22711 |
verschillende knikkerspelen: nagooien |
naboedelen:
noa bŏĕdele (L300p Beesel),
noab[o}edələ (L331p Swalmen),
nabollen:
noabolle(n) (L427p Obbicht),
nabruien:
naobreuien (Q198a Mesch),
nadreutelen:
Sub dreutele.
nāōdreutele (L217p Meerlo, ...
L214p Wanssum),
nadruilen:
noadrölle (L217p Meerlo),
ww. zw. Ook naoketse. De bedoeling was, al voortwandelend de knikker van de tegenspeler al rollend of werpend te raken, of er zo dicht bij te komen, dat je de knikkers kon "spanne"(z. ald.).
nāōdrölle (L217p Meerlo, ...
L214p Wanssum),
znw. o. Ook naoketse. De bedoeling was, al voortwandelend de knikker van de tegenspeler al rollend of werpend te raken, of er zo dicht bij te komen, dat je de knikkers kon "spanne"(z. ald.).
nāōdrölle (L217p Meerlo, ...
L214p Wanssum),
nadullen:
narollen
nōͅdøͅlən (L247p Broekhuizen),
nagooien:
nagooien (L289b Leuken),
naogaoje (L382p Montfort),
noagoaje (L269p Blerick),
noagoeeje (L248p Lottum),
noagoeje (L318b Tungelroy),
nōͅgōjə (L325p Horn),
#NAME?
nagooien (L427p Obbicht),
noagoaje (L378p Stevensweert),
De ene jongen moest met zijn "biegkel"die van de andere, soms op enige meters afstand liggend, zien te raken. De raakgooier verdiende dan een "köls", die de "getroffene"moest geven. Dit spel werd ook "keigoeëje"genoemd. Uitgestorven.
naogoeëje (L330p Herten (bij Roermond)),
Dit was een spel met de "biegkel", waarbij twee jongens betrokken waren. De een wierp zijn biegkel (een mooie rond-ovale steen) op een afstand van ongeveer 5 m op de weg. De ander moest deze steen met een worp van zijn eigen biegkel zien te raken. Mislukte dit, dan probeerde de eerste, met zijn biegkel, die van de misgooier te raken, enz. De "raakgooier"kreeg van de ander dan een "köls"(knikker) of een knoop. Ook uitgestorven.
naogoeëje (L330p Herten (bij Roermond)),
ieder gooide met eem stuiter om beurt en tracht die van de ander te raken. In dat geval kreeg men een aantal kæls.
nagooien (L269p Blerick),
naketsen:
naokĕtse (L296p Steyl),
De eerste speler gooide een stenen sjtuiter of ijzeren bumke op een bepaalde afstand, en gaf zijn tegenspeler de kans, om deze vanaf een door hem aangewezen plaats met een andere sjtuiter of bumke te raken. Lukte dit, dan had de laatste een vooraf vastgesteld aantal knikkers gewonnen. Behalve om knikkers werd dit spel vaak ook, vooral door kleine kinderen, om griffelkes, bontgekleurde sjerfkes, gekleurde bonen of moetjes (zie aldaar) gespeeld.
naokètse (L270p Tegelen),
hetzelfde als naosjmiete
naoketse (L270p Tegelen),
Sub naodrölle. De bedoeling was, al voortwandelend de knikker van de tegenspeler al rollend of werpend te raken, of er zo dicht bij te komen, dat je de knikkers kon "spanne"(z. ald.).
nāōketse (L217p Meerlo, ...
L214p Wanssum),
Zie: kinderspelen.
nao-ketse (L270p Tegelen),
naknoppen:
Sub maal.
naoknuppe (L289p Weert),
Zie ook: maale.
naoknuppe (L289p Weert),
nakoedelen:
meer uitleg in de lijst
nuā koedelle (L294p Neer),
nakuilen:
noakuile (L321p Neeritter),
narijden:
noarieen (L416p Opglabbeek),
noarieje (Q203p Gulpen),
nōͅreijə (L372p Maaseik),
naschieten:
naoscheete (Q100p Houthem),
naosjeete (Q197p Noorbeek, ...
Q112z Ten-Esschen/Weustenrade),
noa sjeete (L327p Beegden),
noasjeete (L431p Dieteren),
noasjēͅtə (Q035p Brunssum),
nōͅsjētə (Q009p Mechelen-aan-de-Maas),
Het sjuiterke of de kæls werd in de buiging van de wijsvinger geelgd en met de duim zeggeschoten. Doel is het raken of tot op spanwijdte benaderen van de knikker van de tegenstander.
naosjeete (L270p Tegelen),
nasmijten:
naosjmieten (Q036p Nuth/Aalbeek),
noasjmiete (L298p Kessel),
gebeurde met sjtuiters. Ook naoketse genoemd
naosjmiete (L270p Tegelen),
nasteken:
noastjêke (L327p Beegden),
Dit spel raakt meer en meer uit de mode. Het oude "sjeete"bestaat niet meer. Men speelt nog "noatikke", langs den weg, en "pötsje"op de plaats, dan staan de knikkers binnen een cirkel
noatikke (Q187p Sint-Pieter),
Opm. dit gebeurt met grote knikkers: de een tracht de knikker(s) van de ander te raken.
