e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
voelen voelen: veelə (Meeuwen), veule (Altweert, ... ), veulen (Uikhoven), vielle (Genk), vuule (Zonhoven), vŭŭllə (Hamont), vŭŭln (Zonhoven), vŭŭlən (Lommel), véúlə (Meeswijk), vúle (Kortessem), vülë (Tongeren), Ich vejel miech ni teguj: Ik voel me niet fit  vejele (Hasselt), ww  veule (Heerlen) met het gevoel waarnemen || voelen || voelen, iets gewaar worden met de tastzin III-1-4
voer aardgallen: ē.rt˲gallǝ (Grathem), beestengoed: biǝstǝgōt (Klimmen), draf: drāf (Heerlen, ... ), eten: dēǝtǝ (Vorsen), jē̜tǝ (Heers), ē̜.tǝ (Munsterbilzen), ē̜tǝ (Berg, ... ), ē̜ǝtǝ (Lauw, ... ), ętǝn (Vreren), fourage: voi̯ǝrāsi (Heusden), vorāzi (Stramproy), vorǫžǝ (Berg), vui̯ǝrǫǝžǝ (Zonhoven), vōrāš (Valkenburg), hel voer: hɛl vōr (Puth), kleien: klīǝ (Margraten), koevoer: kuvur (Meerlo), kuvūr (Siebengewald), kūvūr (Munsterbilzen), krok: krǫk (Neerpelt), krokkoek: krǫkkuk (Neerpelt), kunsel: kønsǝl (Zonhoven), mascherang: mažǝraŋ (Banholt, ... ), mastvoer: masvōr (Puth), mest: mɛi̯st (Eupen), puimen: pø̄mǝ (Heerlen), veevoeder: feǝvūr (Bergen), fivōr (Meterik, ... ), fiǝfūr (Well), fē̜vūi̯ǝr (Bergeyk), fē̜ǝfōǝr (Stein), fīvōr (America, ... ), fīǝfūǝr (Vaals), fīǝvōr (Melderslo), fīǝvōǝr (Klimmen), vevōǝr (Horst), viǝvōǝr (Maasbree), viǝvūr (Meijel), voeder: foi̯ǝr (Diepenbeek, ... ), fui̯ǝr (Alken, ... ), føi̯ǝr (Eksel, ... ), fūi̯ǝr (Berg, ... ), fǫi̯ǝr (Heppen, ... ), voi̯ǝr (Beverst, ... ), vui̯ǝr (Beverst, ... ), vøi̯ǝr (Hasselt), vø̄i̯ǝr (Rosmeer), voer: fo.r (Arcen, ... ), fo.ǝr (Beringe), fuǝr (Baexem), fō.r (Broekhuizen, ... ), fōr (Amby, ... ), fōx (Kerkrade), fōǝr (Bocholtz, ... ), fũr (Overpelt), fū.r (Bocholt, ... ), fūr (Achel, ... ), fūǝr (Budel, ... ), fǫu̯ǝr (Sittard), fǭ.r (Eisden), vor (Venlo, ... ), vou̯r (Doenrade, ... ), voǝr (Eisden, ... ), vuǝ.r (Eupen), vuǝr (Hoepertingen), vōr (Amby, ... ), vōu̯ǝr (Sittard), vūr (Gennep, ... ), vūǝr (Gennep, ... ) Veevoer. De samenstelling van dit voer is vevarieerd. Afval van hooi en stro, wortels van gras en graan, soorten zaad, zemelen en meel kunnen ingrediënten zijn. [N 5A II, 64a en 64b; RND 97; S 41; L 28, 45; JG 1d; monogr.] I-11
voer, maat van 12000 liter citerne: citerne (Jeuk), voer: voer (Stein), voor (Maastricht), vōōr (Schimmert), 1 vingerhood = ± 0,01 lieter 1 mäötje = ± 0,10 lieter 1 sjöpke = ± 0,25 lieter 1 pint = ± 0,60 lieter 1 beksjke = ± 1/4 pint 1 hèjfke = ± 1/2 kan 1 kan = ± 1,40 lieter 1 anker = ± 30 kan 1 aam = ± 4 anker 1 iëker = ± 8 kan sjtök = oude wijnmaat van ? vaan = oude biermaat van ? tien = oude kolenmaat van 1/2 hectoliter of 2 kuipen okshoof = oude wijnmaat van ? Alle vorengenoemde maten en gewichten zijn in onbruik. De woorden zijn alleen nog bij ouderen bekend.  voer (Klimmen) de maat die een inhoud aangeeft van 12.000 liter [voer] [N 91 (1982)] III-4-4
