e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
velkant breekkant: breekkant (Rothem), brēǝkkant (Wellen), breekvlakte: brę̄k˲vlaktǝ (Mechelen), hoge kant: hōgǝ kant (Lauw), rechte kant: rę̄xtǝ kant (Berlingen, ... ), rɛxtǝ kant (Groot-Gelmen), scherpe kant: sxɛrǝpǝ kant (Sint-Lambrechts-Herk), šɛrpǝ ka.nt (Ophoven), šɛ̄.rǝpǝ kā.nt (Kanne, ... ), scherpkant: šɛrpka.nt (Opoeteren), schietkant: šētkā.nt (Ittervoort), snijkant: snajkant (Lummen), snijkant (Paal, ... ), snęjkant (Meijel, ... ), snęjkā.nt (Lanaken, ... ), staande kant: stǭ.njdjǝ ka.njt (Maaseik), steekkant: stɛ̄.kkā.nt (Maastricht), valkant: valka.nt (Opitter), vaste kant: vastǝ ka.nt (Opglabbeek), velkant: vęlkanjt (Herten), vęlkantj (Neeritter, ... ), vɛlkant (Bilzen, ... ), vɛlkãnt (Tessenderlo), vijlkant: vilka.nt (Aldeneik, ... ), vilkant (Kaulille, ... ), vilkantj (Maxet, ... ), vilkãnt (Gennep), vilkęntj (Einighausen), zijkant: zejkā.nt (Sluizen) De verticale zijde van de kerf die niet het eigenlijke maalwerk verricht. De velkant bevindt zich tegenover de maalkant. Zie ook afb. 77. [N O, 18m; Vds 195; Jan 204; Coe 186; Grof 221] II-3
velkanten de stenen laten bot werden: dǝ stin lōǝtǝ bǫt wę̄rǝ (Lummen), de vijlkant aanslaan: dǝ vilkant anslǭ (Meijel), inkorten: enkø̜rtǝ (Weert), velkanten: velkanten (Leunen), vęlkantǝ (Weert), vɛlkãntǝ (Tessenderlo), verengen: vǝriŋǝ (Kaulille), vijlkanten: vijlkanten (Lummen, ... ), vilkanjtǝ (Neeritter, ... ), vilkantjǝ (Maxet), zelfkanten: zɛlǝfkantjǝ (Thorn) De groeven versmallen. [N O, 34g] II-3
velling kamvelling: kamvelling (Kuringen), litsen: litsen (Lummen, ... ), omloop: omlø̜j.p (Maaseik), ømlōǝp (Meijel), ø̜mlōp (Beverst, ... ), reep: ręjp (Herten), slijtstukken: sliǝtstø̜kǝ (Weert), velg: velg (Beegden, ... ), vęlex (Arcen, ... ), vęlx (Herten, ... ), velgstukken: vęlǝxstøkǝ (Ell, ... ), velling: vęleŋ (Leunen, ... ), vɛleŋ (Aldeneik, ... ) De houten velg van het aswiel waarin de kammen gemonteerd zijn. Zie ook afb. 49. De velg bestaat in het algemeen uit verschillende delen. De meervoudige woordtypen als velgstukken, slijtstukken en litsen duiden daar dan ook op. Ook kunnen er een voorvelg en een achtervelg zijn aangebracht. Rond de buitenomtrek van de velg wordt soms een bekleding of voering bevestigd. In l 265 was deze voering vervaardigd van ijzer. [N O, 11i; A 42A, 10] || De houten velg van het groot kamrad waarin de kammen bevestigd zijn. Soms is de velg met een ijzeren band verstevigd. [Vds 90; Jan 100] II-3
