e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
drie centiem knabje van drie: Opm. toegift (zie aan het eind v.d. vragenlijst).  e knépke van driej (Sittard) 3 cent [N 21 (1963)] III-3-1
drie weesgegroeten begin: begin (Ell), drie weesgegroeten: de drei wēēsgegroete (Maastricht), de drie weesgegroete (Klimmen), de drie weesgegroeten (Tienray), de driej Weesgegroete (Klimmen), de driejweesgegroete (Terlinden), de drèè weesgegroete (Sint-Truiden), dreej weesgegroeten (Venlo), drei weesgegroete (Eys, ... ), drei weesgegroeten (Hechtel), drēē weisgəgroetə (Loksbergen), dri-j weesgegroete (Stokkem), drie weesgegroete (Echt/Gebroek, ... ), drie weesgegroeten (Ophoven), drij weesgegroete (Eigenbilzen), drèè weisgegroete (Sint-Truiden), drie weesgegroetjes: de drei Weesgegroetjes (Maastricht), de dri-j weesgegroetjes (Kunrade, ... ), de drie weesgegroetjes (Oirlo, ... ), de drie weeskegroetsjes (Eigenbilzen), de drie wisgegroetsjes an t begin van dr roeëzekrans (Gulpen), de drijj weesgegruutsjes (Maastricht), dreej weesgegroetjes (Baarlo), drei weesgegroetjes (Eksel), drei Weesgegroetjes (Jeuk), drei weesgegruutsjes (Maastricht), drei-j wiesgegroetjes (Weert), dri-j weesgegroetjes (Waubach), drie weesgegroetjes (Heel, ... ), drie weeskegroetsjes (Bocholt), driej weesgegroetjes (Heel, ... ), də dreͅj wēsgəgrutjəs (Meijel), engel des heren: dən engəl dəs hierə (Loksbergen), geloof van de noster: gelouf van de noster (Uikhoven), litanie van onze-lieve-vrouw: litənie vaan solvròw (Maastricht), staartje: sjtertje (Tegelen), stertje van de roeezekrans (Baarlo), voorste stuk van de rozenkrans: `t veusjte sjtuk van de roeazekrans (Schinnen) De drie Weesgegroeten aan het begin van het Rozenhoedje of de Rozenkrans. [N 96B (1989)] III-3-3
driedraads driedraads: drɛ̄drǭts (Tessenderlo) Men twijnde tweedraads, driedraads enzovoorts. [N 34, D add.] II-7
driedraadstouw drijdraadstouw: dręjdrǭtstǫw (Beringe) Een streng die bestaat uit drie draden. Men kent ook strengen van 4, 5, 6, 7 of meer draden. Volgens de informant van L 265c wordt driedraadstouw gemaakt met het spinnewiel, alleen bij wollen garen. [N 48, 88] II-7
driehoek dreieck: dręjęk (Bleijerheide), drie-/drijhaak: drējhǭk (Venlo), dręjhǭk (Mechelen), drie-/drijhoek: drāj(h)uk (Bilzen), drējhōk (Tegelen), dręjhuk (Bleijerheide), driehoek: drejhuk (Montzen), drejōk (Eisden), dri-jhōk (Geleen, ... ), driehoek (Genk), drihōk (Born, ... ), drihǫwk (Nieuwstadt), drājhuk (Bilzen), drājuk (Bilzen), dręjhuk (Lanaken), haak: hǭk (Venlo), haakse lat: hōksǝ lat (Meerssen), hǭksǝ lat (Meerssen), platte winkelhaak: platǝ weŋkǝlhǭk (Posterholt), snijdershaak: šnidǝšhǭk (Lutterade), tekendrie-/drijhaak: tęjkǝndrīhǫak (Geulle), tekendrie-/drijhoek: tęjkǝndrihōk (Heel), winkelbord: weŋkǝlbǫrt (Venlo), winkelbred: weŋkǝlbrɛt (Bleijerheide), winkelhaak: wenjkǝlhǭk (Eijsden), weŋkǝlhuǝk (Bilzen), weŋkǝlhōk (Schulen), weŋkǝlhǭk (As, ... ), weŋkǝluǝk (Bilzen), winkelhaak (Opglabbeek), wēŋkǝlhǭk (Lanaken), winkelhaakje: weŋkǝlhø̜̄kskǝ (Echt), zetbord: zęt˱bǫrt (Leopoldsburg), zetplank: zętplaŋk (Bilzen, ... ) Een houten teken- en meetinstrument in de vorm van een uitgesneden driehoek met ofwel één hoek van 90o, één van 60o en één van 30o, ofwel één hoek van 90o en twee van 45o. Het is bij voorkeur gemaakt van een houtsoort die niet trekt of splintert (Gerritse, pag. 19). Zie afb. 3. [N 59, 3a; N 59, 3c] || Een houten tekeninstrument in de vorm van een dichte of uitgesneden driehoek met één hoek van 900. De driehoek wordt gebruikt om verschillende soorten hoeken af te kunnen schrijven en te controleren. [N 53, 190a] II-12, II-7
driehoekige eg driehoek[eg]: dręi̯hōk[eg] (Kanne, ... ), driehoekige [eg]: driehoekige [eg] (Guttecoven, ... ), drihuʔegǝ [eg] (Lommel), drihōkegǝ [eg] (Holtum), drái̯.hokegǝ [eg] (Heesveld-Eik, ... ), drē̜.hokegǝ [eg] (Beverst, ... ), drē̜hukegǝ [eg] (Tessenderlo), dręi̯hokegǝ [eg] (Genk, ... ), dręi̯hőkegǝ [eg] (Zutendaal), drīhēkegǝ [eg] (As), driehoeks[eg]: driehoeks[eg] (Eisden), dręi̯hōks[eg] (Heugem), driekant[eg]: drikantj˱[eg] (Haelen, ... ), drikant˱[eg] (Leuken), driekante [eg]: driekante [eg] (Beek, ... ), drii̯kãntǝ [eg] (Lommel), drikantǝ [eg] (Roggel, ... ), driekantige [eg]: drei̯kɛntjegǝ [eg] (Nederweert), dri ̞i̯kɛ.njtjegǝ (Elen, ... ), dri ̞i̯kɛntšegǝ [eg] (Stokkem), driekantige [eg] (Hoensbroek, ... ), drikɛ.ntegǝ [eg] (Ellikom), drikɛnjtegǝ [eg] (Sittard), drikɛnjtjegǝ [eg] (Meeswijk), drikɛntegǝ [eg] (Heythuysen, ... ), drikɛntjegǝ [eg] (Baexem, ... ), drēi̯kɛntjegǝ [eg] (Maaseik), drēkantegǝ [eg] (Meijel), dręi̯ka.ntegǝ [eg] (Achel), dręi̯kantegǝ [eg] (Neerpelt), dręi̯ká.ntegǝ [eg] (Sint Huibrechts Lille), dręi̯kāntegǝ [eg] (Rijkel), dręi̯kɛntegǝ [eg] (Bocholtz, ... ), drīkɛ.ntegǝ [eg] (Niel-bij-As, ... ), drīkɛ.ntjegǝ [eg] (Boukoul), drīkɛntegǝ [eg] (Peij), dr˙ęi̯kɛ̄ntegǝ [eg] (Gronsveld), drietomp: drēi̯to.mp (Helden, ... ) De houten, later ijzeren, driehoekige eg, zoals voorgesteld door de afb. 51, 52 en 56. Voor welk werk de driehoekige eg gebruikt werd, is hier niet aangegeven. Daarvoor zie men de lemmata ''zaadeg''en ''onkruideg''. In de woordtypen van dit lemma vertegenwoordigt het lid drie ook dialectvarianten van het type drij. Voor het woord(deel) ''eg'' resp. ''eg'' zie men de toelichting bij het lemma ''eg''. [JG 1a; A 13, 16b add.; N 11, 70 + 72 add.; N J, 10 add.; div.; monogr.] I-2
driehoekige turf kuilekop: kulǝkop (Ospel) In L 288a begint men het turfsteken met het maken van een gat. Bij dit zogenaamde inkuilen worden de eerste turven in driehoeksvorm gestoken. [I, add.] II-4