noastêke (L323p Buggenum),
nawerpen:
Sub naowerpe.
naowerpe of naotülle (Q121p Kerkrade)
|
[De jongensspelen: 18]. Naogoeëje / keigoeëje. || benamingen in het knikkerspel [SGV (1914)] || Hoe worden (werden) de verschillende knikkerspelen genoemd? [N R (1968)] || Kinderspel. || Knikker of stuiterspel. || Knikkeren. || Knikkerspel waarbij al voortgaande de een zijn knikker in voorbewegingsrichting rolde en daarna de ander die met zijn knikker trachtte te raken of op spanwijdte (z. spanne) trachtte te naderen. (z. drölle) || Knikkerspel. || Sub Knikkerspelen. || t was het bedrijven van een kinderspel, door jongens. [Z. toel.]
III-3-2
|
22714 |
verschillende knikkerspelen: ringschieten |
in een ringetje doen:
in e ringske doon (L298p Kessel),
ring doppen:
reŋkdobə (L360p Bree),
ring kletsen:
reiŋk kletsə (P120p Alken),
ring schieten:
raŋk sjītə (Q072p Beverst),
reŋksjētə (L360p Bree),
rinksjeeten (Q198a Mesch),
#NAME?
reͅŋk sjētə (L432p Susteren),
rinkscheete (Q113p Heerlen),
ring stoten:
ringkstote (L432p Susteren),
ringetje huiven:
een ringske huiven (Q102p Amby),
ringetje schieten:
reŋskə sjētə (L372p Maaseik),
reŋskə sjēͅtə (Q098p Schimmert),
ringske scheete (Q100p Houthem),
ringske sjeete (L291p Helden/Everlo),
in een kring, waarin twee knikkers worden neergelegd, om deze dan eruit te schieten
reŋskə sxētə (L316p Kaulille)
|
benamingen in het knikkerspel [SGV (1914)] || Hoe worden (werden) de verschillende knikkerspelen genoemd? [N R (1968)]
III-3-2
|
22715 |
verschillende knikkerspelen: slang schieten |
op slang schieten:
oͅp slaŋ sxitə (P176p Sint-Truiden),
slang kletsen:
slāŋ kletsə (P120p Alken),
slang schieten:
sjlang sjeete (L426z Holtum),
sjlangsjeeten (Q198a Mesch),
slang schieten (L353p Eksel),
slang sjîete (Q074p Kortessem),
slangsjiet`n (-sjüt`n) (Q071p Diepenbeek),
slaŋ sjētə (Q009p Mechelen-aan-de-Maas),
slaŋsjētə (L360p Bree),
- Jef, je bent n stoepelaar [stôeppëlèr].
slang sjietë (Q077p Hoeselt),
I, II, III (zeldz.).
slàngsjīētë (Q162p Tongeren),
in een slangvormige baan
slaŋ sxētə (L316p Kaulille),
Ook: slengskë-sjietë.
slangsjiete (Q077p Hoeselt),
Op de grond wordt een figuur uitgetekend als een fel kronkelende slang met twee lijnen op een afstand tussen 10 cm tot 20 cm breed. Je moet zo snel mogelijk met je knikker vanaf het begin het eindpunt bereiken. Komt je knikker op de lijn of er buiten dan moet je herbeginnen. Kom je in het bereik van rivalen dan mag je zijn knikker buiten de slang schieten, waarna deze moet herbeginnen, je mag ook je vriend "meepakken", zijn knikker verder schieten in de slagn tussen de lijnen. Loopt het fout, dat herbeginnen.
slangschietten (L353p Eksel),
pag. 7-10: n Hooivork om een slang te tekenen! Hoe meer de slang kronkelt, hoe moeilijker. Nog wat dwarsstrepen en t is klaar. -En aan ieder uiteinde ook een streep zie ik. Wie het verst in de slang kan schieten, mag eerst. Het is de bedoeling om eerst over de eindstreep te raken. Als je buiten schiet moet je n streep terug. (Er zijn verschillende manieren van schieten: schieten vanaf de kneukel; schieten vanuit een hennenkont.) De speler die aan [sic: een] andere raakt of eruit schiet, blijft aan de beurt.
slangsjiet`n (Q071p Diepenbeek),
Sub meësjîete.
slang sjîete (Q074p Kortessem),
Sub sjietë, [3].
slang sjietë (Q077p Hoeselt),
Sub sjîete.
slangsjîete (Q074p Kortessem),
Sub slang.
slang schieten (Q001p Zonhoven),
slangetje:
t sleͅŋskə (Q002p Hasselt),
slangetje schieten:
slengskë-sjietë (Q077p Hoeselt),
Het ^ teken boven een klinker betekent sleeptoon., /
slengske schietten (L353p Eksel),
Op de grond wordt een figuur uitgetekend als een fel kronkelende slang met twee lijnen op een afstand tussen 10 cm tot 20 cm breed. Je moet zo snel mogelijk met je knikker vanaf het begin het eindpunt bereiken. Komt je knikker op de lijn of er buiten dan moet je herbeginnen. Kom je in het bereik van rivalen dan mag je zijn knikker buiten de slang schieten, waarna deze moet herbeginnen, je mag ook je vriend "meepakken", zijn knikker verder schieten in de slagn tussen de lijnen. Loopt het fout, dat herbeginnen.
