e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
boorhamer met waterspoeling boorhamer: bōrhamǝr (Brunssum  [(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]   [Emma]), boorhamer met spoelkop: bōrhamǝr met špø̄lkǫp (Kerkrade  [(Wilhelmina)]   [Maurits]), bōrhāmǝr met špø̄lkop (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Wilhelmina]), bōǝrhamǝr met špø̄lkǫp (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), boorhamer met spoelkop en waterspülung: boǝrhamǝr met špø̄lkǫp ęn wasǝršpȳluŋ (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), boorhamer met water: boarhamǝr męt wātǝr (Thorn  [(Maurits)]   [Maurits]), boorhamer met waterspoeling: bǭrhāmǝr met wātǝršpø̜jleŋ (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Domaniale]), hamer met spoelkop: hamǝr met špø̄lkop (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Emma, Maurits]), holboorhamer: hǫ.lbōrhamǝr (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), natte boorhamer: nāsǝ bōrhamǝr (Spekholzerheide  [(Willem-Sophia)]   [Emma, Hendrik, Wilhelmina]), nātǝ bōrhāmǝr (Heerlerheide  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Willem-Sophia]), natte hamer: nātǝ hamǝr (Heerlen  [(Emma)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), schraamhamer: šrǭǝmhamǝr (Nieuwenhagen  [(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]   [Domaniale]), sproeihamer: sprujhamǝr (Meijel  [(Emma / Maurits)]   [Maurits]), šprujhāmǝr (Geleen  [(Maurits)]   [Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]), waterboorhamer: waterboorhamer (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]  , ... [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Winterslag, Waterschei]), wā.tǝrbǫ.arh˙amǝr (Eys  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Maurits]), wātǝrboǝrhamǝr (Waubach  [(Laura / Julia)]   [Domaniale]), wātǝrbūrhāmǝr (As  [(Zwartberg / Waterschei)]   [Laura, Julia]), wātǝrbǭrhāmǝr (Buchten  [(Maurits)]   [Zwartberg, Waterschei]), waterspoelhamer: wasǝršpø̄lhamǝr (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Domaniale]) Boorhamer met waterspoeling. Deze maakt het mogelijk om tijdens het boren via een holle boor water in het boorgat te spuiten. [N 95, 779; monogr.] II-5
boorhouder, boorbeugel beugel: bȳgǝl (Weert), bø̜gǝl (Rothem), bø̜jgǝl (Bevingen), boorbeugel: bōǝrbȳjǝl (Spekholzerheide), bǭrbȳgǝl (Simpelveld), boorhouder: bǭrhǫwǝr (Heijen), boorklem: bōrklɛm (Neeritter), bǭrklɛm (Klimmen, ... ), boorkop: bōrkǫp (Spekholzerheide), bōǝrkǫp (Oostrum), bǫwǝrkǫp (Tessenderlo), bǭrkǫp (Eigenbilzen, ... ), mandrin: mǫndrē̜ (Bilzen), mof: muf (Jeuk) Houder of beugel aan een boormachine waarin de boorkolf van het boorijzer wordt vastgezet. Zie ook afb. 120. [N 33, 160] II-11
boorijzer boor: bawr (Loksbergen), boor (Dilsen, ... ), bowǝr (Lommel), buǝr (Bilzen), bȳr (Bree, ... ), bø̄.r (Hasselt), bō.r (Maastricht, ... ), bōr (Bree, ... ), bōǝr (Meeswijk, ... ), bū.r (Weert), būǝr (Heel), bǫar (Bleijerheide), bǫwr (Sint-Truiden), bǫwǝr (Tessenderlo), bǭ.r (Tegelen), bǭr (Herten  [(n)]  , ... ), boorijzer: bǭ.ri.zǝr (Swalmen), bǭrīzǝr (Kelmis, ... ), bǭwręjzǝr (Jeuk), boorvlim: bōrvlēm (Helden, ... ), houtboor: (h)ōt˱buǝr (Bilzen), houtboor (Dilsen), hø̜̄t˱bǫwǝr (Tessenderlo), hǫwt˱būǝr (Heel), hǫwt˱bǭr (Herten), āt˱bǫwr (Bevingen), ijzerboor: ijzerboor (Dilsen, ... ), ē̜zǝrbǫwǝr (Tessenderlo), īzǝrbūǝr (Heel), īzǝrbǭr (Herten, ... ), kuikenboor: kuikenboor (Posterholt), metaalboor: mǝtǭlbuǝr (Bilzen), staalboor: stǭlbǭr (Posterholt) Boorgereedschap. [monogr.] || De metalen staaf die in de boorhouder van de boormachine wordt gestoken en waarmee al draaiend gaten in het te bewerken materiaal gemaakt kunnen