e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vleugels in de wanmolen alpen: a.lpǝ (Henis, ... ), a.lǝpǝ (Alken, ... ), alǝpǝ (Beringen, ... ), au̯.pǝ (Rijkhoven), da.lǝpǝ (Berlingen, ... ), ā.lpǝ (Berg, ... ), haspelen: a.spǝlǝ (Bilzen), roeden: rui̯ǝ (Milsbeek, ... ), rōǝ (Helden), schoepen: schoepen (Puth, ... ), sxupǝ (Blerick), šupǝ (Maastricht, ... ), šø̄pǝ (Maasmechelen), šōpǝ (Tungelroy), slagers: slē̜gǝrs (Achel), taupen: ta.pǝ (Veldwezelt), tau.pǝ (Boorsem, ... ), tęi̯.pǝ (Leut, ... ), tǫu̯.pǝ (Lanklaar), (mv)  tęi.p (Eisden), veren: vē̜.rǝ (Helchteren, ... ), vlakken: vlakken (Schimmert), vleugelen: viɛ.gǝlǝ (Vlijtingen), vjø.gǝlǝ (Herderen, ... ), vljø.gǝlǝ (Riemst, ... ), vlyǝ.gǝlǝ (Vroenhoven), vlȳǝgǝlǝ (Gronsveld, ... ), vlø̄.gǝlǝ (Kanne, ... ), vlø̄gǝlǝ (Geulle, ... ), vlø̜̄gǝlǝ (Bocholtz, ... ), vleugels: vligǝls (Gelieren Bret), vlję.gǝls (Martenslinde), vlyø.gǝls (Genoelselderen, ... ), vlȳ.gǝls (Bocholt), vlȳǝ.gǝls (Maaseik, ... ), vlø̄.gǝls (Achel, ... ), vlø̄gǝls (Baarlo, ... ), vlø̄ǝgǝls (Bergen, ... ), vlø̜̄gǝls (Baexem, ... ), vlø̜i̯gǝls (Borlo, ... ), vlēgǝls (Peer), vlēi̯gǝls (Mettekoven), vlī.gǝls (Beek, ... ), vlīǝ.gǝls (As, ... ), vlīɛ.gǝls (Gellik, ... ), vīɛ.gǝls (Hees), vleugers: vljø.gǝrs (Millen), vlø̄.gǝrs (Boekhout, ... ), vlø̜i̯.gǝrs (Ordingen, ... ), vlø̜i̯gǝrs (Aalst, ... ), wieken: wikǝ (Achel, ... ), wiqǝ (Klimmen), wimpels: we.mpǝlǝ (Rutten), wempǝls (Brustem), wi.mpǝrs (Piringen), windmakers: wendmǭkers (Lanaken), windmolens: wentmø̄lǝs (Smeermaas), windplanken: windplanken (Lanaken), windplankentaupen: wendjplęnktau.pǝ (Maasmechelen), windtaupplanken: we.ntōplę.ŋk (Neerpelt), windvleugelen: węi̯njt˲vlī.gǝlǝ (Opoeteren), windvleugels: we.ndvlø̄gǝls (Heppen, ... ), we.nt˲vlīɛ.gǝls (Mopertingen), wentjvlø̄gǝls (Grathem, ... ), wentjvlø̜̄gǝls (Haelen), wentvlø̜i̯gǝls (Halen), wēndvlø̄gǝls (America), wę.ñšflø.gǝls (Stokkem), węi̯ndvlø̄gǝls (Maasmechelen) De schuingeplaatste plankjes die op een as zijn gemonteerd die wordt aangedreven, waardoor er een windstroom ontstaat, in de wanmolen. [N 14, 45b; JG 1a, 1b, 2c; monogr.] I-4
vleugels, kasten kasten: kāstǝn (Diepenbeek), vleugels: vlø̄gǝls (Diepenbeek), zijvleugels: zęjvlø̄gǝls (Kuringen) Om te beletten dat het water achter de zijwand schiet, worden er drie tot vier vleugels of kasten in de zijwand gemaakt; de eerste staat wat schuin mee met de richting van de waterstroming, de volgende lopen rechtstreeks van de wand naar de dijk -Vanderspickken, pag. 27/28-. [Vds 32] II-3
vliegen van de mand op maat aan: ǫp mōt ān (Sint-Truiden), scheef maken: sxījǝf mākǝ (Loksbergen), schieten: sxētǝ (Stokkem), schuin maken: sxø̜̄n mākǝ (Loksbergen), schuin omhoog gaan: šø̜jns˱ ømhǫjx ˲gǭn (Uikhoven), schuin oplopen: sxø̜jn ǫplūpǝ (Zonhoven), šyns opluǝpǝ (Meijel), šøjns˱ ǫplǫwpǝ (Uikhoven), schuin verlopen: sxyǝn vǝrlǭpǝ (Weert), uitlopen: ūǝtlawpǝ (Stokkem), uitzetten: øt˲zɛtǝ (Tessenderlo), vliegen: vlējgǝ (Maastricht), wijder maken: wījǝr mākǝ (Stramproy) Het van onder naar boven breder uitlopen van de mand. De uitloop zelf werd verloop genoemd in Ottersum (L 163: vǝrlōp) en Stramproy (L 318: vǝrlǫwp. [N 40, 64] II-12
vliegen, weven van een vlieg broezen: broeze (Wijlre), Veldeke  broeëze (Waubach), WBD/WLD  brōēzə (Nieuwenhagen), bronken: ideosyncr.  bronke (Kerkrade), cirkelen: cirkele (Gulpen), sirkôlô (Wessem), ideosyncr.  cirkele (Doenrade), WLD  cirkele (Posterholt), dansen: danse (Herten (bij Roermond)), ideosyncr.  dansen (Melick), Veldeke  danse (Haelen), WBD  dansə (Meijel), WLD  dansə (Doenrade, ... ), draaien: drejje (Geulle), dri-ejə (Schimmert), Endepols  dreije (Heer, ... ), Veldeke 1979 nr. 1  draeie (Venray), Veldeke (aangepast)  drejje (Tienray), WBD/WLD  drèjə (Susteren), drèjən (Urmond), drîê (Amstenrade), gonzen: (gonj ? - moeilijk leesbaar)  gons (Gulpen), Veldeke, eventueel aangevuld met systeem Jones  gonze (Gulpen), jowen: WBD/WLD ó even gesloten als oo)  jó-we (As), kiervelen: kiervele (Mheer), krawieren: krəwiere (Jeuk), muggendans (subst.): ideosyncr.  