e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vogelkers amerikaanse kers: WBD/WLD  Amerikaanse kīērse (As), bospest: WLD De vogelkers is in ±1930 uit Amerika geïmporteerd en overwoekert thans onze bossen  (bospest) (Sevenum), duivelskers: duvelskiesje (Heerlen), ook voor de bossen van sporkehout/sjporkehout  duvelskeers (Swalmen), WBD/WLD  dŭŭvəlskīēësj (Nieuwenhagen), WLD  dûûvels-kéérs (Swalmen), duivelskrallen: Venlo e.o.  duuvelskralle (Maasbree), haagappel: WLD  haageppel (Gulpen, ... ), hagendoorn: Endepols  hagedoorn (Maastricht), heulenteer: Endepols  heulentere (Maastricht), vlierstruik = houl\\ntÈȉr  houləntīēr (Loksbergen), ± WLD Ik denk dat U vlier bedoelt; in Vlijtingen: hjèleer (ee = gelijk bad in t engels, niet gelijk sanitair)  hjèleer (Vlijtingen), hondkers: ideosyncr.  hondjkers (Sittard), Veldeke  hòndjkēēs (Echt/Gebroek), hondsbeer: Bree Wb.  hónsbiêr (Bree), hondshout: eigen fon. aanduidingen  hônsjhout (Ell), hondskers: honds kers (Montfort), hondskers (Heythuysen), hongskurs (Ospel), (z. ook ald.)  hónskjaa.s (Zonhoven), eigen spellingsysteem  hoonskerse (Meijel), hoonskorse (Meijel), Nijmeegs (WBD)  hónskórs (Meijel), WLD  hondjskees (Born), hondskers (Kesseleik), hŏndskers (Schimmert), hónskeers (Itteren), hónskeeze (Itteren), ± WLD  hongskörs (Weert), hondskerselaar: honskizəlijər (Loksbergen), pest: Veldeke 1979, nr. 1  de pest (Venray), poepappel: Veldens dialekt vuilboom  poepappel (Velden), primus: prie.mes (Gennep, ... ), prunus: WLD  pruunus (Venray), remieskeshout: remieskeshoot (Eksel), spork: vuilboom, hondskers: spark ABN  spûrk (Houthalen), steenberen: z. L.J. p. 45: het is een steenvrucht met vrij weinig vlees  stienbee.ëre (Zonhoven), varkenskers: [Cerasus avium]  vêrkëskiès (Tongeren), vlier: Endepols  fleer (Maastricht), WLD  fleer (Posterholt), vogelkers: veugelkers (Horst), vogelkers (Blerick, ... ), eigen spellingsysteem  vogelkers (Schinnen), vuëgelkīesj (Merkelbeek), ideosyncr.  vogelkers (Hoensbroek), vogelkirsch (Vlodrop), NCDN  voogölkèrs (Stevensweert), oude spellingsysteem zijn eetbaar / zwarte bes in slierten hondskers: zwartebes (is giftig) trossen  vogelkers (Meijel), Veldeke  voeëgelkieësj (Waubach), Veldeke aangepast  vogelkers (Tienray), WBD/WLD  vogəlkeers (Kapel-in-t-Zand), voogəlkeers (Maastricht), WLD  vogelkers (Gennep), vogəlkèrs (Montfort), WLD (De o is niet voldoende gedifferentiëerd; vandaar soms –)  voogəlkèrs (Haelen), vuilbes: Veldeke  voelbes (Haelen), vuilboom: voelbaom (Noorbeek, ... ), voelboum (Maastricht), (? - onduidelijk)  voelhoam (Stein), Endepols  voelboum (Maastricht), ideosyncr.  voelbaum (Sittard), oe is lang  voel boom (Gulpen), Veldeke  voelboum (Haelen), Veldeke / eventueel aangevuld met systeem Jones uitspr. oe-lang  voelbom (Gulpen), WBD/WLD ook - genoemd  vuilboom (Stein), waterwijde: waaterwiej (Tungelroy), wilde kers: wil kjès (Hoeselt), prunus padus  welə kes (Niel-bij-St.-Truiden), vrucht van de [Ceralus avium]; ook zwatte kiès  wil kiès (Tongeren), wurg: IPA, omgesp.  wørəx (Kwaadmechelen) hondskersen || vogelkers || Vogelkers: een struik die in juni bloeit met kleine witte sering-achtige bloemtrossen; de vruchten rijpen in september. Een soort groeit zeer snel en is zo agressief dat hij andere struiken verdringt (vuilboom, meilaar, paduwa, hondskers). [N 82 (1981)] III-4-3
