e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
verenigen van zwermen aanvliegen: ānvlēgǝ (Noorbeek, ... ), afvliegen: afvliegen (Kerkhoven), beteenslaan: bǝdiǝnslǭ.n (Sint-Truiden), bǝtiǝnslǭ.n (Sint-Truiden), beteenzetten: bǝdiǝnzętǝ (Rummen), bijeengoezen: bi-jęjnguzǝ (Weert), bijeengooien: bięjngōjǝ (Roermond), bęīngūjǝ (Horst), bijeenhouwen: bējęjnhǫwǝ (Venlo), bijeenkloppen: bijeenkloppen (Diepenbeek), bięjnklǫpǝ (Houthalen), bijeenslaan: bi-jęjnšlǭn (Herten), bijeenslaan (Kerkhoven, ... ), bięjnslǭn (Opglabbeek), bięjnšlǭn (Asenray / Maalbroek, ... ), bęjensluǝn (Genk), bęjiǝnslǭn (Hasselt), bęjēnslǭn (Genk), bijeenslagen: bęjɛ̄nslāgǝn (Tessenderlo), bijeenzetten: bijeenzetten (Tegelen), bējēzɛtǝ (Heerlen), bijslaan: bejslǭn (Venray, ... ), omkaren: umkuǝrǝn (Tessenderlo), omkorven: emkɛrvǝ (Hasselt), omkorven (Opglabbeek), omkø̜rvǝ (Beek), ømkørvǝn (Dilsen), ømkø̜rvǝ (Heerlen), ømkø̜rǝvǝ (Sint-Truiden), ø̄mkø̜̄rǝvǝ (Meijel), omzetten: ømzɛtǝ (Weert), oplappen: oplappen (Neer), overbrengen: overbrengen (Wellerlooi), overslaan: ø̄vǝrslǭn (Born), overzetten: ø̄vǝrzɛtǝn (Diepenbeek), samenbrengen: samenbrengen (Asenray / Maalbroek), verenigen: vǝręjnegǝ (Alken, ... ), vǝręjnǝgǝ (Born, ... ), vǝrɛjnǝgǝn (Dilsen), verlappen: verlappen (Opglabbeek), versterken: versterken (Diepenbeek, ... ), vǝrstɛrkǝ (Born, ... ), vǝrstɛrǝkǝ (Alken, ... ), vǝrštɛrkǝ (Asenray / Maalbroek, ... ) Wanneer een afgezwermd of afgejaagd volk of een opzetter in de winter te zwak is geworden, wordt dit volk of die opzetter verenigd met andere volken. Ook moet men vaak volken verenigen, wil men op het einde van het bijenjaar zoveel mogelijk nieuwe volken hebben. Bij het verenigen van twee volken moeten zij dezelfde geur krijgen om afstoting en gevechten te vermijden. Hiervoor kan de imker gebruik maken van verschillende technieken. Hij kan de bijen besproeien of besprenkelen met een geurafscheidende vloeistof of met suikerwater, of de bijen beroken. Het urineren in kasten of korven om eenzelfde geur te krijgen is een verouderde methode. De informant van L 271 zegt dat oude imkers vroeger een voor- en nazwerm in een lege korf deden. Dan ging er een doek over. Vervolgens werd de korf beplast, waarna hij geschud werd. Ook Eeckhout (pag. 191) vermeldt dit gebruik voor één plaats (Geraardsbergen), maar zegt dat deze methode zo goed als uitgestorven is. [N 63, 95a, N 63, 95b; N 63, 95c; N 63, 97; monogr.] II-6
