e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vergiet doorslag: door-sjlaag (Herten (bij Roermond)), doorlaag (Arcen), doorschlaag (Horn, ... ), doorsjlaag (Beegden, ... ), doorslaag (Arcen, ... ), doorslag (Helden/Everlo, ... ), doorsloog (Thorn), doorsláág (Echt/Gebroek), dō.rslāx (Boshoven, ... ), dōōrschlāāg (Schimmert), dōrslāx (Tungelroy), dōršlaax (Putbroek), dōršlāx (Tegelen), durchschjlaag (Heerlerheide), durslag (Geysteren, ... ), duərslāx (Altweert, ... ), dŭrslaag (Venray), dŭrslag (Gennep), dörslaag (Blerick), dörslag (Leunen, ... ), dørslax (Lommel), dø̜rslax (Ottersum), døͅrslax (Blitterswijck, ... ), dōršlāx (Tegelen), \"ziesjottel\"is doorstreept door de informant.  doorslaag (Putbroek), d.i. een vergiet  doorslaag (Venlo), letterlijk overgenomen = vergiet  doo:rsjlaa.g (Maasniel), van aardewerk  dōršlāx (Brunssum), vergiet  doorsjlaach (Roermond), doorsjlaag (Roermond), Verklw. doorslaegske  doorslaag (Venlo), zie tekening  doorslaag (Ospel), groentenzij: om groente te wassen  greuntezie (Oirsbeek), groenteschotel: gruinteschootel (Einighausen), kom: kom (Niel-bij-As), vergiet: vergiet (Venray), vergīē.ët (Zonhoven, ... ), vərgiet (Heerlen), vərgit (Beringen), (= doorslaag)  vergiet (Ell), visrooster: vəschruuster (Amby), zeef: zeef (Eys, ... ), zēf (Genk), zèèf (Zutendaal), zij: sie (Opglabbeek, ... ), zeej (Vrusschemig), zei (Diepenbeek, ... ), zei-j (Ulbeek), zeij (Vijlen), zeiə (Neerpelt, ... ), zej (Zolder), zē (Genk), zēi (Wellen), zēi̯ (Meeswijk), zēͅ (Hasselt), zeͅi̯ (Bleijerheide, ... ), zi (Opitter), zi:j (Sibbe/IJzeren), zie (Amstenrade, ... ), zie: (Pey), ziej (Echt/Gebroek, ... ), zieə (Kessenich), ziĕj (Mheer, ... ), zij (Eygelshoven, ... ), ziə (Sint-Martens-Voeren), zī (Neerglabbeek, ... ), zèè (Hasselt), zɛi (Alken, ... ), zɛɛi (Koersel), Deze heeft een voet. Vroeger had men een doorslag, deze was van geel koper en had twee grote oren. Men gebruikte hem om \'oofte (= gedroogde peren)\' \'door te doon\' en kreeg dan \'spies\' voor vla.  zie (Stramproy), Korte klank.  ziej (Einighausen, ... ), Ook wel.  zie (Stevensweert), spelling Beverlo wbk.; \": naslag (stomme e)  zij (Beverlo), Verklw. zeike  zei (Heerlen), waarin groenten, soep e.d. met een (houten) stamper door de gaatjes worden geplet  zij (Zonhoven), zeef waarin men groenten laat uitlekken  zie (Roosteren), zijbaar: zeibaor (Oost-Maarland), zeibar (Amby), zeiboar (Heugem), zeijbaor (Maastricht), zeͅi̯bār (Rekem), zeͅi̯bōͅr (Smeermaas), ziebaar (Geulle, ... ), zijbaar (Amby, ... ), zijbaor (Maastricht), zijjbaor (Maastricht), zybaor (Gronsveld), zèijbaor (Maastricht), zèjbaor (Maastricht), zébaor (Amby), zéjbār (Rekem), Doeg de spinnazje door de ziijbaor  zijjbaor (Maastricht), vergiet  zeijboar (Sint-Pieter), zèjbaor (Maastricht), zijenzeef: vergiet  