slengske schietten (L353p Eksel),
Sub slang.
slengske spe.le (Q002p Hasselt),
slĕngske sjéten (Q013p Uikhoven),
sléngske schīē.ëte (Q001p Zonhoven),
Sub sláng, (2).
sléngske schîe.te (K361p Zolder)
|
[Knikkerspel:] Slangschieten. || [Knikkerspel]. || een slangetje volgen [SND (2006)] || Een soort knikkerspel dat gespeeld werd in een kronkelende holte in de grond. || Een soort knikkerspel dat kronkelend verliep. || het holletje in de grond bij t knikkeren [kuil, kuiltje, putje, O, demke] [N 112 (2006)] || Hoe worden (werden) de verschillende knikkerspelen genoemd? [N R (1968)] || Kinderspel met knikkers. || Knikkeren. || Knikkerspel in een slangvormige gleuf. || Knikkerspel waarbij in de grond n bochtige uitholling (de slang) over een bepaalde afstand werd gemaakt. De spelers trachtten hun knikker eerst door de slang te krijgen; wie hem buiten de slang schoot, moest opnieuw beginnen. || Knikkerspel waarbij langs n kronkelende groeve naar n kuiltje geschoten werd; als men buiten de slang terechtkwam of door de tegenstrever eruit geknikkerd werd, moest men vooraan beginnen. || Knikkerspel. || Langs n kronkelend greppeltje naar een kuiltje schieten. || Slang knikkeren. || Slang schieten. || Spel, waarbij de jongens hun knikkers doorheen een slangvormige baan schieten.
III-3-2
|
23123 |
verschillende knikkerspelen: slang schieten add. |
slang:
Slang schieten, n slang maken.
slaŋ (Q001p Zonhoven)
|
Slang: Kronkelende holte in de grond waarin men knikkert.
III-3-2
|
22593 |
verschillende knikkerspelen: spel met knikkers en centen op een steen (trumpen) |
trumpen:
trumpe (L269b Boekend, ...
L249p Grubbenvorst,
L322p Haelen,
L291p Helden/Everlo,
L291p Helden/Everlo,
L292p Heythuysen,
L332p Maasniel,
L271p Venlo,
L271p Venlo,
L271p Venlo),
trumpə (L331p Swalmen),
trūmpe (L217p Meerlo),
trūmpə (L300p Beesel),
#NAME?
trumpe (L378p Stevensweert),
(met centen op een platte steen).
trumpe (L269p Blerick),
(Na het middageten, dat steeds om 12u plaats vond, vermaakten de mannen zich (tenminste in de zomer), tot dat het tijd werd voor t lof, met "sjtaeke"of "trumpe". Beide spelen zijn, in Herten, al ongeveer 50 jaar uitgestorven.)
trumpe (L330p Herten (bij Roermond)),
1. Luiden (van één klok).
trumpe (L331p Swalmen),
[ww. en zn.]: Hertens volksspel, dat in mijn jeugd veel, als ontspanning, door volwassenen werd beoefend en wel op zondag. Het was een spel voor mannen. Het is nu al zeker 50-60 jaar uitgestorven. Het werd steeds op straat gespeeld en wel minimaal door twee personen.
trumpe (L330p Herten (bij Roermond)),
centen op een platte leggen. Het uittikken van de tegenstander betekent winst, maar ook het benaderen van de trump, om daar zoveel mogelijk munten uit de mungk-positie in de kræts=positie te tikken.
trumpe (L270p Tegelen),
De centen, van elke speler een gelijk aantal, (1, 2 of 3) lagen kruis? munt? De spelers "goeëiden aaf", d.w.z. ze wierpen van de steen (de pot) af in de richting van de streep. Wie er het dichtste bij lag was de eerste werper. Het doel van het spel was de centen te doen onderste boven vallen door er met de bikkel op te gooien of door de "pot"te doen kantelen.
trūmpe (L217p Meerlo, ...
