloezə (Maastricht), vərwáárloĕzə (Maastricht), vərwáárloozə (Susteren), vərwáárloəzə (Maastricht), vərwáárlŏĕzə (Venlo) geen zorg voor iets dragen [verbaalmonden, niet tellen, verwaarlozen] [N 85 (1981)] || veronachtzamen, verwaarlozen || verwaarlozen || verwaarlozen, niet nakomen III-1-4
verwachting afwachten: aafwachte (Beek, ... ), aafwachten (Weert), aafwagtə (Montfort), aofwachte (Maastricht), aofwachten (Maastricht), aofwagtə (Maastricht), ááfwáchte (Swalmen), afwachting: aafwachting (Reuver, ... ), aafwagting (Nieuwstadt), afwachting (Echt/Gebroek), aofwaachting (Gronsveld), beiden: beje (Noorbeek, ... ), ⁄t beije (Schinnen), bevestigen: bevestige (Merkelbeek), er is iets gaande: er is iets gaande (Meeuwen), gespannt zijn (< du.): gesjpànt zin (Doenrade), hoop: hoehp (Genk), houp (Sittard), hopen: hoopə (Maastricht), iets loos: iets loos (Meeuwen), iets verwachten: iets verwááchtə (Gennep), in het verwacht zijn: én ⁄t verwaach zien (Hoeselt), loos: loos (Swalmen, ... ), loos alarm: loos alarm (Sittard), op de goede afloop: òp ne gooje aaflòwp lééve (As), op de uitkijk: op t⁄n oetkièk (Sevenum), spanning: sjpannoeng (Kerkrade), spitsen op: spitse op (Meerlo), tegenzin: tĕĕgezin (Schimmert), uitkijken: oetkieken (Eksel), verlaat: Wi-j ich zaag det dèèn andere zuu wi-jd viêrop laag, waas mötein mi-jn hiêl verloat op de iêverwinning noa de moan  verloat (As, ... ), verwacht: verwachtj (Montfort), verwachten: verwachte (Amby, ... ), verwachten (Kesseleik), verwachtte (Hoensbroek), verwachtə (Epen), verwagtə (Wijnandsrade), verwochte (Nunhem), vərwāādə (Simpelveld), verwachting: de verwachting (Caberg, ... ), verwaajting (Mheer), verwachting (Bree, ... ), verwagting (Maastricht, ... ), verwóchting (Zonhoven), vewachting (Born), vərwachting (Kapel-in-t-Zand, ... ), vərwagting (Roermond), vərwāchti-g (Maastricht), vərwoͅxtiŋ (Meeuwen), vərwàchting (Maastricht, ... ), vərwáchting (Heel, ... ), (kind).  verwagting (Meijel), verwâchting (Oirlo), (meestal geboorte).  verwàchting (As), wachten: wachte (Geleen), wade (Vaals), gesubst. ww.  wachten (Eys), o.  w‧ādə (Eys), wachten op: wâchte ôp (Oirlo), zich spitsen: zich schpitze (Schimmert) het wachten op iets, meestal op iets positiefs [lous, loos, verwachting] [N 85 (1981)] || hoop, verwachting || verwachting || verwachting, hoop op, rekenen op III-1-4