e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vochtafscheiding uit de tepels als teken van zwangerschap (ze geeft) goede natuur: gui̯ǝ natyǝr (Neerpelt), (ze heeft een) stop in de demen: stǫp en dǝ dymǝ (Val-Meer), (mv)  støp ęn dǝ dømǝ (Rummen), (ze heeft) druppeltjes aan de demen: drøpǝlkǝs an ǝ diǝmǝ (Maaseik), (ze heeft) eikels: ēkǝls (Hoensbroek), (ze heeft) kegelen: kigǝlǝ (Kerkrade), kixǝlǝ (Moresnet), (ze heeft) kegels aan de demen: kigǝls an dǝ dēmǝ (Mechelen), (ze heeft) kles aan de demen: klɛs ān ǝ dēmǝ (Nederweert  [(kles: hars)]  ), (ze heeft) krekelen aan de demen: krikǝlǝ ǭn dǝ dēmǝ (Diepenbeek, ... ), kriǝkǝlǝ ān dǝ dɛ̄mǝ (Terlinden), krēkǝlǝ ǭn dǝ dēmǝ (Schimmert), krīǝkǝlǝ ān dǝ dēmǝ (Klimmen  [(identiek met kegels)]  ), (ze heeft) krekelen aan de uier: kriǝkǝlǝ ān dǝr ø̜ǝr (Remersdaal), (ze heeft) melk: mɛlǝk ān dǝr ø̜ǝr (Oirsbeek), (ze heeft) melk in de uier: męlǝk en dǝn ūi̯ǝr (Maastricht), (ze heeft) melk in het uier: mɛlǝk en t ȳǝr (Sevenum), (ze heeft) natuur in de uier: natȳǝr ęn dǝn ø̜̄ǝr (Niel-Bij-Sint-Truiden), (ze heeft) nopjes: nø̜pkǝs (Gingelom), (ze heeft) plakken: plęk (Montfort), (ze heeft) slijm aan de tetten: slɛ̄m ān dǝ tɛtǝ (Bokrijk), (ze heeft) stopjes: støpkǝs (Hoepertingen), stø̜pkǝs (Berverlo, ... ), stēpkǝs (Eigenbilzen), stępkǝs (Meeuwen), stɛpkǝs (Hasselt), štø̜pkǝs (Montfort), (ze heeft) stopjes aan de demen: stø̜pkǝs ǝn dǝ dēmǝn (Overpelt), stępkǝs ǫn dǝ dɛmǝ (Bilzen), (ze heeft) stopjes aan de uier: stø̜pkǝs ān dǝn ēǝr (Venlo), (ze heeft) stopjes op de demen: stø̜pkǝs ǫp ǝ dīǝmǝ (Neeritter), (ze heeft) stoppen: step (Hees), stø̜p (Beverst  [(aan de demen zijn stipjes of stopjes gestold vocht merkbaar)]  ), štø̜p (Hoensbroek, ... ), (ze heeft) tappen aan de demen: tapǝ ān dǝ dēmǝ (Berverlo), (ze heeft) tippelen: tipǝlǝ (Moresnet), (ze heeft) tippelen aan de demen: tepǝlǝ ān ǝ dīǝmǝ (Neeroeteren), tipǝlǝ an dǝ dē̜mǝ (Gemmenich, ... ), tipǝlǝ ān dǝ dēmǝ (Heerlerheide, ... ), tipǝlǝ ǭn dǝ dɛ̄mǝ (Oost-Maarland), tøpǝl ǭn dǝ dø̜̄i̯mǝ (Smeermaas), tēpǝlǝ ǭn dǝ dēmǝ (Wolder / Oud-Vroenhoven / Wiler), tīpǝlǝ an dǝ dēmǝ (Leopoldsburg), (ze heeft) tippeltjes: tēpǝlkǝs (Opglabbeek), (ze heeft) tippen: tepǝ (Moresnet), (ze heeft) top op de demen: top ǫp ˲dǝ dimǝ (Bree), (ze heeft) toppen: tøpǝ (Tongeren), (ze heeft) toppen aan de demen: tupǝ ān dǝ diǝmǝ (Baexem), (ze heeft) was aan de demen: was an dǝ dēmǝ (Afferden, ... ), was ān dǝ dēmǝ (Maasniel, ... ), was ān dǝ dīǝmǝ (Maxet), was ān ǝ dēmǝ (Herten, ... ), (ze heeft) was aan de uier: was ān dǝn ø̜̄r (Bergen), was ān dǝn ēǝr (Venlo), (ze heeft) was aan het uier: (ze heeft) was aan het uier (Afferden), was an ǝt ēr (Broekhuizen, ... ), was ān t ȳr (Roermond), was ān ǝt ȳi̯ǝr (Haelen), was ān ǝt ȳǝr (Baarlo), wās an t ēr (America), wās an ǝt iǝr (Wanssum), (ze heeft) was in de deem: was ęn dǝ dēm (Meijel, ... ), (ze heeft) witte biest aan de demen: wetǝ bis ǭn dǝ dø̜̄i̯mǝ (Smeermaas  [(de eerste moedermelk of het zog)]  ), (ze heeft) zegels: zēgǝls (Urmond), (ze heeft) zegels aan de demen: zēgǝls ān dǝ dēmǝ (Heel), zē̜gǝls ān dǝ dē̜mǝ (Puth), (ze heeft) zegels op de demen: zēgǝls dǝ dē̜mǝ (Urmond), (ze heeft) zegels op de tepels: zēgǝls dǝ tēpǝls (Weert), (ze heeft) zog: zu̯ǫk (Tongeren), (ze heeft) zwam: zwām (Oost-Maarland  [(sponsachtig vocht)]  ), (ze) drupt: drø̜pt (Herk-de-Stad), (ze) plakt: plɛktj (Weert), (ze) trekt natuur: trɛk nǝtȳr (Tongeren), de demen plakken: de dēǝmǝ plɛkǝ (Ubachsberg), de lijm loopt: dǝ lɛ̄m lypt (Koersel  [(lijm: kleverig vocht)]  ), dǝ lɛ̄m lȳpt (Paal), de zegels komen: dǝ zīgǝls kǫmǝ (Lanklaar), de zegels zijn af: dǝ zīgǝls zīn āf (Meeswijk  [(gezegd als de