voer- en drinkgoot drinkgoot: dre.ŋk˲gōt (Lanaken), drengø̄u̯ǝt (Kermt), dreŋk˲gȳǝt (Stevensweert), dreŋk˲gø̄t (Panningen, ... ), dreŋk˲gø̄u̯ǝt (Kermt), dreŋk˲gø̜̄t (Blerick, ... ), dreŋk˲gø̜t (Velden), dreŋk˲gōt (Kwaadmechelen, ... ), driŋk˲got (Beringen), drinkzouw: dreŋk˲zǫu̯ (Diepenbeek), goot: gyt (Aldeneik, ... ), gȳt (Maaseik), gøt (Schimmert), gø̄t (Baarlo, ... ), gø̄ǝt (Kiewit), gø̜̄t (Herten, ... ), gø̜t (Eisden, ... ), gōt (Berverlo, ... ), gōǝt (Donk, ... ), gǫt (Eisden), gǫu̯ǝt (Brustem), gǭt (Paal), gǭu̯t (Herk-de-Stad, ... ), gǭǝt (Tongeren), vloot: vløt (Riksingen), vløu̯t (Borgloon), voedergoot: vudǝrgōt (Hushoven), voergeul: vōrgø̄l (Herten), voergoot: vurgōt (Baarlo), vōrgȳt (Bree), vōrgø̄t (Helden, ... ), vōrgø̜̄t (Montfort), vōrgø̜t (Munstergeleen), voergrip: vōrgrep (Maasbree), zijp: zīp (Spaubeek) De goot die vóór de koeien langs loopt in de vloer van de stal, waarin het voer wordt uitgespreid en, soms, ook water wordt gegoten om het vee te drenken. Al de benamingen die verwijzen naar een opgemetselde bak zijn overgeplaatst naar het lemma "vaste voer- en drinkbak" (2.2.15). Zie ook dat lemma. Zie ook afbeelding 8 bij het lemma "voorstal" (2.2.5). [N 5A, 37a; A 10, 10] I-6
voerbak bakje: bɛkskǝ (Bilzen, ... ), bijbakje: bibɛkskǝ (As), bijtrog: bęjtrū.ǝx (Genk), voederbak: vo.jǝrbak (Diepenbeek), voederbak (Dilsen, ... ), vojǝrbak (Diepenbeek, ... ), vujǝrbak (Alken, ... ), vǫjǝrbak (Diepenbeek), voederbakje: vujǝrbɛkskǝ (Munsterbilzen), vǫjǝrbɛkskǝ (Godschei), voerbak: voerbak (Neer), vurbak (Meijel, ... ), vȳrbak (Millen), vōrbak (Asenray / Maalbroek, ... ), voerbakje: vōrbɛkskǝ (Herten, ... ), vūrbɛkskǝ (Venray), voerschotel: vōrsxotǝl (Venlo) Voerbak met voer voor de bijen. In plaats van hun natuurlijk voedsel, de honing, krijgen de bijen als bijvoeding in de winter een oplossing van geraffineerde kristalsuiker toegediend. De voerbak kan verschillende vormen en plaatsen in de kast aan- en innemen. Het simpelst is wel een doodgewone honingpot met een druk- en schroefdeksel waarin een paar kleine gaatjes zijn geslagen en die ondersteboven op de opening van de dekplank wordt gezet. Men heeft ook zogenaamde voederramen, die de plaats van een of twee gewone ramen innemen en het voedsel als het ware tegen de bijentros aanbrengen. Verder kent men de voederballon, het Perfect-voederglas en de hevelvoeder (De Roever, pag. 220-221. [N 63, 10g; N 63, 5e; JG 1a; Ge 37,32] II-6
voeren aanazen: aanazen (Montfort), azeken: ozzeke (Castenray, ... ), azen: azen (Beesel, ... ), āōze (Schimmert), oaze (Vaals), uitvoeren: ūtvōrǝ (Lutterade), voederen: de jonge voere (Meerlo), de jônge voere (Oirlo), gevoord (Noorbeek), vaere (Heerlerbaan/Kaumer), vaorə (Nieuwenhagen), veujere (Vlijtingen), voeiere (Hoeselt), voejere (Jeuk), voere (Meijel, ... ), voeren (Eksel, ... ), voēre (Bilzen), voo-re (As), vooieren (Houthalen), voojə (Maastricht), voore (Blerick, ... ), vooren (Thorn), voorre (Eys, ... ), voorrə (Grevenbicht/Papenhoven), voorö (Stevensweert), voorə (Amstenrade, ... ), voorən (Brunssum), vore (Blerick, ... ), voren (Heythuysen, ... ), vorè (Wijlre), vorə (Kelpen, ... ), vorən (Urmond), vōērə (Gennep), vōōre (Doenrade, ... ), vōōrə (Doenrade), vōren (Schimmert, ... ), vŏĕrə (Meijel), vòre (Sevenum), vóre (Steyl), vóóre (Noorbeek, ... ), vóórrə (Guttecoven), vóórə (Kapel-in-t-Zand, ... ), vôorə (Ubachsberg), vôôre (Swalmen), v‧ōrə (Eys, ... ), IPA, omgesp.  