driejarige duif driejarige: driejuirige auw doeve (Geleen), (m.).  drēͅ.i̯j‧øͅəregə (Eys), Opm. invuller heeft de antwoorden bij deze vraag niet zo duidelijk genoteerd (heb het maar naar eigen interpretatie ingevoerd).  drijjaorige (dauf) (Jesseren) een duif van 2 of 3 jaar? [N 93 (1983)] III-3-2
driekantige vijl drie-/drij-eckige vijl: drējɛkegǝ vīl (Heerlen), dręjɛkegǝ vil (Kerkrade, ... ), drie-/drij-eckvijl: dręjɛk˲vil (Bleijerheide), drie-/drijhoekige vijl: drāj(h)ukegǝ vājl (Bilzen), drie-/drijhoekvijl: drējhōǝk˲vīl (Nieuwenhagen, ... ), dręjhoǝk˲vęjl (Houthalen), drie-/drijkante vijl: dręjkantǝ vęjl (Eigenbilzen), drīkantǝ vīl (Middelaar), drīkãntǝ vīl (Meerlo), drie-/drijkantige vijl: drikɛntegǝ vīl (Klimmen, ... ), drikɛntjegǝ v ̇īl (Herten), drājkantegǝ vājl (Bilzen), drē̜kãntegǝ vē̜l (Tessenderlo), dręjkantegǝ [vijl] (Jeuk), dręjkantegǝ v ̇ęjl (Zutendaal), dręjkāntegǝ vęjl (Bevingen), dręjkęjntegǝ vęjl (Bevingen), dręjkɛnšegǝ vęjl (Stokkem), drie-/drijkantvijl: drikantj˲vīl (Montfort), dręjkaŋk˲vil (Spekholzerheide), zaagvijl: [zaagvijl] (Geulle, ... ), zagenvijl: [zagenvijl] (Helden, ... ) Stalen vijl waarvan het blad driehoekig van doorsnede is en vanaf het midden naar het uiteinde iets spits toeloopt. De vijl wordt onder meer gebruikt bij het bewerken van hoeken, het ruimen van gaten en het scherpen van zaagtanden. Verschillende informanten gaven dan ook als antwoord op de vraag naar de "driekantige vijl" een variant van het woordtype zaagvijl/zagenvijl. De fonetisch gedocumenteerde gegevens hiervan zijn opgenomen in het lemma "zaagvijl". Zie ook afb. 104. [N 33, 97; N 33, 103; N 64, 53b] II-11
driekleurig viooltje akkerviooltje: akker vieulke (Melick), bosviooltje: WLD = maartsviooltje  bòòsjvieulke (Posterholt), chris-oogje: driekleurig  kris’eugs-je (Bleijerheide, ... ), doodskop: WLD  doadskop (Beesel), dŏŏdskôp (Schimmert), driekleur: WLD; doie gelezen drie  doie kleur (Montfort), driekleurig viooltje: drèe kleurig vieultje (Vijlen), eigen spelling  driekleurig-vieulke (Vlodrop), zelfde uitspraak  driekleurig viooltje (Echt/Gebroek, ... ), flet: flèt (Hasselt, ... ), fletje: flètsje (Genk), flètsjës (Hoeselt), klein, in het wild  flétsjə (Diepenbeek), maarts viooltje (additie voor P 176, in vragenlijst N92/P 219)  flètje (Sint-Truiden, ... ), Spelling: "fonetiek-dialect"= Frings  flɛtəkə () (Eksel), zie L.J. p. 99  flètteke (Zonhoven), fleut: [Viola], flùt (Paque: vleut, fleut) < violet  flùt (Tongeren), fleuter: flötters (Jeuk), fløͅtər (Niel-bij-St.-Truiden), fleutertje: maarts viooltje  flötterke (Jeuk, ... ), fleutje: -  flətjə (Diepenbeek, ... ), gezichten: gezichter (Kunrade), grote viool: gro:ëte vioe:l (Mheer), hondsviool: ’‧onsfəjul (Meeswijk), maarts viooltje: meerts fijeulke (Sittard), pense (fr. dim.): pô(n)sékës (Hoeselt), pəse.kə (Stokkem), groot, in de hof  páánsəjkəs (Diepenbeek), pensée + dim.  pḁseeke (Hasselt), pense (fr.): pansee (Jeuk), pao:nsee (Maastricht), ponsée (Wijlre), -  pensees (Maastricht), ideosyncr. viooltje  pensée (Eijsden), Veldeke  pansee (Echt/Gebroek), viola tricolor, fr. pensée  pansees (Sittard), WBD/WLD  pénsee (As), WLD  pansee (Mheer, ... ), paosee (Maastricht), riekend fleutertje: viola odorata  riekend fleuterke (Niel-bij-St.