drachtigheid van de merrie duidelijk blijkt uit de afscheiding uit de tepels)]  ), druppelen: drøplǝ (Heerlen  [(vochtafscheiding geven)]  ), er hangt wat aan haar stopjes: dǭ haŋt wat˱ ǭn hǝr støpkǝs (Tessenderlo) Er zijn diverse uitdrukkingen ter aanduiding van de komende geboorte van het veulen. De eerste tekenen die op een naderende geboorte wijzen, zijn de volgende: de merrie wordt onrustig en drentelt door haar stal, terwijl ze regelmatig tekenen van krampen en pijn (weeën) vertoont. De hars die zich aan de spenen heeft gevormd, druipt er nu af en de banden zijn los, d.w.z. de spieren aan beide zijden van de staartwortel zijn slap. [N 8, 51] I-9
vod doek: do:k (Lanaken), doek (Zussen), dook (Zutendaal), dōōk (Nieuwenhagen), dŏŏk (Maastricht), duk (Eigenbilzen), drel: [Van Dale: drel, (gew.) lap, leur, vod.]  drél (Gennep), fommel: foemel (Sittard), fömmel (Nieuwstadt), hoddel: hoddel (Heerlen, ... ), hoddele (Heerlen), hóddəl (Epen, ... ), ps. ik denk dat dit één antwoord is en niet twee aparte (ant)woorden.  hoddel (Gulpen), hoddeltje: (höddelke) (Heerlen), karrel: b.v. ze ha mèr wa kèrrels on ze was in lompen gekleed. Van Dale: karrel, z. karl -> uitgehekelde hennep tot garen voor fijn touw en zeildoek; zulk garen  kèrrel (Beverlo), kettel: kettels an ze lijf (Jeuk), keͅtələ (Kortessem), Van gedragen kleren.  kɛtələ (Tongeren), klommel: klommel (Beegden, ... ), klómmel (Weert), klooi: kloj (Gennep), knommel: knómmel (Venlo), ps. algemene opmerking: in vragenlijst staat een dubbele ? boven de o; waarschijnlijk niet goed genoteerd. Heb het geïnterpreteerd en ingevoerd als een: ø (dus niet omgespeld!).  knŏmmel (Buggenum), kwakel: kwaakel (Tungelroy), lap: lab (Gruitrode), lap (Bocholt, ... ), làp (Loksbergen), loeder: lodərs (Paal), lommel: loemel (Beesel, ... ), loemele (Eys, ... ), loemmel (Doenrade, ... ), loemmele (Eys, ... ), loemul (Brunssum), loeməl (Wijnandsrade), lomel (Caberg, ... ), lommel (Amby, ... ), lommele (Amby, ... ), lommele(n) (Schinveld), lommelen (Mechelen-aan-de-Maas), lomməl (Grevenbicht/Papenhoven, ... ), loməl (Maastricht, ... ), loməls (Houthalen), lomələ (Lanklaar, ... ), loo-uməl (Eisden), loo.mel (Zonhoven), loomel (Ingber, ... ), loomele (Wolder/Oud-Vroenhoven), loommel (Lanklaar), looməl (Maastricht, ... ), loŏmele (Grevenbicht/Papenhoven), loŏmmel (Grevenbicht/Papenhoven), lōēmel (Oirsbeek), lōēməl (Amstenrade, ... ), lōmel (Maastricht), lōōmel (Amby), lōōməl (Maastricht), lŏĕ-me-le (Vijlen), lŏĕ-mel (Vijlen), lŏmmel (Geleen, ... ), lŏmmelle (Gulpen), lŏŏmmel (Klimmen), lŏŏmmele (Klimmen), lŏŏmməl (Hulsberg), loͅmələ (Rekem), lūmmelen (Urmond), lŭmmel (Mechelen-aan-de-Maas, ... ), lòmel (Lanaken), lòmmel (Bree, ... ), lòmmele (Valkenburg), lómmel (As, ... ), lómmele (Heer), lómmël (Tongeren), lómməl (Grevenbicht/Papenhoven, ... ), lômmel (Gronsveld, ... ), lômmele (Mechelen, ... ), lôêmmel (Rimburg), lôêmmele (Rimburg), lø.məl (Stokkem), lùmmel (Sittard), lùmmele (Sittard), (m.).  lu.məl (Eys), Het woord schoetelvod is de doek, die men voor den afwasch gebruikt.  lommel (Opoeteren), m.  lu.məl (Ingber), ps. algemene opmerking: in vragenlijst staat een dubbele ? boven de o; waarschijnlijk niet goed genoteerd. Heb het geïnterpreteerd en ingevoerd als een: ø (dus niet omgespeld!).  lŏmmel (Buggenum), ps. boven de a staat nog een ?; deze combinatieletter is niet te maken, omgespeld is het inderdaad een a.  lŏammel (Guttecoven), lŏammele (Guttecoven), lomp: lompe (Blerick), lŏmp (Steyl), lŏmpe (Steyl), lòmp (Velden), lòmpe (plakke) (Velden), lómpe (Horst), lômp (Hoensbroek, ... ), (o,bijna oo).  