e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
verbaasd bevreemd: bevraemd (Nunhem), bevreemp (Maastricht), verbaasd: verbaas (Amby, ... ), verbaasdj (Ittervoort), vərbaas (Maastricht), verbouwereerd: verbouwereerd (Maastricht), verwonderd: verwoenjerd (Merkelbeek), verwonder (Maastricht), verwonderd (Eksel, ... ), verwongert (Vaals), verwonjerd (Maasniel, ... ), verwonjert (Roermond), verwonjertj (Thorn), verwoonderd (Maastricht, ... ), verwoongert (Vlodrop), verwoonjərt (Kapel-in-t-Zand), verwŏnjert (Geleen), verwundert (Gulpen), verwònjerd (Haelen), verwónderd (Klimmen, ... ), verwönjert (Kesseleik), vérwôônjert (Swalmen), vərwònj⁄ərt (Brunssum), vərwónjərt (Oirsbeek, ... ), vərwôonjərtj zeen (Kelpen) verbaasd, bevreemd, verwonderd zijn [toezien, staan zien] [N 85 (1981)] || vreemd toekijken [verwonderen, wonder geven, bewonderen] [N 85 (1981)] || zeer verbaasd [verpaft] [N 85 (1981)] III-1-4
verband steenverband: stīnvǝrbant (Houthalen), verband: dǝr vǝrbaŋk (Bleijerheide, ... ), vǝrba.ntj (Tungelroy), vǝrbant (Meijel), vǝrbantj (Ospel) De wijze waarop men bij het metselen van muren de stenen op en naast elkaar plaatst. [monogr.] || Het opstapelen van de turven als de stenen van een muur. [I, 112c] II-4, II-9
verbandkamer (bij) de verbandsdoos: bi dǝ vǝrbantsduǝs (Klimmen  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Willem-Sophia]), dǝ vǝrbantsduǝs (Spekholzerheide  [(Willem-Sophia)]   [Emma]), hulppost: hø.lppǫs (Waubach  [(Laura / Julia)]   [Winterslag, Waterschei]), infirmerie/infirmerij: enfǝrmǝri (Rekem  [(Eisden / Zwartberg)]  , ... [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Eisden, Zwartberg]), enfɛrmǝri (Zolder  [(Zolder)]   [Zwartberg]), enfɛrmǝręj (Lanklaar  [(Eisden)]   [Zwartberg, Waterschei]), fermǝrej (As  [(Zwartberg / Waterschei)]   [Eisden]), infirmerie/infirmerij (Eisden  [(Eisden)]  , ... [Eisden]  [Eisden]), ɛ̃fǝrmǝrī (Hamont  [(Eisden)]   [Zolder]), verbandboede: vǝrba.ntb˙ūt (Kerkrade  [(Wilhelmina)]   [Laura, Julia]), vǝrba.nt˱b˙ūt (Eys  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Domaniale]), vǝrbantbuwt (Heerlen  [(Emma)]   [Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]), vǝrbantbuǝt (Waubach  [(Laura / Julia)]   [Emma]), vǝrbantbūt (Nieuwenhagen  [(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), verbandkamer: verbandkamer (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]  , ... [Domaniale]  [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), vǝrbanjtjkāmǝr (Brunssum  [(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]  , ... [Maurits]  [Emma, Hendrik, Wilhelmina]  [Maurits]), vǝrbantjkāmǝr (Buchten  [(Maurits)]  , ... [Maurits]  [Domaniale]  [Maurits]  [Maurits]), vǝrbantkamǝr (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Emma]), vǝrbantkāmǝr (Heerlen  [(Emma)]  , ... [Maurits]  [Emma]), verbandpost: verbandpost (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Domaniale, Wilhelmina]), vǝrbaŋkpǫs (Bleijerheide  [(Domaniale)]  , ... [Laura, Julia]  [Domaniale]), verbandsboede: vǝrbantsbut (Heerlerheide  