e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
verkeerd handelen bederven: bederreve (Caberg, ... ), bederve (Swalmen), bederven (Meeuwen), bedèrve (Thorn), (de zaak).  bederve (Reuver) verkeerd handelen, niet op de goede manier maken [verkerven] [N 85 (1981)] III-1-4
verkeerd liggen achter een plank liggen: achter een plank liggen (Haelen), contrarie liggen: contrarie liggen (Herk-de-Stad, ... ), een kronkel in de baarmoeder hebben: een kronkel in de baarmoeder hebben (Einighausen), een slag gedraaid liggen: een slag gedraaid liggen (Maasniel), een wrong in de dracht hebben: een wrong in de dracht hebben (Epen), gedraaid liggen: gedraaid liggen (Bocholtz, ... ), gedraaid zitten: gedraaid zitten (Tegelen), gewrongen liggen: gewrongen liggen (Wellen), het achterste voor kalven: het achterste voor kalven (Rummen), het achterste voor liggen: het achterste voor liggen (Borgloon, ... ), het achterste voor zitten: het achterste voor zitten (Gelieren Bret), hinderwaarts liggen: hinderwaarts liggen (Hoepertingen), in de vang liggen: in de vang liggen (Milsbeek), in een draai liggen: in een draai liggen (Blerick), in een kronkel liggen: in een kronkel liggen (Urmond), in een slag liggen: in een slag liggen (Baarlo), in een wrong liggen: in een wrong liggen (Achel, ... ), mis liggen: mis liggen (Kermt, ... ), niet juist zitten: niet juist zitten (Zelem), niet te goed liggen: niet te goed liggen (Borgloon), op de rug liggen: op de rug liggen (Boekend), slecht liggen: slecht liggen (Mal), verdraaid liggen: verdraaid liggen (Bree, ... ), verdraaid zijn: verdraaid zijn (Gelieren Bret, ... ), verdraaid zitten: verdraaid zitten (Maaseik), verkeerd liggen: verkeerd liggen (Baarlo, ... ), verkeerd zitten: verkeerd zitten (Boekend, ... ), verwrongen liggen: verwrongen liggen (Tongeren), wrong zitten: wrong zitten (Kaulille) Verkeerd liggen in de baarmoeder door een slag in de baarmoederhals, gezegd van het kalf. [N 3A, 49] I-11
verkeerd ronddelen vergeven: zich vergaeve (Nederweert) Verkeerd geven bij kaartspel. III-3-2
verkeerd ronddelen add. verbruien: z. verbrüjje (Klimmen), verkaarten: z. verkaarte (Klimmen), zich verkaarte (Klimmen) De kaart vergooien. || De kaart verwerpen bij het kaartspel. III-3-2
verkeerde maat nemen zich vermeten: zich vermaete (Tungelroy) verkeerde maat nemen III-4-4
verkeren belopen: bélōēwəpə (Loksbergen), caresseren (<fr.): karəsērə (Herk-de-Stad), kerresseere (Duras), krəsseere (Duras), (oud).  karessere (Voerendaal), Van Dale: caresseren (&lt;Fr.), liefkozen, strelen, meest fig.  careseire (Waasmont), carrəseerə (Meldert), karəseerə (Hasselt), keressieren (Bilzen), kerressêre (Beverst), kerseere (Wellen), kerseerə (Kuringen), kersiere (Martenslinde), kersierə (Gelinden), krəsĭĕjrə (Hoepertingen), kérrəserə (Sint-Truiden), kérsīēre (Koninksem), kər sàvien (Jeuk), kəreseerə (Linkhout), kərsīērə (Borgloon), kərəseerə (Herk-de-Stad), kərəséérə (Vlijtingen), van een jongen die met n meisje verkeert  criceeren (Duras), veroud.  