zeije zeef (Spekholzerheide), zijg: zāig (Tongeren), zāiX (Borgloon), zeig (Linkhout), zeiX (Berbroek, ... ), zēX (Kortessem), zēͅg (Herk-de-Stad), zijg (Hoeselt), zɛ̄x (Sint-Truiden), metaal vat met gaatjes  zai̯x (Ketsingen), test Sòp dùr dë zaig dün  zaig (Tongeren), v. vergiet  zēͅx (Opheers), zijgbaar: zaaibaor (Martenslinde), zeiboər (Beverst), zeigbaor (Mopertingen), zeigbour (Zichen-Zussen-Bolder), zejboar (Rosmeer), zijschotel: siejsjôttel (Echt/Gebroek, ... ), zeeischottel (Geysteren), zeejsjottel (Heerlen, ... ), zēšoͅtəl (Eupen), zeͅi̯šotəl (Bleijerheide, ... ), zeͅi̯šuətəl (Genk), zi-jsjottel (Heerlen), ziejsjòttel (Echt/Gebroek), zieschotel (Schinnen), ziesjootel (Valkenburg), ziesjotel (Born, ... ), zijschŏŏttel (Gennep), Hae haer ?ne kop wie ?n ziesjootel: hij is erg vergeetachtig  ziesjootel (Sittard), Verklw. zeisjuttelke  zeisjóttel (Heerlen), zijzeef: voor groenten  zejzēf (Stokkem) groot vergiet om appelmoes door te slaan || ondiepe schotel met gaatjes in bodem || platte van gaatjes voorziene schotel || schotel met veel gaatjes als vergiet benut || teems, doorslag || Test of teil van aardewerk, in de bodem voorzien van een grote hoeveelheid gaatjes, om gewassen groente etc in te laten uitdruipen. [N 49, 109; monogr.] || vergiet [N 49 (1972)], [ZND m], [ZND m], [ZND m] || vergiet, doorslag [ZND 45 (1946)] || vergiet, teems || Vergiet. Hoe noemt men de van gaten voorziene schotel (gemaakt van aardewerk, email of blik), die wordt gebruikt om b.v. gewassen groente te laten uitdruipen? [DC 14 (1946)] || vergiettest || vergiettest, waarin groenten, soep e.d. met een (houten) stamper door de gaatjes werden geplet || zeef [SGV (1914)] || zeef in het algemeen [N 20 (zj)] || zeef; inventarisatie soorten en gebruiksmogelijkheden; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || zijgschotel || zijschotel, vergiettest II-8, III-2-1
vergift spuiten spuiten: spø̜̄jtǝ (Neeritter), strouwen van gif: strǫwǝ van gef (Helden), stubkalk gooien: stø̜̄pkalǝk gujǝ (Sint-Truiden  [(tegen onkruid)]  ) Het verwijderen van onkruid en de bestrijding van ongedierte door middel van vergift. Het vergift werd in Helden (L 291) met behulp van een rugsproeier (røxšprujǝr) of rugspuit (røxšpø̜jt) verspreid. [N 40, 6] II-12
vergiftigen vergeven: vergaeve (Beek, ... ), vergaive (Ell, ... ), vergeeve (Caberg, ... ), vergeeven (Eksel), vergeive (Reppel), vergejeve (Kuringen), vergeve (Boorsem, ... ), vergeven (Achel, ... ), vergeëve (Kortessem), vergēven (Schinnen), vergĕve (Merkelbeek), vergi-eve (Vliermaal), vergieve (Maaseik), vergieëve (Maaseik), vergieëve(n) (Maaseik), vergiëven (Houthalen), vergève (Blerick, ... ), vergève(n) (Eigenbilzen), vergèven (Born, ... ), vergèève (Hechtel, ... ), vergééve (As, ... ), vergéévə (Kapel-in-t-Zand), vergêve (Hoeselt, ... ), vergêven (Genk), vergëve (Gronsveld), vurgĕvu (Brunssum), vèrgééve (Swalmen), vërgêevë (Tongeren), vərgeevə (Maastricht), vərgēēvə (Kelpen), vərgijəvə (Loksbergen), vərgèèvə (Heel, ... ), vərgéévə (Kapel-in-t-Zand, ... ), vərgéévən (Urmond), vərgééëvə (Nieuwenhagen), vərgɛ.və (Meeuwen), v’rgaeëve (Bocholt), ook in de betekenis van vergiffenis schenken  v’rgae:ve (Kaulille), Vergiftigen, b.v. z`(h)èt ir ~.  