vøͅjərə (Kwaadmechelen), voer geven: voor geve (Maastricht), voer inlappen: vūr enlapǝ (Bilzen), voeren: voeren (Diepenbeek, ... ), vojǝrǝ (Loksbergen), vujrǝ (Hoepertingen), vujǝrǝ (Hasselt, ... ), vujǝrǝn (Wellen), vø̄jǝrǝn (Eigenbilzen), vø̄rǝ (Kesseleik, ... ), vø̜̄rǝ (Boorsem), vø̜jrǝ (Nieuwstadt), vø̜jǝrǝ (Tessenderlo), vōjǝrǝ (Houthalen), vōrǝ (Bleijerheide, ... ), vūrǝ (Bilzen, ... ), vūrǝn (Achel), voering inzetten: vojǝreŋ enzɛtǝ (Oostham), vureŋ iǝnzętǝn (Neerpelt), vūreŋ ēnzɛtǝ (Herderen) aas zoeken v vogels || de jongen voeden, gezegd van vogels (azen, aanazen, ekeren) [N 83 (1981)] || een vogel die nog gevoerd moet worden (kwèker) [N 83 (1981)] || Het aanbrengen van voering. [N 62, 18b; Gi 1.IV, 28; MW] II-7, III-4-1
voergang in de paardestal eetplek: ēǝtplɛk (Meldert), gang: gaŋk (Swalmen), paardsvoerij: pi̯ɛts˲vrēi̯ (Teuven), pęrts˲vrɛi̯ (Oost-Maarland), voederderij: vydǝrǝrē̜ ̞ (Opheers), voederij: vui̯ǝrē̜ ̞i̯ (Diepenbeek), vūi̯ǝrē (Opheers), voederstal: vui̯ǝrstal (Borgloon), voergang: vōrgaŋk (Hoensbroek, ... ), voerhuis: vōrhūs (Ell), voerij: vo`ri (Echt, ... ), vorei̯ (Eisden), vrai̯ (Grote-Spouwen, ... ), vrei̯ (Beverst, ... ), vri (Amstenrade, ... ), vrii̯ (Aldeneik, ... ), vrāi̯ (Millen), vrēi̯ (Bocholtz, ... ), vrē̜ ̞i̯ (Berg / Terblijt, ... ), vręi̯ (Bocholtz, ... ), vrī (Berg, ... ), vrīi̯ (Merkelbeek, ... ), vrɛi̯ (Amby, ... ), vr˙e ̞i̯ (Lanaken), vr˙ei̯ (Lanaken), vr˙āęi̯ (Eys), vuri (Stevensweert), vuǝrē (Zepperen), vørii̯ (Neeritter), vø̄rii̯ (Neeritter), vø̜ri (Neeritter), vōri (Stein), vōrii̯ (Laak, ... ), vōręi̯ (Heerlen), vōrɛi̯ (Maasmechelen), voerplaats: vūrplɛts (Middelaar), v˙ōrplāts (Roermond), voornere: vørnē̜ ̞i̯ǝrǝ (Kwaadmechelen), voorstal: vø̄rstal (Paal) De gang, soms ook een grotere ruimte, in de paardestal vanwaaruit de paarden gevoerd worden. In de voergang sliep vaak de paardeknecht en stond de kist met haver en/of haksel (soms onder het bed van de knecht, Q 154). De voergang als slaapplaats van de knecht werd soms tot een apart vertrek in de paardestal. Als de knecht op zolder sliep, kon deze zolder ook wel met voederij aangeduid worden (Q 111). Zie ook de toelichting bij het lemma "slaapplaats van de knecht bij het vee" (2.3.10) en de daar genoemde lemmata. [N 5A, 59a en 59f; S 50; monogr.] I-6
voergang in een dubbele stal brede gang: bręi̯ǝ gaŋk (Maaseik), brɛi̯ǝ gaŋk (Rosmeer), dienstgang: dins˲gáŋk (Vliermaal), dobbele voergang: dǫbǝlǝ vōrgaŋk (Ulestraten), doorgang: dø̜̄i̯rgáŋk (Sint-Truiden), dø̜rǝx˲gāŋk (Teuven), dōrgáŋk (Boekt Heikant), gang: gaŋk (Baarlo, ... ), gáŋ(k) (Kermt, ... ), gáŋk (Beringen, ... ), gāŋk (Kwaadmechelen, ... ), gang van de koestal: gá.