karəsērə (Linkhout, ... ), gaan met: gaon mit (Wijlre), gaoë mit (Nieuwenhagen), gaoə (Heerlen), goan met (Weert), goon mèt (Valkenburg), me.t˂ē. goͅ.a (Eys), met ein gaon (Heythuysen), met ein goon (Caberg), mit ein gaon (Neer), mit mekaar gaon (Tienray), mètein gaon (Venlo), Zo wordt het ook wel genoemd.  goan mit (Venray), kennis hebben: kennis hebbe (As), kin.nis höbbə (Maastricht), kinnis höbbə (Kapel-in-t-Zand), kènnis hebbe (Maasbree), kènnis höbbə (Beesel), liefste hebben: leeste höbbe (Maastricht), lopen met: dè löpt mit (Oirlo), dèè leipt möt... (Bree), loopə (Heerlen), lopə mit (Oirsbeek), loupe met (Tungelroy, ... ), mei laupe (Maasbree), metéin lòupe (As), mit ein loape (Neer), mit laupə (Reuver), omgaan: umgaoə (Heerlen), samengaan: samen goon (Itteren), sjans hebben: Van Dale: sjans, sjaans (&lt;Fr.), in de volksuitdr. sja(a)ns hebben of maken, succes hebben bij de dames, resp. bij de heren; ook: geluk hebben, boffen. sjansen, (volkst.) flirten.  sjans höbbə (Beesel), sjansen: Van Dale: sjans, sjaans (&lt;Fr.), in de volksuitdr. sja(a)ns hebben of maken, succes hebben bij de dames, resp. bij de heren; ook: geluk hebben, boffen. sjansen, (volkst.) flirten.  sjansen (Bunde), straatslet (zn.): straotslet (Hoensbroek), verkeren: verkeren (Leopoldsburg), verkière (Valkenburg), vurkīēren (Oostham), vərkiərə (Zelem), vərkīējərə (Linkhout, ... ), vərkīērə (Halen, ... ), vərkījərə (Linkhout), vərkīrə (Lummen), vərkīərə (Meldert, ... ), vərkîerə (Heerlen), vərkîêrn (Tessenderlo), vərkîêrə (Meldert, ... ), verkering hebben: verkiering hebbe (Horst), verkīēring hebbe (As), vərkiēring hāāu (Nieuwenhagen), voor vast vrijen: veur vas vrieje (Schimmert), vur vas vreeje (Blerick), vrijage (zn.): vrijjaasj (Maastricht), vrijen: dè vrijt mit (Oirlo), veije (Well), vraijen (Bilzen), vraiə (Martenslinde), vraoje (Paal), vrayə (Tervant, ... ), vree (Welkenraedt), vreeje (Belfeld, ... ), vreejen (Amby), vreejə (Opgrimbie, ... ), vrei-jə (Maastricht), vreie (Hoeselt), vreie?? (Heer), vreien (Heerlerbaan/Kaumer, ... ), vreije (Baarlo, ... ), vreit (Itteren), vreje (Leunen, ... ), vrejen (Heijen, ... ), vrejje (Weert), vrejə (Hamont, ... ), vrĕĕje (Afferden, ... ), vri je (Heek), vri-je (As, ... ), vri-jje (Meerlo, ... ), vri-jjə (Epen), vri-jə (Gennep, ... ), vrie-e (Lutterade), vrie-en (Schaesberg), vrie-je (Dieteren, ... ), vrie.jə (Hulsberg), vriee (Montfort, ... ), vrieen (Born, ... ), vriej (Susteren), vrieje (Amby, ... ), vrieje mit (Sittard), vrieje(n) (Obbicht, ... ), vrieje?? (Mheer), vriejen (Mheer, ... ), vriejje (Geulle), vriejə (Doenrade, ... ), vriejən (Urmond), vrieë (Geleen, ... ), vrieën (As, ... ), vrieə (Ubachsberg), vriēen (Gulpen), vriĕje (Thorn), vrij-j-en (Eksel), vrije (Beverst, ... ), vrijen (Beringen, ... ), vrijē (Eijsden), vrijje (Amby, ... ), vrijjen (Maastricht), vrijjje (Venlo), vrijjə (Maastricht, ... ), vrijën (Stein), vrijə (Maastricht, ... ), vrijə mèt (Maastricht), vrië (Kesseleik), vriën (Brunssum, ... ), vrīēje (Buggenum), vrīējə (Amstenrade, ... ), vrīĕje (Heel), vrĭeje (Voerendaal), vrĭĕjə (Grevenbicht/Papenhoven, ... ), vrĭĕjən (Zonhoven), vrzieë (Vaals), vrèje (Panningen), vrèjə (Maastricht), vréjə (Maastricht), vréjən (Sint-Huibrechts-Lille), vrêêje (Grubbenvorst), vrêên (Oostham), vríjje (Venray), vrîê (Eupen), vrîên (Opglabbeek), vr‧eͅi̯ə (Eys), (ej, heeft iets van den ie klank).  