vergië.ve (Hasselt), vergif voeren: vergif voore (Herten (bij Roermond)), vergift geven: vergift gaeve (Venray), vergiften: vergieftə (Wijnandsrade), vergifte (Gulpen, ... ), vergiften (Heerlerbaan/Kaumer), vergiftə (Epen), verjifte (Vaals), vərge.ftə (Eys), vergiftigen: vegiftige (Maastricht), vergiftege (Amby, ... ), vergiftig (Noorbeek, ... ), vergiftigd (Lanklaar), vergiftige (Boekend, ... ), vergiftigen (Achel, ... ), vergiftigge (Vlodrop), vergiftiging (Kerkhoven), vergiftigë (Hoeselt), vergiftigə (Doenrade, ... ), vergiftégen (Montfort), verguftige (Boorsem, ... ), verguftigge (Stein), verguuftige (Schinnen), vergŭftige (Schimmert), verjiftieje (Kerkrade), vërgiftige (Tongeren), vörgiftigö (Stevensweert), vərchuftichə (Grevenbicht/Papenhoven), vərge.ftəgə (Ingber), vərgeftəgə (Montzen), vərgiftich (Reuver), vərgiftiegə (Simpelveld), vərgiftigə (Heerlen, ... ), vərgŭŭftiĕggə (Amstenrade), vərgŭŭftigə (Schimmert), vərgìftiggə (Nieuwenhagen), v’rguft’ge (Bocholt), vergiftiging (zn.): vergiftiging (Kerkhoven) vergeven || vergeven [vergiftigen] || Vergiftigen: door vergif doden (vergeven, vergiftigen). [N 107 (2001)], [N 107 (2001)], [N 84 (1981)] III-1-2
vergoeden vergoeden: vergeu (Berg-en-Terblijt), vergeu e (Lutterade), vergeu-e (Munstergeleen), vergeu-je (Dieteren), vergeuie (Horn), vergeuje (Amby, ... ), vergeuje(n) (Obbicht), vergeujen (Sint-Odiliënberg), vergeujə (Swalmen), vergeuë (Helden/Everlo, ... ), vergeuën (Geleen), vergēūë (Panningen), vergoeie (Afferden, ... ), vergoeien (Oirlo), vergoeije (Griendtsveen), vergoeje (Blitterswijck, ... ), vergoejen (Heijen), vergoje (Nederweert), vergoo (Gulpen), vergooie (Grubbenvorst), vergooje (Arcen, ... ), vergŏĕije (Wellerlooi), vergŏŏie (Lottum), vergŏŏje (Horst, ... ), vergueje(n) (Schinveld), verguie (Rimburg, ... ), verguije (Beesel, ... ), vergujje (Simpelveld, ... ), vergŭje (Eys, ... ), vergŭjje (Klimmen), vergòjje (Velden), vĕrgeuje (Heer), vèrgooie (Reuver), Opm. de u is kort.  verguje (Montfort), ps. omgespeld volgens Frings.  vergøͅje (Mechelen), u v. hut  vergujje (Brunssum) vergoeden [SGV (1914)] III-3-1