vereniging die de processiepaaltjes plaatst bronkcomit (<fr.): brónk-kommittee (Nieuwenhagen), buurt: burt (Neerpelt), buurt (Echt/Gebroek, ... ), de buurt (Posterholt, ... ), buurten: buurte (Maasbree, ... ), buurtvereniging: buurtvereiniging (Thorn), jnglingsverein (du.): jüngliengsverain (Kerkrade), jonkheid: de joonkhaed (Terlinden), de jūnkheid (Schimmert), de Jònkheid (Klimmen), jonkheed (Bocholtz, ... ), jonkhèèt (Gulpen), joonkheed (Epen), naburen: de naobers (Geleen), nabuurschap: naoberschap (Maasbree), naobersjap (Montfort), naoberssjap (Bocholt), processiecomit (<fr.): processie kommitee (Waubach), processiecomite (Achel), processiekommitee (Thorn), prosjesse comité (Valkenburg), prócessie-comité (Maastricht), processiecomiteit: persessiekomiteit (Stokkem), processiegroep: percessiegroep (Peer), processieploeg: persesseplug (Eigenbilzen), siervereniging: seervereniging (Beesel), versierders: verseerders (Ospel) De vereniging of groep die de dag voor de processie de paaltjes (met de processievaantjes) en de rustaltaren plaatst. [N 96C (1989)] III-3-3
verenmijt lang luisje: lang leuskes (Jesseren), lang luiskes (Rijkhoven), luis: luis (Houthalen), luus (Geleen), mijt: miete (Doenrade), mijt (Jeuk), neet: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook "klanktabel v.h. Zolders (uitspraak)", aan de achterkant van de laatste pagina!  nīē.te (Zolder), pluimenmijt: plaumenmijt (Tongeren), stengelluis: stengəlli-js (As), stuitluis: sjtuitloes (Buchten), vedermijt: veder miet (Venray), veerluis: veërluus (Wijlre), (v.).  v‧eͅarl‧ūs (Eys), veermijt: vaermieətə (Beesel), vēͅrmetj (Meijel), verenmijt: vaeremieet (Weert), vaeremiet (Eys), vere mièt (Sint-Pieter), vèremiet (Geleen) Hoe noemt U in Uw dialect de volgende ziekten: vedermijten: tasten de veren aan, vaak met weinig zichtbare schade. [N 93 (1983)] III-3-2
verenschurftmijt luis: luus (Geleen), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.  loojs (Bilzen), luisje: leuskes (Jesseren), mijt: miete (Echt/Gebroek), mièt (Sint-Pieter), mot: motte (Houthalen), pluimenluis: ploumeleus (Kortessem), schurftmijt: sjurfmiet (Buchten), šøͅrəftmetj (Meijel), slecht geraaf: slecht geraaf (Jeuk), teek: tieèk (Eisden), veerluis: (v.).  v‧eͅarl‧ūs (Eys), verenmijt: vaeremieet (Weert), vaerəmīeət (Beesel), vearemiet (Lutterade), vèremiet (Geleen) Hoe noemt U in Uw dialect de volgende ziekten: verenschurftmijt: onderhuids, 1/3 mm, afbraak van veren; veroorzaakt de zogeheten ruiziekte. [N 93 (1983)] III-3-2
verf dikkende verf: dekǝndǝ vɛrǝf (Maasbree), teint: tē̜t, tę̃t (Tongeren  [(verf voor meubels)]  ), verf: v ̇ęrǝf (Montfort), v ̇ɛrǝf (Bree), ve.rǝf (Posterholt), verǝf (Montfort), vrɛ̄f (Buggenum), vø̜rǝf (Herk-de-Stad, ... ), vērǝf (Oostham), vērǝv (Genk), vē̜jrǝf (Peer), vē̜rǝf (Afferden, ... ), vę.rǝf (Helden), vęrǝf (As, ... ), vęrǝv (Sint-Truiden), vɛrǝf (Amby, ... ), vɛrǝv (Aubel, ... ), vɛ̄rǝf (Castenray, ... ) Vloeibare substantie, gewoonlijk bestaande uit een poedervormige, kleurgevende stof en een bindmiddel. Verf wordt met behulp van een kwast, een roller of een spuit opgebracht, waarna zij in een harde laag opdroogt. [Wi 54; S 39; L A1, 82; N 67, 18a; monogr.] II-9