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Maurits]), vǝrbantsbuǝt (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Laura, Julia]), vǝrbantsbūt (Chevremont  [(Julia)]  , ... [Willem-Sophia]  [Domaniale]  [Julia]  [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), vǝrbaŋksbūt (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Domaniale]), verbandslokaal: vǝrbantslokāl (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Wilhelmina]), verbandspost: vǝrbanjtjspos (Lutterade  [(Maurits)]  , ... [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Maurits]) Ruimte bovengronds waar onder leiding van een bedrijfs- of mijnarts verwondingen behandeld kunnen worden. [N 95, 26; N 95, 951; N 95, 952; monogr.] II-5
verbandmeester infirmier: emfǝrmijē (Zonhoven  [(Zwartberg)]   [Domaniale]), enfǝrmję̄r (As  [(Zwartberg / Waterschei)]   [Zwartberg]), infirmier (Eisden  [(Eisden)]  , ... [Zwartberg, Waterschei]  [Eisden]  [Winterslag, Waterschei]), verbandkerel: vǝrbantkęal (Brunssum  [(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), verbandmeester: verbandmeester (Bleijerheide  [(Domaniale)]  , ... [Emma, Maurits]  [Laura, Julia]  [Willem-Sophia]  [Emma, Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Domaniale]  [Wilhelmina, Domaniale]), vǝrbanjtjmęjstǝr (Geleen  [(Maurits)]  , ... [Maurits]  [Maurits]), vǝrbantmēstǝr (Heerlerheide  [(Oranje-Nassau I-IV)]  , ... [Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]  [Maurits]), vǝrbantmęjstǝr (Klimmen  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]  , ... [Domaniale]  [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), vǝrbantmęstǝr (Meijel  [(Emma / Maurits)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), vǝrbaŋkmēstǝr (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Domaniale]), verbandskerel: vǝrba.ntskę.al (Eys  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Eisden]), vǝrbantskę̄ǝl (Heerlerheide  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), verbandsmeester: vǝrbantsmēstǝr (Bleijerheide  [(Domaniale)]  , ... [Domaniale]  [Domaniale]  [Julia]), vǝrbaŋksmēstǝr (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Emma, Hendrik, Wilhelmina]) De verbandmeester verbond de wonden die de mijnwerkers hadden opgelopen. Hij deed dit werk onder leiding van de mijnarts. [N 95, 161; N 95, 951] II-5
verbergen /: verbergen"wordt volgens de informant niet gebruikt.  / (Mielen-boven-Aalst), verbergen: verbarge (Koninksem), verbargen (Koninksem, ... ), verbe.rge (Vroenhoven), verberĕge (Bilzen), verberg (Sint-Huibrechts-Lille), verberge (Eupen, ... ), verbergen (As, ... ), verbergə (Beverlo, ... ), verberje (Lontzen), verberrege (Groot-Gelmen, ... ), verberəge (Hoepertingen), verberəgə (s-Herenelderen), verbērgen (Hamont, ... ), verbērrege (Maastricht), verbärje (Kelmis), verbèirgen (Peer), verbèrge (Montzen, ... ), verbèrgə (Beverst), verbêrəgə (Zichen-Zussen-Bolder), verbürgen (Kaulille), vĕrberge (Rutten), vərbaergə (Martenslinde), vərbāērəgə (Rekem), vərbe.rəgə (Maastricht), vərbergə (Maaseik, ... ), vəRbeRgə (Opglabbeek), vərbergə (Valkenburg), vərbeͅ.r.