mókkendans (Susteren), plagen: plaoge (Montfort), rispelen: rispele (Banholt, ... ), zweven  rispele (Mheer), roezen: (rousche) (Schimmert), roeche (Schimmert), ideosyncr.  roesje (Thorn), Veldeke  rōēse (Echt/Gebroek), rondcirkelen: rônksirkele (Maasbree), ronddraaien: IPA  roͅndroͅə (Kwaadmechelen), WLD  roond dreiju (Itteren), rondvliegen: roôndvliege (Oirlo), rondzoemen: ideosyncr.  roondzoeme (Velden), roondzoemen (Velden), suizen: soese (Vaals), zoesse (Eys), òm d’r kop sōēze (Hoensbroek), WBD/WLD  zoezə (Beesel), WLD  soeze (Beesel), soezen (Eksel), s‧ūzə (Eys, ... ), zoeze (Sevenum), WLD (?? = lang)  sòèze (Sevenum), tirren: tirre (Altweert, ... ), WBD/WLD  tirren (Stein), toeren: brommend vliegen  toerre (Klimmen), eigen spellingsysteem  toere (Meerlo), torren: tórre (Maaseik), WBD/WLD  toorrə (Grevenbicht/Papenhoven, ... ), WLD  toarö (Stevensweert), tóre (Thorn), torvelen: WBD/WLD  tórvələ (Kapel-in-t-Zand), vliegen: vleege (Venlo), vlége (Echt/Gebroek), WLD  vleege (Swalmen), vlŭŭg om mich heen (Klimmen), walven: walve (Blerick), weven: oude spelling  zit te weve (Meijel), WLD  waevə (Guttecoven), weven (Born), wĕve (Schimmert), zoemelen: WBD/WLD  zŏĕmələ (Opglabbeek), zoemen: zoeme (Maastricht, ... ), zoemen (Stein), cassettebandje van bijen  zoemen (Meijel, ... ), ideosyncr.  zoeme (Roermond), zoome (Vlodrop), WLD  zoeme (Weert), zoemen (Kunrade), zoemə (Kelpen), zoome (Maastricht), zŏĕmə (Gennep), ± WLD  zoemə (Wijnandsrade), zoempen: zompen (Ittervoort), zömpe (Pey), zümpe (Pey), eigen spellingsysteem  zumpe (Ell), zoeven: zōēve (Swalmen), WLD  zoêve (Venlo), zōēvə (Venlo), zōēzə (Ubachsberg), zwermen: schwermt (Heerlerbaan/Kaumer), zjwerme (Geulle), zwerme (Noorbeek, ... ), Gronsveld Wb  zjwerme (Gronsveld), WLD  schwermūn (Brunssum), zweven: zweve (Bunde), Endepols  zweve (Maastricht), sch wordt op zn duits uitgesproken / 1e e van ?tre  schzweve (Amby) Hoe noemt u draaiende bewegingen maken om iemands hoofd, gezegd van een vlieg of mug (weven) [N 83 (1981)] || ronddraaien ve vlieg || vliegen ve kever || vliegen ve vlieg III-4-2
vliegend ongedierte aamzeiken: Veldeke  aōmzeike (Sittard), beest dat vloog: idiosyncr.  ein bees dat vloog (Sittard), beesten: WLD  biëste (Weert), beestjes: beskəs (Diepenbeek, ... ), beͅskəs (Borlo), bésjes (Meijel), bəskəs (Linkhout), Bree Wb.  biêsjes (Bree), eigen spellingsysteem  bieskes (Heugem), idiosyncr.  bieske (Maastricht), bijen: Veldeke (iets gewijzigd) soortnaam  bi-jje (Tegelen), WLD geen verzamelnaam  bieje (Roermond), donderwormpjes: dónder wörmkes (Thorn), gemugs: Veldeke  gemöks (Ulestraten), gepepels: Veldeke  gepeepels (Ulestraten), gevogel: eigen spellingsysteem ook wel  gevuchel (Horn), idiosyncr. + soms fon. schrift Engels  gefuchel (Einighausen), gevogelt: gəvøxəlt (Geistingen), gevogelte: gəvlø̄gəltə (Beringen), (? - moelijk leesbaar)  geveugeldje (Ittervoort), gewormel: Veldeke  gewirmel (Montfort), gewormt: gewörmt (Helden/Everlo), gewörmtj (Ospel), gəwərmt (Bree), gəwərəmt (Hechtel), WLD (met aantekeningen)  gewörmtj (Leuken), hommels: WLD geen verzamelnaam  hómmels (Roermond), hommelvlieg: Veldeke  hòmmelvleig (Sittard), insecten: insek (Munstergeleen), insɛktə (Vliermaal), ɛi̯nsɛktə (Wintershoven), afwijkend van Veldeke  insekte (Heerlen), eigen spellingsysteem  de insecten (Stein), insekte (Jabeek), Veldeke (iets gewijzigd)  insekte (Tegelen), kevers: kävers (Wolder/Oud-Vroenhoven), knozelen: Additie bij vraag 2b: knaozel (men zegt knaowezel): is n mug die vooral in de avond vliegt en ook steekt  knaowezel (Reijmerstok), fonetisch Additie: Er zijn hier vliegende diertjes "- "genaamd; die zuigen de mensen en ook dieren bloed af. In welk nummer van uw vragen ze thuishoren, weet ik niet.  knōēzĕlĕ (Oirsbeek), maden: maaien (Lummen), motten: motte (Puth, ... ), fonetisch Additie: "Motte"kent iedereen. Onder welk (vraag-)nummer horen ze thuis?  