worden. Afhankelijk van de bewerkingen die moeten worden uitgevoerd en de soort materiaal waarin geboord moet worden, kan het boorijzer diverse uitvoeringen hebben. Zie ook de lemmata "puntboor", "centerboor", "penboor", "kotterboor", etc. Boorijzers werden vroeger door de smid zelf gemaakt. [N 33, 156] || Werktuig om ronde gaten te maken in hout of metaal, bestaande uit een metalen staaf met snijdende delen. Het boorijzer wordt bevestigd in een handvat, een booromslag of in de kop van een boormachine. [N 53, 160a; N 53, 161b; monogr.] II-11, II-12, II-4
boorkolf arend: ārǝnt (Posterholt, ... ), booreinde: bǭrent (Venlo), boorkolf: bǭrkǫlǝf (Meerlo), kolf: kǫlǝf (Heijen, ... ), koon: kōn (Bilzen  [(conische boorkolf)]  ) Het bovenste uiteinde van het boorijzer dat in de boorhouder van de boormachine vastgeklemd wordt. De boorkolf kan verschillende vormen hebben, afhankelijk van het type boormachine. Boorijzers met een vierkante, tapse boorkolf worden gebruikt bij met de hand bediende boormachines. Cilindrische boorkolven die even dik of iets dunner zijn als het boorijzer en conische boorkolven worden in elektrisch aangedreven machines toegepast. [N 33, 157] || Het dikke, aan vier zijden afgeplatte uiteinde van een boorijzer dat in de booromslag wordt bevestigd. [N 53, 175a] II-11, II-12
boorkop bek: bɛk (Bevingen), boorbeitel: boǝrbēsǝl (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Winterslag, Waterschei]), bōrbēsǝl (Bleijerheide  [(Domaniale)]  , ... [Domaniale]  [Domaniale]), boorijzerkop: bǭrīzǝrkǫp (Maastricht), boorkop: boarkǫp (Brunssum  [(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]  , ... [Domaniale]  [Julia]  [Emma, Hendrik, Wilhelmina]  [Maurits]  [Maurits]), boǝrkǫp (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Maurits]), bōrkǫp (Bleijerheide  [(Domaniale)]  , ... [Maurits]  [Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]  [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Domaniale]  [Domaniale, Wilhelmina] ), bōǝrkǫp (Waubach  [(Laura / Julia)]   [Emma]), bǭrkǫp (Buchten  [(Maurits)]  , ... [Maurits]  [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Laura, Julia]  [Maurits]), bǭǝrkǫp (Heerlen  [(Emma)]   [Domaniale]), bǭ.rkǫp (Swalmen), bǭrkop (Kelmis), bǭrkǫp (Meerlo, ... ), boorkroon: boarkroan (Stein  [(Maurits)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), boorkroon (Chevremont  [(Julia)]   [Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]), boǝrkruǝn (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Zwartberg, Waterschei]), bōrkroǝn (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Laura, Julia]), bōrkruǝn (Bleijerheide  [(Domaniale)]  , ... [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Willem-Sophia]  [Domaniale]  [Domaniale]), bōǝrkrūǝn (Waubach  [(Laura / Julia)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), būrkrūn (As  [(Zwartberg / Waterschei)]   [Eisden]), bǫ.arkr˙uǝn (Eys  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Domaniale]), bǭrkron (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Emma]), bǭrkruǝn (Klimmen  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Maurits]), bǭǝrkruǝn (Heerlen  [(Emma)]   [Maurits]), kop: kǫp (Weert), kroon: kroon (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]  , ... [Domaniale]  [Winterslag, Waterschei]), kroǝn (Heerlerheide  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Domaniale]), kruǝn (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), snede: snęj (Loksbergen), tap: tap (Klimmen) Het onderste uiteinde van het boorijzer dat op het te bewerken materiaal wordt geplaatst. Afhankelijk van de bewerkingen die moeten worden uitgevoerd en de soort materiaal waarin