vergulden beslaan: bǝšlǭn (Klimmen), overgulden: yǝvǝrgø̜lǝ (Klimmen), vergulden: vǝrgelǝ (As), vǝrgøldǝ (Maasbree, ... ), vǝrgøljǝ (Heel, ... ), vǝrgølǝ (Buchten, ... ), vǝrgø̄ldǝ (Ottersum), vǝrgø̜ldǝ (Gulpen), vǝrgø̜ljǝ (Schinnen), vǝrgø̜lǝ (Klimmen, ... ), vǝrgęlǝ (Bilzen), vergulden met bladgoud: vǝrjøldǝ met˱ blatjōt (Kerkrade), verguldselen: vǝrgølsǝlǝ (Heerlen), vǝrgø̄lsǝlǝ (Jeuk) Het bedekken van een oppervlak met een goudlaagje uit bladgoud of goudpoeder. [N 67, 81a] || Het houtwerk van meubels schilderen met goudbrons. Zie ook het lemma ɛvergulden, verzilverenɛ in wld II.9, pag. 209.' [N 56, 52] II-12, II-9
vergulden achter glas achter glas vergulden: axtǝr glās ˲vǝrgøljǝ (Herten), glansgoud achter glas: glans˲gǭt˱ axtǝr glās (Gulpen), vergulden: vǝrgøldǝ (Waubach), vǝrgø̄ldǝ (Ottersum), vǝrgø̜lǝ (Klimmen), vergulden achter glas: vǝrgø̜ljǝ axtǝr glās (Schinnen), vergulden met bladgoud: vǝrjøldǝ met˱ blatjōt (Kerkrade), vergulden met gelatine: vǝrgøldǝ met ˲žɛlatinǝ (Maasbree), verguldselen achter glas: vǝrgølsǝlǝ axtǝr glas (Heerlen) Met behulp van een goudlaagje aan de achterzijde van een glasruit een versiering aanbrengen. Daartoe wordt eerst met behulp van pauswerk de afbeelding op de niet te vergulden buitenzijde van de ruit opgebracht. Vervolgens wordt de omtrek van het doorgestuifde aan de binnenkant met een fijn biesje zwarte verf nagetrokken. Als kleefstof voor het bladgoud wordt blanke gelatine of vislijm gebruikt. Nadat het verguldsel is bevestigd, wordt er als bescherming tegen beschadigingen een verflaag over aangebracht. [N 67, 81c] II-9
vergulden, verzilveren bronzen: bronsǝ (Sittard), brǫnsǝ (Gulpen), goudbronzen: gǫwt˱bronzǝ (Meijel), gǫwt˱brǫnsǝ (Buchten), gǫwt˱brǫnzǝ (Maasbree), overgulden: yǝvǝrgø̜lǝ (Klimmen), vergulden: vǝrgøldǝ (Schinnen), vǝrgøljǝ (Herten), vǝrgølǝ (Diepenbeek, ... ), vǝrgø̜lǝ (Klimmen, ... ), vǝrjøldǝ (Kerkrade), verguldselen: vǝrgølsǝlǝ (Heerlen), vǝrgø̄lsǝlǝ (Jeuk), verven: [verven] (Waubach), verzilveren: vǝrzelvǝrǝ (Diepenbeek, ... ), vǝrzelǝvǝrǝ (Gulpen), zilverbronzen: zelvǝrbronzǝ (Meijel), zelvǝrbrǫnsǝ (Buchten) Schilderen met goud- of zilverbrons. [N 67, 66g; monogr.] II-9
verguldkussen goudkussen: gōtkøsǝ (Heerlen, ... ), gǫltjkøsǝ (Herten), gǫwtkøsǝ (Meijel), gǫwtkø̜sǝ (Buchten, ... ), gǭltkøsǝ (Ottersum), gǭtkø̜sǝ (Gulpen), jōtkøsǝ (Kerkrade), verguldselkussen: vǝrgø̜lsǝlkø̜sǝ (Klimmen) Kussen dat men bij het vergulden gebruikt. Het bestaat doorgaans uit een rechthoekig plankje dat met kalfsleer is overtrokken en is opgevuld met paardehaar. Aan de achterzijde is een perkamenten kap aangebracht, die in opgevouwen toestand het kussen tegen vuilworden beschermt, en die, opgezet, verhindert, dat de blaadjes bladgoud, die op het kussen worden gesneden, wegwaaien. [N 67, 55b] II-9