vogelmelk achtuurbloem: ook 8- 11- 7- 12- uurbloem  8-uurbloem (Jeuk), gewone vogelmelk: zelfde  gewone vogelmelk (Echt/Gebroek), juinkers: z. L.J. p. 102  jóó.ënkja.s (Zonhoven), jóó.ënkjaa.s (Zonhoven), kraaielook: ook: wolfsmelk  krêjelouk (Maasbree), kraailook: WLD  kraai look (Montfort), lookbloem: (onderstreept bij de gesuggereerde woorden)  lookbloem (Jeuk), middagbloempjes: Bree Wb.  middigbleemkes (Bree), morgenster: morgenster (Jeuk), morgesjter (Melick), eigen spellinsysteem  morgenster (Meijel), vogelmelk  morgester (Posterholt), WLD  morgesjter (Posterholt), morgəsjtér (Reuver), noenster: nŏĕnstéér (Diepenbeek), -  ɛnunste.r (Diepenbeek), pispotje: WBD  pispötjes (Sevenum), pispotjes: WLD  pis-pötjes (Sevenum), pispötjə (Guttecoven), sneeuwster: eigen spellinsysteem wordt ook wel eens - genoemd  sneeuwster (Meijel), ster van bethlehem: WLD  ster van Bethlehem (Stein), stèr van Bethlehem (Beesel), sterrenbloem: -  sterrebloom (Echt/Gebroek), sterretjes: WLD  sterrekes (Ophoven), sterretjes van bethlehem: (onderstreept bij de gesuggereerde woorden)  sterretjes van Bethlehem (Jeuk), eigen spellinsysteem  sterretje van bethlehem (Meijel), veldlook: (onderstreept bij de gesuggereerde woorden)  veldlook (Jeuk), WLD  veldlook (Schimmert), vogelmelk: voeëgel melk (Wijlre), vogel mèlk (Schimmert), vogelmelk (Oirlo), vogelmilk (Lutterade), vougelmelk (Jeuk), (-)  vogelmélk (Geistingen), -  vogelmelk (Tungelroy), idiosyncr.  vogelmèlk (Thorn), WBD/WLD  vogelmélk (Urmond), vogelnestje: idiosyncr. Additie bij vraag 54: is hier wilde orchidee  vogelnestje (Sittard, ... ), wilde look: (onderstreept bij de gesuggereerde woorden)  wildelook (Jeuk), wolfsmelk: ook: krêjelouk  wolfsmelk (Maasbree) gewone vogelmelk [DC 60a (1985)] || vogelmelk || Vogelmelk (ornithogalum umbellatum 10 tot 30 cm groot. De bladeren zijn wortelstandig, smal, plat, en wit gestreept; de bloemen bevinden zich in een schermvormige tros met afstaande steeltjes, het bloemdek is 6-bladig, van binnen wit, van buiten groen m [N 92 (1982)], [N 92 (1982)] III-4-3
vogelmest bocht: bōch (Blerick), bōōch (Blerick), duivenmest: (doove)mist (Vlijtingen), duivenstront: doevestroont (Itteren), guano: goeano (As), goewaana (Meijel), guane (Montfort), guano (Borgloon, ... ), lugano (Maastricht), ook: mès  guaano (Bilzen), keutelen: keutele (Herten (bij Roermond)), keutələ (Montfort), keutətə (Guttecoven), kippenstront: kiepestront (Maasbree), mest: mees (Epen), meest (Meerlo, ... ), mes (Geverik/Kelmond), mest (Jeuk), mis (Venlo, ... ), mist (Oirlo), mès (Hoeselt, ... ), ook: guaano  mès (Bilzen), mussenstront: (musse)stroont (Venray), (mösse)strónt (Weert), musse-strònt (Sevenum), mussestront (Maasbree), mussə-stroont (Gennep), mösse-sjtrondj (Swalmen), mössesjtrôndj (Nunhem), mössestrônk (Maasbree), møssəsjtro͂onjt (Haelen, ... ), nest: nes (Hoensbroek, ... ), nest (Eys), nestje: isjke (Vlodrop), poep: poep (Noorbeek, ... ), poepje: puupke (Castenray, ... ), schijt: sjiet (Stevensweert), stront: sjtroent (Oirsbeek), sjtront (Geverik/Kelmond, ... ), sjtroont (Gronsveld), sjtroontj (Posterholt, ... ), stront (Eksel, ... ), strontj (Born), stroond (Oirlo), stroont (Maastricht, ... ), strónt (Maastricht, ... ), strônt (Venlo), strôntj (Wessem), vogelenpoep: vogelepoep (Maastricht), vogelmest: voegelmes (Ubachsberg), vogelmeest (Meijel), vogelmes (Heer, ... ), vogelmis (Boekend), vogelmès (Maastricht), vogelmés (Susteren), voggelmes (Gulpen), voogelmis (Velden), voogəlmēs (Maastricht), vogelnest: vôêgəlnés (Heerlen), vogelschijt: voegelschiet (Heerlerbaan/Kaumer), vogelstront: (vogəl)stroͅnt (Kwaadmechelen), voeëjelsjtrongs (Kerkrade), vogelsjtront (Geulle, ... ), vogelsjtrôntj (Herten (bij Roermond)), vogelstrònd (Stein), voggelsjtront (Gulpen), vogəlstrónt (Urmond), voogəlstroont (Maastricht), vowwelsjtrongs (Vaals), vōēəgəlsjtrōnks (Nieuwenhagen), vu.əgəlštro.ŋks (Eys), v‧oͅgəlštro.nt (Ingber) uitwerpselen v vogels || vogelmest [ZND m] || vogelmest (douane) [N 83 (1981)] || vogelmest (douane) [sic, is wel: guana] [N 83 (1981)] III-4-1
vogelmuur ganzemier: gāzǝmīr (Berg, ... ), gāzǝmīǝr ('S-Herenelderen, ... ), ganzemoer: gāzǝmuu̯ǝ.r (Zepperen), gāzǝmū.r (Bommershoven, ... ), gāzǝmūr (Batsheers, ... ), gāzǝm˙ūr (Heers), ganzemuur: gāzǝmyr (Sluizen), [Alsine media]  gàzëmīēr (Tongeren), hennekruidje: henǝkrø̜tšǝ (Gelinden, ... ), hinnekrödje (Jeuk), hennendarm: enǝndęrǝm (Brustem), henǝndę.rǝm (Mechelen-Bovelingen, ... ), henǝndɛ.rǝm (Boekhout, ... ), henǝndɛrǝm (Binderveld, ... ), hinǝndɛ.rǝm (Gutschoven, ... ), hoenderdarm: hōndǝrdęrm (Vijlen), hofmoer: hō.fmūr (Helchteren), kiekenmoer: kikǝmui̯ǝr (Kozen), kikǝmūr (Donk, ... ), kikǝmūǝ.r (Kermt), kikǝmű̄.r (Berbroek, ... ), kiekenmuur: stellaria media  kiekenmuur (Hasselt), korentjeskruid: kørǝkǝskrāt (Gingelom, ... ), kørǝkǝskrē̜t (Montenaken), kruisjeskruid: krø̜skǝskrǭt (Herk-de-Stad), kweek: Veldeke  kwieëk (Waubach), vogelmuur, onkruid  kwieëk (Waubach), merwinde: mɛrwęŋ (Melveren), mier: mię.r (Lanaken, ... ), mē.r (Beek, ... ), mē.rǝ (Maaseik), mēr (As, ... ), mēę.r (Elen), mēǝ.r (Kinrooi), mēǝr (Nederweert, ... ), mē̜.r (Ellikom, ... ), mī.r (Dilsen, ... ), mīr (Achel, ... ), mīęr (Grote-Spouwen), mīǝ.r (Bilzen, ... ), mīǝr (Beverst, ... ), m˙irǝ (Maaseik), m˙īǝr (Hoeselt, ... ), moer: mou.r (Lummen), mou̯ǝ.r (Berlingen, ... ), mou̯ǝr (Hasselt, ... ), muu̯.r (Ordingen), mū.r (Borgloon, ... ), mūr (Beringen, ... ), mūu̯ǝ.r (Hoepertingen, ... ), mūǝ.r (Voort), mūǝr (Klein-Gelmen), mű̄.r (Alken, ... ), mű̄r (Zelem), moerekruid: mūrǝkrāt (Borlo, ... ), moerewinde: murǝwęi̯n (Hopmaal), muur: meer (As, ... ), mie.r (Gennep, ... ), mier (Bleijerheide, ... ), mieër (Blitterswijck, ... ), mièr (Venlo), miér (Gronsveld, ... ), mī:r (Genk), mīer (Oirlo), mīēr (Swalmen), moer (Beverlo, ... ), mouë.r (Hasselt), mōēr (Diepenbeek), muu.r (Gennep, ... ), muur (Oirsbeek), mȳr (Kerkhoven), mȳrǝ (Aalst  [(enkelv)]  ), -  meer (Kessel, ... ), mier (Maastricht, ... ), miere (Montfort), miér (Echt/Gebroek), mu.r (Diepenbeek), ablautvorm  mīər (Lommel), Bree Wb.  meer (Bree), eigen spellingsysteem  meër (Maasbree), eigen spellinsysteem duidt op stikstof houdende grond  muur (Meijel), geneeskrachtige plant  mieër (Altweert, ... ), idiosyncr.  