ŋk v˲an dǝ kustal (Hoeselt), grote gang: grutǝ gaŋk (Eisden), grøtǝ gāŋk (Hamont), grote voedergang: gruǝtǝ vø̜i̯ǝrgaŋk (Kiewit), ingang: engaŋk (Stevensweert), koegang: kugaŋk (Tungelroy), koestalgang: kustalgãŋk (Grote-Spouwen), kő̜u̯stalgãŋk (Kermt), loop: lø̜i̯p (Kapelle op den Bos), loopgang: lǫu̯p˲gaŋk (Klimmen), middengang: medǝgaŋk (Bocholt, ... ), medǝgáŋk (Berverlo), open gang: ōpǝ gaŋk (Holtum), pad: pat (Paal), stalgang: stalgaŋk (Hechtel, ... ), štalgaŋk (Herten), stalpad: stalpǭǝt (Herk-de-Stad), tussengang: tøsǝgáŋk (Meldert), voedergang: [voedergang] (Beringen, ... ), [voergang] (Bree, ... ), voerden: vōrdęn (Haelen), voerek: vurǝk (Achel), voergang: [voergang] (Boorsem, ... ), vōrgaŋk (Grathem, ... ), vōrgāŋk (Mechelen), voerij: [voerij] (Beverst, ... ), voering: vø̄ ̞reŋ (Haelen), voorstal: vø̄rštal (Helden) In een dubbele stal, waar de koeien met de koppen naar elkaar toe staan, dient de middengang als voedergang en als hij breed genoeg is tevens als opslagplaats voor (groen)voeder. Het lemma omvat benamingen zowel voor de middengang in het algemeen als voor de middengang als voedergang. Zie voor de fonetische documentatie van (voedergang), (voergang) en (voerij) het lemma "voorstal, voedergang" (2.2.5). Zie afbeelding 9. [N 5A, 57a; add. uit N 5A, 48b] I-6
voergoed, voermeel beestengoed: bīštǝgōt (Eijsden), beestenmeel: bistǝmę̄.l (Lanaken), krensel: krē.nsǝl (As), tarwemeel: tɛrǝfmēǝl (Gutschoven), varken(s)zak: vɛ̄.r(ǝ)kǝzak (Kanne, ... ), (mv)  vɛrkǝs˲zɛk (Hoeselt), vɛrǝkǝs˲zɛk (Haren, ... ), vɛ̄.rǝkǝzɛ.k (Lauw, ... ), varkenmeel: vɛrkǝmę̄.l (Mal), voeder: vujǝr (Alken, ... ), voedergoed: vujǝrgut (Ordingen, ... ), vūjǝrgut (Genk), vǫjǝrgūt (Diepenbeek), voedergrein: vujǝrgrɛǝn (Berlingen, ... ), voedermeel: vujǝrmēǝl (Berlingen, ... ), vujǝrmę̄.l (Tongeren), vujǝrmīǝl (Houthalen, ... ), vǫjǝrmīǝl (Godschei), voederzak: vujǝrzak (Beverst, ... ), voergoed: vōrgō.t (Aldeneik, ... ), vōrgōt (As, ... ), voermeel: vōrmę̄.l (Ittervoort, ... ), vōrmę̄l (As) Maalgoed dat bestemd is voor dierenvoeder. Het is gewoonlijk vervaardigd uit koren en haver, of zemelen. [JG 1a; JG 2c; Jan 267; Coe 250; Grof 280; N O, 37g] II-3
voering beslag: bǝslāx (Thorn), binnenwerk: benǝwɛrk (Bleijerheide, ... ), binnenwerk (Sevenum), ijzeren voering: i.zǝrǝ vø̄reŋ (Weert), īsdǝrǝ vø̄reŋ (Maxet), lijnenvoering: linǝvūreŋ (Milsbeek), remband: ręmbanjt (Herten), remplaat: ręmplāt (Herten), remvelg: rɛmvɛlix (Kaulille), tijk: tęjk (Bilzen), vangband: vaŋbānt (Gennep), vangvelling: vaŋvęleŋ (Weert), vellingband: vęleŋbant (Leunen), voeding: vōdǝx (Montzen), voering: voering (Helden, ... ), vujǝreŋ (Bilzen, ... ), vureŋ (Meijel), vø̄reŋ (Maasbree, ... ), vōreŋ (Heerlerheide, ... ), vǫjǝreŋ (Diepenbeek), voeringleer: vureŋlę̄r (Meijel), voeringlijnen: vūreŋlinǝ (Milsbeek), zetsel: zetsel (Dilsen) De bekleding van leer of van stoffen die binnen in de schoen wordt aangebracht. [N 60, 16] || De ijzeren band of houten bedekking om de velg of velgen van het aswiel heen. Een aantal woordtypen zoals remvelg (l 316) en vangvelling (l 289) verwijst naar het feit dat de vang , de reminrichting van de windmolen, rechtstreeks om de voering van het aswiel heen bevestigd is. Zie ook het lemma ɛvellingɛ.' [N O, 11k; A 42A, 79] II-10, II-3