e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
verstuiken kwinkelen: kwinkele (Schimmert), omklinken: umklinke (Kerkrade), úmklïnkë (Tongeren), omzwikken: umschwikken (Heerlerbaan/Kaumer), verkleuken: verkleukt (Welkenraedt), verrekken: ich oep mənən ɛnkəl vəroͅch (Mechelen-aan-de-Maas), verrŭkke (Doenrade), verrèke (Heek), verrèkke (Beegden), verrökke (Epen), verrökt (Epen), verrenken (du.): verenken (Simpelveld), verenkt (Simpelveld), verrenke (Schaesberg), verroffen: verroffe (Tungelroy), verstuiken: ferschtukt (Montzen), fərstok (Gelinden), ich oep mənən ɛnkəl vərstuk (Mechelen-aan-de-Maas), v`rsjt"ke (Asenray/Maalbroek), v`rsjt"ktj (Asenray/Maalbroek), verrenkt (Schaesberg), verrukt (Doenrade), verrøktj (Beegden), verschtŏkt (Mheer), verschtøk (Amby, ... ), verschtøke (Eijsden, ... ), verschtøken (Amby), verschtøkke (Belfeld, ... ), verschtøkt (Belfeld, ... ), verschtøkə (Swalmen), versjt"kd (Sittard), versjt"ke (Posterholt, ... ), versjtŏĕke (Reuver), versjtøk (Berg-en-Terblijt, ... ), versjtøk(t) (Schimmert), versjtøke (Beegden, ... ), versjtøkke (Helden/Everlo, ... ), versjtøkt (Buchten, ... ), versjtøktj (Beegden, ... ), verst"ke (Schinnen, ... ), verst"kt (Schinnen), verstak (Hoepertingen), verstauk (Beverst), verstoakt (Heusden), verstoek (Amby, ... ), verstoeke (Leunen), verstoekt (As, ... ), verstoektj (Ophoven), verstok (Heers, ... ), verstokt (Heijen, ... ), verstook (Val-Meer, ... ), verstouk (Bilzen), verstouke (Beverlo), verstoukt (Linde, ... ), verstoêke (Tungelroy), verstoəkt (Kuringen), verstōēkt (Eksel, ... ), verstŏĕkt (Overpelt), verstuikt (Beringen), verstuken (Blerick), verstuukt (Blerick), verstöke (Griendtsveen), verstøk (Borgharen, ... ), verstøkd (Well), verstøkdj (Echt/Gebroek, ... ), verstøke (Arcen, ... ), verstøken (Heijen, ... ), verstøkke (Afferden, ... ), verstøkt (Afferden, ... ), verstøktj (Broeksittard, ... ), verštoeke (Brunssum), verštoekt (Brunssum), vĕrscht"k (Heer), vĕrscht"ke (Heer), veͅrstok (Koninksem), vërstaukë (Tongeren), vërstekt (Lanklaar), vərstākt (Sint-Truiden), vərstok (Martenslinde), vərstōēkə (Maastricht, ... ), vərstōkt (Zonhoven), vərstŏĕkt (Maastricht), vərstuk (Maastricht, ... ), vərstukt (Hamont), vərstūk (Opgrimbie, ... ), vərstūkt (Molenbeersel, ... ), vərsty(3)̄kt (Opglabbeek), vərstèùkə (Leopoldsburg), vərstökt (Oostham), vərstəikt (Halen), vərstəkt (Tessenderlo), verzwikken: [Paragraaf: regelmatige werkwoorden].  verzwikke (Boorsem) haarenkelen: Zijn enkel stuk stoten bij het lopen (haarenkelen). [N 84 (1981)] || ik heb mijn enkel stuk gestooten [ZND 01u (1924)] || ik heb mijn voet verstuikt [ZND 08 (1925)] || stoten: pijnlijk tegen elkaar stoten van de enkels [N 37 (1971)] || verstuiken [SGV (1914)], [ZND m] || verstuikt [SGV (1914)] III-1-2