lomp (Venlo), lompe (Venlo), plag: plagge (Helden/Everlo, ... ), plak (Grubbenvorst, ... ), plakge (Panningen), plakke (Grubbenvorst, ... ), (Duitsch Oost)  plagge (Lottum), (verzamelnaam).  plagge (Maasbree), Evt. schuutelvod, schuutelplak.  plak (Opoeteren), poemel: poemel (Maastricht), poetslap: poetslap (Blerick), pongel: póngel (Meijel), pôngel (Tegelen), [WNT: pongel, 3. vod, lomp, en vervolgens iets dat geen waarde heeft]  pòngel (Bree), Sub pungel: Du. Pungel; bij pong + suffix -el.  puŋəl (Meeuwen), WNT: pongel, 3. vod, lomp, en vervolgens iets dat geen waarde heeft.  pongel (Baarlo, ... ), pongele (Baarlo, ... ), pongəl (Beesel), poëngel (Panningen), poëngele (Panningen), poͅŋələ (Lozen), póngəl (Meijel), poppenlap: póppelap (Venlo), prul: prul (Buggenum, ... ), prulle (Blitterswijck), schotelplag: chwotelsplak (Moelingen), schotelsplag: schoëtelsplak[g} (Neeroeteren), sjotelsplak (Stein), schotelvod: schwottelvat (Val-Meer), schwottelvod (Vlijtingen), slat: [WNT: slat (I). Wss. een gew. vorm naast slet. 1. Lap, stuk goed.  slat (Beringen, ... ), slet: [Van Dale: slet, 1. <vero.> afgescheurde lap]  slet (Maasbree, ... ), slét (Gennep, ... ), sommel: sōēməl (Heerlen), tod: (slet = afwaslap). WNT: tod (I), 1) Waardeloze, veelal gescheurde en smerige lap, lor, lomp, vod.  todde (Oirlo), WNT: tod (I), 1) Waardeloze, veelal gescheurde en smerige lap, lor, lomp, vod.  tod (Afferden, ... ), todde (Afferden, ... ), todden (Arcen, ... ), tot (Banholt, ... ), tŏdde (Gennep), tŏt (Gennep), tòd (Gennep, ... ), tòt (Meijel, ... ), tód (Gennep), tôd (Maasbree), toddel: < WNT: tod (I), 1) Waardeloze, veelal gescheurde en smerige lap, lor, lomp, vod.  toddel (Schimmert), tōddəl (Roermond), tóddele (mv.) (Maastricht), tóddəl (Maastricht), tondel: Van Dale: tondel, 4. <gew.> vod, prul  tondjel (Lutterade), tondsjel (Valkenburg), tonjel (Bunde), tonjtjel (Schinveld), tonjtjele(n) (Schinveld), tóntjəl (Sweikhuizen), WNT: tondel, 5) vod, prul. Van Dale: tondel, 4. <gew.> vod, prul  tontel (Valkenburg), tónjtel (Sittard), vod: fod (Bingelrade, ... ), fodde (Bingelrade, ... ), fodde(n) (Schinveld), fot (Brunssum, ... ), fŏd (Doenrade, ... ), fŏdde (Well), id. (Lozen), vo.t (Sint-Truiden), vod (Achel, ... ), vodde (Afferden, ... ), vodden (Blerick, ... ), vodder (Nederweert), voddə (Heers, ... ), vodə (Bree, ... ), vot (Beverlo, ... ), vŏdde (Doenrade), vŏdən (Eksel), voͅd (Herk-de-Stad), voͅddə (Lozen), voͅddən (Neerpelt), voͅdə (Beringen, ... ), voͅdən (Overpelt), voͅt (Beverlo, ... ), vudə (Tongeren), vòd (As, ... ), vòt (Heerlen, ... ), vót (Zonhoven), vøt (Zepperen), (slet: wordt gebruikt voor afwasdoek).  vod (Meijel), de v wordt als f gehoord  vod (Schinnen), vodde (Schinnen), Mv. vòdde.  vòt (Sint-Truiden), spelling: Frings  vót (Paal), Vod = schöttelslat.  vod (Horpmaal), voddel: foddel (Beegden, ... ), foddele (Beegden, ... ), foddəl (Beesel, ... ), foddələ (Swalmen), fooddel (Sint-Odiliënberg), fooddele (Sint-Odiliënberg), fooddəl (Heel), fōddel (Roermond), fŏddel (Susteren), fŏddle (Asenray/Maalbroek), fŏdd⁄l (Asenray/Maalbroek), fŏĕddel (Posterholt), fŏĕdele (Posterholt), fŭddel (Herten (bij Roermond)), fŭddele (Herten (bij Roermond)), fòddel (Echt/Gebroek, ... ), fòòdel (Posterholt), fóddel (Herten (bij Roermond), ... ), fóddəl (Reuver), fódəl (Kapel-in-t-Zand), fôddel (Gronsveld, ... ), föddel (Neer), voddel (Born, ... ), voddele (Horn, ... ), voddəl (Kelpen), vŏddele (Susteren), vôddel (Ell), NB p. 309: vod, niet gebr.; men zegt fóddel.  fóddel (Roermond), ps. algemene opmerking: in vragenlijst staat een dubbele ? boven de o; waarschijnlijk niet goed genoteerd. Heb het geïnterpreteerd en ingevoerd als een: ø (dus niet omgespeld!).  