vrejje (Epen), (meteen lopen).  vrieje (Ell), (vrijen).  vrieje (Reuver), karessere = vero ? (oude benaming) en in onbruik.  vrijje (Maastricht) Iemand liefhebben, gaarne zien, v. iem. houden [ZND 30 (1939)] || verkeren [ZND m] || verkering hebben [verkeren, vrijen, meteen lopen] [N 87 (1981)] || vrijen [SGV (1914)] || vrijen (verkeren; courtiser) [ZND 08 (1925)] III-3-1
verkering accs (fr.): (h)ië (h)aa akses bè dee vreu": hij had een relatie met die vrouw  akses (Hasselt), affaire: sexuele -, liefdes -  áfféér (Zonhoven), bevriend: bevrint (Vaals), caressatie: dë krësôôsë (Tongeren), kersaosse (Kortessem), kersōāsse (Hoeselt), kressa.se (Hasselt), kèrresoase (Sint-Truiden), kërsôsë (Tongeren), i.v.m. verkeren bestaat er een prachtige uitdrukking voor een meisje dat meer initiatief neemt dan de jongen: Z¯ès wir an¯t opkr´ssere  krĕssâ.sĕ (Kuringen), mar.: cf. kerseejre = caresseren ? mar.: contaminatie caresser - courtiser???  kəraoəsə (Niel-bij-St.-Truiden), waarschijnlijk Et. Fr. caresser + Ndl. suffix -atie  kersoaë.se (Gors-Opleeuw), kennis: kennis (Heythuysen, ... ), kĕnnis (Eksel), kinnes (Altweert, ... ), kinnis (Vlodrop), kinnəs (Schinnen), kénnis (Sittard, ... ), menens: #NAME?  meines (Sittard), omgang: omgank (Oirsbeek), ōmgank (Nieuwstadt), umgaank (Maastricht), umgang (Gennep, ... ), umgánk (Heerlen), umjank (Kerkrade), zie umgang  umga.nk (Gennep, ... ), sjans: sjaans (Gennep, ... ), sjans (Beesel, ... ), sjàns (Guttecoven, ... ), sjâns (Altweert, ... ), (is niet zo erg serieus).  sjans (Haelen), (ouder).  sjans (Oirlo), cf. VD s.v. "sjans, sjaans"(fr.: chance "sjansen"= flirten  sjâns (Nederweert), ps. boven de a (van ...sjaf) staat nog een ?; deze combinatieletter kan ik niet maken/omspellen!  sjans (Nieuwenhagen), verkeer: verkier (Tessenderlo), vərkîêr (Heerlen), verkering: verkeiring (Susteren), verkering (Haelen, ... ), verkie.əring (Hulsberg), verkiering (Heerlen, ... ), verkieëring (Castenray, ... ), verkièring (Echt/Gebroek, ... ), verkiêring (Bree), vərkeering (Montfort), vərkiearing (Sweikhuizen), vərkiering (Maastricht, ... ), vərkīēring (Maastricht, ... ), vrijage: vreijaazj (Zolder), vreijage (Caberg), vreijao.zie (Zolder), vrejaasj (Meeswijk), vri-jaasj (As, ... ), vri-jagie (Maaseik), vri-jajie (Bree), vri-jāāzĭĕ (As), vrieaasj (Gulpen, ... ), vrij-jaasj (Maastricht), vrij-jazje (Maastricht), vrij-jozie (Beverlo), vrijaazj (Eksel), vrijage (Ophoven), vrijao.ëzje (Zonhoven), vrijjaasj (Gronsveld, ... ), vrijoâzie (Eksel), vrĭejazje (Voerendaal), vryjaasj (Gronsveld), vrijerij: vréjəréj (Lommel) acties; relaties || kans, kontakt met een meisje || verhouding || verkering || verkering, vrijage || verkering, vrijerij || verkering; regelmatige omgang met een persoon van het andere geslacht [sjans, verkeer, aanspraak] [N 115 (2003)], [N 87 (1981)] || vrijage || vrijage; verkering || vrijerij || vrijerij, vrijage III-2-2
