e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vertrouwen betrouwbaar (bn.): betroewbaar (Lutterade, ... ), betrouwen: betrouwe (Zonhoven), betruiwe (Bree, ... ), betrówe (As, ... ), betrôuwe (Kortessem), betrôwe (Hoeselt, ... ), betrəwə (Vlijtingen, ... ), bətrawwə (Zonhoven), bətraywə (Meeuwen), bouwen op: òp bówe (As, ... ), confiance (fr.) hebben: kónfjé.nse höbbe (Zonhoven), er van op aan kunnen: dao kinste van op aan (Venlo), gə kēūnt ⁄r van óp èn (Gennep), er vanop aankunnen: dao kinste van op aan (Venlo), gə kēūnt ⁄r van óp èn (Gennep), geloven: den geluëf ik wel! (Oirlo, ... ), geluive (Vlodrop, ... ), goed (bn.): goot (Maastricht), staat maken op: staot opmake (As, ... ), Note v.d. invuller:  op eemes sjtaot kinne make (Herten (bij Roermond)), Note v.d. invuller: als iemand onbetrouwbaar is, zegt men: esse dem ein hantj höbs gegaeve môsse dien vingers naotêlle.  op eemes sjtaot kinne make (Herten (bij Roermond)), stokken op: op koene sjtoeke (Merkelbeek, ... ), òp stòkke (As, ... ), cf. WNT XV, kol. 1858, s.v. "stokken (II)"= stokken op , zich verlaten op  stokke (Maaseik), vgl. Weertlands Wb.2 (pag. 347): stokke, op, op vertrouwen, staat maken. Op dae mins kujje-n-altiêt stokke, op die man kun je altijd rekenen.  daar kun je opstokken (Ospel, ... ), tellen op: oep télə (Loksbergen, ... ), trouwen: troewe (Beek, ... ), troewə (Amstenrade, ... ), troeë (Sittard), troeën (Heythuysen, ... ), trouwe (Altweert, ... ), trouwen (Meeuwen, ... ), trōēwe (Sevenum, ... ), trŏĕwə (Oirsbeek, ... ), trówwə (Heerlen, ... ), trôwwe (Weert, ... ), vertrouwen: fərtrōēə (Reuver, ... ), te vertrouwe (Wijlre, ... ), vertroe.wə (Hulsberg, ... ), vertroewe (Echt/Gebroek, ... ), vertroewen (Born, ... ), vertroewwe (Geulle, ... ), vertroewə (Doenrade, ... ), vertroeë (Gulpen, ... ), vertrouwd (Venray, ... ), vertrouwe (Caberg, ... ), vertrouwen (Eigenbilzen, ... ), vertrouwwe (Amby, ... ), vertrowwe (Castenray, ... ), vertroûwe (Gronsveld, ... ), vertrōēwe (Susteren, ... ), vertròwwe (Waubach, ... ), vertrówe (As, ... ), vertrôuwe (Kortessem), vèrtroewə (Montfort, ... ), vèrtrôewe (Swalmen, ... ), vërtròuë (Tongeren), vərtoowə (Loksbergen, ... ), vərtraowə (Meijel, ... ), vərtroewə (Heel, ... ), vərtrouwə (Maastricht, ... ), vərtrowwə (Maastricht, ... ), vərtrōēi̯wə (Brunssum, ... ), vərtrōēwə (Venlo, ... ), vərtrŏĕwə (Susteren, ... ), vərtrŏwwə (Nieuwenhagen, ... ), vərtròw.wə (Maastricht, ... ), vərtròwwə (Maastricht, ... ), vərtrówwə (Epen, ... ), vərtrówə (Maastricht, ... ), vərtröjwə (Meeuwen), vərtr‧oͅu̯ə (Eys, ... ), én vertraan: vertrouwelijk  vertraan (Sint-Truiden), wantrouwen: eemes wantrouwen (Hoensbroek), wantroewən (Urmond) iemand of iets betrouwbaar achten [vertrouwen, trouwen] [N 85 (1981)] || vertrouwen || vertrouwen, hopen met zekerheid III-1-4, III-3-1