fŏddel (Buggenum), fŏddele (Buggenum), ps. ik denk dat dit één antwoord is en niet twee aparte (ant)woorden.  foddele (Gulpen) **lommel: vod, lor || *slat: vod || 1. lap; - 2. lor; - 3. tod; - 4. vod || 1. vod, lor || 2. vod || [lómmel*]: vod, lor, afgescheurde lap || [poemel*]: vod, nietswaardig voorwerp || In lompen gekleed [haveloos, schab(be)tig, schamel, lommelig] [N 114 (2002)] || in lompen gekleed [haveloos, schabullig, schamel] [N 86 (1981)] || lap, vod || lap: versleten lap (bul, vod, tod, slet) [N 02 (1960)] || lommel || lomp (lap) [vod] || lor, lomp || lor, vod || minderwaardig ding || oud, waardeloos kledingstuk || poetslap; oude lap stof || prul, vod || tod, doek, lap, vod || tod, lap || tod, todde - gwl. mv. tóddele: vodden, lappen || tod, vod || tondel, lap, vod || versleten stuk doek of stof || versleten stuk doek of stof (vod, bul, tod, slet) [N 86 (1981)] || versleten stuk doek of stof [vod, bul, tod, slet] [N 86 (1981)] || vod [SGV (1914)] || vod(den) || vod, afgescheurde lap || vod, lommel || vod, lor || vod, lor, afgescheurde versleten lap || vod, lor, prul || vod, nietswaardig voorwerp || vod, oud stuk stof || vod, prul, lor || vod, stuk textiel || vod, tarrel, oude lap, plakje || vod, tod || Vod. Met een vod afkuisen [ZND 37 (1941)], [ZND 37 (1941)] || vod; minderwaardig stof || vodde || vodde, lomp || vodden [SGV (1914)] || vodden, lompen [ZND B1 (1940sq)] III-1-3
voddenkoopman hoddelskramer: Algemene opmerking: invuller noteert als spellingssysteem Veldeke, maar met een vraagteken erachter; de lijst is gewoon in het "Nederlands"ingevuld en heb het daarom maar letterlijk overgenomen (dus niet omgespeld!).  hoddelskrieëmer (Ulestraten), kramer: die op de kermis komen met wagens en mensen die vodden opkopen  kramer (Hechtel), iemand die oude vodden, konijnenvellen, oud ijzer enz. opkoopt  kramer (Lanklaar), iemand die vodden en konijnenvellen opkoopt  ne kremmer (Hamont), mensen die in woonwagens rondtrekken doch niet op markten gaan staan, maar aan de deuren leuren of vodden opkopen  kre:mər (Tessenderlo), vodden en benen opkoopt  kremmer (Hamont), lommelenkerel: loemelekêl (Simpelveld), lommelekêl (Schimmert), lommellekael (Klimmen), lŏŏmmelekêl (Klimmen), Opm. korte ie.  lómmelekĭêl (Heer), lommelenkoopman: loemelekoopman (Heerlen), lommelekoupman (Eijsden, ... ), lommelenkoper: lommelekuiper (Epen), lommelenkramer: loemelekriemer (Schaesberg), loemelekrieëmer (Kerkrade), loemelekriējemer (Eys), loemmelekrièmer (Rimburg), lommele kremer (Bingelrade), lommelekraemer (Broeksittard), lommelekraimer (Dieteren), lommelekreemer (Doenrade), lommelekrieamer (Banholt), lommelekrieemer (Lutterade), lommelekriemer (Amby, ... ), lommelekrièmer (Schimmert), lommelekriêmer (Obbicht), lommelekrêmer (Buchten), lommellekrieëmer (Gulpen), loŏmele krieèmer (Grevenbicht/Papenhoven), lŏĕ-me-le-krie-e-mer (Vijlen), lummelekremer (Sittard), lŭmmelenkriämer (Urmond), lòmmelekrièmer (Valkenburg), lómelekrièmer (Berg-en-Terblijt), lômmelekriemer (Gronsveld, ... ), lômmelekrêêîmer (Meerssen), Algemene opmerking: invuller noteert als spellingssyteem Veldeke, maar het is gewoon in het Nederlands genoteerd en heb het daarom letterlijk overgenomen (dus niets omgespeld!).  loemmele-krieëmer (Klimmen), ie v bier / scheldn.  