motte (Oirsbeek), fonetisch etc.  motte (Oirsbeek), Veldeke  mot (Sittard), muggen: de mökke (Stevensweert), muGGe (Puth), mugge (Reuver), mögge (Thorn, ... ), møgə (Opheers), #NAME?  möke (Noorbeek, ... ), eigen spellingsysteem  mugke (Caberg), muke (Caberg), fonetisch  mögke (Oirsbeek), Veldeke  mugge (Bocholtz), mögge (Sittard), Veldeke (iets gewijzigd) soortnaam  mögke (Tegelen), WLD  múg (Gronsveld), WLD geen verzamelnaam  möGe (Roermond), ongediert: ongediert (Meijel), #NAME?  òngediert (Middelaar), ongedierte: oͅngədīrtə (Hoeselt), ged. WLD, ged. eigen spellingsysteem o: dof-lang / ie: langger.  ongedierte (Borgharen), WLD  ongedeerte (Hoensbroek), ongedierte dat vliegt: idiosyncr. uits. als mug  óngedierte dat vlug (Oirsbeek), ongesiefer: oengesiefer (Schinveld), ongesiefer (Blerick, ... ), ongəsifer (Mechelen-aan-de-Maas), òngesiefer (Nunhem), óngesiefer (Guttecoven, ... ), geen onderscheid (met vraag 2a)  òngesiefer (Hoensbroek), WLD  ongesiefer (Boekend), óngesiefer (Panningen), ongesiefer in een lok: ongesiefer in gen loch (Nieuwenhagen), ongesiefert: ongetsīēfer (Waubach), ungəseͅjfeͅrtə (Maaseik), ged. WLD, ged. eigen spellingsysteem o: dof-lang / ie: langger.  ongesiefert (Borgharen), WLD lopende en vliegende diertjes worden aangeduid met ongesieferte (meervoud)  ongesieferte (Maasniel), pepelen: pépele (Sittard), Veldeke  pepel (Sittard), pietjes: Veldeke sommige vliegende diertjes = -  pietékes (Eksel), praam: Veldekemot  praam (Sittard), rupsen: Veldeke  ròpsje (Sittard), schaar: dit is de naam voor de ééndagsvlinder (wit)  schaôr (Boekend), snuffels: mot  snuffels (Meijel), vliegbeestjes: vlixbiəskəs (Leopoldsburg), vliegebeest: vlijxəbəs (Hasselt), vliegen: vleege (Noorbeek, ... ), vlege (Reuver), eigen spellingsysteem  vlege (Caberg), vlegen (Hoensbroek), fonetisch  vleege (Oirsbeek), idiosyncr.  vlēēge (Blerick), vliegend: vliegend (Hout-Blerick), vliegend gewormt: vligənt gəwø.rmt (Neerpelt), eigen spellingsysteem  vliegendj gewörmtj (Ell), vliegend ongedierte: eigen spellingsysteem  vlegend ongedeerte (Nuth/Aalbeek), vliegend ongesiefer: vlegend ongesiefer (Oost-Maarland), eigen spellingsysteem  vlegend ongesiefer (Valkenburg), idiosyncr.  vleegend ongesiefer (Grathem), vliegende beestjes: idiosyncr.  vlegende bieskes (Maastricht), vliegjes: vleegskes (Heythuysen, ... ), vleigskes (Sittard), vlexskəs (Grote-Spouwen), vliegskes (Meijel), vligskəs (Brustem, ... ), vlixskəs (Tongeren), eigen spellingsysteem  vleegskes (Beek), vleigskes (Sittard), m.v.  vleegskes (Susteren), WLD  vleegskes (Weert), vlēēchskes (Schimmert), vlinders: idiosyncr.  vlinders (Blerick), wespen: WLD geen verzamelnaam  wispe (Roermond) klein vliegend gedierte [N 26 (1964)] || vliegend gedierte [N 26 (1964)] III-4-2
vliegenglas vliegenglas: vlēgəglā.s (Tungelroy) glazen stolp met naar binnen gebogen onderrand, waarin bier of een zoete vloeistof werd gegoten die de vliegen aantrok; de stolp stond op pootjes III-2-1
vliegennet dazennet: [dazennet] (Afferden), dǭzǝnnęt (Afferden), geziefernet: [geziefernet] (Blerick  [(het eerste element van deze samenstelling is duits geziefer)]  ), gǝsīfǝrnęt (Blerick  [(het eerste element van deze samenstelling is duits geziefer)]  ), het lijfnet: t lē̜fnęt (Hasselt), kleed voor over het paard: klē.t ˲vir ī.ǝvǝr t pē̜rt (Genk), net: net (Piringen, ... ), nęt (Aalst, ... ), net voor de vliegen: nęt ˲vǝr dǝ vlīgǝ (Gingelom), netje: nętšǝ (Millen), paardskleed: pī.ǝrsklit (Houthalen), paardsnet: paardsnet (Rutten, ... ), pi̯atsnęt (Borgloon, ... ), pi̯ātsnęt (Groot-Gelmen, ... ), pi̯ętsnęt (Romershoven), pē̜rsnęt (Gruitrode), pē̜tsnęt (Wilderen), vliegendeken: vlēgǝdekǝ (Oost-Maarland), vlēgǝdēkǝ (Panningen), vlēgǝdē̜kǝ (Venlo), vlēgǝdękǝ (Puth, ... ), vlēi̯gǝdękǝ (Klimmen), vliegengaas: vlēgǝgās (Voerendaal, ... ), vliegengaren: [vliegengaren] (Baexem, ... ), vlegǝjārǝ (Bocholtz), vlēgǝgārǝ (Baarlo, ... ), vlęi̯gǝgārǝ (Limbricht, ... ), vlīgǝgarǝ (Meijel), vlīgǝgārǝ (Panningen), vliegengetuig: vligǝgǝtøu̯x (Heppen), vlīgǝgǝtø̜̄x (Kwaadmechelen), vliegenkleed: vli.gǝklit (Stokrooie), vli.gǝklīǝt (Kleine-Brogel, ... ), vligǝklit (Helchteren), vligǝklīǝt (Achel, ... ), vlii̯ǝklit (Gelieren Bret), vlē.gǝklęi̯.t (As, ... ), vlē.gǝklīǝt (Kaulille), vlēgǝklē̜i̯t (Grote-Brogel), vlēgǝklęi̯.t (Dilsen  [(van stof)]  , ... ), vlī.gǝklit (Heusden, ... ), vlī.gǝklē.t (Genk), vlī.gǝklīt (Koersel), vlī.gǝklɛi̯t (Zutendaal), vlīgǝklēi̯t (Lommel), vlīgǝklīǝt (Kerkhoven, ... ), vlīi̯gǝklīǝt (Zelem), vliegenkleed van het paard: vlī.gǝklɛi̯t ˲van t pē.rt (Zutendaal), vliegenlaken: vlēgǝlākǝ (Kinrooi, ... ), vliegennet: [vliegennet] (Holtum, ... ), vlegǝnets (Bocholtz), vli.gǝnęt (Stokrooie), vliegennet (Berlingen, ... ), vligǝnęt (Achel, ... ), vlii̯gǝnęt (Hoepertingen, ... ), vlē.gǝnęt (Beek  [(nu)]  , ... ), vlēgǝnet (Nijwiller, ... ), vlēgǝnø̜t (Bree), vlēgǝnęt (Bocholt, ... ), vlēgǝnɛt (America, ... ), vlēi̯gǝnɛt (Klimmen), vlęi̯gǝnęt (Kiewit, ... ), vlęi̯ǝnęts (Bleijerheide), vlī.gǝnęt (Beverst, ... ), vlīgǝnęt (Afferden, ... ), vlīǝgǝnęt (Gingelom, ... ), vliegennetje: vlēi̯gǝnɛtšǝ (Sint Pieter, ... ), vliegenscherm: vliegenscherm (Grazen, ... ), vliegnet: vlii̯xnęt (Vorsen) Fijnmazig net dat over een ingespannen paard wordt gehangen om het tegen vliegen te beschermen. [JG 1a, 1b, 2a, 2b; N 13, 82a] || geziefernet I-10
vliegenraam, hor dradending: dròòte-deenk (Mheer), dradenvenster: droajvinster (Bree), gaas: gaas (Heel), gaasraam: gaasraam (Boekend, ... ), hor: haor (Valkenburg), hor (Baarlo, ... ), hōr (Schimmert), hŏr (Nieuwenhagen), hòr (Posterholt, ... ), (eventueel met het achtervoegsel: raam).  hor (Castenray), (van groot raam).  hor (Sevenum), Note v.d. invuller: In mijn omgeving heb ik zo\'n ding niet gezien (vroeger); nu wordt het zo genoemd.  hor (Klimmen), horraam: horraam (Castenray), hort: haort (Nunhem), hoort (Roermond), hoͅrt (Tungelroy), Zo noemt men het ook!  hoort (Heel), hortje: haorke (Eijsden), haortsje (Maastricht), heurke (Montfort), heurtje (Blerick, ... ), heuërtje (Herten (bij Roermond)), hēūrtje (Swalmen, ... ), horretje (Buchten, ... ), hortje (Weert), hoͅrtjə (Altweert, ... ), huirtsje (Maastricht), hurtje (Meerlo), hurtjə (Meijel), häörke (Klimmen), häörtje (Heel, ... ), häörtsje (Maastricht, ... ), hör(re)tje (Tungelroy), hörtjə (Arcen), hörtsche (Noorbeek), hörtsje (Maastricht, ... ), hø&#x0304rtjə (Roggel), hø&#x0304ərtjə (Herten (bij Roermond)), ( ö van bv. Köln, maar dan lang aangehouden klank!)  hörtje (Lutterade), (voor klein raam bijv. kelderraampje).  hörtje (Sevenum), ¯n häördsje in de vinster tege de mögke  häördsje (Maastricht), ö: van löss  hörtje (Ell), muggendraad: meŭggedrwot (Hoeselt), muggengaas: muggegaas (Venlo), muggenkloter: møͅgəklūətər (Sint-Truiden), muggenraam: muggenraam (Meeuwen), muggenzift: møgəzift (Eksel), raam: rōͅm (Sint-Truiden), raamhortje: raamheurtje (Tegelen), rijfje: reefke (Obbicht), rooster: ruujster (Nieuwerkerken, ... ), scherm: sjerrem (Noorbeek, ... ), strooien vlaken (mv.): met stro, tegen zon en insecten, tijdens oorlog tegen licht. met metaal onbekend  strōēje vlāke (Gruitrode), tamis (fr.): tamine (Jeuk), venstergaas: vinstergaas (Gulpen), vensterzeefje: vinsterzeefke (Sittard), vliegendraad: vleegendra͂o͂d (Guttecoven), vlegendraod (Obbicht, ... ), vleiedroad (Kerkrade, ... ), vleͅi̯ədroͅat (Bleijerheide, ... ), vliegengaas: vleegegaas (Boekend, ... ), vlege-gaas (Ospel, ... ), vlegegaas (Buchten, ... ), vlegen-gaas (Vlodrop), vleigegaas (Nieuwstadt), vliegegaas (Klimmen), vliggenjaas (Bocholtz), hier ben ik niet zeker van (geenqeteerde) ik meen dat mijn moeder dit vle?gegaa:s of vle?geraaÚm (vl‰g\\r?Åm) noemde  vlēgəg‧ās (Montfort), Note v.d. invuller: Dit is het metaaldraad.  vleegengaas (Klimmen), vliegenhor: vleegehor (Tungelroy), vleegəhòr (Maastricht), vlege-hor (Hoensbroek), vlegehor (Guttecoven, ... ), vlégehor (Klimmen), vliegenhort: vliēgehort (Venray), vliegenhortje: vleegeheûrtje (Boekend), vleegehörtje (Baarlo), vlegehäörtsje (Vlodrop), vlegehëurdsje (Gronsveld), vlegehörtje (Haler), vleégeheurtje (Blerick), vliegehörtje (Tienray), vliēgehörtje (Castenray, ... ), (klein).  