vertuieren andere paal geven: aŋǝrǝ pǭl gēvǝ (Eisden), een tuier geven: ǝn tou̯r gēvǝ (Tessenderlo), ene nieuwe tuier geven: nǝn nøu̯ǝn tęi̯r gē̜vǝ (Zutendaal), herpaggen: hɛrpagǝ (Landen, ... ), herpalen: hɛrpōlǝ (Zichen-Zussen-Bolder), herpiketten: hɛrpikɛtǝn (Walshoutem), hertuieren: hertuieren (Nieuwerkerken), hɛrtai̯ǝrǝ (Millen), hɛrtai̯ǝrǝn (Paal), hɛrtei̯ǝrǝ (Zutendaal), hɛrtȳrǝn (Hechtel), hɛrtø̄rǝ (Borgloon, ... ), hɛrtø̄ǝrǝ (Gutschoven, ... ), hɛrtø̜̄rǝ (Alken, ... ), hɛrtø̜̄rǝn (Diepenbeek), hɛrtø̜i̯rǝ (Jeuk, ... ), hɛrtø̜i̯rǝn (Genk, ... ), hɛrtø̜i̯ǝrǝn (Hechtel, ... ), hɛrtāi̯ǝrǝ (Tongeren), hɛrtęi̯rǝn (Stokrooie), hɛrtęi̯ǝrǝ (Genk, ... ), hɛrtīrǝn (Eigenbilzen, ... ), ęrtø̄rǝ (Landen), ɛrtęi̯ǝrǝn (Genk), herzetten: herzetten (Kerniel), hɛrzętǝ (Wellen), hippen: hepǝ (Hasselt), hoeden: hyǝn (Kaulille, ... ), hȳn (Hechtel), (Kaulille), omdoen: omdōn (Reppel), omhouwen: omhø̄u̯ǝ (Meeuwen), omhø̜i̯wǝ (Opglabbeek), ōmhø̜̄u̯ǝn (Bree), omjagen: ømjāgǝn (Peer), omtuieren: omtii̯ǝrǝn (Reppel), umtøi̯ǝrǝn (Maaseik), omzetten: ømzɛtǝ (Waasmont), ømzɛtǝn (Peer), palen: pǫ.lǝ (Vroenhoven), tuieren: tei̯ǝrǝ (Zutendaal), tei̯ǝrǝn (Beverst), tii̯ǝrǝ (Bree, ... ), tii̯ǝrǝn (Opitter, ... ), tiǝrǝn (Neeroeteren), tuieren (Lanaken), tøi̯ǝrǝ (Kwaadmechelen), tø̄i̯rǝn (Wintershoven), tø̄i̯ǝrǝ (Eisden, ... ), tø̄rǝ (Ulbeek), tø̄rǝn (Muizen, ... ), tø̄ǝi̯ǝrǝn (Maaseik), tø̄ǝrǝn (Groot-Gelmen), tø̜̄rǝ (Sint-Lambrechts-Herk, ... ), tø̜i̯ǝrǝ (Koersel, ... ), tø̜i̯ǝrǝn (Beringen, ... ), tø̜u̯i̯ǝrǝn (Dilsen), tø̜ǝrǝ (Lanaken), tē̜rǝ (Hasselt), tē̜rǝn (Kuringen), tęi̯rǝ (Bilzen), tęi̯ǝrǝn (Peer), tǫu̯rǝn (Tessenderlo), tǫu̯ǝrǝ (Tessenderlo), tɛrǝ (Hasselt), van de ene na de andere reep doen: van dǝn iǝnǝ na dǝn andǝrǝ riǝp dūn (Neerpelt), van plaats veranderen: van plaats veranderen (Sint Huibrechts Lille), veranderen: veranderen (Neeroeteren), verbeuren: vǝrbø̄rǝn (Koersel), verpachten: vǝrpaxtǝ (Landen, ... ), verplaatsen: verplaatsen (Achel), vǝrplǭtsǝ (Sint-Truiden), verstouwen: vǝrstau̯ǝn (Overpelt), vertuieren: vǝrtȳrǝn (Achel, ... ), vǝrtø̜i̯ǝrǝn (Beringen), verzetten: verzetten (Achel), vǝrzętǝ (Stokkem), vooraanpalen: vø̄rānpǭlǝ (Eisden), vooraantuieren: vø̄rāntøi̯ǝrǝ (Eisden), voorthouwen: vōrthǫu̯ǝ (Opgrimbie), voortstuieren: vutstǫu̯rǝn (Tessenderlo), voorttuieren: vurttii̯ǝrǝ (As), vurtø̜i̯ǝrǝn (Dilsen), vuǝrttii̯ǝrǝn (Neeroeteren), vuǝrttiǝrǝ (Opitter), vȳrtīrǝ (Opglabbeek), vōrttii̯ǝrǝ (Gruitrode), vōrttȳrǝn (Vucht), vōrttø̜i̯ǝrǝn (Heusden, ... ), vūrttii̯ǝrǝ (Bree), vūrttȳrǝn (Bocholt), vǫrttø̜i̯ǝrǝn (Lommel), voortzetten: vȳrtzɛtǝ (Neerglabbeek), vøtzɛtn (Tessenderlo), vøtzɛtǝ (Kerkhoven, ... ), wegspannen: wɛxšpanǝ (Heerlen) Het verplaatsen van het vee, telkens wanneer een stuk wei is afgegraasd. [L 40, 21b; monogr.] I-11