loemelekriemer (Brunssum), ps. boven de a staat nog een ?; deze combinatieletter is niet te maken, omgespeld is het inderdaad een a.  lŏammelekrēmer (Guttecoven), lommelenman: loemeleman (Heerlen, ... ), loemelemān (Schaesberg), lommeleman (Berg-en-Terblijt, ... ), lommelenmens: lommeleminsj (Puth, ... ), lommelenvrouw: loemelevrouw (Schaesberg), lommelkoopman: lommelkoupman (Borgharen), lommelkramer: opkoper van vodden  lommelkremer (Opoeteren), lompenkoopman: lompekoupman (Blerick), lŏmpekoupman (Steyl), lompenkramer: lompe kriëmer (Venlo), lompekriemer (Belfeld), lòmpe (plakke) kriêëner (Velden), plaggenkerel: plaggekel (Lottum, ... ), plakkekêl (Grubbenvorst), plaggenkramer: plakgekriemer (Panningen), plakkekriejemer (Maasbree), toddenkerel: toddekel (Oirlo), toddekĕl (Merselo), tŏddekèl (Gennep), toddenkoopman: toddekoeəpman (Horst), toddekopman (Meerlo, ... ), toddenkooepman (Heijen), tŏddekoopman (Gennep), toddenkramer: toddekrimmer (Swolgen), toddekrèmmer (Blitterswijck, ... ), toddenkriəmer (Arcen), ps. de e staat subscript geschreven en is omgespeld in: ë.  toddekrieëmer (Sevenum), voddelenboer: fóddeleboer (Posterholt), fóddelebōēr (Roermond), voddelenkoopman: foddelekoipman (Echt/Gebroek), foddelekoupman (Montfort, ... ), fooddelekoapman (Sint-Odiliënberg), fŭddelekoupman (Herten (bij Roermond)), voddelekoupman (Horn), ps. algemene opmerking: in vragenlijst staat een dubbele ? boven de o; waarschijnlijk niet goed genoteerd. Heb het geïnterpreteerd en ingevoerd als een: ø (dus niet omgespeld!).  fŏddelekoupman (Buggenum), voddelenkramer: foddelekreamer (Hunsel), foddelekrieemer (Heel), foddelekrièmer (Maasbracht), foddelekriëmer (Beesel), foddelekréĕmĕr (Stevensweert), foddelekrêmer (Beegden), foddəlekreemər (Swalmen), fŏddle kreemer (Asenray/Maalbroek), fŏĕddelekriêmer (Posterholt), fóddelekre:mer (Roermond), voddelekriēmer (Reuver, ... ), voddelekriëmer (Kessel), vŏddelekreeimer (Susteren), Ook: schooier.  fóddelekremer (Posterholt), Opm. uitspraak als in Echt.  fŭddelekrèimer (Herten (bij Roermond)), ps. algemene opmerking: in vragenlijst staat een dubbele ? boven de o; waarschijnlijk niet goed genoteerd. Heb het geïnterpreteerd en ingevoerd als een: ø (dus niet omgespeld!).  fŏddelekrêêmer (Buggenum), vgl. Herten-bij-Roermond Wb. (pag. 122): fôddellekrieëmer, voddenkoopman.  foddelekriêmer (Herten (bij Roermond)), voddenkerel: foddekèl (Wellerlooi), fŏddekèl (Well), voddenkoopman: voddekopman (Leunen), voddenkramer: foddekrieemer (Schinveld), nə vodəkriemər (Zonhoven), voddekraimer (Dieteren), voddekreemer (Oirsbeek), voddekriemer (Helden/Everlo), voddekrieëmer (Tungelroy), voddekrèmer (Puth), voddekrèmmer (Afferden), voddekréèmer (Nederweert), voddeukromer (Beringen), voddəkremər (Beverlo), vŏddekreemer (Doenrade), de v wordt als f gehoord  voddekreemer (Schinnen), hij die lompen opkoopt  voddekrèmer (Lommel), iemand die van deur tot deur de vodden bijeenhaalt is een voddenkriemer  voddenkriemer (Bocholt), iemand die vodden rondhaalt  voddekrumer (Maaseik), leurder  voddekriemer (Zonhoven), leurder, bv. voddenkriemer  voddenkriemer (Bocholt), opkoper van vodden  voddenkriemer (Neeroeteren), ps. omgespeld volgens IPA.  voͅdəkrīəmər (Rotem), scheldn.  foddekriemer (Brunssum), verzamelaar van vodden  voddekrèmer (Peer), Voddekramer.  voddekramer (Sint-Huibrechts-Lille), voor vodden man, voddenkremer  voddenkremer (Bocholt), voddenman: foddeman (Klimmen), foddemanne (Brunssum), voddeman (Herstappe, ... ), voddemun (Melveren), ps. omgespeld volgens Frings.  voͅdəman (Diepenbeek, ... ), voͅdəmoən (Rekem), voddenvent: ps. omgespeld volgens Frings.  nə voͅdəveͅnt (Hasselt), voͅdəveͅnt (Bocholt, ... ), ps. omgespeld volgens IPA.  voͅdəveͅnt (Rotem) Inventarisatie uitdrukkingen voor: scheldwoorden of misprijzende woorden kent uw dialect voor een weinig koopkrachtig en onbetrouwbaar koopman [kremmer, toesser, ruilebuiter, voorsnijer?] [N 21 (1963)] || koopman die met zijn waren langs de deuren gaat? [N 21 (1963)] || kramer [ZND 01 (1922)] || Kramer. [ZND 36 (1941)] || leurder [ZND 28 (1938)] || leurder; Hoe werd de man genoemd die dat deed? [DC 48 (1973)] || lompenboer || voddenkoopman [SGV (1914)] III-3-1