-Truiden), spaanse fleuter: viola tricolor  spaanse fleuter (Niel-bij-St.-Truiden), stiefmoedertje: schtiefmüttersche (Lontzen), veldviooltje: -  veldviuulke (Maasbree, ... ), veredelde viooltjes: eigen spellinsysteem zeer lange bloei  veredelde véjulkes (Meijel), violetje: violètteke (Beverlo), viool: fie:joo:l (Roermond), fiejoel (Gronsveld, ... ), fiejoeël (Altweert, ... ), fəjōͅl (Meeswijk), vejoeël (Stokkem), viejwaol (Echt, ... ), vioeël (Blitterswijck, ... ), viool (Schimmert), viōēl (Tungelroy), (bloem). mv.; verkl.w.: vioele; viuelke  vioel (Heerlen), -  fiejoele (Maastricht), ook: fjeelke (slechts algemene namen voor viool)  fjool (Rosmeer, ... ), WBD/WLD  viool (Urmond), WLD  fiejoel (Maastricht), fĭĕjôêl (Epen), WLD (verkortingsboogje boven a )  vi-joal (Thorn), viooltje: fiejeulke (Swalmen), fiuuëlke (Venlo), fiuëlke (Tegelen), vieulke (Schimmert), vijolkən (Lommel), vijoͅlkə (Hamont), vijuul, dim, vejiêlke (As, ... ), viuulke (Tungelroy), viölke (Heijen), -  fiwelkə (Berg-en-Terblijt, ... ), vieultje (Venray, ... ), viuulke (Tungelroy, ... ), vjuuëlke (Mechelen-aan-de-Maas, ... ), Bree Wb.  vijuultsje (Bree), eigen spelling  fieulkə (Montfort), idiosyncr.  fijuulke (Thorn), ook: fjool (slechts algemene namen voor viool)  fjeelke (Rosmeer, ... ), Spelling: "fonetisch  viejuulkəs (Maastricht), viola odorata  fiäölke (Castenray, ... ), WBD  fijulkes (Sevenum), WLD  fieeulke (Posterholt), fiejeulke (Swalmen), fiejuulkə (Maastricht), fieulke (Heythuysen), fijulkes (Sevenum), vieulkus (Brunssum), viooltje (Stein), WLD = viooltje  fieeulke (Posterholt, ... ), ± Veldeke  fiuuulke (Weert), viöltje (Tienray), wie langer wie lievertje: wie-langer-wie-lieverkes (Maastricht), wilde viooltjes: wilde viuuëlkes (Oirlo), WLD  wiltj fieeulke (Posterholt), WLD = driekleurig viooltje  wíltj-fieulke (Posterholt, ... ) driekleurig viooltje [N 92 (1982)] || Driekleurig viooltje (viola tricolor 5 tot 40 cm groot. De bladeren zijn eivormig-langwerpig, gekarteld, de steunblaadjes zijn ingesneden; de bloemen hebben 4 omhoog gerichte, meestal blauwpaarse kroonbladeren en 1 naar onder gericht, meestal geelwit kr [N 92 (1982)] || driekleurig viooltje (Viola tricolor L.) [DC 60a (1985)] || driekleurige viool [ZND 34 (1940)] || driekleurige viooltje || maarts viooltje [N 92 (1982)] || violet || viool || viool (bloem?) || viool (bekende plant) || viool (bloem) || viool, bloem || viool, plant || viooltje [N 82 (1981)], [N 92 (1982)] || viooltje, bloem || viooltje, driekleurig || viooltje, soort || viooltje, violetje || viooltje, wild — || viooltjes || viooltjes, viola tricolor III-4-3