verval afloop: ā.flø̜j.p (Opoeteren), limiet: lǝmit (Tongeren), slag: slǭx (Hoepertingen), val: va.l (Alken, ... ), val (Diepenbeek, ... ), vā.l (Kanne, ... ), verval: vǝrva.l (Aldeneik, ... ), vǝrval (Hoeselt, ... ), vǝrvā.l (Maastricht), waterval: wātǝrva.l (Neeroeteren), wǫtǝrvál (Lauw), wǭ.tǝrval (Rutten) Het verschil in hoogte tussen het bovenwater en het onderwater. Volgens Coenen (pag. 39) bedroeg het verval gewoonlijk 1,5 meter. [Vds 24; Jan 89; Coe 41; Grof 73] II-3
vervaldag 1 november?: Note: invuller twijfelt over dit antwoord!  1-nov (Oirlo), bamis: bamis (Grathem), ps. omgespeld volgens Frings.  baməs (Lommel), baomeͅs (Lanklaar), baumis (Mechelen-aan-de-Maas), bāmes (Rotem, ... ), boͅməs (Zelem), ⁄bāməs (Boekt/Heikant), ps. omgespeld volgens IPA.  bames (Overpelt), bāmez (Achel), bamistijd: ps. omgespeld volgens Frings.  baməstēd (Rosmeer), betaaldag: betaaldaag (Blerick), betaldag (Meijel), Algemene opmerking: invuller twijfelt over het spellingssysteem (Veldeke). Aangezien de lijst normaal (dus in gewoon Nederlands) is ingevuld, heb ik de lijst letterlijk overgenomen, dus niet(s) omgespeld!  betaoldaoëg (Eijsden), ps. omgespeld volgens Frings.  bətoͅəldax (Rummen), ps. omgespeld volgens IPA.  bátoͅəldax (Achel), intrest bijhouden: ps. omgespeld volgens Frings.  eͅntreͅst bēͅihāgə (Gelieren/Bret), jaarlijkse aflossing: jaorlijkse aaflossing (Limbricht), juttemis: Van Dale: sint-jut(te)mis, naam van een verzonnen heiligedag, in de zegsw. met sint-juttemis (als de kalveren op het ijs dansen), d.w.z. nooit, te gener tijd; iets tot sint-juttemis uitstellen, het voor altijd uitstellen, nooit doen.  juttemis (Ell), pachtdag: de pach-daag (Schimmert), pachdaag (Holtum), sint-andries: (30 november).  Sint Andrīs (Panningen), ps. invuller heeft hierbij geen fonetische notering gegeven.  St.-Andries (Halen), ps. omgespeld volgens Frings.  sent andrēs (Bocholt), sent andris (Lummen), sentandrēs (Opglabbeek), seͅnt andris (Herk-de-Stad), ps. omgespeld volgens Frings. Het -tekentje heb ik letterlijk overgenomen.  nə Sent an⁄dris (Neerpelt), sinten-dries: Sinten Drees (Baarlo), (30 november).  Sinten Drees (Egchel), Note: invuller twijfelt over dit antwoord!  