verf zeven verf door de zij laten lopen: vɛ̄rǝf˱ dø̜r dǝ zej lǭtǝ lōpǝ (Ottersum), verf zeven: vęrǝf ˲zēvǝ (Herten), vɛrǝf zēvǝ (Klimmen), zeven: ziǝvǝ (Diepenbeek), zēvǝ (Heel, ... ), ziften: zeftǝ (Gulpen, ... ), zęftǝ (Jeuk), zijen: ziǝ (Klimmen), zuiveren: zȳvǝrǝ (Maasbree) Verf door een zeef of doek laten lopen teneinde ongerechtigheden eruit te verwijderen. [N 67, 27c] II-9
verfbakje afdrupbak: af˱drøp˱bak (Tessenderlo), bak: bak (Klimmen, ... ), bakje: bɛkškǝ (Klimmen), rolbak: rǫlbak (Klimmen), verfbak: vęrǝf˱bak (Diepenbeek, ... ), vɛrf˱bak (Schinnen), vɛrǝf˱bak (Buchten, ... ), vɛ̄rǝf˱bak (Meijel, ... ), verfbakje: vęrǝf˱bɛkskǝ (Heel), vɛrǝf˱bɛksjǝ (Kerkrade), vɛrǝf˱bɛkskǝ (Maasbree), verfkom: vɛrǝfkump (Jeuk) Bakje voor verf. Het bakje is noodzakelijk bij het gebruik van een verfroller om de verf goed op de rol te kunnen aanbrengen. [N 67, 46b] II-9
verfhaak haak: hoak (Houthalen), hōk (Jeuk), hǫak (Kerkrade), hǭk (Gulpen, ... ), pottenhaak: pottenhaak (Maasbree), verfhaak: [verf]hōk (Diepenbeek), [verf]hǫak (Heerlen, ... ), [verf]hǭk (Buchten, ... ), vleeshaak: vlęjšhǭk (Klimmen) S-vormige haak waaraan de verfpot kan worden gehangen. [N 67, 53b] II-9
verfkrabber grattoir: grat`twā.r (Hasselt), krabber: krabǝr (Diepenbeek, ... ), krebber: krɛbǝr (Castenray, ... ), kretser: krɛtsǝr (Kerkrade, ... ), schraper: šrāpǝr (Buchten, ... ), verfkrabber: vęrǝfkrabǝr (Herten), vɛ̄rǝfkrabǝr (Ottersum), verfkrebber: vęrǝfkrɛbǝr (Herten) Werktuig om oude verflagen droog te verwijderen en afgebrand werk schoon te krabben. Verfkrabbers bestaan uit een haaks op een steel met handvat bevestigd blad, dat, afhankelijk van het werk, diverse vormen kan vertonen. De rand van het blad heeft een geslepen profiel. Zie ook afb. 97. [N 67, 56a; monogr.] II-9
verfkwast borstel: byǝštǝl (Klimmen), børstǝl (Herten), bøstǝl (Heel), bøštǝl (Heerlen), bø̜̄jǝštǝl (Gulpen), bø̜štǝl (Klimmen), bōrstǝl (Meijel), bǫrstǝl (Houthalen, ... ), bǫsǝl (Diepenbeek, ... ), grote verfborstel  boͅrstəl (Peer), kwast: kwas (Gulpen, ... ), kwās (Waubach), pinsel: pinzǝl (Bleijerheide, ... ), verfborstel: vęrǝf˱børstǝl (Herten), vɛrf˱bø̄štǝl (Schinnen), vɛrǝf˱bosǝl (Tongeren), vɛrǝf˱bøsǝl (Tessenderlo), vɛrǝf˱bø̄stǝl (Buchten), vɛrǝf˱bø̜rstǝl (Noorbeek, ... ), verfkwast: vɛrǝfkwas (Klimmen, ... ), vɛ̄rǝfkwāst (Ottersum) borstel; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || Haarbundel die met behulp van touw, een ijzeren ring of een ijzeren of koperen bus aan een steel bevestigd is. De verfkwast wordt gebruikt voor het opbrengen en uitstrijken van verf. Het haar is meestal varkens- of runderhaar, voor speciale doeleinden ook dassehaar, marterhaar of eekhoornhaar. De invuller uit Q 111 noemt bovendien ook nog visotterhaar en runderoorhaar, dat gebruikt werd voor kwasten voor fijn werk. [N 67, 30a; N 67, 32; monogr.] II-9, III-2-1