versuikerd versuikerd: versuikerd (Arcen) Gezegd van het beslag. Men spreekt van versuikerd beslag wanneer al het aanwezige zetmeel in het moutmeel is omgezet in dextrine en moutsuiker. [monogr.] II-2
versuikeren hel worden: hel worden (Beek), kristalliseren: krestalisērǝ (Asenray / Maalbroek, ... ), krestalisērǝn (Diepenbeek), krestalizērǝ (Geistingen, ... ), krestalǝzęjrǝ (Sint-Truiden), krestālišɛ̄rǝ (Millen), kristalliseren (Hasselt, ... ), opstijven: opstijven (Diepenbeek), opstę̄vǝ (Alken), rijpen: rę̄pǝ (Rummen), stijf worden: stijf worden (Beek), stę̄f wīrǝ (Houthalen), stollen: stollen (Zepperen), verkristalliseren: vǝrkrestalizērǝ (Wellerlooi), versokkeren: vǝrsokǝrǝ (Asenray / Maalbroek, ... ), vǝrsøkǝrǝ (Born, ... ), versuikeren: versuikeren (Maasmechelen, ... ), vǝrsukǝrǝ (Herkenbosch, ... ), vǝrsukǝrǝn (Dilsen), vǝrsykǝrǝ (Meijel) Hard worden van de honing of het kristalliseren van honing: het overgaan van vloeibare vorm naar vaste. Dan is hij versuikerd. Voor de consumptie is versuikerde of gekristalliseerde honing niet minder geschikt dan de vloeibare. Hieruit blijkt dat de honing niet is verhit. [N 63, 118; Ge 37, 182; monogr.] II-6
vertakking bifurcatie: biførkāsi (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), vertakking: vertakking (Zie mijnen  [(Eisden)]  [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), vǝrtakeŋ (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]) Vertakking van een mijngang, vooral van een steengang. De woordtypen "vertakking" en "bifurcatie" worden soms ook gebruikt voor de speciale ondersteuning die bij de vertakking wordt toegepast. Zij zijn daarom ook opgenomen in het lemma Vertakkingsondersteuning, Carrure. [monogr.; Vwo 128; Vwo 825] II-5
vertakkingsondersteuning, carrure bifurcatie: biførkāsi (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Emma, Maurits]), carrure: carrure (Eisden  [(Eisden)]  , ... [Zwartberg, Eisden]  [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), karȳr (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Waterschei]), kárȳr (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Waterschei)]  [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Waterschei]), kǝrȳr (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Waterschei)]  [Zolder]), egge: egge (Zie mijnen  [(Winterslag)]  [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), passe-poutrelle: pasputręl (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Winterslag]), passe-poutrelle (Zie mijnen  [(Zolder)]  [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), vertakking: vǝrtakeŋ (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), vertakkingsgebint: vǝrtakeŋsgǝbent (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Eisden]) Speciale ondersteuning aan de vertakking van twee mijngangen of op de plaats waar een blinde schacht in een galerij uitmondt. De opgave "egge" voor de mijn in Winterslag is terug te voeren op het feit dat het complex van ijzeren balken een driehoek vormt die enige gelijkenis vertoont met het landbouwwerktuig van dezelfde benaming. [monogr.; N 95, add.; N 95, 800; Vwo 128; Vwo 218; Vwo 585; Vwo 825; Vwo 826] II-5