vliēgehörtje (Venray), vliegenraam: vleege-raam (Neerharen), vleegeraam (Boekend, ... ), vleegəráám (Rekem), vlege-raam (Maasbracht), vlegenraöm (Maastricht), vlegeraam (Boukoul, ... ), vleieraam (Kerkrade), vlē.gərām (Neeroeteren), vlē.gər‧ām (Kinrooi), vlēgeraam (As), vlēgeráám (Opglabbeek), vlēgərām (Lanklaar), vlēəgərrām (Lanklaar), vliegenraam (Meeuwen), vliegeroam (Eigenbilzen), vligərōͅm (Sint-Truiden), vlīgərōͅm (Kwaadmechelen), vlīgəruəm (Houthalen), vl‰geraaÚm  vlēgər‧ām (Montfort), vliegenscherm: vleegesjerm (Doenrade), zeef: zeef (Meeuwen, ... ), zeéf (Puth), zēēf (Schimmert), zī.f (Neeroeteren), zèèf (Opglabbeek), zééf (Opglabbeek), zeefdraad: zeefdraod (Herten (bij Roermond)), zift: zeft (Jeuk, ... ), zeͅft (Sint-Truiden), zèf (Heythuysen) Hoe noemt u een scherm van groene metaaldraad in open ramen om vliegen buiten te houden? (vliegenraam, hor) [N 104 (2000)] || hor || horretje || sierhor voor raam || Vlechtwerk van metaaldraad in een raam gevat dat voor een venster wordt gezet om het binnenvliegen van insekten te beletten (hor, horretje, zeef, draad) [N 79 (1979)] || vliegengaas || vliegengaas, hor || vliegenhorretje || vliegenraam III-2-1
vlieger afvlieger: āfvlēgǝr (Beek), draak: de draak oploaten (Opitter), draa:k (Bocholt), draak (Bingelrade, ... ), draok (Broeksittard), einen draak (Gruitrode), /  de draak oplaote (Sittard), den draak oplaote (Sittard), draa:k (Bocholt), draak (Bree, ... ), dɛn draak oplaote (Spaubeek), ne draak, de draak oploaten (Opitter), Den draak oplaote.  draak (Sittard), Den draak oplaote: vliegeren.  draak (Sittard), Gew.; (VD): den draak omhooglaten.  dra.k (Meeuwen), Syn. eine vleger(d).  draak (Bree), vgl. pag. 77: Vlieger.  nen draak maaken en oplaote (Sittard), papieren vlieger: nə pəpirə vlīgər (Kortessem), /  pepiere vlieger (Bilzen), werd ook pampiere vlieger geheten.Was in mijn jeugd steeds een zelfgemaakte vlieger.Via de koord lieten wij sdikwijls een papiertje naar bovenschuiven door de wind.We noemdeen dat een telegram doen.  pepiere vlieger (Genk), papieren vogel: papiere vogel (Beverst, ... ), papiere vougel (Welkenraedt), papiere vwogel (Val-Meer), papieren vogel (Zonhoven), papierevogel (Koninksem), Pepeere voeëgel (Maaseik), pəpīrəvuogəl (Martenslinde), ənə pəpēirə vøgəl (Hasselt), ənə pəpīrə vōgəl (Tongeren), /  ne pappejere veu.gel (Hasselt), papejere veugel (Hasselt), [Met afbeelding].  papejere veu.gel (Hasselt), De keinger gón hunne pepiere vogel oploute: De kinderen laten hun papieren vogel in de lucht zweven.  pepiere veugel (Kortessem), I (P.M., 5), II, III  pëpīērë vógël (Tongeren), Ich gón menne pepiere vogel oploùte: Ik ga mijn papieren vogel oplaten.  pepiere vogel (Kortessem), Sub afl. papejere sub papier.  ne papejere veu.gel (Hasselt), Sub papier.  ne papieren [papiərəŋ vogel (Zonhoven), Sub vogel, (2).  papejere veu.gel (Hasselt), pepīēëre voo.gel (Zonhoven), pierlewindvogel: pierlewindvogel (Helchteren), /  pierlewindvogel (Helchteren), platte vlieger: platte vlieger (Jeuk), /  platte vlieger (Gingelom), platte vogel: nə plattə vougəl (Sint-Truiden), plate vogel (Sint-Truiden), plàttevougel (Sint-Truiden), /  platte voagel (Sint-Truiden), plàttevougel (Sint-Truiden), Sub keingerspeile.  plàtte vougel (Sint-Truiden), platvogel: /  platvaugel (Vorsen), platvogel (Gors-Opleeuw, ... ), vliegaard: vleegeert (Weert), Doo war gine wind genùg vur-e vliegoard.  vliegoard (Beverlo), vlieger: enə vlīgər (Heers, ... ), inə vligər (Eksel), nə vlīgər (Beringen, ... ), vle.xǝr (Dilsen), vleeger (Arcen, ... ), vleger (Haelen, ... ), vlēger (Geistingen), vlēgər (Bree, ... ), vlēīger (Meerlo, ... ), vlieeger (Waubach), vlieger (Beringen, ... ), vliegger (Eksel, ... ), vliegger oplötten (Eksel), vliehger (Genk), vliejger (Stal), vligǝr (Diepenbeek, ... ), vligər (Meijel), vlièger (Eksel, ... ), vlīē.ger (Zonhoven), vlīēger (Afferden, ... ), vlīgər (Gennep), vlēgǝr (Asenray / Maalbroek, ... ), vlēǝgǝr (Stein), vlęj.gǝr (Hasselt), vlīgǝr (Venray, ... ), ən vlegər (Lozen), ənə vlīgər (Lanklaar, ... ), #NAME?  vlīgər ? (Zonhoven), (met gerekte