verkering hebben aan het handje hebben: án ’t haendje hebbe (Castenray, ... ), aan zijn: aan’zeen (Altweert, ... ), zuej het nog anzien tusse die twee  ánzien (Castenray, ... ), áán zijn  ’t ès ao.ën (Zonhoven), belopen: bélōēwəpə (Loksbergen), caresseren: caresseere (Valkenburg), caresseeren (Heerlen), caresseren (Alken), karəseerə (Hasselt), karɛsērə (s-Gravenvoeren), keressieren (Bilzen), kerressêre (Beverst), kerseejre (Diepenbeek), kerseere (Wellen), kerseerə (Kuringen), kerseire (Jeuk), kerseren (Lauw, ... ), kerseër’n (Diepenbeek), kersiere (Martenslinde), kersierə (Gelinden), kersiërre (Hoeselt), kreseër’n (Diepenbeek), kresseeëre (Zonhoven), krəsĭĕjrə (Hoepertingen), kèrreseire (Sint-Truiden), kérrəserə (Sint-Truiden), kérsīēre (Koninksem), kërséére (Vorsen), kəreseerə (Linkhout), kərsīērə (Borgloon), kərèsiren (Jeuk), kərəseerə (Herk-de-Stad), kərəséérə (Vlijtingen), (caresser).  kərsàire (Jeuk), (oud).  karessere (Voerendaal), cf. VD s.v. "caresseren"(fr.)  carrəseerə (Meldert), cfr Frans caresser  karɛsērə (Sint-Martens-Voeren, ... ), fr. "caresser"; caresseren  kressére (Hasselt), fr. caresser  karreseiere (Sittard), Fr. caresser = strelen  krësièrrë (Tongeren), thans nogal als "boers"gevoeld woord voor -  karessere (Maastricht), zie ook: kerseëre  kreseëre (Kortessem), zie ook: kreseëre  kerseëre (Kortessem), een aan de hand hebben: gezegd door meisjes  ’nnen aon de haand hebbe (Gronsveld), frequenteren: frikkentere (Maastricht), gaan met -: gaon mit (Wijlre), gaoë mit (Nieuwenhagen, ... ), gaoə mit (Heerlen), goan met (Weert), goon mèt (Valkenburg), zij gaeit mèt  hè gaeit mèt (Zutendaal), Zo wordt het ook wel genoemd.  goan mit (Venray, ... ), kennis hebben: kennis hebbe (As, ... ), kennis hebben (Eksel), kin.nis höbbə (Maastricht), kinnes höbbe (Caberg), kinnis hubbə aan (Ubachsberg), kinnis höbbə (Kapel-in-t-Zand), kènnis hebbe (Maasbree), kènnis hèbbe (Sevenum), kènnis höbbə (Beesel), kénnes èbbe (Sint-Truiden), kénnës hùbbë (Tongeren), kénnəs hémmən (Lommel), liefste hebben: leeste höbbe (Maastricht), lopen met -: dè löpt mit (Oirlo), dèè leipt möt... (Bree), loopə mit (Heerlen), lopə mit (Oirsbeek), loupe met (Tungelroy, ... ), lōēpe met (Zonhoven), loopt met  lèp mèt (Zutendaal), mee lopen: mei laupe (Maasbree), met een gaan: me.t˂ē. goͅ.a (Eys), met ein gaon (Heythuysen), met ein goon (Caberg), mit ein gaon (Neer), mètein gaon (Venlo), (bij verkering).  me.t˂ē. goͅ.a (Eys), met een lopen: meteen lope (Oirsbeek), metéin lòupe (As), mit ein loape (Neer), met mekaar gaan: mit mekaar gaon (Tienray, ... ), met mekaar lopen: mit mekaar loeëpe (Castenray, ... ), omgaan: umgaoə (Heerlen), samen gaan: samegaon (Sittard), samen goon (Itteren, ... ), sjans haan: (bij eerste ontmoeting).  