verteerde mest bedorven stro: bǝdø̜rǝvǝ strǫi̯ (Mook), beschimmelde mest: bǝšømǝldǝ [mest] (Cadier, ... ), gebakken mest: gǝbakǝ męs(t) (Stein), gebrand mest: gǝbrant [mest] (Lummen), gǝbrɛntj [mest] (Ell), goed gebrande mest: gōt ˲gǝbranjdjǝ męs (Boukoul, ... ), goed mest: gōt męs (Boorsem), goed vet: gū vęt (Helchteren), goede mest: goi̯ǝ [mest] (Kronenberg), gōi̯ǝ [mest] (Heugem, ... ), gōu̯ǝ [mest] (Hoensbroek), gǫi̯ǝ [mest] (Noorbeek, ... ), gǫu̯ǝ [mest] (Jabeek, ... ), goede oude mest: gui̯ǝn āldǝ mest (Siebengewald), kanis: kānǝs (Neer), kort mest: kort [mest] (Boukoul, ... ), kø̜t [mest] (Tessenderlo), kǫrt [mest] (Achel, ... ), kǫt [mest] (Beverst, ... ), korte mest: kortǝ [mest] (Nunhem), kótǝ [mest] (Heerlen, ... ), kó̜tǝ [mest] (Bleijerheide, ... ), kǫrtǝ [mest] (Brunssum, ... ), korte stalmest: kǫrtǝ [stalmest] (Horst, ... ), kortgebrand mest: kǫrt ˲gǝbrant [mest] (Aldeneik), kǫrt ˲gǝbrānt [mest] (Neerpelt), oud mest: a.lt [mest] (Lottum), alt [mest] (Boekend, ... ), au̯.t [mest] (Sevenum), au̯t [mest] (Maasmechelen), ālt [mest] (Aijen, ... ), āt [mest] (Tegelen), ǫu̯t [mest] (Kronenberg, ... ), ǭt [mest] (Haelen, ... ), oud vet mest: ālt ˲vęt mest (Horst), oude koemest: āu̯ǝ kui̯mēst (Mook), oude mest: au̯ǝ [mest] (Einighausen, ... ), āi̯ǝ [mest] (Herten, ... ), āldǝ [mest] (Leunen), ǫu̯ǝ [mest] (Hoensbroek, ... ), ǭi̯ǝ [mest] (Neer, ... ), ǭu̯ǝ [mest] (Noorbeek, ... ), oude stalmest: ǭi̯ǝ stalmęst (Neeritter), potmest: pǫtmēs (Mechelen), rot mest: rǫt [mest] (Egchel, ... ), rotte mest: rǫ.tǝ [mest] (Noorbeek, ... ), rǫtǝ [mest] (Beek, ... ), rotte stalmest: rotǝ štalmes (Gulpen), spek: spɛk (Lanaken), spekmest: spɛkmęst (Linkhout), toter: tōtǝr (Maasniel  [(zeer natte korte mest)]  ), uitgedroogde mest: ūt˲gǝdrȳǝgdǝ mest (Horst), verbord mest: vǝrbǫrt mēs (Kronenberg), verbrand mest: vǝrbra.nt [mest] (Koersel), vǝrbrant [mest] (Beringen, ... ), vǝrbrantj [mest] (Tungelroy), vǝrbrānt [mest] (Aijen, ... ), verbrande mest: vǝrbrāndǝ mest (Siebengewald), vergaan mest: vǝrgǭn mēs (Lottum), vergangen mest: vǝrgaŋǝ [mest] (Obbicht, ... ), verschimmelde mest: vǝrsxymǝldǝ mēst (Mook), verteerd mest: vǝrtē̜rt mēs (Lottum), verteerde mest: vǝrtē̜rdǝ męs (Kanne), vervuurde mest: vǝrvȳrdǝ męs (Doenrade), vet mest: vęt [mest] (Heythuysen), vɛ ̝t [mest] (Aijen, ... ), vette knasterd: vɛtǝ knǭstert (Helden), vette mest: vętǝ męs (Ulestraten), vuile mest: vulǝ męs (Mechelen), zadige mest: zeǝdegǝ mę.s (Simpelveld), zamige mest: zō ̞mǝgǝ męs (Cadier), zamigheid: zō ̞mǝxhēt (Doenrade), zǫu̯mexhē̜ ̝t (Rijckholt), zǭǝmexhē ̞t (Ingber, ... ), zwaar