voederbak bak: bak (Sevenum), bewaarbak: bewaarbak (Doenrade), bewaer bak (Kortessem), duivenbak: dūvəbak (Meijel), eetbak: eetbak (Jeuk), graanbak: de greinbak (Mielen-boven-Aalst), Opm. v.d. invuller: veelal ook vanuit zakken, balen.  graanbak (Tongeren), graankist: grain kist (Houthalen), kist: de kis (Eisden), laadton: Opm. v.d. invuller: veelal ook vanuit zakken, balen.  laadton (Tongeren), silo: silo (Geleen), ton: tón (As), tonnetje: (o.).  tùnneke (Zolder), voederbak: de voorbak (Lutterade), d’r voorbak (Klimmen), voeierbak (Jesseren), voorbak (Beesel, ... ), (m.).  vòjerbák (Zolder), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook bijlagevellen met (eventuele) aanvullingen en diverse toelichtingen.  voerbak (Wanssum), voederbakje: voorbekske (Echt/Gebroek), voederding: voorting (Wijlre), voederkist: voarkist (Doenrade), voorkis (Geleen), voedersilo: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook aantekening van de invuller, op de laatste pagina!  v‧oorsilo (Grathem, ... ), voederton: voerton (Venray), vòòrton (Guttecoven), (v.).  v‧ōrt‧oͅn (Eys), vreetbak: vrèt bak (As) Hoe heet verder in Uw dialect: de graanbak (waar de verschillend mengsels in worden bewaard)? [N 93 (1983)] III-3-2
voederbak add. voederplank: vòjerplank (Zolder) Voerplank (voor duiven). III-3-2
voederbak voor de kippen bak: bak (Eupen, ... ), eetbak: eetbak (Houthalen, ... ), i.ǝt˱b˙ak (Kortessem), meelbak: meelbak (Hegelsom), mē̜ ̞lbak (Maasbree), trog: trǫǝx (Cadier), trǭx (Berg / Terblijt), trogje: trø̜̄xskǝ (Margraten), trø̜xskǝ (Berg / Terblijt), voederbak: vui̯ǝrbak (Bolderberg, ... ), vui̯ǝrbák (Vechmaal), vuǝrbak (Groot-Gelmen), vuǝrbák (Heppen), vø̜ǝrbak (Kwaadmechelen), vūi̯ǝrbak (Borlo, ... ), vűi̯ǝrbak (Eigenbilzen), vǫu̯ǝrbak (Nieuwstadt, ... ), v˙ui̯ǝrb˙ak (Kortessem), voerbak: voerbak (Meijel, ... ), vurbák (Venray), vōrbak (Arcen, ... ), voerbakje: vōrbɛkskǝ (Echt, ... ), voergoot: vōrgø̄t (Helden), voerschottel: (mv)  vōršøtǝl (Beesel), voertrog: vōrtrǫx (Gulpen), vreetbak: vreetbak (Meeuwen), vrē̜ ̞.t˱bak (Sittard) De vaak gootvormige bak in het kippenhok waar men het kippenvoer indoet. [A 48, 16d] I-6
voederbakken koebakken: kubɛk (Belfeld), varkensbakken: vē̜rkǝs˱bɛk (Belfeld) Uit gresklei vervaardigde voederbakken voor varkens en koeien. [monogr.] II-8
voederbeurt eten geven: ete geve (Kortessem), éte geve (Rijkhoven), tijd: Algemene opmerking: deze vragenlijst is nogal slecht (= weinig antwoorden) ingevuld!  tij (Gruitrode), tijd voor te voederen: tijd vür te vooiere (Houthalen), voeder: voeder (Tongeren), voederbeurt: voorbeurt (Geleen), voederen, het -: het vooren (Eisden), voeieren (Jesseren), voejere (Jeuk), voere (Venray), voore (As, ... ), voorre (Vlodrop), voorə (Beesel), vore (Klimmen, ... ), vōēre (Meijel), vure (Rijkhoven), vurə (Meijel), vòore (Wijlre), vòòrə (Guttecoven), ’t foore v.d. doef (Buchten), ’t voore (Weert), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.  ’t voēre (Bilzen), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook "klanktabel v.h. Zolders (uitspraak)", aan de achterkant van de laatste pagina!  et vòjere (Zolder), voedertijd: voeiertijd (Jesseren), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook aantekening van de invuller, op de laatste pagina!  v‧oortie.t (Grathem, ... ), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook bijlagevellen met (eventuele) aanvullingen en diverse toelichtingen.  voertied (Wanssum) Hoe heet verder in Uw dialect: een voederbeurt? [N 93 (1983)] III-3-2