L214p Wanssum),
dit spel werd gespeeld met centen en een ijzeren bol ter grote van een stuiter
trumpe (L269a Hout-Blerick),
Een platte steen, gewoonlijk n plevuus (plavuis of tegel) werd op de grond gelegd, en op een afstand van +- 6 meter trok men een perk (streep) in t zand. Deze platte steen noemde men dn trump.
trumpe (L270p Tegelen),
knikkeren met cent op steen
trum-pe (L215p Blitterswijck),
meer uitleg in de lijst
trumpe (L294p Neer),
met eem grote knikker al of niet met centen erbij
trumpe (L290p Panningen),
Vero.
trumpe (L270p Tegelen),
Zie kles: twee centen op een steen die half over elkaar liggen.
trumpen (L214p Wanssum)
|
2. Een spel waarbij men probeerde een muntstuk, dat op een straatklinker gelegd was, met een ijzeren kogel te treffen. || [Straatspel met kleine muntstukjes als inzet; in hoofdzaak door volwassenen gespeeld, vgl. pag. 124]. || benamingen in het knikkerspel [SGV (1914)] || Hertens volksspel, dat in mijn jeugd veel, als ontspanning, door volwassenen werd beoefend en wel op zondag. || Het kansspel waarbij een munt opgegooid wordt; de winnaar is degene die goed voorspeld heeft welke zijde (kruis of munt) boven zal liggen [koppelen, letteren, opgooien, omgooien, omroeien]. [N 88 (1982)] || Hoe worden (werden) de verschillende knikkerspelen genoemd? [N R (1968)] || Jongensspel. || Knikkerspel, waarbij men vanaf een streep zijn knikker zo dicht mogelijk bij een steen moet rollen. Daarna kan men bij de volgende beurt 2 centen die kruis liggen munt gooien. || Kogelspel. || Spel met centen en stuiter. || Spelen het spel van "trumpe", een spel met dikke stuiters ("bikkel"), een baksteen en centen. || Straatspel met kleine muntstukjes als inzet; in hoofdzaak door volwassenen gespeeld. || Werpspel met stenen en met geld als inzet. || z. toel.
III-3-2
|
22821 |
verschillende knikkerspelen: stoepen |
stoepen:
Met de hand over de schreef komen.
stôêpe (Q078p Wellen),
Wie durft stoepen moogt niet meer meedoen.
stupə (P213p Niel-bij-St.-Truiden)
|
Knikkerspel. [ZND m] || Stoepen: 1. (Knikkerspel) Heimelijk zijn knikker vooruitschuiven om de afstand tussen knikker en doel te verkleinen; onregelmatig spelen.
III-3-2
|
27965 |
verschuiven |
achteruitrippen:
achteruitrippen (Q003p Genk
[(Winterslag / Waterschei)]
[Zolder]),
bakken trekken:
bakǝ trękǝ (Q007p Eisden
[(Eisden)]
[Wilhelmina]),
doorduwen:
dørxdø̜jǝ (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Laura, Julia]),
heruitkomen:
ǝrūskomǝ (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale]),
omduwen:
ømdø̜jǝ (Q117a Waubach
[(Laura / Julia)]
[Winterslag, Waterschei]),
omschuiven:
omšȳvǝ (Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Maurits]),
ømšȳvǝ (Q035p Brunssum
[(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]
, ... [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]
Q121a Chevremont
[(Julia)]
, [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]
Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
, [Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]
Q117p Nieuwenhagen
[(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]
, [Laura, Julia]
Q117a Waubach
[(Laura / Julia)]
[Julia]),
̇ǫmšȳvǝ (Q202p Eys
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]),
rippen:
repǝ (L417p As
[(Zwartberg / Waterschei)]
, ... [Zwartberg]
K361p Zolder
[(Zolder)]
, [Zwartberg, Waterschei]
Q001p Zonhoven
[(Zwartberg)]
[Eisden]),
schuiven:
šȳvǝ (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
, ... [Domaniale]
Q021p Geleen
[(Maurits)]
, [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]
Q113p Heerlen
[(Emma)]
, [Domaniale]
Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
, [Willem-Sophia]
Q121b Spekholzerheide
[(Willem-Sophia)]
, [Domaniale]
L374p Thorn
[(Maurits)]
, [Maurits]
Q112p Voerendaal
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Emma]),
varen:
vārǝ (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Eisden]),
verschuiven:
vǝršȳvǝ (L433p Nieuwstadt
[(Maurits)]
[Emma, Hendrik, Wilhelmina])
|
Gezegd van een ondersteuning die door zijdelingse druk in een galerij of steengang van zijn plaats schuift. [div.] || Het transportmiddel van een pijler in zijn geheel in de richting van het koolfront verschuiven. In tegenstelling tot het verleggen hoeft de transportinstallatie daarbij niet gedemonteerd te worden. Zie ook het lemma Verleggen. [N 95, 535]
II-5
|
21666 |
verschuldigd zijn |
<omschr.> daar staat nog get te kraaien:
doa sjteit nog gêt te kréée (Q020p Sittard),
<omschr.> het staat daar te kraaien:
⁄t steit doo te kreije (L321p Neeritter),
aan de lat staan:
den het nog wat an de lat staon (L216p Oirlo),
aan het bred staan:
häe sjteet nog aa ge bred (Q113p Heerlen),
betaalplichtig zijn:
betaalplichtig (L330p Herten (bij Roermond)),
betalen:
betaole (Q095p Maastricht),
gelden:
gelje (L321a Ittervoort),
geldig zijn:
geldig (Q035p Brunssum),
in de krijt staan:
Algemene opmerking: invuller noteert als spellingssysteem Veldeke, maar met een vraagteken erachter; de lijst is gewoon in het "Nederlands"ingevuld en heb het daarom maar letterlijk overgenomen (dus niet omgespeld!).
in de kriet sjtoon (Q097p Ulestraten, ...