ie, dus "dialect")  ne vlieger (Bilzen), /  ene vlieger (Val-Meer), met de vleeger (Wijshagen), met de vlieger spelen (Berbroek), ne vleger oplaoten (Maaseik), ne vlej.ger (Hasselt), ne vlieger (Bilzen, ... ), ne vlieger op lwo(jt)tte (Val-Meer), vleeeger (Neerharen), vleeger (Echt/Gebroek, ... ), vleegɛr (Kaulille), vleger (Bree, ... ), Vleger (Montfort), vleger (Neeroeteren, ... ), vlejger (Hasselt), vlie.ger (mnl.) (Ottersum), vlieger (Beverst, ... ), Vlieger (Genk), vlieger (Genk, ... ), vlieger oploaten (Achel), vlieger oploàtte (Hees), vlieger zetten (Hamont), vlieger zètten (Hamont, ... ), vliegër oplùttë (Hoeselt), Aan het strand spelen de kinderen bij vliegers.  vliəgər (Niel-bij-St.-Truiden), ch Hùb ne vlîeger gemok en déë gón ich nóu oploute: Ik laat mijn zelf gemaakte papieren vogel vliegen.  vlîeger (Kortessem), Een vlieger oplaten.  vligər (Hamont, ... ), Fât én ik hèbbe dizze vlie.ger gemakt.  vlie.ger (Gennep), gezegde: laot kaod (koord) aaf, de vogel dae steit  vlieger (Ell), ik vlieg ; ik vleeg  vleger (Grubbenvorst), jongere benaming  vleeger (Herten (bij Roermond)), moeilijk te onderscheiden tussen g en j  vlēgər (Lozen), NB vlie:gere: vlieger(s) oplaten.  vliēger (Venray), of vlieger??  vlieyer (Sint-Huibrechts-Lille), Opm. korte i.  vligger (Montfort), Soms, jonger woord. Meestal wi.ntfoo.gel.  vlîe.ger (Zolder), Sub draak: Syn. eine vleger(d).  vleger (Bree), Syn. WINDVOGEL.  vlēgər (Meeswijk), van papier of stof  dë vliegër (Tongeren), vleger is al de verhollandste variant  enne vleger (Schinnen), weinig gebruikt  vlieger (Hoepertingen), werd ook pampiere vlieger geheten.Was in mijn jeugd steeds een zelfgemaakte vlieger.Via de koord lieten wij sdikwijls een papiertje naar bovenschuiven door de wind.We noemdeen dat een telegram doen.  vlieger oplotte (Genk), vliegerd: vleegert (Helden/Everlo, ... ), vlegert (Tungelroy), vlīgert (Panningen), Sub draak: Syn. eine vleger(d).  vlegerd (Bree), vliegertje: /  vlegerke oploate (Kessenich), NB vleege: vleigen, t vleegerke vluug op t daak.  (pe`peere) vleegerkes make (Boorsem), vlinder: vlender (Halen), vogel: eŋə vouwəl (Vaals), vo-gel (Wellen), voe-e-gel (Vijlen), voegel (Heerlen, ... ), vogel (Steyl, ... ), vou-gel (Wellen), voøgel (Heerlen), [vgl. pag. 182: de vogel oplaote de vlieger oplaten].  vogel (Tegelen), vgl. pag. 141: klöaf, touw in het midden van de vlieger. De - van dr voeëjel. [Met afbeelding].  voeëjel, voeëgel (Kerkrade), Wordt ook tegenwoordig nog gespeeld.  de vogel oplaote (Tegelen), waaier: weijer (Itteren, ... ), wejer (Lanaken, ... ), wejjer (Maastricht), wejər (Rekem), wĕjjer (Klimmen), weͅjər (Maastricht, ... ), wäjer (Maastricht), wääjer (Sint-Pieter), wèjer (Borgharen), wɛjer (Mechelen-aan-de-Maas, ... ), /  de wàèjer (Kanne), de wàèjer oplaote (Kanne, ... ), waaier (Eigenbilzen, ... ), weijjer (Zichen-Zussen-Bolder), wejer (Zussen), wejjer (Heer), wejjer op laote (Maastricht), wejjer/ (Maastricht), wèjer (Mechelen-aan-de-Maas), [cf.] Opm. A.N. vlieger (speelgoed) = Ma. wejjer.  wejjer (Maastricht), [Met afbeelding].  wejjer (Maastricht), mv -s  de wàèjer (Kanne), Sub waaien: De kènger laoten ene we-jer op.  wĕ-jer (Uikhoven), waaierd: ene we-jert (Mechelen-aan-de-Maas), wāīrt (Eijsden), weijert (Gronsveld), wejjerd (Mheer), wejjert (Valkenburg, ... ), wĕjerd (Berg-en-Terblijt), wĕjert (Heek, ... ), weͅijərt (Hulsberg), wäjert (Limmel), wèijert (Kanne), wèjerd (Schimmert), wèjert (Amby, ... ), wɛjert (Mechelen-aan-de-Maas, ... ), [Met afbeelding pag. 557].  wejjert (Gronsveld), wij bekleedden de gekruiste stokjes met bruin papier en de strikjes op de staart waren van krantenpapier.  