əgə (Montzen), vərbeͅr(ə)gə (Herk-de-Stad), vərbeͅrgə (Kortessem, ... ), vərbeͅrgə(n) (Opglabbeek), vərbeͅrgən (Hamont, ... ), vərbeͅrəgə (Berg, ... ), vərbeͅrəjə (Raeren), vərbur.əgə (Eupen), vərbärgə (Maastricht), vərbärgən (Diepenbeek, ... ), vərbärjə (Eynatten), vərbɛrgə (Borgloon), vərbɛrəgə (Borgloon), 3e p. ev.  verberg (Mopertingen), verbĕrg (Genk), vərbərg (Wellen), Alleen gebruikt voor het verbergen van een geheim.  (verbergen) (Diepenbeek), Meest echter wordt versteken gebruikt.  verbergen (Overpelt), Volt.Deelw. [*inf.]  (verbeurge) (Oostham), Weinig gebruikt, wel: wegsteken.  (verbergen) (Lommel), Zelfde uitspraak.  verbergen (Meeuwen), versteken: (verstĕken) (Lanaken), versteike (Zichen-Zussen-Bolder), versteke (Eisden, ... ), versteken (Borlo, ... ), verstēke (Genoelselderen), verstēken (Eigenbilzen), verstēkə (Schulen), verstēͅke (Lanaken), verstēͅken (Sint-Huibrechts-Lille), verstīēken (Rotem), verstèken (Hechtel), verstèkə (Beverst), verstèâke (Montzen), versté(e)ke (Spalbeek), verstêke (Eupen, ... ), veͅrstēͅkə (Kanne), vərste.kə (Beringen), vərstēͅkə (Bilzen, ... ), vərstäkən (Peer), 3e p. ev.  verstoĕk (Bilzen), Meest echter wordt versteken gebruikt.  verstèken (Overpelt), Verbergen"wordt volgens Coenen niet gebruikt.  versteken (Koersel), Verbergen"wordt volgens de informant niet gebruikt.  versteken (Hoeselt, ... ), verstĕike (Kortessem), verstèken (Overpelt), vərstēkə (Herk-de-Stad, ... ), vərstīkə (Kortessem), Volt. deelw.: vërstoëkë  vəštīəkə (Welkenraedt), verstommelen: verstumele (Montzen), verstoppen: verstoppen (Kuttekoven, ... ), Verbergen"wordt volgens de informant niet gebruikt.  stoppen (Sint-Truiden), verstoppe (Heppen), vərstoͅpə (Sint-Truiden), Volt. deelw.  verstopt (Mopertingen), vortsteken: foet sti-jeken (Heers), foetstiəkə (Gelinden), fut stèjke (Borgloon), voe-oet stie-je-ken (Ulbeek), voetstēēke (Riemst), voort steke (Hoeselt), vortsteken (Diepenbeek), votstèke (Vroenhoven), vŏrtsteken (Hoeselt), vŏt stiékke (Kuringen), vurt stekə (Alt-Hoeselt), vutsteəkə (Zepperen), vutstijke (Stevoort), wegdoen: wegdoewen (Bocholt), wegkruipen: wegkruipen (Kwaadmechelen), wegsteken: wechstiəkə (Gelinden), wechstīəkə (Hasselt), wegsteken (Lommel, ... ), wegstekə (Sint-Truiden), wegstiëke (Wijer), wegstèken (Rekem), wegstéken (Oostham), weigsteken (Riksingen), wexsteke (Mettekoven), wexstekə (Sint-Truiden), weͅgstēͅkə (Kanne), wijch stéke (Berbroek), Alleen v.t. van versteken bekend: hij verstook.  wegsteken (Kleine-Brogel), Verbergen"is de informant onbekend.  wegsteeke (Herk-de-Stad), wegsteeken (Sint-Lambrechts-Herk), Verbergen"wordt volgens de informant niet gebruikt.  wegsteken (Melveren, ... ), Volt.Deelw.  weggestoeəke (Ulbeek), Weinig gebruikt, wel: wegsteken.  wegsteken (Lommel), wegstoppen: wegstoppe (Ulbeek) verbergen [ZND 25 (1937)], [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m] III-1-2