ša.ns hā.n (Eys), sjans hebben: sjans hebbe (Venlo), sjans hubbe (Neer), sjans höbbe (Maastricht), sjans höbbə (Beesel, ... ), sjàns höbbə (Maastricht), (= aanzet tot of vluchtige verkering).  sjans höbbe (Herten (bij Roermond)), sjansen: sjanse (Geleen, ... ), sjansen (Bunde), vast meidje hebben: vas madsje hèbbe (Schimmert), verkeren: verkeren (Leopoldsburg), verkie"re (Beverlo), verkière (Valkenburg), verkīēre (Amby), verkéére (Genk), vurkīēren (Oostham), vərkīējərə (Linkhout, ... ), vərkīērə (Halen, ... ), vərkîerə (Heerlen), vərkîêrn (Tessenderlo), vərkîêrə (Meldert, ... ), verkering haan: vərkiēring hāān (Nieuwenhagen), verkering hebben: verkering höbbe (Sittard), verkering hübbe (Schimmert), verkiering hebbe (Horst), verkīēring hebbe (As), voor vast vrijen: veur vas vrieje (Schimmert), vur vas vreeje (Blerick), vuur vas vryje (Gronsveld), vrijage hebben: vrijjaasj höbbe (Maastricht), vrijen: freͅi̯ə (Eupen), het vrije (Vlijtingen), vraijen (Bilzen), vraiə (Martenslinde), vraoje (Paal), vree (Welkenraedt), vreeje (Belfeld, ... ), vreejen (Amby), vreejə (Opgrimbie, ... ), vrei-jə (Maastricht), vrei:ə (Sittard), vreie (Heerlen, ... ), vreie?? (Heer), vreien (Heerlerbaan/Kaumer, ... ), vreije (Baarlo, ... ), vreit (Itteren), vrei̯ə (Beringe, ... ), vreje (Leunen, ... ), vrejen (Heijen, ... ), vrejje (Weert), vrejə (Hamont, ... ), vrēi̯ə (Blerick, ... ), vrēi̯ən (Arcen), vrēͅi̯ə (Blerick, ... ), vrĕĕje (Afferden, ... ), vreͅi̯ə (Eys, ... ), vri je (Heek), vri-je (As, ... ), vri-jen (Maaseik, ... ), vri-jje (Altweert, ... ), vri-jjə (Epen, ... ), vri-jə (Gennep, ... ), vrie-e (Lutterade), vrie-en (Schaesberg), vrie-je (Dieteren, ... ), vrie.jə (Hulsberg), vriee (Montfort, ... ), vrieen (Born, ... ), vrieĕ (Merkelbeek), vrieje (Amby, ... ), vrieje(n) (Obbicht, ... ), vrieje?? (Mheer), vriejen (Bunde, ... ), vriejje (Geulle, ... ), vriejə (Doenrade, ... ), vriejən (Urmond), vriet (Stein), vrieë (Geleen, ... ), vrieën (As, ... ), vrieə (Ubachsberg), vriēen (Gulpen, ... ), vriĕje (Heel, ... ), vrii̯ə (Baexem, ... ), vrij-j-en (Eksel), vrij-je (Maastricht), vrije (Beverst, ... ), vrijen (Beringen, ... ), vrijē (Eijsden), vrijje (Amby, ... ), vrijjen (Maastricht, ... ), vrijjje (Venlo), vrijjə (Maastricht, ... ), vrijt (Achel), vrijë (Hoeselt), vrijën (Stein), vrijə (Maastricht, ... ), vrij’e (Bleijerheide, ... ), vrië (Kesseleik), vriën (Brunssum, ... ), vriə (Ell, ... ), vrīēje (Buggenum), vrīējə (Amstenrade, ... ), vrīēë (Schaesberg), vrīi̯ə (Baarlo, ... ), vrīə (Puth, ... ), vrĭeje (Voerendaal), vrĭĕjjə (Meeuwen), vrĭĕjə (Grevenbicht/Papenhoven, ... ), vrĭĕjən (Zonhoven), vryje (Gronsveld), vrèje (Panningen), vrèjje (Kanne), vrèjjen (Rekem), vrèjə (Maastricht), vréjə (Maastricht), vréjən (Sint-Huibrechts-Lille), vrêêje (Grubbenvorst), vrêên (Oostham), vríjje (Venray), vrîê (Eupen), vrîên (Opglabbeek), vr‧eͅi̯ə (Eys), ⁄t vrieje (Geleen), (ej, heeft iets van den ie klank).  vrejje (Epen), (meteen lopen).  vrieje (Ell), (regelmatige omgang...).  