mest: zwǫr [mest] (Meijel), zwǭr [mest] (Boorsem) De termen in dit lemma zijn voor het merendeel van toepassing op mest die lange tijd het onderste of het binnenste deel van de mesthoop heeft gevormd en daardoor goed verteerd is: mest van hoge kwaliteit, die gemakkelijk in kleine delen uiteenvalt. Het onderste uit de mestkuil is vaak zo brokkelig dat het niet met de riek kan worden opgenomen. Deze mest wordt veelal als weidemest gebruikt. Voor sommige termen zie men dan ook het lemma compost. De termen aan het einde van het lemma hebben betrekking op oude, uitgedroogde mest die zijn kwaliteit grotendeels verloren heeft. [N M, 10a; N 11, 27 add.; N 11A, 4a + 4c + 36 + 37; JG 1a + 1b add; div.] I-1
vertellen een schoon verhaal kennen: e chūn verhōêl kenne (Zutendaal), uiteendoen: n historie outindaon (Kuringen), verhalen: verholen: Duitsch  ĕn geschiedenis verhōlen (Rosmeer), vertellen: een geschiedenis verèllen (Peer), en histooreke ve(r)tllen (Linkhout), ē vərtêlsəlkə vərtêlə (Maaseik), eͅns īt vərtēͅllə (Hasselt), get fərtɛlə (Rekem), gət vərtəllə (Gruitrode), iets vərtəllə (Peer), it fərteln (Zonhoven), its vərtelən (Neerpelt), n fars veͅrteͅllə (Sint-Huibrechts-Hern), n gəschēͅədəneͅs vərtällə (Lummen), n gəšēdəneͅs vərteͅlən (Opglabbeek), n istārə vərtelə (Borgloon), n za͂g vərteͅllə (Zichen-Zussen-Bolder), wa verdellen (Achel), wḁt vərtɛllə (Neerglabbeek), èt vərtelle (Neeroeteren), ə gəschidəneͅskə vərtellə (Gutshoven), ə vərtelsolkə vərtellən (Zutendaal), ə vərtĕlsəlkə vərtĕllə (Vroenhoven), ə vərteͅlsəkə vərteͅllə (Herk-de-Stad), ə vərteͅlsəkə vərteͅlə (Molenbeersel, ... ), ə vərteͅlsəl vərteͅln (Zonhoven), ə vərtälsəlkə vərtälən (Hamont), ə vərtɛksəlkə vərtɛlə (Sint-Truiden), ə vərtɛ̞lsəlkə vərtɛ̞lə (Stokkem), ən gəschiedənis vərtèllə (Wellen), ən gəšidənəs vərtellə (Lanaken), ən heͅstori vərtēͅllə (Lanaken), ən hist(ou)ərəkə vərtellə (Gutshoven), ən histōriə vərteͅlə (Mechelen-aan-de-Maas), ən istori vərtēͅlə (Mechelen-aan-de-Maas), get = iets  get vərtèlə (Maaseik), zeggen: (iets zegge) (Beverst) Een geschiedenis vertellen [ZND 24 1937)] III-3-1
vertikale paal in een poort aanslagpaal: áǝnsláxpou̯ǝl (Velm), deurpaal: dø̄rpāǝl (Meldert), deurstijl: dei̯ǝrstɛi̯l (Beverst), dø̄rstē̜ ̞i̯l (Mechelen-Bovelingen), dø̄rstē̜ ̞l (Meldert), dø̄rstīl (Maasbree), dø̜rstē̜ ̞l (Tessenderlo), d‚ēǝrstē̜ ̞i̯ǝl (Kermt), deurstijp: dø̄rstīp (Grathem), losse stijl: lǫsǝ stīl (Meijel), lǫsǝ štil (Rothem), makelaar: mǭkǝlē̜ ̞r (Eigenbilzen), melger: milǝgǝr (Kwaadmechelen), męlǝgǝr (Heppen, ... ), mɛlǝgǝr (Berverlo, ... ), mɛrǝgǝl (Beringen, ... ), middenstijl: medǝstīl (Gennep, ... ), medǝštīl (Tegelen), midǝstē̜ ̞l (Zelem), paal: puǝl (Linkhout), pǭl (Geleen, ... ), pilaar: pǝlē̜ ̞r (Borlo, ... ), pǝlɛ̄r (Romershoven), poortehout: pǫatsǝhō.ts (Eys), poortepaal: pǭtǝpǫal (Hoensbroek), poorterichel: pǫrtǝregǝl (Stevensweert), poortestijp: pǫrtǝštīp (Stevensweert), pǭtǝštip (Hoensbroek), schuurstijl: sxirstēi̯ǝl (Spalbeek), slagboom: slax˱bǫm (Middelaar), šlāx˱bǫu̯m (Grevenbicht / Papenhoven), slaghout: slāxhǫu̯t (Maaseik), slaglat: slāxlat (Zepperen), slagstijp: slāxstīp (Maaseik), sluithout: slau̯thōt (Nederstraat), sluitknuppel: slø̜̄tknøpǝl (Leopoldsburg), sluitlijst: šlȳtlīs (Bemelen), sluitstijl: slau̯tstɛi̯l (Nederstraat), spijpel: spipǝl (Eisden), stijl: stē̜ ̞l (Boekt Heikant, ... ), stē̜ ̞ǝl (Halen), stīl (Leuken, ... ), stɛi̯l (Lommel, ... ), stɛǝl (Lummen), štil (Geulle, ... ), štīl (Baarlo, ... ), stijp: step (Hasselt, ... ), stip (Achel, ... ), stęi̯p (Bree), stęp (Herk-de-Stad), stīp (Blerick, ... ), st‚ēp (Rosmeer), štip (Merkelbeek, ... ), štiǝp (Einighausen), štī.p (Guttecoven), štīp (Maasniel, ... ), štīǝp (Baarlo), stijpel: stepǝl (Kwaadmechelen), štipǝl (Mesch, ... ), štīpǝl (Nunhem), stootbalk: stǭu̯t˱balǝk (Opheers), stut: stø̜t (Halen), teulder: tø̄ldǝr (Dilsen), tussenstijl: tø̜sǝstil (Bree) Een rechtstaande, uitneembare paal in het midden van een poort, waartegen de beide poortvleugels gesloten kunnen worden. Deze paal is aan de bovenzijde meestal verankerd achter een gebogen stuk ijzer, aan de onderzijde in een gat. De paal wordt weggenomen als de poort helemaal geopend moet worden. De paal is onbekend in een groot aantal plaatsen. Door functionele overeenkomst kunnen de benamingen ook wel gebruikt worden voor andere soorten sluitbalken (zie deze lemmata). Zie ook afbeelding 18.g bij het lemma "poort" (4.1.1). [N 4A, 42e; N 5, 104; A 49, 4; add. uit N 5A, 93c] I-6
vertinborstel handborstel: hāntj˱bøjǝstǝl (Rijckholt), handveger: hānt˲vē̜gǝr (Ottersum), kwast: kwas (Tegelen), kwispel: kwespǝl (Bleijerheide), plank voor de schouw uit te smeren: plaŋk ˲vø̄r dǝ šǫw ūt tǝ smērǝ (Ulestraten), plaŋk ˲vø̄r dǝ šǫw ūt tǝ šmērǝ (Beek), pleisterstek: plēstǝrstɛk (Montfort), plīǝstǝrštɛk (Jabeek), plets: plɛtš (Heerlen, ... ), schouw(e)stek: šǫwstɛk (Oud-Caberg), šǫwǝštɛk (Heerlen), schouweveger: sxē̜jǝvēgǝr (Tessenderlo), sleep: šlęjp (Klimmen), smeerlat: šmērlat (Hoensbroek), spaander: špāndǝr (Beek, ... ), uitwasser: ūtwasǝr (Leuken, ... ), veger: vē̜gǝr (Tungelroy), vertinborstel: vǝrtenbøštǝl (Eys), vertinkwast: vǝrtenkwas (Eys), vertinkwispel: vǝrtenkwespǝl (Eys), vertinplank: vǝrtenplaŋk (Heerlen) Lange stok met aan het uiteinde een soort spaan of borstel, waarmee de binnenzijde van schoorsteenkanalen ruw bepleisterd wordt. De specie die hierbij werd gebruikt, werd in Q 95a 'schouwplaaster' ('šǫwplǭstǝr') genoemd. [N 32, 25d; monogr.] II-9
vertinnen vertinnen: vǝrtenǝ (Houthalen, ... ), vǝrtsenǝ (Bleijerheide, ... ), vǝrtēnǝ (Roermond), vǝrtęjnǝ (Stokkem) Metaal met een dunne laag tin bedekken om het tegen oxidatie te beschermen. [N 64, 28e; N 66, 36d; N 33, 380] II-11