verbeterde pan driekoppan: dręjkǫppan (Bleijerheide), drieloopspan: dręjlø̜jpspan (Tegelen), gevelpan: gevelpan (Venlo), hoekpan: ukpan (Sint-Truiden), kantpan: kaŋkpan (Heerlen), kāntpán (Meeuwen), machinale pan: mašināl pan (Ell), mašināl pān (Meijel), machinepan: mǝšinpan (Helden, ... ), muldenpan: møldǝpan (Bleijerheide, ... ), mulderpan: mø̜ldǝrpan (Klimmen), pan mee rabat: pán mē rábat (Tessenderlo), pan met hang en sluitwerk: pan męt (h)aŋ ɛn slǫwtwɛrk (Bilzen), pan met krammen: pan męt krɛm (Rothem), pan met sponning: pan met šponeŋ (Montfort), patentpan: patɛntpan (Eys), slietpan: slētpan (Uikhoven), sluitpan: slytpan (Leunen), slø̜jtpan (Lommel), slētpan (Berverlo), slūtpan (Haler, ... ), tuile du nord: tuile du nord (Schimmert), tuile-tje: tȳlkǝ (Altweert  [(kleine dakpan)]  , ... ), tweekoppan: tswęjkǫppan (Bleijerheide), tweeloopspan: twiǝlø̜jpspan (Tegelen), verbeterde pan: verbeterde pan (Maastricht), vǝrbē̜tǝrdǝ pan (Heerlen, ... ) Algemene benaming voor een dakpan die voorzien is van zijsluitingen. Volgens de invuller uit Q 95 was de verbeterde dakpan geribbeld (g\røb\lt) van vorm. In L 360 was de pan voorzien van een sluiting (sløjte!), in Q 3 van een dobbelsluiting (dǫb\lslǫwte!). [N 32, 44b; monogr.] II-8
verbeuzelen <omschr.> altijd op de straat staan: ze steet altied op de stroat (Vlijtingen), baren binden: baarrəbénjə (Grevenbicht/Papenhoven), baarə bénjə (Doenrade), baarə bəniə (Sweikhuizen), baore beende (Gronsveld), bare binge (Gulpen), bààrəbénjə (Susteren), Lett.: repareren van baren. Eindeloos lang kletsen om de tijd te doden. Indien een baar [= barile, diepe aarden schotel inhoudende 3 tot 5 liter. Zij werd veel gebruikt voor het afromen van melk] gebarsten of in stukken gebroken was, gingen de vrouwen ermee naar de baarebènjer om ze te laten repareren. [...] Tijdens het wachten op de reparatie, kortten de vrouwen hun tijd met kletsen en nieuwtjes vertellen.  baarebènje (Sittard), baren?: baare (Ittervoort), bazelen: Van Dale: bazelen, 1. revelen, onsamenhangende taal spreken; -2. (gewichtig uitpakken maar toch) onzin praten.  baazələ (Schinnen), bazele (Thorn), bazelen (Bunde), beuëzele (Mheer), boazele (Hoeselt), bààzelə (Guttecoven), beuzelaar (zn.): beuzelaer (Hoensbroek), beuzelair (Montfort), blatsen: blatsje (Stein), brazelen: brazele (Ten-Esschen/Weustenrade), brazelen (Born), collationeren (<fr.): Weijnen 2003 (pag. 180): klasjenere, kletsen (nbrab.) &lt;&lt; fra. collationner, afl. van M.E. Latijn ontleend collatio avondmaaltijd. Men hield namelijk in de kloosters tijdens die maaltijd een uiteenzetting.  klassjəneerə (Beesel), klenderen: klénjərə (Heel), kletskousen: kletskouse (Venlo), lamenteren (<fr.): Van Dale: lamenteren (&lt;Fr.), weeklagen, jammeren, kermen.  lamentere (Kerkrade, ... ), lamməteerə (Maastricht), lameren: Van Dale: lameren, (gew.) kletsen, de tijd verbabbelen.  lameren (Bree, ... ), lâmere (Schimmert), muilen: Van Dale: muilen, (gew.) morren, pruilen.  moele (Nieuwstadt), moele zich get op enne hoŏp (Gulpen), ummer aan ⁄t môêle (Schimmert), ouwehoeren: Van Dale: ouwehoeren, (inform. spreekt.), 1. vervelend kletsen, zemelen, zaniken; -2. langdurig, wat vertrouwelijk, intiem met elkaar praten.  