e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
voorknie handwortel: hāntwǫrtǝl (Hamont), knie: knai̯ (Meldert, ... ), knei̯ (Dilsen, ... ), kni (Baexem, ... ), knii̯ (Klimmen, ... ), knē (Baarlo, ... ), knē. (Zutendaal), knēi̯ (Boorsem, ... ), knē̜ (Aalst, ... ), knē̜i̯ (Alken, ... ), knęi̯ (Achel, ... ), knī (As, ... ), knīi̯ (Neeroeteren), knɛi̯ (Borgloon, ... ), knɛ̄i̯ (Vorsen, ... ), knieschijf: knieschijf (Eigenbilzen), knišif (Opglabbeek), knęi̯šif (Meijel), scheen: sxei̯n (Montenaken), scheenpijpen: sxenjpē̜ǝ.pǝ (Zepperen), voorknie: voorknie (Afferden, ... ), vȳǝrknēi̯ (Heerlen), vø̄rkni (Bocholt), vø̄rknęi̯ (Beringen, ... ), vø̄rknī (Kessenich), vē.rknē̜ (Hasselt), voorste knie: vi̯ǝ knęi̯ (Schulen), vø̄rstǝ knē̜i̯ (Gingelom) Knie van een voorbeen. Zie afbeelding 2.22. [JG 1a, 1b; N 8, 32.5, 32.9, 32.10 en 32.11] I-9
voorkrimpen afstrijken: āfstrīkǝ (s-Gravenvoeren), besprenkelen: bǝspręjŋkǝlǝ (Eisden), bevochtigen: bǝvuxtegǝ (Schinnen), decateren: dękǝtiǝrǝ (Bilzen), decatiseren: decatiseren (Genk), dēkateziǝrǝ (Bilzen), droog persen: drięx posǝ (Meeuwen), hänsel krimpen: hęnzǝl krømpǝ (Venlo), inbügeln in model: ebȳjǝlǝ e modęl (Bleijerheide), inkrimpen: enkrømpǝ (Neeroeteren), inpersen: enpɛrsǝ (Tegelen), instrijken: enstri-jkǝ (As), ęjnstręjkǝ (Hopmaal), krimpen: krempǝ (Meijel, ... ), krømpǝ (Echt, ... ), krø̄mpǝ (Horst), kręjmpǝ (Born), krimpvrij maken: krø.mpvrē̜. mākǝ (Zolder), sprenkelen: spręjŋkǝlǝ (Eisden), stof krimpen: stof krømpǝ (Venlo), stof natmaken: stǭf nātmākǝ (Noorbeek), voorkrimpen: vȳrkrømpǝ (Doenrade), voorpersen: vø̄rpērsǝ (Maastricht), voorstrijken: vø̄rstręjkǝ (Zolder) Het natmaken en weer droogpersen van de stof om te voorkomen dat deze later zal krimpen. [N 59, 81a] II-7
voorkuil voorkuil: vø̄rkø̜jl (Griendtsveen), vø̄rkūl (Sevenum), vø̜rkyl (Meijel) Men graaft bij het hoog graven langs de wijk op in een baan van 5 meter in twee etappes, iedere keer een baan van 2.5 meter nemend. De eerste baan is de voorkuil. [II, add.] II-4
voorloef loef: luf (Bleijerheide, ... ), voorloef: vȳǝrluf (Posterholt) Verbinding bij twee elkaar kruisende stukken hout, waarbij men in ieder deel een inkeping maakt volgens een bepaalde vorm. Zie ook afb. 132. Deze houtverbinding biedt veel weerstand tegen trekkende en zijdelings werkende krachten (Zwiers 1907, pag. 15). [N 54, 53] II-12
voorloper lange schaaf: laŋ šāf (Doenrade), roffel: rufǝl (Heerlen, ... ), roffelschaaf: rofǝlšā.f (Sittard), rufǝlšāf (Heerlen), voegschaaf: vȳǝxskǭǝf (Niel-Bij-Sint-Truiden), voorloper: viǝrlēpǝr (Bilzen), voorloper (Dilsen), vȳrlø̄fǝr (Bleijerheide), vȳrlø̄pǝr (Eygelshoven, ... ), vȳrlø̜jpǝr (Posterholt), vȳǝrlø̜jpǝr (Klimmen), vø ̞rlø̜jpǝr (Tongeren), vø ̞rlǫ ̝wpǝr (Tongeren), vørluwǝpǝr (Tessenderlo), vørlyǝpǝr (Castenray, ... ), vø̄(r)lūǝpǝr (Leopoldsburg), vø̄rlø̜jpǝr (Boshoven, ... ), vø̄ǝrlø̄pǝr (Oirsbeek), vø̄ǝrlø̜jpǝr (Meeswijk), vø̜̄rlø̜jpǝr (Heel), vē.rlīpǝr (Hasselt), vǭrlø̜jpǝr (Neer) Zware, 45 tot 60 cm lange schaaf met of zonder keerbeitel en met een handvat, die wordt gebruikt om grote stukken hout ruw te bewerken. Zie ook afb. 35. In Herten (L 330) werd als voorloper een reischaaf gebruikt waarin geen keerbeitel was bevestigd. [N 53, 60; N G, 34a-b; monogr.] II-12
voormachine voormachientje: vōrmašiŋkǝ (Bleijerheide), voormachine: vūrmašiŋ (Nieuwenhagen, ... ) Machine voor het aanbrengen van voren in buizen, pijpen, luchtkappen, etc. Het plaatmateriaal wordt daarbij tussen twee rollen doorgevoerd waarvan de ene is voorzien van een uitholling en de andere van een daarbij passende verhevenheid. Zie ook afb. 170. De voormachine kan ook worden gebruikt voor het ter versteviging walsen van voren in emmers, bussen, etc. (Van Rees, pag. 52). [N 64, 11] II-11
voormaler ketel: kę ̞tǝl (Sint-Truiden), kleimolentje: klęjmiǝlǝkǝ (Bilzen), leemmolen: lijǝmmø̜jlǝ (Loksbergen), liǝmmø̄̄lǝ (Milsbeek), lē̜.mmø̄̄lǝ (Echt, ... ), lęjmmyǝlǝ (Klimmen), menger: meŋǝr (Maastricht, ... ), mę ̞ŋǝr (Sittard, ... ), mengkuip: meŋku.p (Klimmen), meŋkȳp (Nunhem), mengmolen: meŋmyǝlǝ (Klimmen), molen: mø̄̄lǝ (Sittard), mø̜̜̄̄jlǝ (Loksbergen), totermolen: tōtǝrmø̄̄lǝ (Echt), voormenger: vȳrmę ̞ŋǝr (Spekholzerheide) Maal- en mengkuip, waarin zich een as met armen bevindt die de klei snijdt en vervolgens in de richting van een opening drijft. Deze opening wordt doorgaans afgesloten door een schuif. De voormaler werd aanvankelijk zelfstandig gebruikt, later in combinatie met een steenpers. De drijfkracht werd vroeger geleverd door een paard of een stoommachine, later door een dieselmotor of elektriciteit. Volgens de invuller uit L 163a werd de klei met behulp van de leemmolen gemoediger (g\mujeg\r) en de kluiten (klyt\) werden kortgewreven (kǫrt˲g\vrēv\). [N 98, 88; N 98, 89; monogr.] II-8
voorman oberhouwer: ōbǝrhowǝr (Kelmis) Leider van een groep houwers. De hoogste rang die men met alleen maar lagere school kon bereiken. [monogr.] II-4
voorman van een ploeg ploegbaas: ploegbaas (Meterik) Iedere ploeg heeft zijn eigen baas. [II, add.] II-4
voorman, ploegbaas chef d''équipe: šęf dę kip (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), šęf kep (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Eisden]), šɛf dǝ kep (Eisden  [(Eisden)]   [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), chef-taille: šɛf-táj (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), eerste man: īrstǝ mān (Rekem  [(Zwartberg / Eisden)]   [Zwartberg, Waterschei]), eerste ouvrier: īrstǝ uvri (As  [(Zwartberg / Waterschei)]   [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), ploegbaas: ploegbaas (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]   [Zwartberg, Eisden]), posthouwer: poshǫwǝr (Heerlerheide  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), pǫ.sh ̇ø̜jǝr (Eys  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Laura, Julia]), pǫshø̜jǝr (Chevremont  [(Julia)]  , ... [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Domaniale]  [Julia]  [Emma]), pǫshǫwǝr (Eygelshoven  [(Laura / Julia)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), postoude: posawǝ (Bleijerheide  [(Domaniale)]  , ... [Winterslag, Waterschei]  [Domaniale]), postoudste: postoudste (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Domaniale]), pǫsø̜jtstǝ (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Domaniale]), voorman: voorman (Kerkrade  [(Wilhelmina)]  , ... [Emma, Maurits]  [Wilhelmina]), vyǝrmanǝ (Thorn  [(Maurits)]   [Maurits]), vyǝrmān (Waubach  [(Laura / Julia)]   [Maurits]), vȳrma.n (Heerlen  [(Emma)]  , ... [Domaniale]  [Willem-Sophia]  [Emma]  [Laura, Julia]), vȳrman (Brunssum  [(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]  , ... [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]  [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), vȳrmān (Nieuwenhagen  [(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]   [Emma]), vø̄rman (Buchten  [(Maurits)]  , ... [Maurits]  [Oranje-Nassau I]  [Emma, Hendrik, Wilhelmina]  [Maurits]  [Maurits]  [Maurits]) Ploegbaas of voorman op een werkpunt. Zie ook het lemma Schudgootbaas. [N 95, 163; monogr.; Vwo 23; Vwo 234] II-5