vellingspanner cabestan: kapǝštaŋ (Neer), prang: praŋ (Tessenderlo), spanner: spanǝr (Buchten), velgenklem: vɛlgǝklɛm (Montfort), velgenspanner: vɛlgǝšpanǝr (Limbricht), velligenspannner: vɛlegǝšpanǝr (Eygelshoven), vellingspanner: veleŋšpanǝr (Mechelen), vɛleŋšpanǝr (Klimmen, ... ) Houten werktuig waarmee men de velgsegmenten van een klein wiel, bijvoorbeeld van een kruiwagen, bijeen houdt en aanspant. Het bestaat uit een touw dat om de velgsegmenten wordt geslagen en door middel van een schroef of draaispil wordt aangespannen. Zie ook afb. 191. Volgens de respondenten uit Oirsbeek (Q 33) en Klimmen (Q 111) werd de vellingspanner weinig gebruikt. [N G, 14] II-12
velum ciboriekleedje: ciborieklieeke (Peer), kelkkleed: kelkkleid (Geleen), velum (lat.): de velum (Schimmert), dər vēlum (Montzen), t veeloem (Tongeren), t velum (Gulpen, ... ), veelem (Heel), veeloeem (Maasbree), veeloem (Hechtel, ... ), veelum (Epen, ... ), veeləm (Boorsem), veilum (Loksbergen), veloem (Eigenbilzen, ... ), velom (Uikhoven), velum (Baarlo, ... ), vēēloem (Nieuwenhagen), vēləm (Geistingen), véélum (Maastricht) Het velum [veeloem?]. [N 96B (1989)] III-3-3
velvet velvet: vɛlvɛt (Eijsden, ... ) Oorspronkelijk zijden kettingfluweel; later in fluweelbinding geweven stoffen waarbij de poolinslagen doorgesneden zijn, zoals manchester (Van Dale, pag. 3118). [N 59, 201; MW] II-7
venkel fenchel (du.): fin’sjel (Bleijerheide, ... ), foelie: Endepols  foelie (Maastricht), ideosyncr.  foelie (Vlodrop), WBD/WLD  foelie (Stein), WLD  foelie (Maasbree, ... ), komkommerkruid: WLD  komkommerkroet (Maastricht), nieszout: nieszoat (Neeritter), venke: venke (Eys), venkel: fenkel (Griendtsveen, ... ), finekel (Gennep), finkel (Amby, ... ), finkəl (Gutshoven, ... ), finnekel (Steyl), funkel (Maastricht), fènkel (Borgharen), ve.ŋkəl m. (Ingber), veenkel (Gronsveld, ... ), vengkel (Heerlerbaan/Kaumer), venkel (Boekend, ... ), venkəl (Epen, ... ), venschel (Vaals), veunkel (Maastricht), vēnkel (Blitterswijck, ... ), vĕĕnkel (Afferden), vĕnkel (Sittard), veͅ.ŋkəl (Eys), vijnkel (Stein), vin-kel (Blitterswijck), vingkel (Buggenum), vinkel (Amby, ... ), vinnekel (Montfort), viŋkəl (Bree), vynkel (Gronsveld), vènkel (Dieteren, ... ), vènkəl (Lanaken, ... ), vénkel (Hoeselt), vênkel (Genooi/Ohé, ... ), vìnkel (Maastricht), vínkel (Eigenbilzen), vînkel (Stevensweert), (vinnike).  vinkel (Beegden), + WLD  vinkel (Klimmen), [Foeniculum]  fïnkël (Tongeren), Bree Wb.  venkel (Bree), eigen spellingsysteem  venkel (Meerlo, ... ), vènkel (Geleen), Endepols  venkel (Maastricht, ... ), vinkel (Maastricht, ... ), foenicunum vilgare  vénkel (Sittard), Foenicunum vulgare  vénkel (Sittard), ideosyncr.  