awhooren (Maastricht), verbazelen: verbaazele (Sevenum), verbazele (Sevenum), verbeuzele (Herten (bij Roermond)), verbeuzĕlĕ (Echt/Gebroek), verbeuzələ (Montfort), verbrassen: titj vərbrassə (Meijel), verbreuzelen: verbreuzele (Amby, ... ), verbreuzelle (Vlodrop), verbrözele (Geleen), vərbreuzələ (Heerlen), verdoen: d⁄n tied verdōēen (Venray), fərdōōn (Reuver), verdôên (Eksel), zienen tied verdoeë (Merkelbeek), z⁄nen tied verdoen met kletse (Caberg), verkallen: verkàlle (As), vurkalln (Brunssum), verklenderen: verklendere (Maastricht), verklèndere (Voerendaal), verklendere &lt; verklennere &lt; verklenere &lt; verkleinere ? [Endepols 1955]  verklendere (Maastricht), verkletsen: verkletse (Oirlo, ... ), verkletsen (Kesseleik), verkletsje (Voerendaal), vərklētsə (Maastricht), verklommelen: tied verkloemele (Schaesberg), verklommele (Voerendaal), verknoeien: verknooje (Posterholt), verlullen: verlulle (Maasbree), verlummelen: verlummele (Roermond), vermuilen: dər ti.t˃ vərm‧ulə (Eys), d⁄r tied vermoele (Gulpen), vermoelle (Waubach), vermōēle (Ubachsberg), vermówle (As), verpraten: tied verpraote (Venray), verpraote (Tienray), verpraten (Meeuwen), ziene tied verproate (Meerlo), verprazelen: Van Dale: prazelen, (gew.) 1. bazelen, babbelen.  tiet vərprazələn (Urmond), verprazele (Swalmen), verprutsen: verpreutsə (Montfort), verprötsə (Wijnandsrade), verwauwelen: verwauwelen (Heythuysen), verwawele (Geleen), verwazelen: verwazelen (Kesseleik), verzaniken: verzanike (Tungelroy), verzanikke (Weert), verzauwelen: verzouwele (Tungelroy), verzeveren: verzèjvere (As), waswijven: wasweive (Nunhem), wauwelen: Van Dale: wauwelen, 1. 1. (inform.) kletsen, vervelend praten; -2. (gew.) kauwen, knabbelen; -3. (gew.) treuzelen, leuteren.  wauwele (Maasniel, ... ), wauwelə (Oirsbeek), wauwələ (Kapel-in-t-Zand, ... ), wazelen: WNT: wazelen, In Limb. dial. Vgl. bazelen en wauwelen. Onzin vertellen, kletsen zonder inhoud, bazelen, wauwelen, leuteren.  wààzələ (Kelpen), zaniken: Van Dale: zaniken, gedurig herhalend, aanhoudend en op een vervelende wijze over iets spreken, iets vragen.  zaneke (Maastricht), zanniken (Meijel), zauwelaar (zn.): zawweleer (Maastricht), zauwelen: ps. boven de à staat nog een lengteteken; deze combinatieletter kan ik niet maken/omspellen!  zàwwələ (Maastricht), WNT: zauwelen, zavelen, zawwelen. 4. (Limb., de Meierij) Beuzelachtige, onbeduidende praat houden; bazelen, kletsen, wauwelen, zaniken, zeuren.  zauwele (Ell), zebelen: zeibələ (Gennep), zeveren: Van Dale: zeveren, (gew.), 2. flauwe praat verkopen; -zaniken.  zeivere (Blerick, ... ), zieveren (Zonhoven), zwetsen: Van Dale: zwetsen, luidruchtig en onbedachtzaam spreken, m.n. grootspreken, snoeven.  zwetse (Venlo), zwétsə (Venlo) eindeloos lang kletsen om de tijd te doden || verspillen || zijn tijd met praten verbeuzelen [lameren] [N 87 (1981)] III-3-1
verbijlen bekappen: bǝkapǝ (Sevenum), kappen: kapǝ (Loksbergen), klieven: klīvǝ (Loksbergen), verkappen: vǝrkapǝ (Tessenderlo) Een stuk met behulp van de klompenmakersbijl of dissel de ruwe vorm van een klomp geven. Zie ook afb. 235. [N 97, 54] II-12