mier (Blerick, ... ), murik, muur, humusrijke grond  miér (Tegelen), murik, stellaria  mier (Valkenburg), muur  meer (Tungelroy), mier (Posterholt), muurkruid (waarvan men dacht dat het de kanarievogels beter deed fluiten)  moueŭ.r (Hasselt), ook: vogelmiër  miër (Venlo), Spelling: "fonetiek-dialect"= Frings  moer (Eksel), Spelling: "fonetisch", alles omgespeld  mīr (Maastricht), stellaria media  mier (Sittard), mīr (Meeswijk), muur (Maaseik), stellaria media. / sterremuur  miér (Herten (bij Roermond)), tuinmuur  mier (Merkelbeek), Veldeke  mier (Echt/Gebroek), Veldeke tuinmuur (voor opgave, zie vragenlijst N92 voor Q 111)  mier (Merkelbeek, ... ), vogelmuur  mieër (Waubach), WBD  meer (Sevenum), WBD/WLD  meer (As), mier (Grevenbicht/Papenhoven, ... ), WLD  m.ier (Thorn), meer (Heythuysen, ... ), mier (Doenrade, ... ), miere (Posterholt), mīēr (Mheer), mīér (Guttecoven), moer (Beesel, ... ), mōĕr (Reuver), mūūr (Schimmert), m‧eer (Grathem, ... ), WLD = muur  mier (Posterholt, ... ), WLD overal algemeen, ook in de schaduw, vochtminnend  mīr (Meijel), ± Veldeke  meer (Weert), mier (Tienray), míer (Weert), muurbloem: moer bloom (Schimmert), WLD  moer blomme (Maastricht), muurbloempje: idiosyncr.  müərbleumpke (Thorn), muurt: WLD  muurt (Stein), muurtje: Stellaria media: een der allergewoonste onkruiden  murke (Zonhoven), muurviool: Veldeke muurbloem  moeêrvioeël (Waubach, ... ), naaldekruidje: nylǝkrø̜tšǝ (Lauw), slijtgras: slijtgras (Mielen-boven-Aalst), vogelkruid: vōgǝlkrūt (Tungelroy), -  vogelkroed (Tungelroy), vogelmier: vōgǝlmiǝr (Venlo), vogelmuur: ook: miër  vogelmiër (Venlo), vogelsgras: vūǝ.gǝls˲grǭǝ.s (Zutendaal), vogelsmuur: voeë’jelsmier (Bleijerheide, ... ), vogeltjesmier: vø̄gǝlkǝsmīr (Echt), vogeltjesmuur: -  veugelkes mier (Echt/Gebroek), weie: wīǝ (Val-Meer), wier: eigen spelling  wier (Vlodrop) murik || murik, muur || murik, stellaria || murik: verzamelnaam voor verschillende planten behorend tot het geslacht sterremuur (Stellaria), i.h.b. de Stellaria media || muur [N 92 (1982)] || muur (plant) || Muur (stellaria media 5 tot 30 (cm?) hoog. De stengels zijn liggend of opstijgend, rond, met 1 rij haren; de bladeren zijn eivormig, de onderste gesteeld; de bloemen zijn klein en wit van kleur, de kroonbladeren zijn even lang als, of korter dan de kelk [N 92 (1982)] || muur, onkruid || muur, plant || muurkruid || Stellaria media L. Zeer algemeen voorkomend onkruid op bouwland en braakliggende gronden met kleine donkere zaadjes en groene blaadjes. Het groeit laag boven de grond in samenhangende trossen en bloeit van februari tot november met kleine witte bloempjes. Kippen (en kanaries) eten het graag en sommige benamingen wijzen ook hierop. De lengte varieert van 10 tot 40 cm. Het is bekender onder de oude naam muur. Voor weie (wilgen) zie ook de toelichting bij het lemma Hanepoot. [JG 1a, 1b, 2c; A 60A, 59; monogr.] || tuinmuur [N 92 (1982)] || vogelmuur [DC 60a (1985)] I-5, III-4-3
