e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
verstekblokje gehrungsblokje: jīruŋs˱blø̜ksjǝ (Bleijerheide), verstekblokje: vǝrstē̜k˱blø̜kskǝ (Venlo), vǝrstē̜k˱blękskǝ (Bilzen), vǝrstęk˱blǫkskǝ (Tessenderlo), verstekhoekje: vǝrstękhukskǝ (Leopoldsburg  [(van metaal)]  ), verstekknab: vǝrštɛkknap (Mechelen) Werktuig, bestaande uit twee trapeziumvormige plankjes, die met behulp van een bout en vleugelmoer op een plank of lat vastgeklemd kunnen worden. Het verstekblokje wordt gebruikt met samen met een beitel om verstekken te steken. Zie ook afb. 119. Er bestaan verschillende uitvoeringen van het verstekblokje. Soms is het ook samengesteld uit drie plankjes die aan één zijde in verstek zijn afgezaagd. Volgens de respondent uit Leopoldsburg (K 317) was het verstekhoekje van metaal en diende het om verstekken af te schrijven. [N 53, 214c] II-12
verstekhaak binnenwinkelhaak: benǝweŋkǝlhǭk (Kleine-Brogel), drie-/drijhaak: drējhǭk (Nieuwenhagen  [(afbeelding b-c)]  , ... ), drie-/drijhoek: drihōk (Susteren), drēhōk (Bree), gehrungshaak: gēruŋshǭk (Eygelshoven), gerongshaak: jēroŋshǫak (Kerkrade), jēruŋshǫak (Bleijerheide), groothaak: gruǝthōǝk (Alken), haak: hǭk (Achel), haak van vijfenveertig graden: hōk ˲van vęjf˱ǝnvjǫtex ˲grōdǝ (Kuringen), hǭk ˲van vē̜vǝnvijǝʔex ˲grǭdǝ (Tessenderlo), ōk ˲van vif˱ǝnviɛrtex ˲grǭdǝ (Boorsem), halve hoek: halvǝn hōk (Ell), halve winkelhaak: alǝvǝ wiŋkǝlōk (Sint-Truiden), halǝvǝ weŋkǝlhǭk (Tegelen), hoek: hō.k (Jabeek), punthoek: pønthuk (Montfort), pønthūk (Bevingen, ... ), schrage winkel: šrɛ̄jǝ weŋkǝl (Kerkrade), schrijfhaak: šrifhǫak (Gulpen), schuinse haak: šø̜jnsǝ hǭk (Gronsveld), spitse haak: špetsǝ hǫak (Waubach), spitshaak: spets˱ǭk (Sint-Truiden), špetshǭk (Klimmen), spitshoek: spets˱ūk (Sint-Truiden), spitswinkel: špetsweŋkǝl (Sittard), špetswiŋkǝl (Vaals), tumphaak: tømphǭk (Munstergeleen), verstekhaak: vǝrstekhǭk (Jeuk), vǝrstēǝk˱ǭk (Meeswijk), vǝrstē̜.khwǫ ̝k (Tongeren), vǝrstē̜k(h)uǝk (Bilzen, ... ), vǝrstē̜khok (Gelieren Bret), vǝrstē̜khǭk (Echt, ... ), vǝrstē̜ǝk(h)ǭǝk (Niel-Bij-Sint-Truiden), vǝrstękhǫak (Geulle), vǝrstękhǭk (Buchten, ... ), vǝrstɛkhāk (Lommel), vǝrstɛkhē̜k (Tungelroy), vǝrstɛkhǭk (Eigenbilzen, ... ), vǝrstɛkhǭǝk (Stein), vǝrstɛ̄khwǫk (Hoeselt), vǝrstɛ̄k˱ǭk (Rekem), vǝrštekhǭk (Swalmen), vǝrštē̜.khǭk (Tegelen), vǝrštē̜khǭk (Heel, ... ), vǝrštękhǭk (Limbricht, ... ), vǝrštɛkhǫak (Bleijerheide, ... ), vǝrštɛkhǭk (Beek, ... ), vǝrštɛ̄khǫak (Ulestraten), verstekhoek: vǝrstɛkhōk (Weert), verstekhout: vǝrštē̜khǫwt (Groot Genhout), vǝrštękhǭt (Neer), verstelhaak: vǝrstɛlhǭk (Neeritter) Een winkelhaak waarvan de benen onderling een hoek van 450 vormen. De verstekhaak wordt gebruikt om versteklijnen af te tekenen en om te controleren op haaksheid. Zie ook afb. 104 en het lemma ɛverstekhaakɛ in Wld II.9, pag. 10-11 en Wld II.11, pag. 57.' [N 53, 188; N E, 18a; monogr.] || Haak waarvan de armen een hoek van 450 vormen. De verstekhaak wordt gebruikt om hoeken van 450 af te tekenen. Zie ook het lemma "verstekhaak" in Wld II.9, pag. 10-11 en afb. 77. [N 33, 318e] || Haak waarvan de armen een hoek van 450 vormen. Zie ook afb. 3. [N 30, 13b; monogr.] II-11, II-12, II-9
verstekken (een) verstek maken: vǝrstęk mākǝ (Ottersum), vǝrštɛk mākǝ (Posterholt), ǝ vǝrštē̜k mākǝ (Mechelen), in het verstek maken: ęn (h)ǝt ˲vǝrstē̜k mǭkǝ (Bilzen), in het verstek zagen: ęn (h)ǝt ˲vǝrstē̜k ˲zē̜gǝ (Bilzen), in verstek maken: en vǝrstēk mākǝ (Geulle), en vǝrštē̜k mākǝ (Tegelen), in verstek werken: e vǝrštɛk werkǝ (Bleijerheide), in verstek zagen: en vǝrštęk ˲zāgǝ (Reuver), op gehrung snijden: op jīruŋ šnijǝ (Bleijerheide), verstek zagen: vǝrstęk ˲zǭgǝ (Leopoldsburg, ... ), vǝrštɛk ˲zē̜gǝ (Heel), verstekken: vǝrstē̜kǝ (Venlo), vǝrštē̜kǝ (Herten) Het werkstuk in verstek brengen. [N 53, 203b] II-12
verstekklem hoekklem: hōkklɛm (Tegelen), lijstenklammer: līstǝklamǝr (Bleijerheide), lijstenklem: līstǝklɛm (Herten, ... ), līstǝnklɛm (Dilsen), lijstklem: līsklɛm (Posterholt), steekklem: stēkklɛm (Geulle), verstekklem: vǝrstękklɛm (Leopoldsburg), vǝrštē̜kklɛm (Mechelen), versteklijmtang: vǝrstē̜klīmtaŋ (Venlo), verstekspanner: vǝrstē̜kspanǝr (Venlo) Werktuig om in verstek bewerkte hoeken van lijsten na het lijmen vast te klemmen. Zie ook afb. 123. [N 53, 220b-c] II-12
verstekschaafblok kroonlijstenklem: krūǝnlīstǝklɛm (Venlo), stootblok: štūǝs˱blǫk (Bleijerheide), verstekblok: vǝrštē̜.k˱blǫk (Herten), vǝrštē̜k˱blǫk (Sittard  [(meervoud: vǝrštē̜k˱blø̜k)]  ), vǝrštęk˱blǫk (Roermond), versteklade: vǝrštē̜.klā. (Sittard), verstekschroef: vǝrstē̜kšrūf (Bilzen) Werktuig in de vorm van een langwerpig blok waarop twee driehoekige blokjes zijn bevestigd, waartussen het te bewerken stuk hout vastgeklemd kan worden. In de verstekschaafblok vastgezette werkstukken kunnen langs de schuine zijde van het blok in verstek geschaafd worden. Zie ook afb. 118. [N 53, 214b; monogr.] II-12