vrieje (Reuver), (vrijen).  vrieje (Reuver), karessere = vero ? (oude benaming) en in onbruik.  vrijje (Maastricht), vrijt ge al lang met dat meisje?  vréjən (Lommel), vrijen gaan: vriejə gaon (Roermond), vrijen met -: vri-je mit (Oirlo), vrieje mit (Sittard), vriejə mét (Heel), vrijə mèt (Maastricht), vroeger  vrijë mèt (Zutendaal) het meisje met wie men verkering heeft [parmeteit, meid, fem, frul, caprice] [N 87 (1981)] || vekering hebben || verhouding (verkering) hebben || verkeren || verkeren, vrijen || verkering (- hebben) || verkering (een vaste - hebben) || verkering hebben || verkering hebben (gezegd door meisje) || verkering hebben [verkeren, vrijen, meteen lopen] [N 87 (1981)] || verkering hebben, vrijen || verkering hebben, vrijen met || verkering; regelmatige omgang met een persoon van het andere geslacht [sjans, verkeer, aanspraak] [N 115 (2003)], [N 115 (2003)], [N 87 (1981)] || vrijen [DC 38 (1964)], [DC 73 (1998)], [SGV (1914)] || vrijen (met) || vrijen (verkeren; courtiser) [ZND 08 (1925)] || vrijen, verkeren || vrijen; verkeren || vrijen; verkering hebben || ze zijn een verkering begonnen III-2-2
verkillen hard worden: hárd werre (Venray), houken: houke (Bilzen), ijzen: iejse (Venlo), ieze (Arcen), ineenkrimpen: ineenkreempen van keild (Oirlo), ineinkrumpe (Belfeld, ... ), ineinkrumpe van de kau (Dieteren), ineinkrŭmpe (vānne kāj) (Grevenbicht/Papenhoven), ineenkruipen: ineekroefe va kouw (Simpelveld), ineinkroepë (Lanklaar), killen: de henj kille mich (Susteren), hè keldjə vanne koaj (Geistingen), kelle (Brunssum, ... ), kellen (Born, ... ), kellə (Hulsberg, ... ), kĕlle (Heer), kĕllen (Posterholt), keͅlə (Lanklaar), kille (As, ... ), källe (Mheer), källen (Susteren), kèlle (Amby, ... ), kèllə (Amstenrade, ... ), kèllən (Urmond), kélle (Kunrade), kééllə (Simpelveld), kêllen (Stein), köèèllö (Stevensweert), kɛlle (Jeuk), mien vuet kellen (Geistingen), mijn veut kelje mich (Eisden), ming v"t keͅllĕ mech (s-Gravenvoeren), mən vōt keͅlə mich (Rotem), mən vyt kölle (Riksingen), mən vøt kaelə mich (Mechelen-aan-de-Maas), Als het gevoel begint terug te komen.  kéllə (Kapel-in-t-Zand), i.e. mijn handen tintelen van de koude.  mien hènj kèlle mich (Elsloo), koud zijn en dan warm worden  mien vinger kelle (Valkenburg), kittelen: min vy(3)̄t kitələ (Hamont), ming veut kittele van kou (Welkenraedt), mən vøj kitələ mich vān də kaw (Maastricht), kleumen: kleume (Gennep, ... ), kleumen (Blerick, ... ), kleumpe (Sint-Pieter), kou lijden: kaauw lie-e (Schimmert), kai lieën (Horn), koaj lieje (Thorn), kält lieje (Arcen), koud worden: kāld wêre (Lottum, ... ), kālt wĕrre (Merselo), koat wêre (Thorn), m`n vut wisen kaat (Heusden), kouden: kalde (Venray), kreupelen: men vøyt krīpələ (Bommershoven), krievelen: men vêt krēvəleͅn vānnə kaū (Opglabbeek), mən vīt krīvələ (Genk), krijgen van de kou: krège van de kou (Remersdaal), krimpen: eͅnrj:n kre:mpə (Maastricht), kreempe (Oirlo, ... ), kreempen (Oirlo), kreumpe (s-Herenelderen), krimpe (Afferden, ... ), krīmpe (Rosmeer), krumpe (Heel, ... ), krumpen (Amby, ... ), krømpə (Rekem), krømpən (Zonhoven), krɛmpə (Aalst-bij-St.