venkel (Kerkrade, ... ), vijnkel (Gronsveld), vinkel (Eijsden, ... ), LDB  venkel (Roermond), NCDN  vènköl (Stevensweert), Nijmeegs (WBD)  vinkəl (Meijel), ook wel  funkel (Maastricht), oude spellingsysteem  venkel (Meijel), Veldeke  venkel (Waubach), vinkel (Echt/Gebroek, ... ), Veldeke / eventueel aangevuld met systeem Jones  vinkel (Gulpen), Veldeke aangepast  vēnkel (Tienray), Veldens dialekt  vinkel (Velden), Venlo e.o.  venkel (Maasbree), WBD / WLD  vingkəl (Beesel), WBD-WLD  vénkəl (Roermond), WBD/WLD  fènkel (Urmond), venkel (Lutterade, ... ), venkəl (Heerlen), vinkel (Caberg), vinkəl (Grevenbicht/Papenhoven, ... ), vīnkəl (Maastricht), vènkəl (Nieuwenhagen), vénkəl (Susteren), WBD\\WLD  vènkəl (Amstenrade), WLD  (venkel) (Tungelroy), venkel (Doenrade, ... ), venkəl (Grathem, ... ), vĕnkel (Schimmert), vinkel (Sevenum, ... ), vinkul (Brunssum), vènkel (Geverik/Kelmond), vènkəl (Guttecoven, ... ), véngkəl (Maastricht), vénkel (Born, ... ), vénkul (Itteren), ± WLD  venkel (Vlijtingen, ... ), vènkel (Klimmen), vennek: vinnik (Horst), venneke: fennike (Helden/Everlo), fi:nneke (Roermond), finnike (Venlo), vinkə (Swalmen), vinneke (Belfeld, ... ), vinneken (Venlo), vinnike (Venlo), vènneke (Beesel, ... ), (vinnike).  vinnike (Beegden), WBD / WLD  finnəkə (Reuver), WLD  vnneke (Venlo), vennekekruidje: finnikekrŭŭtje (Heel), vennekeraad: finnikeroat (Heel), vennekesraad: vĕnnekesroad (Swolgen), vennekezaadje: fennekezäödje (Swalmen), vensjel: fin’sjel (Bleijerheide, ... ) Hoe noemt u: venkel (foeniculum officinale - fam. umbelliferae) [N 71 (1975)] || venkel [SGV (1914)], [ZND m], [ZND m] || venkel (bekende plant met specerijachtige smaak) || Venkel; een tweejarig of overblijvend kruid met een ronde gestreepte stengel, tot 1.50 m hoog; de bloemen zijn geel, de zaden langwerpig, geelgrijs en gegroefd; de gedroogde blaadjes of zaadjes worden als specerij gebruikt (venkel, vennekool, foele). [N 82 (1981)] I-7, III-2-3
venster onder een dakwelving daklucht: dākløxt (Haelen), dakluik: dāklūk (Stevensweert), dakraampje: dākrɛmkǝ (Boekend), dakvenster: dak˲vęnstǝr (Leopoldsburg), dø̜̄k˲venstǝr (Nederstraat, ... ), dāk˲venstǝr (Boekt Heikant, ... ), dakvenstertje: dak˲vęnstǝrkǝ (Lommel), dø̜̄k˲venstǝrkǝ (Diepenbeek), dāk˲venstǝrkǝ (Schimmert), halve maan: halǝf mǭn (Lummen), hooiluik: hø̄i̯lūk (Grathem), hooivenster: hø̄i̯venstǝr (Grathem), kapel: kapɛl (Middelaar), kijkgat: kik˲gat (Beringen), kijkuit: kikuǝt (Achel), kiqūt (Maasmechelen, ... ), koekoek: kukuk (Hoensbroek), kūkūk (Hamont), kruipgat: krūp˲gāt (Zepperen), lochtgat: lōxt˲gāt (Opglabbeek, ... ), lǫx˲gāt (Geulle), lochtkot: loxtkǫt (Beringen), luxtkǫt (Kwaadmechelen), lǫxkyt (Rosmeer), lǫxtkű̄ǝt (Bree), lǭxtkuu̯ǝt (Kermt), lochtlok: loxlǭk (Einighausen), lochttrek: lōxttrɛk (Maaseik), loergat: lōrgāt (Maaseik), luchtgat: løxt˲gat (Gennep), manegat: mou̯nǝgaǝt (Velm), spinnegat: spenǝgāt (Meijel), stofluik: stǭflūk (Stevensweert), trekgat: tręk˲gāt (Bree), uilicht: ylēx (Eisden), uitkijkvenster: ōtkik˲venstǝr (Eigenbilzen), venster: venstǝr (Linkhout), vęnstǝr (Tessenderlo), vensterluik: venstǝrlø̜k (Zelem), ventilatiegat: vɛntǝlāsigat (Gennep), windgat: went˲gat (Halen), windkot: wentkǫt (Linkhout), wē̜ ̞ntkōǝt (Neerpelt), windluik: wenjtlūk (Neeritter), windvenster: węnjtj˲venstǝr (Rotem), zolderraampje: zø̜ldǝrrē̜ ̞mkǝ (Sittard), zoldervenstertje: zøldǝrvenstǝrkǝ (Meldert) Bedoeld wordt een vertikaal venster of luik onder een welving van het dak in het dak. Het dient om de zolder te belichten en (vooral) te beluchten, minder om er iets door te steken. De vorm is vaak een halve cirkel (zie het lemma "half-cirkelvormig raam", 4.2.15). De benamingen zijn soms gelijk aan die van het dakvenster (zie dat lemma) of andere vensters in het dak. Zie ook het lemma "gat in eeen klein dakschild" (4.2.10). [N 4A, 45d] I-6
vensterbank binnendorpel: benǝndørpǝl (Houthalen, ... ), bęnǝndø̜rpǝl (Wijchmaal, ... ), bred: brē̜ǝt (Zonhoven), dorpel: dørpǝl (Val-Meer), dørǝpǝl (Tessenderlo), dø̄rǝpǝl (Heppen), dø̜rǝpǝl (Meerlo), dęlpǝr (Martenslinde), dęlǝpǝr (Berverlo), dęrpǝl (Bilzen, ... ), dorpel van de venster: dø̜lǝpǝr van ǝ venstǝr (Wijchmaal), drempel: dø̜mpǝl (Mheer), glasdorpel: glās˱dø̜rpǝl (Helden), glǭǝs˱dø̜̄rǝpǝl (Hamont), glaslatei: glāslatęj (Helden), houten dorpel: āǝtǝn dǭǝrpǝr (Leopoldsburg), latei: lataj (Schinveld), latej (Geistingen, ... ), latęj (Baexem, ... ), latɛj (Bocholt, ... ), lǝtej (Opgrimbie), lǝtęj (Horn), lǝtɛj (Beegden, ... ), overdorpel: īǝvǝrdęrpǝl (Opglabbeek), plaai: plāj (Mheer), plaat: plǭt (Voort), planchette: planšęt (Oostham), plank: plaŋk (Sint-Truiden), plank aan de venster: plāŋk˱ ān dǝ venstǝr (Val-Meer), raamdorpel: rāmdørpǝl (Geulle, ... ), rāmdø̜rǝpǝl (Tungelroy), raamlatei: rāmlǝtɛj (Bree), richel van de venster: ręgǝl van dǝ vęnstǝr (Lommel), stenen latei: stęjnǝ lǝtɛj (Opgrimbie), stęjnǝn latęj (Neeroeteren), stenen trap: stīnǝn trap (Hasselt), stenen zul: stēnǝ zø̄l (Wellen), stē̜nǝ zø̜l (Gelinden), tablet: tablęt (Hasselt, ... ), trap: trap (Hasselt), vensterband: venstǝrbant (Bingelrade), vensterbank: fēnstǝrbā̄ŋk (Middelaar), ve.nstǝrba.ŋk (Altweert, ... ), venstǝrbaŋk (Amby, ... ), venstǝrbāŋk (Afferden, ... ), venštǝrbā̄ŋk (Eijsden), veŋǝstǝrbaŋk (Sevenum), vēnstǝrbaŋk (Bilzen, ... ), vēnstǝrbā̄ŋk (Hamont, ... ), vē̜nstǝrbā̄ŋk (Kwaadmechelen, ... ), vęjnstǝrbaŋk (Oirlo), vęnstǝrbaŋk (Bree, ... ), vęnstǝrbā̄ŋk (Heijen, ... ), vęnstǝrbāŋk (Hamont, ... ), vīnstǝrbaŋk (Koninksem), vɛnstǝrbaŋk (Neerpelt), vɛnstǝrbā̄ŋk (Ottersum), vɛ̄̄nstǝrbā̄ŋk (Well, ... ), vensterbankje: venstǝrbɛŋkskǝ (Zonhoven), vensterblad: venstǝrblat (Beringen, ... ), venstǝrblāt (Eigenbilzen, ... ), venstǝrblāǝt (Genk), venstǝrblǭt (Eigenbilzen, ... ), vęnstǝrblat (Remersdaal, ... ), vęnstǝrblāt (Opglabbeek, ... ), vensterbred: ve.nstǝrbriǝ.t (Hasselt), venstǝrbrijǝt (Zepperen), venstǝrbręǝt (Kuringen), venstǝrbrɛt (Bleijerheide), vensterdorpel: venstǝrdørpǝl (Lanaken), venstǝrdęrpǝl (As), veŋštǝrdørpǝl (Sevenum), vønstǝrdørpǝl (Peer), vęnstǝrdørpǝl (Kanne, ... ), vęnstǝrdø̜rpǝl (Oostham), vęnstɛrdø̜̄rpǝl (Peer), vensterdrempel: vēnstǝrdø̜mpǝl (Mheer), vensterenbred: vēnstǝrǝnbrɛt (Sint-Martens-Voeren), vensterlatei: fenstǝrlatej (Lanklaar), venstǝrlatęj (Amby, ... ), venstǝrlatɛj (Berg / Terblijt, ... ), venstǝrlātęj (Maaseik), venstǝrlātɛj (Stevensweert), venstǝrlǝtej (Opgrimbie), venstǝrlǝtɛj (Bocholt, ... ), vēnstǝrlatęj (Rekem, ... ), vensterplaai: venstǝrplāj (Zichen-Zussen-Bolder), venstǝrplǭǝj (Riemst), vensterplaat: fīnstǝrplǭ.(ǝ)t (Borgloon), ve.nstǝrplǭ.t (Hasselt), vensterplaat (Heusden, ... ), venstǝrplãt (Hasselt, ... ), venstǝrploǝt (Hoeselt), venstǝrplāt (Maasmechelen, ... ), venstǝrplāǝt (Alken, ... ), venstǝrplōǝt (Heers, ... ), venstǝrplǫ ̞ǝt (Kortessem), venstǝrplǫjt (Donk), venstǝrplǫwt (Zichen-Zussen-Bolder), venstǝrplǫwǝt (Veulen), venstǝrplǭt (Aalst, ... ), venstǝrplǭǝt (Diepenbeek, ... ), vinstǝrpl ̇ãt (Rijkhoven), vinstǝrplǭt (Grote-Spouwen, ... ), vinstǝrplǭǝt (Diepenbeek), vønstǝrplǫ.t (Sint Huibrechts Lille), vēnstǝrplǭt (Rosmeer), vęnstǝrplāt (Groot-Gelmen), vęnstǝrplǭt (Leopoldsburg), vęnstǝrplǭǝt (Borlo), vɛnstǝrplǭt (Sint Huibrechts Lille), vensterplank: venstǝrplaŋk (Alken, ... ), venstǝrplāŋk (Lanaken, ... ), vønstǝrplaŋk (Heppen), vęnstǝrplaŋk (Berverlo, ... ), vensterplateau: vęnstǝrplatō (Peer), venstersteen: venstǝrstęj.n (Eigenbilzen), vēnstǝrštęjn (Sint-Martens-Voeren), venstertablet: venstǝrtablęt (Paal), vɛ̃nstǝrtablęt (Tessenderlo), vensterzul: venstǝrzøl (Sint-Truiden), zul: zęl (Zepperen, ... ) Min of meer breed houten of stenen dekstuk aan de binnenzijde van een raam op hoogte van de onderdorpel. Zie ook afb. 57b. Een stenen vensterbank werd in P 48 van 'arduin' ('ardø̜̄n'), in K 314 van 'arduinsteen' ('ardoanstiǝn'), in L 366 van naamse steen en in K 317 van 'marmer' ('męlǝbǝr') vervaardigd. [N 55, 44b; S 39; L 8, 37b; L 31, 12b; L B1, 168; A 46, 10c; monogr.] II-9
vensterbekleding bekleding: bǝklējeŋ (Bilzen), bekledung: bǝklęjduŋ (Bleijerheide), borst: bøst (Tessenderlo), borstwering: boršwē̜reŋ (Posterholt), vensterbekleding: venstǝrbǝklējeŋ (Bilzen) De, vaak houten, betimmering van de muur vanaf de vensterbank tot de vloer. Zie ook afb. 57a. [N 55, 44e] II-9