verhaal geschichte (du.): geschichte (Amstenrade, ... ), geschiechte (Vijlen), gesjichte (Ingber, ... ), gesjichtə (Koningsbosch), gesjiechte (Bleijerheide, ... ), gesjiegte (Waubach), gàànsə gəsjĭĕchtə (Epen), gəsjiechtə (Eys, ... ), gəsjiĕgtə (Nieuwenhagen), jeschichte (Vaals), v.  gəši.xtə (Eys), geschiedenis: gesjiedenis (Beek, ... ), gəschidənis (Oostrum), gəsjīēdənès (Maastricht), nieuws: neejs (Melderslo), noets (det -) (Thorn), nuits (Vijlen, ... ), nuuits (Slenaken), nuujts (Ubachsberg), nuuts (Berg-en-Terblijt, ... ), nuuts (det -) (Buchten), nŭŭts (Meerssen), stukje: stukske (Horst), verhaal: breidveurig verhaol (Voerendaal), e gans verhaol (Geleen), e gans verhäöl (Wolder/Oud-Vroenhoven), ein hiel verhaol (Reuver), ein oetveurig verhaol (Hoensbroek), ein uitveurig verhaol (Schimmert), en heel verhōāl (Hoeselt), gans verhaol (Schinnen), hiël verhaol (Ten-Esschen/Weustenrade), hīēl vərhaol (Venlo), laank verhaol (Maastricht, ... ), lang verhaal (Montfort, ... ), lang verhoal (Born), langdraodig verhâôl (Schimmert), langk verhaol (Roermond), lank verhaal (Waubach), lank verhaol (Echt/Gebroek, ... ), lank verhoal (Guttecoven), lank verhoa⁄l (Eksel), lank vurhaol (Brunssum), oetveurig verhaol (Gulpen, ... ), oetveurig verhoal (Itteren), utvoerig verhaal (Meerlo), verhaal (Eys, ... ), verhael (Broekhuizen), verhaol (Amby, ... ), verhaul (Nieuwstadt), verhoal (Ingber, ... ), verhoeal (Heel), verhol (Stein), verhooël (Mheer), verhoul (Leveroy), verhòl (Haelen), verhòòl (Gulpen), verhól (Meijel), vérhaol (Tegelen), vərhaol (Geleen, ... ), vərhoal (Roosteren, ... ), vərhol (Panningen), vərhōͅlə (Borgloon), vərhòl (Belfeld, ... ), vərhól (Roermond), èè langk verhaal (Bree), o.  vərhoͅ.al (Eys), verhaaltje: ee lank verhèùlke (Schaesberg), verheulke (Montfort), verhulke (Baarlo, ... ), verhölke (Berg-aan-de-Maas), vertelling: vərtelling (Sint-Geertruid), vertelsel: ee vertelsel (Merkelbeek), verteilsel (Bingelrade), vertelsel (Arcen, ... ), vertelsəl (Heijen), verte͂lsel (Bergen), vertèlsel (Schin-op-Geul, ... ), vertèlsəl (Wijnandsrade), vərteilsəl (Schinveld), vərtelsəl (Wijlre), vərtèlsəl (Munstergeleen), vertelseltje: fərtelsəlkə (Geleen), vertelselke (Afferden, ... ), vertelseltjə (Rimburg), vertälselke (Sevenum), vertèlselke (Sittard, ... ), vertêlselke (Beegden), vərtelsəlkə (Grubbenvorst, ... ), vərtèlsəlkə (Elsloo, ... ) een uitvoerig verhaal [teel] [N 87 (1981)] || verhaal [ZND m] || verhaal; aan wie heeft hij dat nieuwe - verteld [DC 03 (1934)] III-3-1
verhalfzolen halflappen: halflappen (Lommel), halflapǝ (Posterholt), halǝflapǝ (Maasbree), havlapǝn (Dilsen), hawflapǝ (Geleen, ... ), hawflapǝn (Uikhoven), hoaflapǝ (Bleijerheide, ... ), hāflapǝ (Eigenbilzen), hǫwflapǝ (Schinnen), hǭflapǝ (Doenrade), halflappen zetten: halflɛp zɛtǝn (Diepenbeek), halǝflapǝ zɛtǝ (Tessenderlo), hawflapǝ zętǝ (As), hāflɛp zętǝ (Bilzen), halfzolen: hoafzoalǝ (Waubach), halfzolen zetten: hāfzuǝlǝ zętǝ (Bilzen), lappen: lapǝ (Montzen, ... ), verhalfzolen: vǝrhalfzōlǝ (Meijel) De schoenen van nieuwe halfzolen voorzien. [N 60, 232a] II-10