geboord moet worden, kan de kop van het boorijzer diverse uitvoeringen hebben. Zo hebben boorkoppen van houtboren doorgaans een centreer- of schroefpunt, terwijl spiraalboren van een boorpunt zijn voorzien. Zie ook het lemma "boorkop" in Wld II.5, pag. 76-77. [N 33, 157] || Het uiteinde van de boorstang dat voorzien is van een hardmetalen snede. De boorkop wordt op de boorstang geschroefd of gestoken of kan met de boorstang uit één stuk vervaardigd zijn, de zogeheten monobloc-boorstang. Voordeel van een losse boorkop was volgens een invuller uit Q 121 dat dan niet de gehele boor, die soms wel 3 m lang was, naar de bovengrond getransporteerd hoefde te worden. [N 95, 813; monogr.] || Kop die op de waterboor geschroefd werd: een gewone boorkop of een diamantboor. [monogr.] II-11, II-4, II-5
boormachine boormachine: bawrmašen (Loksbergen), buǝrmǝšīn (Bilzen), buǝrmǝšīn (Bilzen), bōrmašin (Leopoldsburg), bōrmašiŋ (Heerlen, ... ), bōrmašīn (Oostrum), bōrmǝšin (Diepenbeek, ... ), bōrmǝšīn (Ophoven), bōǝrmǝšiŋ (Spekholzerheide), bǫwrmašen (Bevingen), bǭrmaš ̇in (Zutendaal), bǭrmašin (Montfort, ... ), bǭrmašinǝ (Ottersum), bǭrmašiŋ (Mechelen, ... ), bǭrmǝšin (Eigenbilzen, ... ), bǭrmǝšīn (Heijen, ... ), bǭrmǝšī.n (Herten), bǭrmǝšīǝn (Ten Esschen), kolomboor: kolǫmbǭr (Mechelen), kolomboormachine: kǫlǫmbōrmašin (Dilsen), langgatboor: laŋgāt˱bōr (Geulle), laŋk˲gat˱bōr (Leopoldsburg), langlokboormachine: laŋklǭx˱bǫarmašiŋ (Bleijerheide), tafelboor: tǭfǝlbōr (Leopoldsburg), vicker: vicker (Stein  [(Maurits)]   [Eisden]) Door perslucht aangedreven, draaiende boormachine waarmee met behulp van een spiraalboor gaten in de koollaag werden geboord. De "Vicker" werd volgens de invuller uit Q 15 vooral gebruikt bij het injecteren in de kool. [N 95, 760 add.] || In het algemeen een werktuig dat met behulp van handkracht of een andere aandrijfkracht in beweging wordt gezet en dient om gaten te boren. In de boorhouder van de boormachine wordt daartoe een boorijzer bevestigd. Zie ook de lemmata "handboormachine", "borstmachine", "borstboormachine", "kolomboormachine", etc. [N 33, 122] || In het algemeen een, al dan niet verplaatsbaar, werktuig dat met behulp van handkracht of een andere aandrijfkracht in beweging wordt gezet en dient om gaten te boren. Dit lemma bevat onder A een aantal algemene benamingen voor de boormachine, terwijl onder B, C en D een aantal meer specifieke boormachines zijn opgenomen. [N 53, 176] II-11, II-12, II-5
booromslag boor: bǫwr (Tessenderlo), bǭwr (Loksbergen), boordrouw: bǫardraw (Bleijerheide, ... ), booromslag: bōrømšlāx (Eygelshoven, ... ), bǭromslāx (Stein), bǭromšlāx (Reuver, ... ), bǭrø̜mšlā.x (Tegelen), bǭrǫmslāx (Montfort), boorslag: bō.rslāx (Tungelroy), boortje: børʔǝ (Tessenderlo), booruitslag: bū.rȳtslāx (Weert), boorwinde: bǫarweŋ (Bleijerheide, ... ), boorzwengel: bōrzweŋǝl (Middelaar, ... ), bōržweŋǝl (Helden, ... ), bǭrsweŋǝl (Venray), bǭrswøŋǝl (Wijnandsrade), bǭrzweŋǝl (Heijen, ... ), bǭrzwøŋǝl (Stein), bǭršweŋǝl (Neer), bǭršwøŋǝl (Klimmen, ... ), bǭržweŋǝl (Herten, ... ), bǭržwøŋǝl (Oirsbeek), boorzwong: boorzwong (Dilsen), bōržwøŋk (Rothem), bǫwrzwam (Bevingen), bǫwǝrzwuŋ (Tessenderlo), bǭršwøŋk (Mechelen), borendrouw: boarǝdry (Montzen), drouw: dry (Eupen), drǫw (Spekholzerheide), omslag: omslag (Buchten), omslā.x (Meeswijk), omslāx (Dilsen, ... ), omšlāx (Geleen), ømslāx (Maastricht), ǫmslāx (Echt, ... ), ǫmšlāx (Herten, ... ), zweng: zwęŋk (Maastricht), zwengel: zweŋǝl (Venlo), zwøŋǝl (Geulle), zwɛŋǝl (Leopoldsburg), šweŋǝl (Posterholt), zwong: zwo.