Q097p Ulestraten),
in de lat staan:
en de lat hébbe staoṇ (L163a Milsbeek, ...
L163p Ottersum),
in de schuld staan:
e.n də šō.t štoͅ.a (Q202p Eys),
in een zwart blaadje staan:
in ee zwart blädje stoan (Q028p Jabeek),
in het boek staan:
ient book sjtoen (Q198a Mesch),
in het krijt staan:
in ut kriët (L295p Baarlo),
in ⁄t kriet sjtao (Q034p Merkelbeek),
in ⁄t kriet sjtaon (L330p Herten (bij Roermond)),
in ⁄t kriet sjtoun (L295p Baarlo),
in ⁄t krijt staan (L364p Meeuwen),
in ⁄t krīēt staon (L266p Sevenum),
in ⁄t krîêt stoo⁄n (L353p Eksel),
Opm. als het om kleine bedragen gaat.
in ⁄t kriet sjtaon (L327p Beegden),
Opm. meer voor dagelijkse levensbehoeften.
in ⁄t krīēt sjtòòn (L290p Panningen),
ps. letterlijk overgenomen.
īn ⁄t krīēt staon (L290a Egchel),
manen:
Van Dale: IV. manen, 1. (iem.) met aandrang herinneren aan een verplichting, hem opwekken tot het vervullen ervan, m.n. tot betaling.
moa⁄nen (L353p Eksel),
moeten:
eme get mōte (L417p As),
mòitə (P047p Loksbergen),
plichtig betalen:
pligtig betalen (L383p Melick),
plichtig zijn:
plichtig (L298a Kesseleik),
plichtig zeen (L371p Ophoven, ...
Q020p Sittard),
plichtig zijn (L382p Montfort),
schuld hebben:
haet sjuld (L294p Neer),
schuld hebbe (L217p Meerlo, ...
L210p Venray),
schuld hebben (L216p Oirlo),
schuld hubbe (Q096b Itteren),
schöld höbbe (Q095p Maastricht),
sjeult hébbə (L265p Meijel),
sjoot (hán) (Q113p Heerlen),
sjout höbbe (L320a Ell),
sjōōthāān (há) (Q117p Nieuwenhagen),
sjuit höbbe (L360p Bree),
sjuld hubbe (L332p Maasniel),
sjòwt hébbe (L417p As),
sjöld höbbə (L329p Roermond),
Algemene opmerking: invuller noteert als spellingssyteem Veldeke, maar het is gewoon in het Nederlands genoteerd en heb het daarom letterlijk overgenomen (dus niets omgespeld!).
sjoot han (Q113a Welten),
Opm. als het om grote bedragen gaat.
sjout höbbe (L327p Beegden),
schuld zijn:
schuld (Q015p Stein),
schöld (L271p Venlo),
schöld zien (L267p Maasbree),
sjauwt sie (Q201p Wijlre),
sjoot (Q207p Epen),
sjoot zieë (Q117a Waubach),
schulden:
get sjöljə (L328p Heel),
schulje (Q015p Stein),
schuldig zijn:
schōldjig (L289p Weert),
schuildig zeen (L382p Montfort),
schuldig (Q203p Gulpen, ...
Q039p Hoensbroek,
Q203b Ingber,
L266p Sevenum,
L266p Sevenum,
L245b Tienray),
schuldig zien (Q203p Gulpen, ...
L267p Maasbree,
L216p Oirlo),
schuldig zijn (L320c Haler, ...
K317p Leopoldsburg,
Q001p Zonhoven),
schuljig (L428p Born),
schŭldig zin (Q098p Schimmert),
schäldig zien (L269p Blerick),
schöldich zeen (Q102p Amby),
schöldig (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
schöldig zien (Q039p Hoensbroek),
sjillig zeen (L417p As),
sjuldig (L265p Meijel, ...
L387p Posterholt,
Q112z Ten-Esschen/Weustenrade),
sjuldig zeen (L374p Thorn),
sjuldig zīē (Q196p Mheer),
sjuljig (Q015p Stein),
sjuljig zeen (L433p Nieuwstadt),
sjuljig zin (L332p Maasniel),
sjullig (L386p Vlodrop),
sjòldig (L332p Maasniel),
sjöldich (zîê) (Q113p Heerlen),
sjöldichzin (L300p Beesel),
sjöldig (Q018p Geulle, ...
Q193p Gronsveld,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q033p Oirsbeek,
L329p Roermond,
L329p Roermond),
sjöldig zeen (L330p Herten (bij Roermond)),
sjöldig zien (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
sjöldig zin (Q034p Merkelbeek, ...
L299p Reuver),
sjöldjig zeen (L318b Tungelroy),
sjöldəch (Q095p Maastricht),
sjöljich zeen (L425p Grevenbicht/Papenhoven, ...