voederbieten barabas: barabas (Eijsden), bierten: biǝrtǝ (Beringen), bīǝrtǝ (Heusden), bieten: bitǝ (Berbroek, ... ), bitǝn (Achel, ... ), biǝtǝ (Beringen, ... ), biǝtǝn (Linde), biǝʔǝn (Kwaadmechelen, ... ), bētǝ (Grote-Spouwen, ... ), bētǝn (Grote-Spouwen, ... ), bē̜tǝ (Kortenbos, ... ), bē̜tǝn (Rijkel), bęi̯tǝ (Alken, ... ), bęi̯tǝn (Vliermaalroot), bītǝ (Kerkom, ... ), bītǝn (Eksel), bīǝtǝ (Aalst, ... ), bīǝtǝn (Eksel, ... ), bű̄tǝ (Diepenbeek), boute-fou: butfus (Waasmont), buǝtfus (Walshoutem), franse bieten: frā.nsǝ [bieten] (Gutschoven, ... ), groene hals: grynǝn hals (Helchteren), grȳnǝn hals (Beringen), groenhals: grȳnals (Gingelom), grȳnhals (Berverlo), grȳnɛls (Buvingen), gręi̯nals (Hasselt), groeningia: gruneŋi̯a (Eijsden), groenkragen: grø̄nkrē̜x (Houthem), halflange bieten: halǝflaŋǝ bęi̯tǝ (Kiewit), hāflaŋ bēi̯t (Beverst), halflange kroten: hǭu̯flaŋ krű̄tǝ (Gruitrode), karoten: ka`rou̯ǝtǝ (Lommel), karo.tǝ (Sint Odilienberg), karuǝtǝ (Neerpelt), karu̯a.tǝ (Urmond), karōtǝ (Eksel, ... ), karōǝtǝ (Banholt, ... ), karūtǝ (Overpelt), karūǝtǝ (Bleijerheide, ... ), karǭtǝ (Puth), kar˙ōtǝ ('s-Gravenvoeren, ... ), kǝrøtǝn (Hechtel), kǝrōtǝ (Kanne, ... ), kǝrōǝtǝ (Overpelt), kǝrūǝtǝ (Overpelt, ... ), kǝrű̄ǝtǝ (Ellikom, ... ), koebieten: kui̯[bieten] (Halen, ... ), kā[bieten] (Gingelom, ... ), kǫu̯[bieten] (Boekhout, ... ), koerobieten: kǫu̯rǝbi̯ātǝn (Rukkelingen-Loon), kǫu̯rǭbīǝtǝ (Boekhout), koronas: korōnas (Eijsden), kroten: kro.tǝ (Posterholt), kroatǝ (Brunssum, ... ), krotǝ (Boukoul, ... ), krou̯tǝ (Henis), kroǝtǝ (Urmond), kruatǝ (Dieteren, ... ), kruotǝ (Echt, ... ), krutǝn (Hechtel), kruǝtǝ (Achel, ... ), kru̯a.tǝ (Geulle, ... ), krøtǝn (Eksel), krōta (Lauw), krōtǝ ('S-Herenelderen, ... ), krōętǝ (Lutterade), krōǝtǝ (Banholt, ... ), krūtǝ (Achel, ... ), krūu̯tǝn (Rotem), krūǝtǝ (Achel, ... ), krűǝtǝ (Bree), krű̄tǝ (Gruitrode), krű̄ǝtǝ (Meeuwen, ... ), krǫtǝ (Baarlo, ... ), krǫu̯tǝ (Beek, ... ), krǫǝtǝ (Urmond), krǭtǝ (Beek, ... ), krǭǝtǝ (Klimmen), lange bieten: laŋ bēi̯t (Beverst), lange kroten: laŋ krūtǝ (Rotem), lügebieten: lȳgǝbitǝ (Gingelom), lügerobieten: lȳgǝrøbīǝtǝ (Jeuk), mangelen: maŋǝlǝ (Afferden, ... ), mangels: maŋǝls (Lottum, ... ), mangelwortelen: maŋǝlwǫrtǝlǝ (America, ... ), mangelwortels: maŋǝlwǫrtǝls (Horst, ... ), mangholt: manjǫlt (Vijlen), maŋhǫlt (Born), maŋǫlt (Wijlre), onkelreuben: oŋkǝlrø̄bǝ (Baarlo, ... ), onkels: oŋkǝls (Velden), pétrale: pętrǭl (Montenaken), reuben: rȳbǝ (Gennep, ... ), rø̄bǝ (Bleijerheide, ... ), robieten: rebi̯ādǝ (Batsheers  [(oud)]  ), robīǝtǝ (Vorsen, ... ), røbīǝtǝ (Jeuk), rǝbi̯ātǝ (Mechelen-Bovelingen), rǝbīǝtǝ (Borlo, ... ), rǭbīǝtǝ (Boekhout), rode hals: rui̯ǝn hals (Zonhoven), rōi̯ǝn hals (Helchteren), rūi̯ǝn hals (Beringen, ... ), rode mangelen: rǫi̯ maŋǝlǝ (Merselo), rode mangelwortels: rūǝi̯ maŋǝlwǫrtǝls (Horst), ronkelreuben: roŋkǝlrø̄bǝ (Reuver, ... ), rosé: rozē (Hasselt), roze bieten: ruzǝ bit (Stevoort), rō.zi bęi̯tǝ (Bommershoven), rozit: rozit (Eijsden), stompe bieten: stomp bēi̯t (Beverst), suikerreuben: sykǝrȳbǝ (Gennep, ... ), suikerreuven: sukǝrȳvǝ (Siebengewald), sykǝrȳvǝ (Gennep, ... ), tonnetjes: tǫnǝkǝs (Hasselt  [(vroeger)]  ), varkenskaroten: vɛrkǝnskaruǝtǝ (Bleijerheide), veekroten: vīǝkrūǝtǝ (Neeritter), voederbieten: voi̯ǝr[bieten] (Beringen, ... ), voi̯ǝrbęi̯tǝn (Diepenbeek), voi̯ǝrbītǝn (Diepenbeek), voi̯ǝrbīǝtǝn (Peer), vui̯ǝr[bieten] (Alken, ... ), vui̯ǝrbitǝ (Gelieren Bret, ... ), vui̯ǝrbētǝ (Ulbeek), vui̯ǝrbē̜i̯tǝ (Wellen), vui̯ǝrbītǝ (Sint-Lambrechts-Herk), vøi̯ǝrbęi̯tǝ (Hasselt), vøi̯ǝrbītǝ (Hasselt), vǫi̯ǝrbiǝdǝ (Rummen), voederkaroten: vui̯ǝrkarōtǝ (Zichen-Zussen-Bolder), vui̯ǝrkǝrōtǝ (Val-Meer), vǫu̯ǝrkarōtǝ (Sittard), voederkroten: vui̯ǝrkrōtǝ (Millen, ... ), vyi̯ǝrkrōtǝ (Diets-Heur), vø̄i̯ǝrkrōtǝ (Rosmeer), vø̜i̯ǝrkrōtǝ (Val-Meer), vǫu̯ǝrkrǫtǝ (Herkenbosch, ... ), voederrobieten: vui̯ǝrøbīǝtǝ (Jeuk), voerbieten: vuǝrbiǝtǝ (Sint-Truiden), vuǝrbiǝtǝn (Neerpelt), vuǝrbīǝtǝ (Hamont), voerkaroten: vōrkarūǝtǝ (Eygelshoven, ... ), voerkroten: vurkrūǝtǝ (Bocholtz), vȳǝrkrōtǝ ('S-Herenelderen, ... ), vō.rkrōtǝ (Melick), vōrkroatǝ (Berg, ... ), vōrkrotǝ (Boukoul, ... ), vōrkrou̯ǝtǝ (Kinrooi), vōrkroǝtǝ (Urmond), vōrkrutǝ (Lanklaar), vōrkruǝtǝ (Geistingen, ... ), vōrkru̯atǝ (Meers, ... ), vōrkrōtǝ (Amby, ... ), vōrkrōǝtǝ (Klimmen), vōrkrūǝtǝ (Bocholtz, ... ), vōrkrǫtǝ (Baarlo, ... ), vǫu̯rkrōtǝ (Limbricht, ... ), v˙ōrkrǫtǝ (Baexem), waterreuben: wā.tǝrøbǝ (Lontzen) Beta vulgaris L. subsp. vulgaris. De algemene benaming van de bieten die gekweekt worden om als veevoeder te worden gebruikt. De voederbiet groeit grotendeels boven de grond, in tegenstelling tot de suikerbiet waarvan alleen de bladerkruin boven de grond uitkomt. De plant gedijt het best op losse vochthoudende zandgrond en verdraagt zware stalmest- of gierbemesting. Het is vanouds een in Limburg veel verbouwd veevoeder dat in het eigen gemengde bedrijf werd benut. Voor de fonetische documentatie van het tweede woorddeel in de samenstellingen zoals voederbieten, waarvan dat tweede element ook als enkelvoudig woord in het lemma voorkomt, zie onder dat enkelvoudig woord, i.c. bieten. In de vragenlijsten is steeds naar de meervoudsvorm gevraagd. [N 12, 38; N 12A, 1; JG 1a, 1b, 1d, 2b, 2c; A 13, 2b; L 43, 4b; monogr.] I-5
voederen het voeder geven: ’t vòor gève (Wijlre), voeden: voi̯ǝ (Stevensweert), vui̯ǝ (Cuijk, ... ), vui̯ǝn (Gennep, ... ), vø̄i̯ǝ (Neeritter, ... ), vō.i̯ǝ (Maastricht), vōi̯ǝ (Arcen, ... ), vōi̯ǝn (Bocholt, ... ), vōǝ (Helden), voederen: de doeve voore (Doenrade), doeve voore (As, ... ), vai̯ǝrǝn (Oostham), voeieren (Tongeren), voejere (Jeuk), voejeren (Mielen-boven-Aalst), voere (Venray), voi̯ǝrǝ (Beringen, ... ), voi̯ǝrǝn (Lommel), vooiere (Houthalen), voore (Eys, ... ), vooren (Eisden), voorre (Vlodrop), voorə (As, ... ), vore (Echt/Gebroek, ... ), vōēre (Meijel), vu.i̯ǝrǝ (Genk), vui̯rǝ (Borgloon, ... ), vui̯ǝrǝ (Heers, ... ), vui̯ǝrǝn (Genk, ... ), vure (Rijkhoven), vurə (Meijel), vòòrə (Guttecoven), vöieren (Koersel), vø.i̯ǝrǝn (Tessenderlo), vøi̯ǝrǝ (Hasselt, ... ), vōi̯rǝn (Helchteren), vōi̯ǝrǝ (Bree), vōi̯ǝrǝn (Diepenbeek), v‧ōrə (Eys), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.  (ze) voēre (gon) (Bilzen), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook "klanktabel v.h. Zolders (uitspraak)", aan de achterkant van de laatste pagina!  vòjere (Zolder), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook aantekening van de invuller, op de laatste pagina!  v‧oorə (Grathem, ... ), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook bijlagevellen met (eventuele) aanvullingen en diverse toelichtingen.  voere (Wanssum), Opm. v.d. invuller: dit zegt men wanneer men gaat voederen.  men "geat voare (Doenrade), voeren: verǝ (Opglabbeek, ... ), vou̯rǝ (Sittard), voǝrǝ (Baelen, ... ), voǝrǝn (Eksel), vurǝn (Hamont), vuǝ.rǝ (Eupen), vyrǝ (Sint-Truiden), vȳrǝ (Berg, ... ), vørǝ (Lanklaar), vørǝn (Kerkrade), vērǝ (Bree), vō.rǝ (Beek, ... ), vōrǝ (As, ... ), vōrǝn (Bree), vōu̯rǝ (Oirsbeek), vū.rǝ (Bilzen), vūrǝ (Astenet, ... ), vūrǝn (Bilzen), vǫrǝ (Tongeren), vǭ.rǝ (Tongeren), vǭrǝ (Beverst, ... ), vǭǝrǝ (Herk-de-Stad) Het geven van voer aan het vee. [Wi 36; Wi 39; L A2, 370; RND 8, 97; S 20; Vld.; monogr.] || Hoe heet verder in Uw dialect: de duiven een voederbeurt geven? [N 93 (1983)] I-11, III-3-2