ene waeierd (Leut), windsvlieger: /  weinsjvleger (Maaseik), windvanger: /  Wenkvanger (Kerkrade), windvlieger: wintvleeger (Opglabbeek), wîndvliegger oplötten (Eksel), /  weendvlieger (Riemst), wendjvleger (Neeroeteren), wendvleeger (Maaseik), wi:ndvleegɛr (Kaulille), windvleger (Dorne, ... ), windvlieger (Lauw, ... ), wènd vlieger (Bilzen), wèndvleeger (Maaseik), wèndvliehger/ (Genk), wîndvliegger (Eksel), In de tijd maakten we zelf onze vlieger en daaraan beleefden we meer plezier als met het omhoog laten ervan. We zochten mooie rechte twijgen die we in de vorm van een kruis op elkaar sjorden om vervolgens een koord tes spannen, rondom op de koppen van de twijgen. Dan moesten we bruin papier, bruine plakband of plaksel en dunne koord proberen te bemachtigen. Als dat lukte waren we vertrokken. Dan maakten we ook een lange staart. Het was een koord waarin we een twintigtal papieren bladen knoopten. Als de vlieger te veel ronddraaide dan werd de staart verlengd en verzwaard.  wîndvliegger (Eksel), Wij zeiden thuis vlieger. Dat lijkt mij AN, maar het zou ook "windvlieger"kunnen zijn.  / (Maaseik), windvogel: weevoëgel (Bilzen), wejndvogel (Stein), wen`t`fōəgəl (Meeswijk), wendjvogel (Born, ... ), wendjvōgəl (Swalmen), wendvoegel (As), wentjfōgel (Molenbeersel), wentjfōgəl (Reuver), wentjvogel (Ophoven), weŋkvuəgəl (Eys, ... ), wĕndjvogel (Susteren), weͅndjvōgəl (Echt/Gebroek), weͅnjtvōgəl (Susteren), weͅntjvūəgəl (Amstenrade), wi.ntfoo.gel (óploeë.te) (Zolder), windjvoeegel (Ten-Esschen/Weustenrade), windjvoegel (Brunssum), windjvogel (Asenray/Maalbroek, ... ), windjvoogel (Posterholt, ... ), windjvoogəl (Swalmen), windvoeegel (Schaesberg), windvoegel (Gulpen), windvoeëgel (Nuth/Aalbeek), windvogel (Amby, ... ), windvogel vliegen (Heusden), windvoggel (Gulpen, ... ), winjdjvōagel (Schinveld), winjtvogel (Beesel), winjtvōgel (Obbicht), winkvoagel (Mechelen), winkvoeegel (Heerlerbaan/Kaumer), winkvoegel (Eys, ... ), winkvoejel (Kerkrade), winkvoewgel (Eys), winkvoeëgel (Bocholtz, ... ), winkvogel (Belfeld, ... ), wintjvogel (Beegden, ... ), wintjvoogel (Heel), wintjvōgel (Buggenum, ... ), wiŋkvūəgəl (Heerlen), wèindvogel (Geistingen), wèndjvogel (Buchten, ... ), wèndvoehgel (Genk), wèntjvooëgel (Lanklaar), wêntfògel (Montzen), /  weinchvoagel (Stokkem), weindvogel (Eisden, ... ), weinfvoegel (Dilsen), wendjvogel (Grevenbicht/Papenhoven), windjvogel (Echt/Gebroek, ... ), windvoegel (Elen), windvoegel oplaote (Amstenrade), windvogel (Genk, ... ), windvogel oploaten (Houthalen), wingkvogel oplaote (Tegelen), winkvoeëjel (Kerkrade), wèindvogel (Eisden), wénjtvoogel (Elsloo), 127  wintj-voogəl > winjfoogəl (Roermond), [Met afbeelding].  windjvogel (Swalmen), ai zoals in avait  waindjvoeoogel (Rotem), Ene wenkvoogel oploote.  `wi̯.ŋkfōͅ:gəl (Gemmenich), in de grote wei  wèndjvogel (Susteren), Kòns doe eine wèndjvogel make?  wèndjvogel (Echt/Gebroek), ne Windjvogel oplaote. [Met afbeelding].  windjvogel (Posterholt), oe v. voer  wintjvoegel (Brunssum), Ook dit jongensspeelgoed was van eigen maaksel. Zoiets kopen "inne sjtad"was gewoon ondenkbaar. Daaraan werd geen geld uitgegeven. Er werden een paar dunne rietstengels uitgezocht die, na op maat te zijn gesneden, met "nejgare"werden gespannen om daarna met "gezèttepëpier"te worden beplakt. Ook het staartmateriaal bestond uit krantepapier.  windjvogel (Herten (bij Roermond)), Opm. o netals Fr. woord mon.  winjdvogel (Epen), puntje onder de e  nə ventfōgəl (Houthalen), Sub wìntj.  wìntjvogel (Geistingen), vgl. pag. 196 sub opgaon, 8. de windjvogel laoten opgaon (de vlieger oplaten).  windjvogel (Herten (bij Roermond)), vgl. pag. 308: vlieger, Opm.: Het kinderspeeltuig heet windjvogel.  winjdvogel (Roermond), vgl. pag. 488 sub vlîe.ger: 3. Vlieger: Soms, jonger woord. Meestal wi.ntfoo.gel.  wi.ntvoo.gel (Zolder), vleger is al de verhollandste variant  enne wéndjvogel (Schinnen), Voor vlieger zie: draak.  wénjtvoogel (Sittard), Wiens vlieger het mooiste stil kon blijven staan in de lucht en het hoogste kwam, was de absolute topper.  windjvogel oplaote (Thorn), wij bekleedden de gekruiste stokjes met bruin papier en de strikjes op de staart waren van krantenpapier.  