L329a Kapel-in-t-Zand,
L432p Susteren),
sjöljig (Q027p Doenrade),
sjöljig zeen (L429p Guttecoven),
sjöllig zeen (L381p Echt/Gebroek),
sjöllig zien (Q095p Maastricht),
sjöllig zieë (Q111p Klimmen),
sjüldig zien (Q086p Eigenbilzen),
skəldig zijn (P219p Jeuk),
verplicht zijn:
verplicht zeen (L374p Thorn),
verplicht zin (Q098p Schimmert),
verplieg (Q095p Maastricht),
verschulden:
verschölden (Q039p Hoensbroek),
verschuldigen:
versjöldigən (Q014p Urmond)
|
Geldschuld, schuld die men nog moet betalen [N 21 (1963)] || kwitantie, bewijs van schulddelging [N 21 (1963)] || schuld die niet schriftelijk is vastgelegd [handschuld?] [N 21 (1963)] || verplicht te betalen [schuldig (zijn), plichtig zijn, gelden] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
34233 |
verse koe |
eerste:
īštǝ (Q113a Welten),
eerste maal:
ø̜̄stǝ mǭl (L163a Milsbeek),
eersteling:
isleŋ (P051p Lummen),
josliŋ (Q158p Riksingen),
jǫsǝleŋ (P055p Kermt),
īsǝleŋ (P055p Kermt),
frisgekalfde koe:
fresgǝkōǝfdǝ kō (Q204a Mechelen),
frismelkende koe:
frešmelkǝnt kǫw (Q119p Eygelshoven),
frisse koe:
frešǝ ku (L373p Roosteren),
frešǝ kǫw (Q119p Eygelshoven),
frisse vaars:
fresǝ vērs (L326p Grathem),
vresǝ vēs (L426z Holtum),
gekalfde koe:
gǝkalfdǝ kau̯ (P177p Zepperen),
gǝkāfdǝ kōj (Q095a Oud-Caberg),
gekalfde vaars:
gǝkawv˱dǝ vē̜rs (L368b Waterloos),
kalfkoe:
kawfku (Q014p Urmond),
kǭfkō (Q197p Noorbeek),
kalfskoe:
kou̯fskō (Q007p Eisden),
melkgevende koe:
mɛlǝkgęvǝndǝ kō (L422p Lanklaar),
melkkoe:
męlǝkkø̜ (Q072a Rapertingen),
vaars:
vērs (Q094b Wolder / Oud-Vroenhoven / Wiler),
vaarsje:
vjāskǝ (Q002p Hasselt),
vers kalfje:
vē̜š kɛi̯fkǝ (Q020p Sittard),
verse:
vi̯esǝ (Q162p Tongeren),
vjǫsǝ (Q071p Diepenbeek, ...
Q078p Wellen),
vēsǝ (L371a Geistingen, ...
Q018p Geulle,
L369p Kinrooi,
L371p Ophoven),
vōrsǝ (L314p Overpelt),
vǫrsǝ (K358p Beringen, ...
Q004p Gelieren Bret,
L211p Leunen,
L355p Peer,
L268p Velden,
K361p Zolder),
vǫsǝ (Q002p Hasselt),
vǭrsǝ (L312p Neerpelt, ...
L314p Overpelt),
vɛrsǝ (L331p Swalmen),
vɛsǝ (P045p Meldert),
verse koe:
vesǝ kui̯j (P046p Linkhout),
visǝ kuw (L420p Rotem),
višǝ kǫu̯w (Q033p Oirsbeek),
viǝšǝ kǫw (Q111q Ransdaal),
vi̯ø̜sǝ ku (Q180p Mal),
vørsǝ kǫw (L288a Ospel),
vø̜rsǝ ku (L289p Weert),
vērsǝ ku (L382p Montfort),
vēršǝ ku (L386p Vlodrop),
vēsǝ ku (L432p Susteren, ...
L374p Thorn),
vēsǝ kō (L427p Obbicht),
vēšǝ kǫu̯ (L434p Limbricht),
vē̜rsǝ kō (Q095p Maastricht),
vęsǝ kui̯ (P044p Zelem),
vęsǝ kui̯j (P048p Halen),
vęsǝ kuj (K357p Paal),
vęsǝ kø̜ (P050p Herk-de-Stad),
vęsǝ kǫj (P049p Donk),
vōrsǝ kōw (L290p Panningen),
vōsǝ kø̜u̯w (P054p Spalbeek),
vǫrsǝ koi̯ (K358p Beringen),
vǫrsǝ koj (K361a Boekt Heikant),
vǫrsǝ ku (L282p Achel, ...
L295p Baarlo,
L269p Blerick,
L317p Bocholt,
L269b Boekend,
L322p Haelen,
L325p Horn,
L316p Kaulille,
L377p Maasbracht,
L163a Milsbeek,
L270p Tegelen,
L318b Tungelroy),
vǫrsǝ kuw (L164p Gennep, ...
L165p Heijen),
vǫrsǝ kōw (L289h Boshoven),
vǫrsǝ kū (L265p Meijel),
vǫrsǝ kǫu̯ (Q003p Genk),
vǫrsǝ kǫu̯w (Q003a Oud-Waterschei),
vǫršǝ kuw (L322a Nunhem),
vǫsǝ kui̯ (K278p Lommel),
vǫsǝ kø̜ (Q002p Hasselt),
vǫsǝ kā (P050p Herk-de-Stad),
vǭsǝ kuj (K278p Lommel),
vɛrsǝ ku (L330p Herten, ...