verstekverbinding met vaste pen gehrung met tap: jīruŋ met tsap (Bleijerheide), onzichtbaar verstek: unzix˱bǭr vǝrstęk (Wellen), open verstekverbinding: ǭpǝ vǝrstē̜k˲vǝrbendeŋ (Venlo), pen-en-gat met verstek: pen ɛn gāt męt ˲vǝrštē̜k (Sint Odilienberg), pɛn ɛn gāt męt ˲vǝrstē̜k (Stein), scheerverbinding met verstek: šērvǝrbenjeŋ męt ˲vǝrštęk (Roermond), šīǝrvǝrbenjeŋ męt ˲vǝrštē̜k (Linne), verstek: vǝrstɛk (Ottersum), vǝrštɛk (Posterholt), verstek met pen: vǝrštɛk met pɛn (Posterholt), versteklas: vǝrštɛ̄kleš (Mechelen) Houtverbinding, waarbij de delen met behulp van pen en gat aan elkaar bevestigd worden. Zie ook afb. 145. Deze verbinding is steviger dan een gewoon verstek. [N 54, 57a] II-12
verstekzaagmachine gehrungszeeg: jīruŋs˲zē̜ǝx (Bleijerheide), lijstenzeeg: līstǝzē̜x (Heel), verstekzaag: vǝrstē̜k˲zāx (Venlo), vǝrstęk˲zǭx (Leopoldsburg, ... ), vǝrštē̜k˲zāx (Tegelen), vǝrštęk˲zāx (Reuver), verstekzeeg: vǝrstiǝ.k˲ziǝx (Hasselt), vǝrstēk˲zēx (Diepenbeek, ... ), vǝrstēk˲zē̜x (Dilsen), vǝrstē̜k˲zē̜x (Bilzen), vǝrstęk˲zē̜x (Geulle), vǝrštē̜k˲zē̜x (Herten, ... ), vǝrštɛk˲zē̜x (Heel, ... ) Zaag die gemonteerd is in een ijzeren constructie met geleiders en in verschillende hoekstanden geplaatst kan worden. De verstekzaagmachine wordt gebruikt om verstekken te zagen. Zie ook afb. 16. [N 53, 12; monogr.] II-12
verstelbaar luik boven de varkenstrog barreer: barēr (Teuven), bredertje: brērkǝ (Boorsem), deksel: deksǝl (Riksingen), dęksǝl (Ophoven), deur van varkensbak: dø̄r van vɛrkǝs˱bak (Neerpelt), deurtje: dei̯ǝrkǝ (Beverst), deurtje van de trog: dø̄rkǝ van dǝn trōx (Lanaken), gat: gāt (Halen), grendel: gręndǝl (Bocholtz), gril: gril (Mal), grilǝ (Grathem), klap: klap (Baarlo, ... ), klep: klɛp (Blitterswijck, ... ), (mv)  klɛpǝ (Guttecoven), korf: kø̄rf (Mechelen), lid: let (Gennep), luik: lu.k (Neer, ... ), luuk (Maaseik), luu̯k (Rotem), lūk (Ell, ... ), meelplank: mē̜ ̞lplāŋk (Millen), plank: plaŋk (Boekt Heikant, ... ), regelaar: rēgǝlęr (Val-Meer, ... ), riester: rēstǝr (Waterloos), schedel: sxē.gǝl (Zelem), sxēi̯ǝl (Beringen), sxēǝǝl (Paal), schedel van een trog: sxēl vān ǝn trōx (Beringen), schuif: šȳf (Puth), šø̜i̯f (Gronsveld), slag: slāx (Maasmechelen, ... ), slagdeur: slax˱dø̄r (Lummen), sleuf: slø̜i̯f (Opheers), trogdeur: trōxdø̜̄r (Eisden), troggat: trox˲gāt (Maastricht), trogluik: trōxlūk (Lanklaar), trogplank: troxplaŋk (Meldert), trogschedel: troxsxēl (Beringen), trogschuif: trǫxsē̜ ̞i̯ǝf (Kermt), val: fāl (Grote-Spouwen), val (Kwaadmechelen), valdeur: valdø̄r (Berverlo, ... ), vaǝldø̄ǝr (Hechtel), varkensdeur: vɛrkǝs˱dīr (Opglabbeek), varkensklappe: vē̜ ̞rkǝsklapǝ (Sevenum), varkensluik: vɛrǝkǝslūk (Leunen), varkensschot: vɛ̄rǝkǝsšǫ.t (Heugem), voederklep: vui̯ǝrklęp (Diepenbeek), voederkot: vø̜̄i̯ǝrkyt (Rosmeer), voerdeur: vōrdīǝr (Bree), vūrdø̄r (Neerpelt), voerklep: vōrklęp (Blerick, ... ), voerluik: vōrlȳk (Bocholt, ... ), vōrlūk (Egchel, ... ) Boven de varkenstrog bevond zich vaak een verstelbaar voerluik. In L 360 kende men geen luik maar een scherm in de vorm van een rechtopstaande plank. [N 5A, 60e] I-6
verstelbare centerboor centerboor: sɛntǝrbǭr (Mechelen), verstelbare boor: verstelbare boor (Dilsen), vǝrstęlbārǝ bǭr (Ottersum), vǝrštelbār bǭr (Posterholt), vǝrštęlbārǝ bǭr (Reuver), vǝrštɛlbār bǫar (Bleijerheide), verstelbare centerboor: verstelbare centerboor (Leopoldsburg), vǝrstęlbārǝ sɛntǝrbǭr (Venlo), verstelbare houtboor: vǝrštɛlbārǝ hǫwt˱bǭr (Herten), verstelboor: vǝrstęlbōr (Geulle), vǝrštęlbūǝr (Heel) Een boorijzer met een verstelbaar mesje waardoor geboord kan worden met diverse diameters zonder dat de boor verwisseld hoeft te worden. Zie ook afb. 75. [N 53, 172] II-12
verstelbare moersleutel bahco-sleutel: bākoslø̜tǝl (Neeritter), bākošlȳǝtǝl (Nieuwenhagen, ... ), bākošløsǝl (Bleijerheide, ... ), engelander: eŋǝlɛndǝr (Gennep, ... ), eŋǝlɛnjǝr (Swalmen), ɛŋǝlɛndǝr (Bleijerheide, ... ), ̇ęjŋǝlɛndǝr (Gronsveld), engelse sleutel: eŋǝlsǝ slȳtǝl (Weert), eŋǝlsǝ slø̜tǝl (Heijen, ... ), eŋǝlsǝ šlȳǝtǝl (Ten Esschen), eŋǝlsǝ šlø̜tǝl (Helden, ... ), eŋǝlšǝ šlyǝtǝl (Klimmen), eŋǝlšǝ šlø̜tǝl (Rothem), ęŋǝlsǝ sliǝtǝl (Bilzen, ... ), ęŋǝlsǝ sløtǝl (Diepenbeek), ęŋǝlsǝ slø̜tǝl (Geulle, ... ), ęŋǝlsǝ slē.tǝl (Hasselt), ęŋǝlsǝ sniǝtǝl (Bilzen), ęŋǝlsǝ šlȳǝtǝl (Nieuwenhagen, ... ), ɛŋǝlsǝ sljętǝl (Eigenbilzen), ɛ̃ŋǝlsǝ slø̜tǝl (Tessenderlo), engelse sleuter: ęŋǝlsǝ sløtǝr (Jeuk), hollandse sleutel: hǫlǝnšǝ šlø̜tǝl (Herten), ijzeren sleuter: ęjzǝrǝ slø̜jtǝr (Bevingen), klauwsleutel: klǫwšlø̜tǝl (Herten), schroefsleutel: šrufšløsǝl (Kerkrade  [(oud -- vergelijk afbeelding 199c)]  ), sleutel met schroef: sniǝtǝl męt šrūf (Bilzen), tandsleutel: tantjslø̜tǝl (Neeritter), tantslȳtǝl (Weert), tantslø̜tǝl (Montfort), tantšlyǝtǝl (Klimmen), tsaŋkšløsǝl (Simpelveld), tandsleuter: tāntslø̜jtǝr (Bevingen), verstelbare sleutel: vǝrštɛlbārǝ šløsǝl (Spekholzerheide), verstelsleutel: vǝrštɛlšløsǝl (Simpelveld) sǝl Q 116; verstelbare sleutel: vǝrštɛlbrǝ šløsǝl Q 121b; ijzeren sleuter: ęjzǝrǝ slø̜jtǝr P 176b; %%B de volgende opgaven betreffen het oudere type Engelse sleutel -- vergelijk afbeelding 199a-d%% engelse sleutel: e' [N 33, 300a; N 33, 300d; N 64, 78b; monogr.] II-11