ŋk (Tongeren), zwoŋ (Tongeren), zwoŋk (Jeuk), zwuŋ (Tessenderlo), zwuŋk (Bilzen, ... ), zwøŋk (Groot Genhout, ... ), zwōŋk (Zutendaal), zwǫŋ (Leopoldsburg), zwǫŋk (Eigenbilzen, ... ), šwøŋk (Sittard  [(meervoud: šwøŋkǝ of šwøŋ)]  ), žwøŋk (Doenrade, ... ), žwø̄ŋk (Gronsveld) Een C-vormige houten of metalen kruk waarmee bij de omslagboor een draaiende beweging aan het boorijzer wordt gegeven. Aan de bovenzijde is een leunknop aangebracht waarmee men tijdens het boren met de hand of met de borst druk kan uitoefenen op het boorijzer. Zie ook afb. 81 en het lemma ɛbooromslagɛ in Wld II.11, pag. 84. De omslagboor wordt door verschillende houtbewerkers gebruikt. De klompenmaker boort er bijvoorbeeld koppelgaatjes mee in klompen. Zie voor de woordtypen boordrouw en borendrouw uit respectievelijk Kerkrade e.o. (Q 121) en Montzen (Q 253) ook RhWb (I), kol. 1437, s.v. Drau, ø̄das Gestell am Handbohrer, das den eingesetzten Bohrer dreht, Bohrwinde Drehbügelø̄.' [N 33, 133; N 53, 161a; N 97, 110a; A 29a, 14a-14b; monogr.] || Een soort beugel in de vorm van een letter C met aan de bovenzijde een knop en aan de onderzijde een boorhouder. De booromslag wordt gebruikt om een boorijzer met de hand rond te draaien. De knop wordt daarbij tegen de borst geplaatst, terwijl tegelijkertijd met de beugel een draaiende beweging wordt gemaakt. Zie ook afb. 128. Zie voor het woordtype drouw (Q 121b, Q 284) ook RhWb I, kol. 1437, s.v. Drau: ...das Gestell am Handbohrer, das den eingesetzten Bohrer dreht, Bohrwinde, Drehbügel" en Wbd II.6, pag. 1980, lemma "booromslag", woordtype boordroef (L 205, L 206). [N 33, 153-154; N 33, 143; N 33, 121; monogr.] II-11, II-12
boorplatform beun: byǝn (Brunssum  [(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]   [Zwartberg, Waterschei]), bȳn (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]), bȳǝn (Nieuwenhagen  [(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]   [Emma, Hendrik, Wilhelmina]), bønǝ (As  [(Zwartberg / Waterschei)]   [Maurits]), boorbeun: boǝrbȳn (Bleijerheide  [(Domaniale)]  , ... [Domaniale]  [Domaniale]), bōrbȳn (Chevremont  [(Julia)]  , ... [Laura, Julia]  [Domaniale, Wilhelmina]  [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Julia]), bōǝrbȳn (Waubach  [(Laura / Julia)]   [Emma]), bǭǝrbȳn (Heerlen  [(Emma)]   [Julia]), boorplaat: boorplaat (Lanklaar  [(Eisden)]   [Maurits]), boorplateau: boarplatō (Thorn  [(Maurits)]   [Maurits]), bǭrplatō (Buchten  [(Maurits)]   [Eisden]), boorplatform: boarplatfǫrm (Lutterade  [(Maurits)]   [Maurits]), boorplatform (Eisden  [(Eisden)]   [Maurits]), bǭrplātfǫrm (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), boorstelling: boorstelling (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]  , ... [Zwartberg, Eisden]  [Zolder]), boortafel: bǫ.art˙ǫafǝl (Eys  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Winterslag, Waterschei]), stelling: stø̜leŋ (Zolder  [(Zolder)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) Een op schragen gesteld platform dat het mogelijk maakt hoog gelegen boorgaten te maken. [N 95, 816] II-5
boorpunt ang: (Zonhoven), boorpunt: bǭrpønt (Reuver, ... ), centerpen: sɛntǝrpɛn (Posterholt), pen: pɛn (Posterholt), punt: pønt (Mechelen), pøntj (Herten) In het algemeen de punt van een boorijzer. De woordtypen centerpen en pen, die werden opgegeven door de respondent uit Posterholt (L 387), zijn meer specifiek van toepassing op een, al dan niet van schroefdraad voorziene punt aan het uiteinde van verschillende soorten boorijzers als de centerboor en de slangboor. [N 53, 175b; monogr.] II-12
boorsel boorlingen: buǝrleŋǝ (Bilzen), boormeel: bǭrmē̜l (Herten), boorsel: boorsel (Dilsen, ... ), būǝrsǝl (Heel), bǫarsǝl (Geulle), bǭrsǝl (Herten, ... ) Het fijne houtstof dat tijdens het boren uit het boorgat te voorschijn komt. [N 53, 181; monogr.] II-12