L383p Melick,
L321p Neeritter,
L329p Roermond,
L373p Roosteren,
L270p Tegelen,
L268p Velden,
L271p Venlo),
vɛsǝ kui̯ (K353p Tessenderlo),
vɛsǝ kuj (K317p Leopoldsburg),
verse maal:
vǫrsǝ mǭl (L265p Meijel, ...
L159a Middelaar),
vɛrsǝ mǭl (L271p Venlo),
verse vaars:
vǫrsǝ vē̜rs (L318b Tungelroy),
vǫrsǝ vē̜s (L320a Ell),
vǫršǝ vē̜rs (L322a Nunhem),
vǫsǝ vi̯ās (P176p Sint-Truiden),
versgekalfde:
viǝs˲xǝkāv˱dǝ (Q076p Romershoven),
vjē̜s˲xǝkāv˱dǝ (Q077p Hoeselt),
vjǫs˲xǝkāfdǝ (Q093p Rosmeer),
vjǭsgǝkālǝfdǝ (P222p Opheers),
vorsgǝkǫu̯v˱dǝ (L416p Opglabbeek),
vø̄sgǝkāv˱dǝ (Q178p Val-Meer),
vēsgǝkau̯fdǝ (Q011p Boorsem),
vēšgǝkawfdǝ (L430p Einighausen),
vē̜jǝsgǝkǫfdǝ (Q209p Teuven),
vęjǝsgǝkāv˱dǝ (Q072p Beverst),
vīrsgǝkau̯wdǝ (Q198b Oost-Maarland),
vǫrsgǝkǫu̯fdǝ (L416p Opglabbeek),
vǫsgǝkalǝftǝ (P107a Rummen),
versgekalfde koe:
vẽs˲xɛkau̯v˱dǝ kō (L422p Lanklaar),
viǝšgǝkǭfdǝ kō (Q204a Mechelen),
vjøsgǝkāv˱dǝ køu̯ (Q179p Zichen-Zussen-Bolder),
vjǫsgǝkalfdǝ kǫu̯ (P188p Hoepertingen),
vjǫsgǝkāfdǝ kū (Q077p Hoeselt),
vjǭsgǝkalǝfdǝ kau̯w (Q156p Borgloon),
vēsgǝkau̯fdǝ kō (Q009p Maasmechelen),
vēǝs˲xǝkau̯v˱dǝ kō (L424p Meeswijk),
vē̜rsgǝkǭfdǝ kō (Q197p Noorbeek, ...
Q203a Reijmerstok),
vīǝsgǝkawfdǝ kō (Q198b Oost-Maarland),
vǫrsgǝkau̯wfdǝ kø̄u̯w (L360p Bree),
vǫrsgǝkawfdǝ ku (L360p Bree),
vǫsǝ˲xǝkalǝfdǝ kā (P218p Borlo),
vǫs˲xǝkalfv˱dǝ kā (P176p Sint-Truiden),
versgekalverde koe:
vǫs˲xǝkalvǝrdǝ kā (P213p Niel-Bij-Sint-Truiden),
verskalvige:
vērskɛjvegǝ (Q187a Heugem),
vērškɛjvigǝ (Q099q Rothem),
vēškau̯vegǝ (Q035p Brunssum),
vē̜ǝrškē̜i̯vǝgǝ (Q012p Rekem),
vīǝškɛjvegǝ (Q111p Klimmen),
verskalvige koe:
viǝškɛwvegǝ kǫw (Q111q Ransdaal),
vø̄skɛjvegǝ kō (Q094b Wolder / Oud-Vroenhoven / Wiler),
vɛrskęjvegǝ kǭ (Q009p Maasmechelen)
|
Koe die pas gekalfd heeft en aan een nieuwe melkperiode begint. [N 3A, 60]
I-11
|
18709 |
versierde schouderdoek |
achtkantige plag:
werd verschillende malen gevouwen zodat de figuur op de rug kwam
aach-kentige plak (Q198p Eijsden, ...
Q198p Eijsden),
col (fr.):
[sic]
koͅl (Q077p Hoeselt, ...
Q077p Hoeselt),
communiekleed:
kəmynəklet (Q071p Diepenbeek, ...
Q071p Diepenbeek),
communieplag:
communieplak (Q022p Munstergeleen, ...
Q022p Munstergeleen),
communievoile (<fr.):
kəmy(3)̄nəvuōəl (K361a Boekt/Heikant, ...
K361a Boekt/Heikant),
feestvoile (<fr.):
fieèsvoeal (L378p Stevensweert, ...
L378p Stevensweert),
franjelplag:
fraanjelplak (Q015b Kerensheide, ...
Q015b Kerensheide),
hul:
höl (Q111p Klimmen, ...
Q111p Klimmen),
kardinaal:
kardinaal (L269p Blerick, ...