verbinden van een wonde afbinden: aafbinne (Hechtel), afbinnen (Achel), een doekje omdoen: dukske omdoen (Eksel), een lapje rond doen: e lepke rònd `n wòn dòòn (Boorsem), een vees errond draaien: een vijs terrond drè (Vliermaal), een verband leggen: verbandj lekkə (Oirsbeek), een verband omdoen: verband umdoên (Eksel), een vod rond doen: vod rond doen (Hechtel), vod rônd doen (Eksel), vòd rònd dōēn (Loksbergen), een vod rond draaien: vod rond draen (Hechtel), een windel rond draaien: ne windel rônddraên (Eksel), inbinden: eet imbinne (Zutendaal), invezen: invéssen (Lauw), énvéstë (Tongeren), inwindelen: inwenuijelen (Neeroeteren), ènwèndele (Bilzen), omwinden: omwinden (Lommel), omzwachtelen: umsjwagtələ (Nieuwenhagen), verbinden: de wond verbinde (Boekend), en wong verbingə (Simpelveld), verbaenje (Geleen), verbeende (Amby, ... ), verbeene (Mheer), verbeenge (Kunrade), verbeine (Kortessem, ... ), verbeinje (Hoepertingen, ... ), verbenge (Vorsen), verbenje (Beek, ... ), verbenjen (Geistingen), verbenne (Kinrooi, ... ), verbĕngen (Sint-Truiden), verbi.nge (Weert), verbiende (Oirlo, ... ), verbinde (Blerick, ... ), verbinden (Achel, ... ), verbindje (Tungelroy), verbinge (Geulle, ... ), verbingen (Heerlerbaan/Kaumer, ... ), verbingə (Epen, ... ), verbinje (Ell, ... ), verbinjen (Ophoven, ... ), verbinjə (Montfort, ... ), verbinne (Bocholt, ... ), verbinnen (Eksel), verbīēnde (Meerlo), verbunge (Vaals), verbènen (Opglabbeek), verbènge (Rekem), verbènje (Echt/Gebroek, ... ), verbènjen (Born), verbènjə (Doenrade), verbènne (Bilzen), verbén (Hoeselt, ... ), verbénne (As), verbîênde (Tienray), vurbinju (Brunssum), vèrbinje (Swalmen), vërbènne (Hoeselt), vörbinjö (Stevensweert), vərbe.ŋə (Eys, ... ), vərbində (Leopoldsburg, ... ), vərbingə (Heerlen, ... ), vərbinjə (Brunssum, ... ), vərbinnə (Opglabbeek), vərbinə (Meeuwen), vərbīngə (Nieuwenhagen), vərbèènjə (Amstenrade), vərbénjə (Grevenbicht/Papenhoven, ... ), vərbénjən (Urmond), wond verbinnen (Peer), ən wont vərbeŋə (Montzen), (een gebroken ledemaat omzagtele)  verbinde (Meijel), verzorgen: verzorgen (Lanklaar), windelen: weendele (Gronsveld), wendelen (Eksel), windele (Maastricht), wingele (Beek), winnele(n) (Eigenbilzen), wèndele (Bilzen), zwachtelen: n wun zwachtele (Boorsem), sjwachtele (Merkelbeek), sjwachtelen (Schinnen), sjwachtələ (Kapel-in-t-Zand), zjwachtele (Haelen), zwachtele (Caberg, ... ), zwagtele (Maastricht), zwagtələ (Montfort), zwáchtələ (Venlo), zwâchtele (Schimmert) verbinden || verbinden: Een wond verbinden (banden, verbinden, zwachtelen). [N 107 (2001)], [N 84 (1981)] III-1-2
verbindingspennen angen: aŋǝn (Lommel), deuvels: deuvels (Buchten), dȳvǝls (Echt, ... ), duimen: dȳm (Tegelen  [(enkelv duu̯m)]  ), d√ºbelen: dȳbǝlǝ (Maastricht), døbǝlǝ (Eygelshoven), gudden: gȳdǝ (Tegelen), gudpin (enkelv.): gø̜tpen (Groot Genhout, ... ), houterpennen: hāltǝrpɛnǝn (Milsbeek, ... ), pen: pęn (Teuven  [(enkelv pęn)]  ), spieën: spai̯ǝ (Paal), velgdeuvels: vɛlǝx˱dȳvǝls (Montfort), velgpin (enkelv.): vęlxpen (Swalmen), vɛlǝxpen (Neer), verbindingen: vǝrbindeŋǝ (Gennep, ... ), wiggen: wegǝ (Doenrade) De houten of ijzeren pennen die de vergaringen met elkaar verbinden. [N 17, 66; N G, 45d] I-13