-Truiden), B.v. Da vrammes zoot te krumpe on-e stoof.  krumpe (Beverlo), NB: Ook snie chijter.  hɛ krimdə van de ka (Genk), pitsen: m`n veoten pitsen van de kāā (Oostham), m`n vūtə pitsə mich (Sint-Truiden), men vyt pitsə (Gelinden), mijn tīnə pitsə van de kā (Loksbergen), mən vutə petsə (Halen), pikken (Zonhoven), pitsə (Loksbergen), stijf worden: ming vöt zönd stief van kāā (Montzen), sjief va kou (Wijnandsrade), sjtief waere (Reuver), sjtîêf (Swalmen), stief v/d kou (Meijel), stīf wōērən van də kāw (Overpelt), štī.f van də koͅu weͅ.adə (Eys), tinkelen: tinkele (Maasbree, ... ), tintelen: də vingərs tintələ (Maastricht), m`n vuut tintelen (Eksel), mijn vŭt tintelen (Wijchmaal), min vy(3)̄t tintələn (Sint-Huibrechts-Lille), mən vit tentələn (Peer), tentələ (Bree), tintele (Blerick, ... ), tintelen (Haler), tintelle (Vlodrop), tintjele (Nieuwstadt, ... ), tintšələ (Lozen), tintələn (Eksel), tinteren: tintjərrə (Grevenbicht/Papenhoven), verkillen: mijn vøət verkillə (Vliermaal), verkelle (Hunsel, ... ), verkellen (Amby, ... ), verkĕlle (Beegden, ... ), verkille (Maastricht, ... ), verkälle (Susteren), vĕrkĕlle (Heer), vərgilə (Veulen), vərkielə (Kortessem), vərkillə (Heers), vərkilə (Kinrooi, ... ), verkleumen: verkleume (Afferden, ... ), verkleumen (Sint-Odiliënberg), verkleumpe (Sint-Pieter), verklumen (Elen), vərklømən (Beringen), verkleuren: verkleuren (Nederweert), verkrimpen: verkreump (Koninksem), verkrumpe (Heel), vernikkelen: vernikkelen (Wolder/Oud-Vroenhoven), verozelen: veruozele (van kels) (Venlo), verrekken: WNT: verrekken, oneig.: verrekken van de kou.  he verrekte van de káá (Bilzen), verstijven: verschtieve (Belfeld, ... ), verschtījve (Eijsden), versjtieve (Schinveld, ... ), verstīēve (Blitterswijck), vĕrschteive (Heer), voos worden: vuwəs (Beringen), vūwəs werə (Paal), zungelen: zungele (Geleen, ... ), zungĕlĕ (Valkenburg) hij was gans verkleumd van de kou [ZND 28 (1938)] || killen (ongevoelig worden van de koude) [ZND B1 (1940sq)] || kleumen [SGV (1914)] || kleumen (inkrimpen v. de kou) [ZND 01 (1922)] || kleumen [huiveren] || mijn voeten killen (kittelen van de kou) [ZND 01u (1924)] || Ongevoelig worden van kou, gezegd van ledematen (killen). [N 84 (1981)] || stijf, van vingers en handen gezegd [scheef] [N 10 (1961)] || tintelen van de kou || verkleumen [SGV (1914)] || verstijfd van kou [verkild] [N 10 (1961)] III-1-2
verklaren verklaren: verklaare (Puth), verklaore (Bingelrade, ... ), verkliare (Meterik), verkloa-re (Blitterswijck), verkloare (Afferden, ... ), verkloare(n) (Obbicht), verkloaren (Amby, ... ), verkloarə (Swalmen), verklâore (Genooi/Ohé, ... ), vĕrkloare (Heer), vrkloare (Berg-en-Terblijt), vərklaorə (Nieuwenhagen), v⁄rkloare (Asenray/Maalbroek), Opm. o netals Fr. woord mon.  verkloren (Epen) duidelijk maken, uitleggen [uitduiden, uitbeduiden] [N 85 (1981)] || verklaren [SGV (1914)] III-3-1