vogelnestjes uithalen eksters zwikken: èksters zwikken (Eksel), mussen uithalen: mussen oëthoaëlen (Eksel), mösse oethaale (Tungelroy), mussen zwikken: mussen zwikken (Eksel), mösə zwikə (Eksel), piezelen: 1. shrikke op t ees: slieren op t ijs  vjèggelkes piezele (Eigenbilzen), Vroeger was vogelnestjes roven een dagelijkse bezigheid. Nu gebeurt dat gelukkig niet meer. Men is meer natuurbewust.  piezele (Eigenbilzen), uitrijten: oetriete (Heerlen), oetriete? (Valkenburg), uittrekken: oettrekke (Heerlen), uitwinnen: Diej strebante dóon dök möskes oétwinne.  oétwinne (Baarlo) Eksters roven. || met een groep jongens door het veld, de bossen trekken met kwaad in de zin [schupen] [N 112 (2006)] || Uithalen o.a. van vogelnestjes. || Vogelnestjes roven. || Vogelnestjes uithalen. || Vogelnestjes verstoren. || Vogels roven, de nesten met de vogeleieren of vogeljongen wegnemen. || Wetenswaardigheden. [SND (2006)] III-3-2
vogelpootje kraaivoet: krø͂ͅvuut (Loksbergen), lammenstaart: laməstēͅr (Halen), vogelvoet: vō.gəlvout (Paal), vō.gəlvut (Beringen), vōgəlvout (Linkhout, ... ), vōgəlvut (Beverlo, ... ), vōgəlvuut (Meldert) vogelpootje [Goossens 1b (1960)] III-4-3
vogelpootje, serradelle rijf: riǝf (Berg), salsaparilla: salsǝpǝrɛla (Nieuwerkerken), serradelle: dɛl (Eksel), rǝdɛl (Stokrooie), sar`dɛl (Arcen, ... ), sara`dɛl (Haelen, ... ), se`dęl (Achel, ... ), sendan`dɛl (Linkhout), sendǝ`dɛl (Lummen), ser`del (Kerkhoven), sera`dɛl (Berbroek, ... ), serradelle (Hoensbroek, ... ), serǝ`dɛl (Berverlo, ... ), serǝ`dɛla (Bevingen, ... ), sēra`dɛl (Posterholt), sęr`dɛl (Baexem, ... ), sęra`dɛl (Baarlo, ... ), sęrdɛla (Klimmen), sęrǝ`dɛl (Boorsem, ... ), sęrǝr`dɛl (Hout-Blerick), sǝdɛl (Bree, ... ), sǝdɛlǝ (Zonhoven), sǝrdel (Ophoven, ... ), sǝrdɛl (Aijen, ... ), sǝrǝdɛl (Beringen, ... ), sǝrɛla (Montenaken), serradelleklaver: sęradęlklāvǝr (Beringen), voerserradelle: vø̄rsǝrdɛl (Susteren), zevenjarige: zē.vǝjø̜̄rǝgǝ (Lanaken) Ornithopus sativus Brot. Een 30 tot 60 cm hoge plant met rechtopstaande stengel, veervormige blaadjes en roze-witte bloempjes. De plant bloeit van juni tot de herfst en wordt vooral op zandgonden als bemestingsgewas, maar ook als veevoeder geteeld. [N Q, 3; N 11A, 29c; JG 1a, 1b; R 3, 29; monogr.] I-5
vogelschieten vogelschieten: vogelsjete (Thorn) De houten vogel die afgeschoten moet worden. [N 88 (1982)] III-3-2
vogeltje dat nog niet kan vliegen bijkanstig vogeltje: als ze bijna kunnen vliegen  bekanssteg viegelkes (Ellikom), duivelsjong: duuvelsjong (Maaseik), dyvelsjong (Stokkem), flatte vogel: flatte vogels (Beverlo), jonge kwak: joong kwak (Meijel), kachte vogel: kachte vogel (Zichen-Zussen-Bolder), kakkel: kakkel (Neer), kakkerd: kakkert (Schinnen), klots: klots (Venray), kwag: kwag (Houthalen), kwag, kwak (Venlo), pas uit het ei  kwagk (Maaseik), kwag vogel: kwag vyəgəl (Beverst), kwaggel: kwaggel (Meijel), kwaGGel (Swalmen, ... ), kwaggəl (Nieuwenhagen), kwaGkel (Swalmen), kwaggenest: subs  kwaggenest (Houthalen), kwagjong: kwach joeng (Bilzen, ... ), kwag jong (Diepenbeek, ... ), kwag jonk (Eigenbilzen), kwagjong (Grote-Spouwen, ... ), kwax juŋ (Bilzen), kwak: kwak (Blerick, ... ), kwak, kwek (Venlo), kwak, kwekske (Reuver), kwàk (Sevenum), jonge vogel in het nest  kwak (Wanssum), pas uit het ei ("pasgeboren"(sic))  kwak (Tegelen), kwakbol: kwakbeul (Tongeren), kwakboͅllen (Rutten), kwake boel (Sint-Lambrechts-Herk), kwake bəl (Alken), kwakje: kwak, kwekske (Reuver), kwakjong: kwak joͅŋ (Kaulille, ... ), kwakjong (Zonhoven), kwakjonk (Zonhoven), kwakjongen: kwakjonge (Lanaken), kwakjongen (Beringen), kwakke jong: kwake joeng (Sint-Lambrechts-Herk), kwakke jeung (Voort), kwakke joeng (Herstappe), kwakke joĕng (Stevoort), kwakke jong (Kuringen, ... ), kwakke joung (Broekom), kwakə jong (Zolder), kwakke vogel: kwakke vogels (Beverlo, ... ), kwakkel: kwakkel (Meijel, ... ), kwakkele (Meijel), nestvogeltje  kwakkel (Waubach), subs  kwakkel (Waubach), kwatser: kwatsers (Kwaadmechelen), kwatsər (Kwaadmechelen), kwatskont: kwatskoŋten (Horpmaal), kweggel: kwegkəl (Kelpen, ... ), kwijkerd: kwekkert (Beesel), nestjong: nèsjong (Klimmen, ... ), nësjónge (Sittard), nestkwaggel: nēēskwāGGəl (Nieuwenhagen), nestvogeltje: nesveugelke (Heer, ... ), nēsveugelkə (Maastricht, ... ), nog geen vlug jong: nog gen vlug jônge (Oirlo), nog kwakke jong: nog kwakke jung (Beverlo), pieper: pieper (Lutterade), plat jong: platte jong (Eksel), èè plat jonk (Bree), platte jong: platte jong (Kaulille), platə jøŋ (Tessenderlo), platte jong (dim.): platte jongskes (Lommel), platte vogel: platte vougels (Sint-Truiden), stoppeljong: stoepeljong (Riksingen), takkeling: ta.kəleŋ (Eys), vlugjong: vleg jong (Eigenbilzen), vlug jòng (Venray), vlug jònge (Sevenum, ... ), vlugjòng (Venray, ... ), vlég joeng (Beverst), ze hebben duivelshaar: beschrijvend antwoord  ze hebbe dievelshaor (Bree), ze hebben nog duivelshaar: beschrijvend antwoord  ze hebbe nog duuvelshoar (Nieuwerkerken), zə heͅbbe noͅg dy(3)̄vəlshōr (Herk-de-Stad), ze hebben nog maar steg: beschrijvend antwoord  ze hemme nog ma stok vijeres (Tessenderlo) een jonge vogel die nog niet kan vliegen (kakjong) [N 83 (1981)] || een pas uitgebroed vogeltje (kwabbeke) [N 83 (1981)] || een vogel die nog gevoerd moet worden (kwèker) [N 83 (1981)] || jong vogeltje || jonge vogel die nog niet kan vliegen [ZND 36 (1941)] || jongste vogel uit het nest (kakkenestje) [N 83 (1981)] || kwak, nestsjong nog zonder veren || nesteling, nestvogels || nog geen veren hebbend, gezegd van jonge vogels ( maaibloot, paddebloot) [N 83 (1981)] || nog niet in staat om te vliegen, gezegd van jonge vogels (kak, kwak) [N 83 (1981)] || piepjong, pas uit het ei || vogeltje III-4-1
vogeltuberculose kramp: kramp (Munstergeleen), kramppoot: krampuǝt (Halen), kwelling: kwē̜leŋ (Waterloos), pootziekte: putzekdǝ (Kermt), t.b.c.: t.b.c. (Blerick) Tuberculose is een zeer moordende kippenziekte. Het eerste verschijnsel is loomheid, vervolgens treedt er zwakte in de poten op. Soms komen er knobbels voor aan de gewrichten. [N 19, 64] I-12