Sinte Dries (Herten (bij Roermond)), Opm. dit is vroegere benaming (30 nov.).; lang in onbruik.  Sinten Drees (Tegelen), termijndag: termiendaag (Sittard), tijd van betalen?: Note: invuller twijfelt over dit antwoord!  tijd van betalen (Oirlo), vergoeddag: ps. omgespeld volgens Frings. De i heb ik geïnterpreteerd als een gewone i en niet als een diftong, omdat die niet superscript staat.  vərguijdax (Halen), vervaldag: de vervaldaag (Roermond), der vervaldaag (Hoensbroek), vervaldaa.g (Maasniel), vervaldaag (Heerlen, ... ), vervaldag (Grathem), vervaldāāg (Swalmen), Algemene opmerking: invuller noteert als spellingssyteem Veldeke, maar het is gewoon in het Nederlands genoteerd en heb het daarom letterlijk overgenomen (dus niets omgespeld!).  vevaldaag (Welten), Opm. St. Andries.  vervaldaag (Roermond), Opm. stoottoon.  verv‧aldaag (Obbicht), ps. omgespeld volgens Frings.  də vərvaldax (Hasselt), vərvaldag (Lommel), vərvaldax (Niel-bij-St.-Truiden), vərvaldāx (Hamont, ... ), vərvalda͂x (Zichen-Zussen-Bolder), vərvaldōͅx (Wellen), vərvaldux (Oud-Waterschei), vərvāldāx (Teuven), ps. omgespeld volgens Frings. Boven de "a met een rondje erboven"(omgespeld: a) staat nog een ~; deze combinatieletter is niet te maken/om te spellen en heb alleen de "a met een rondje erboven"omgespeld.  vərva~ldāəx (Kermt), ps. omgespeld volgens Frings. Onder de a (van "...va\\l...") staat nog een rondje; dit heb ik niet meegenomen in de omspelling. Misschien bedoelt invuller een "a met een rondje erboven"(en dus omgespeld: a)?  vərva(ə)ldāx (Bocholt), ps. omgespeld volgens IPA.  vərvaldāx (Rotem), zitdag: de notaris hèt zitdaag (Susteren), zitdaag (Beegden, ... ), ps. omgespeld volgens Frings.  zetdag (Wintershoven), zeͅdōͅx (Diepenbeek), zidōx (Opheers) betaaldag, jaarlijkse ~ bij de notaris [bamis?] [N 21 (1963)] || Betekenis en uitspraak van het woord vertijen [werkwoord] i.v.m. betalen van schulden? A.u.b. uitspraak en betekenis. [N 21 (1963)] III-3-1
vervanger <omschr.> hij is in zijn plaats gegaan: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller noteert bij spellingssysteem: WBD-WLD, behalve je = dj.  héé is in zīēn plááts gəgūūn (Opglabbeek), broederdienst: broederdeens (Brunssum), leendienst: leendeens (Vlodrop), plaatsvervanger: plaatsvərvangər (Urmond), plaotsvərvengər (Maastricht), remplaant (fr.): rampelesaant (Mheer), rampelesant (Wijlre), ramplacant (Blerick, ... ), ramplasaant (Hoeselt), ramplasant (Kapel-in-t-Zand, ... ), ramplassang (Swalmen), ramplassant (Klimmen), ramplaçant (Doenrade, ... ), ramplecant (Eksel, ... ), ramplesant (Ittervoort, ... ), ramplosant (Maasniel), ramplàssánt (Gennep), rampləsant (Maastricht, ... ), rappelesan (Venray), rappelesjang (Maasbree), remplacaant (Noorbeek), remplacant (Born, ... ), remplasant (Echt/Gebroek, ... ), remplaçant (Amby, ... ), remplesant (Geulle, ... ), remplesáng (Sevenum), replecant (Maastricht, ... ), riplesant (Meijel), romplaçaant (Diepenbeek), romplesant (Ospel), ràmplesang (Sevenum), ràmplàssà.nt (Maastricht), ràmplàsànt (As), ràmpləsànt (Venlo), rámpələsàng (Epen), rèmplàsàng (Heerlen), Algemene opmerking v.d. invuller: in het Meerlos dialect bestaat geen uitgangs "n"!  remplaçant (Meerlo), Algemene opmerking: heb deze vragenlijst letterlijk overgenomen, dus zoals invuller het genoteerd heeft!  rámplásáng (Nieuwenhagen), rámpəlləsáng (Nieuwenhagen), Opm. is vroegere benaming.  ramplassant (Tienray), ps. boven de "à"staat nog een lengteteken; deze combinatieletter is niet te maken/om te spellen.  raomplàcànt (Maastricht), ps. omgespeld volgens RND!  rampləsant (Meeuwen), remplacement (fr.): remplesement (Tungelroy), vervanger: vervaanger (Maastricht), vervanger (Blerick), vərvèngər (Heel) iemand die in dienst gaat in plaats van een ander [remplaçant] [N 90 (1982)] III-3-1
verveeld ambetant: ambetant (Eksel), down: down (Meijel), lamlendig: lamlendig (Maastricht), miezerig: miezerig (Maastricht), misselijk: misselik (Maastricht), pietleuterig: pietleuterig (Eys), rot: rot (Heerlerbaan/Kaumer), verveeld: verveld (Heerlen), vervēēld (Born), vervelend: verfealend (Vaals), vervailendj (Melick), vervèlend (Noorbeek, ... ), vervelendig: verveeletig (Maastricht) de toestand waarin men zich verveelt [verveling, vernooi, verlei] [N 85 (1981)] || niet weten wat te doen en daardoor onaangenaam gestemd zijn [moe worden, ruiteren, zich vervelen] [N 85 (1981)] || verveeld || vervelend, peuterig werk [geneuk] [N 85 (1981)] III-1-4
vervelen ambeteren (< fr.): www.vandale.be: ambeteren (Belg., inf.), ergeren, vervelen, lastig vallen [sic], plagen.  ambetére (Maaseik) vervelen III-1-4
vervelend werk ambetant werk: ambetaant werk (Hoeselt), ambetant werkje: àmbətànt wèrəkskən (Lommel), fiemelswerk: fĭĕməlswérk (Heerlen), fiemelwerk: fiemel wèèrek (Gennep), fitswerk: fitswerrek (Maastricht), friemelwerk: friemelwerk (Maastricht, ... ), gefiggel: gefiggel (Gulpen), gefoefel: gefoefel (Leopoldsburg), gefriemel: gefriemel (Heythuysen, ... ), geklommel: gekloemel (Merkelbeek), gekloot: gekloeët (Ell), geklōēt (As), gekluut (Bree), geknoei: geknaöj (Susteren), gemmer: gəèmmər (Nieuwenhagen), geneuk: geneuk (Gulpen, ... ), geneuks (Amby, ... ), geneuëk (Wijnandsrade), geneuëks (Voerendaal), geneùk (Ittervoort), genĕŭk (Schimmert), genuiks (Vlodrop), genuuk (Weert), genuüks (Gronsveld), genäök (Echt/Gebroek, ... ), genèuk (Kapel-in-t-Zand), genèùk (Sevenum, ... ), genêûk (Melick, ... ), genëük (Swalmen), gəneuk (Maastricht, ... ), gəneuks (Maastricht, ... ), gənīk (Meeuwen), gənèùək (Reuver), gənèùəks (Schinnen), gənêûk (Kelpen), gənök (Beesel), gənöks (Epen), ps. invuller twijfelt over het antwoord!  genoeuk ? (Neer), gepeuter: gepeuter (Amby, ... ), gəpeuter (Montfort), gepongel: gepongel (Weert), gepriegel: gepriegel (Weert), gəprĭĕgəl (Nieuwenhagen), geprul: gəprəl (Loksbergen), gepruts: gepruts (Caberg, ... ), gəpruts (Urmond), gesukkel: gesikgel (As), klommelerij: kloemmelerei (Kerkrade), klommelswerk: klommelswerk (Doenrade), kloterij: klōēteri-j (As), klotewerk: klwatte werk (Geulle), peuterwerk: peuterwèrrek (Maastricht), pielwerk: pĭĕlwèrk (Susteren), piemelswerk: pĭĕməlswérk (Heerlen), piemelwerk: piemel werk (Wijlre), piezelswerk: piezzels werk (Waubach), o.  p‧izəlsweͅ.rək (Eys), priegelwerk: prĭĕgəlwèrk (Nieuwenhagen), prullewerk: prellewerk (Jeuk), prəllewerk (Jeuk), prutswerk: prutswaerk (Oirlo), prutswerk (Tungelroy), prutswerkje: ein prutswerkske (Venlo), vervelend werk: vervelend werk (Hoensbroek) ambetant werksken || vervelend, peuterig werk [geneuk] [N 85 (1981)] III-1-4
verveling ambetantigheid: ambetaantechets (Hoeselt), langeweile (du.): làngə-wéjl (Heerlen), lege tijd: laegen tiĕd (Sevenum), neuteligheid: nuueteligheid (Venray), verlet: verlet (Stein), vervelendigheid: vervaelentigheid (Venlo), verveling: de verveeling (Caberg), verfealong (Vaals), verfeling (Maastricht, ... ), vervaeling (Herten (bij Roermond), ... ), vervaĕling (Geleen), vervailing (Ell, ... ), verveeling (Maastricht, ... ), verveiling (Vlodrop), verveling (Eksel, ... ), verveëling (Heerlen, ... ), vervèeling (Gulpen), vervèling (Bree, ... ), vervèèling (Doenrade, ... ), vervéling (Susteren), vervééling (As, ... ), vèrvééling (Swalmen), vërvèiléng (Tongeren), vërvéléng (Tongeren), vërvêléng (Tongeren), vərvaeling (Simpelveld), vərveelin-g (Maastricht), vərveeling (Maastricht), vərvēͅliŋ (Meeuwen), vərvijling (Loksbergen), vərvèling (Venlo), vərvèèling (Heel), vərvéling (Kapel-in-t-Zand), vərvééling (Amstenrade, ... ), vərvééëling (Nieuwenhagen), vərvéé⁄ling (Brunssum), vəveeling (Maastricht), ("ei"= fr. père).  verveiling (Amby), v.  vərvēͅ.əleŋ (Eys) de toestand waarin men zich verveelt [verveling, vernooi, verlei] [N 85 (1981)] || verv eling || verveling III-1-4
verven koppen: koppen (Arcen) Nieuwe verf op een vat doen. [N 35, 93 add.] II-2