ene weindvogel (Leut), windwaaier: windwêîjer (Meerssen) [SND (2006)]/ [SND (2006)] || 1. Vlieger. || 2. Vlieger. || 2. Windvogel, vlieger; (kinderspeelgoed). || 3. Speeltuig. || 3. Vlieger. || [De jongensspelen: 3]. Vlieger. || [Een vlieger maken]. || [Jongensspel - vliegertje]: Vliegers maken uit papier. || [Speelgoedvlieger vervaardigd uit licht latwerk met papier bespannen]. || [Vlieger]. || De vlieger oplaten. || Draak: vlieger, speelgoed voor jongens. || Een vlieger (Fr. cerf-volant). [ZND B1 (1940sq)] || een vlieger (kinderspeeltuig) [ZND 08 (1925)] || Een vlieger (kinderspeeltuig). [ZND 08 (1925)] || Het speelgoed bestaande uit een licht gestel, met papier bespannen, dat aan een lang touw in de lucht opgelaten wordt [vlieger, boog, draak, beugel, vliegaard, vliegerd]. [N 88 (1982)] || Het zelfgemaakte speelgoed bestaande uit een stukje karton of een dun plankje dat de kinderen snel ronddraaien en dat een snorrend geluid kan maken [snorrebot, hor, snorrepijp]. [N 88 (1982)] || I. Vlieger. || Kunstzwerm bij het kastimkeren, samengesteld uit koningin en uitsluitend vliegbijen. Op het moment van een goede dracht, bijvoorbeeld rond de middag, haalt de imker het raam met daarop de koningin, uit de kast waarvan hij een kunstzwerm wil maken en hangt die in het midden van de lege kast (Eeckhout, pag. 148). Daarnaast worden ramen met uitlopend broed, uitgebouwde ramen en waswafelramen geplaatst. De moederkast, de kast waaruit raam met koningin werd genomen, wordt op een willekeurige plaats gezet. De vliegbijen zullen naar de kast met koningin vliegen, zodat deze kast sterk bevolkt zal worden. De moederloze kast, afkomstig van een eveneens sterk volk, wordt door de imker aangezet tot broeden en groeit zo weer uit tot een sterk volk. [N 63, 92a] || Lievelingsspel 1. [SND (2006)] || Lievelingsspel 3. [SND (2006)] || Lievelingsspel 4. [SND (2006)] || oplaten [SND (2006)] || papieren vlieger [SND (2006)] || Papieren vogel. || Speelgoedvlieger vervaardigd uit licht latwerk met papier bespannen. || vlieger [SND (2006)] || vlieger (speeltuig) [SGV (1914)] || Vlieger (kinderspeelgoed). || Vlieger (om op te laten). || vlieger (speeltuig) [SGV (1914)] || Vlieger (spel). || Vlieger (uit papier). || Vlieger in de vorm van een vogel. || vlieger oplaten [SND (2006)] || Vlieger oplaten. || vlieger van papier [SND (2006)] || Vlieger, bep. kinderspeeldgoed. || Vlieger, in de bet. van speelgoed. || Vlieger, vliegenier, vliegmachine. || Vlieger. || vlieger/ [SND (2006)] || Vlieger: 1. (Kinder)speelgoed. || Vlieger: 1. [Vlieger]. || Vlieger: 2. speeltuig. || Vlieger: 3. Kinderspeelgoed. || Vlieger: licht gestel, met papier bespannen, dat aan een touw in de lucht opgelaten wordt. || Vlieger: Papieren vogel, vlieger. || Vlieger; vliegtuig; vliegenier. || vliegeren [SND (2006)] || vliegeren ? [SND (2006)] || Vliegeren. || Vogel; doffer; vlieger. || waaier [SND (2006)] || Waaier: b) vlieger (speelgoed). || Wenkvoogel: Drachen. || wind vlieger [SND (2006)] || windvlieger [SND (2006)] || windvogel [SND (2006)] || Windvogel, vlieger. || Windvogel: Vlieger (kinderspeelgoed). || Winjdvogel*: vlieger (kinderspeelgoed). || Zelf gemaakte papieren vogel. || Zelfgemaakte vlieger van kinderen. II-6, III-3-2
vlieger add. bromster: Dit papiertje gaat trillen, wanneer de lucht er langs strijkt.  bròmstér (Venray), knipvliegertje: Deze vlieger wordt gemaakt met de goedkoopste middelen die er zijn. Vroeger was dit veelal een krant of niet te dik verpakkingspapier. Het wordt op een bepaalde manier eerst gevouwen. Op de vouw worden op geregelde afstanden knipkes gemaakt. Hierdoor wordt een strootje van een goede lengte gevlochten. In plaats van stro kunnen ook twee ligustertakjes dienen, waarvan de blaadjes afgestroopt zijn. Die moeten echter wel dun zijn om gewicht te sparen. De balans wordt aangebracht, evenals de staart en met gewoon naaigaren kan dit vliegertje worden opgelaten.  knipvliēgerke (Venray), tonnetje: tunneke (Venray), vogelskoord: voeëgelskoad (Simpelveld), voggelskoad (Bocholtz) 1. Soort vlieger, stereometrisch vierkant gebouwd. || Een zeshoekige vlieger, die een brommend geluid voortbrengt, doordat er een gekarteld reepje papier, in een uitgespaard gat, is aangebracht. || Soort van vlieger. || Vliegertouw. III-3-2