K353p Tessenderlo,
L374p Thorn),
kardināl (L282p Achel),
karnaal (L318b Tungelroy),
was n pellerien die in de taille werd vastgehouden
kardinaal (L269p Blerick),
kardinaal (<fr.):
kardinaal (L269p Blerick, ...
K353p Tessenderlo,
L374p Thorn),
kardināl (L282p Achel),
karnaal (L318b Tungelroy),
was n pellerien die in de taille werd vastgehouden
kardinaal (L269p Blerick),
maagdkleed:
maagdkleed (Q106p Bemelen, ...
Q106p Bemelen),
mantel:
ma:ntel (P107a Rummen (WBD), ...
P107a Rummen (WBD)),
manteltje:
mantilke (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard),
overgooier:
vərgōiər (K358p Beringen),
ø̄vərgōiər (K358p Beringen),
paasdoek:
pōəsduk (P218p Borlo, ...
P218p Borlo),
pelerine (<fr.):
peͅlərin (Q209p Teuven, ...
Q209p Teuven),
pelerinetje (<fr.):
pellerienke (Q032a Puth, ...
Q032a Puth),
pelərenkə (Q002p Hasselt, ...
Q002p Hasselt),
plag:
plak (L386p Vlodrop, ...
L386p Vlodrop),
pronkplag:
bij processie
bronkplak (Q121a Chèvremont, ...
Q121a Chèvremont),
schoudermanteltje:
sjower mentelke (Q039p Hoensbroek, ...
Q039p Hoensbroek),
sierdoek:
seerdook (L326p Grathem, ...
L326p Grathem),
sjerp:
sjerp (Q098p Schimmert, ...
Q098p Schimmert),
sluier:
schleujer (Q204a Mechelen, ...
Q204a Mechelen),
schluier (Q028p Jabeek, ...
Q028p Jabeek),
schlü-er (Q098p Schimmert, ...
Q098p Schimmert),
sjlei-er (Q121c Bleijerheide, ...
Q121c Bleijerheide),
sjluier (Q039p Hoensbroek, ...
Q039p Hoensbroek),
sluijer (Q156p Borgloon, ...
Q156p Borgloon),
sluujer (L269p Blerick, ...
L269p Blerick),
slöjer (Q211p Bocholtz, ...
Q211p Bocholtz),
sløiər (Q179p Zichen-Zussen-Bolder, ...
Q179p Zichen-Zussen-Bolder),
sløər (Q178p Val-Meer, ...
Q178p Val-Meer),
stola (lat.):
stola (L317p Bocholt, ...
L317p Bocholt),
stōla (L316p Kaulille, ...
L316p Kaulille),
tipneusdoek:
zie WNT: tip (I), ss. Tipdoek, hals- of hoofddoek die met een tip op de rug wordt vastgespeld.
tepnøzək (L286p Hamont, ...
L286p Hamont),
voile (fr.):
vaal (L430p Einighausen, ...
L430p Einighausen),
vaol (P176p Sint-Truiden, ...
P176p Sint-Truiden),
vo:l (L360p Bree, ...
L360p Bree),
voeël (L321p Neeritter, ...
L321p Neeritter),
voil (Q156p Borgloon, ...
Q156p Borgloon),
vool (Q033p Oirsbeek, ...
Q033p Oirsbeek),
vōəl (Q158p Riksingen, ...
Q158p Riksingen),
voͅwəl (K358p Beringen, ...
K358p Beringen),
vuel (P051p Lummen, ...
P051p Lummen),
vuwəl (P048p Halen, ...
P048p Halen),
vuəl (K318p Beverlo, ...
K318p Beverlo,
K314p Kwaadmechelen,
K314p Kwaadmechelen),
vūl (L422p Lanklaar, ...
L422p Lanklaar),
vwāl (Q086p Eigenbilzen, ...
Q086p Eigenbilzen,
Q009p Mechelen-aan-de-Maas,
Q009p Mechelen-aan-de-Maas),
vyəl (L416p Opglabbeek, ...
L416p Opglabbeek),
voiletje (<fr.):
vālke (L360p Bree, ...
L360p Bree),
vuuëlke (L320a Ell, ...
L320a Ell),
vūlkə (P046p Linkhout, ...
P046p Linkhout),
vy(3)̄lkə (L360p Bree, ...
L360p Bree),
vølkə (P174p Velm, ...
P174p Velm),
witte neusdoek:
witte nuisdook (L295p Baarlo, ...
L295p Baarlo),
witte voile (fr.):
wetə vwal (Q093p Rosmeer, ...
Q093p Rosmeer),
witə vuəl (Q080p Vliermaal, ...
Q080p Vliermaal),
zijden plag:
ne zĭejje plak (Q111p Klimmen, ...
Q111p Klimmen)
|
schouderdoek, versierde ~ door meisjes gedragen in de processie of bij de Plechtige Communie [kardinaal] [N 23 (1964)] || Schouderdoek, versierde ~ door meisjes gedragen in de processie of bij de Plechtige Communie [kardinaal]. [N 23 (1964)]
III-1-3, III-3-3
|