e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
draagriem van het kerkvaandel draagriem: draagreem (Geistingen, ... ), draagriem (Achel, ... ), draagrieëm (Tienray), drapeauriem: draporeem (Weert), gordelriem met staafhouder: gordelriem met staafhouder (Meijel), help: de help (Klimmen), hellep (Bree), help (Montfort, ... ), hèllep (Epen), həlp (Loksbergen), hɛləp (Montzen), ?  heulp (Diepenbeek), licht: licht (Tungelroy), riem: de reem (Posterholt), de riem (Jeuk), reem (Haler, ... ), riem (Houthalen), rieëm (Siebengewald), rèèm (Tegelen), riem voor te dragen: rīm vør tə drāgə (Meijel), vaandelhelp: vaandelhelp (Thorn), vaandelriem: de veendel-reem (Maastricht), vaandelrēēm (Sint-Martens-Voeren), vaanhelp: vaanhelp (Geleen), vaanhulp (Ophoven), vaanriem: vaan-rēēm (Schimmert), vaanreem (Baarlo, ... ), vanenhelp: vaanehelp (Montfort), vanchulp (Meerssen), vane-ulp (Stokkem), vanehellep (Valkenburg), vanehelp (Guttecoven, ... ), vāānəhèlləp (Nieuwenhagen), vanenriem: d`r vane-reem (Nieuwenhagen), vane reem (Eys), vanereem (Echt/Gebroek, ... ), vāānərēēm (Nieuwenhagen), voaneriem (Hoeselt), vlaggenhelp: de vlaggehèlp (Eigenbilzen), vlaggenriem: vlaggereem (Baarlo), vlaggeriem (Peer) De riem waarmee het vaandel gedragen wordt [vanehelp]. [N 96C (1989)] III-3-3
draagring, haak haak: hoǝk (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Zwartberg, Waterschei]), krok: krǫk (As  [(Zwartberg / Waterschei)]   [Maurits]) Draagring van de veiligheidslamp. [N 95, 250 add.] II-5
draagrol bandrol: ba.ntr˙ǫl (Eys  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), bantjrǫl (Brunssum  [(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]   [Maurits]), bantrǫl (Chevremont  [(Julia)]  , ... [Emma, Hendrik, Wilhelmina]  [Domaniale]  [Emma]  [Julia]), bovenrol: boǝvǝrǫl (Waubach  [(Laura / Julia)]   [Winterslag, Waterschei]), dwingrol: dweŋrǫl (Klimmen  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Eisden]), gelei(d)rol: gelei(d)rol (Chevremont  [(Julia)]   [Maurits]), gǝlęjrǫl (Buchten  [(Maurits)]   [Domaniale, Wilhelmina]), hoekrol: hu.kr˙ǫl (Eys  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), lange rol: lange rol (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), lei(d)rol: lei(d)rol (Stein  [(Maurits)]   [Emma, Hendrik, Wilhelmina]), lējrǫl (Waubach  [(Laura / Julia)]   [Zwartberg, Waterschei]), lęjrǫl (Bleijerheide  [(Domaniale)]  , ... [Laura, Julia]  [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Domaniale]  [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Domaniale]  [Maurits]), lęjtrǫl (Brunssum  [(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]   [Maurits]), lei(d)rolletje: lɛjrǫlǝkǝ (As  [(Zwartberg / Waterschei)]   [Zwartberg, Waterschei]), looprol: looprol (Lanklaar  [(Eisden)]   [Maurits]), lōfrǫl (Bleijerheide  [(Domaniale)]  , ... [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Willem-Sophia]  [Domaniale]), lōprǫl (Buchten  [(Maurits)]   [Domaniale]), lǫwprol (Geleen  [(Maurits)]  , ... [Maurits]  [Maurits]  [Maurits]  [Maurits]), lǫwprǫl (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]  , ... [Maurits]  [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), meco-rolletje: meco-rolletje (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]   [Julia]), middenrol: medǝrǫl (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Domaniale]), onderrol: oŋǝrrǫl (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Laura, Julia]), rol: rol (Lanklaar  [(Eisden)]   [Zolder]), rǫl (Kerkrade  [(Domaniale / Wilhelmina)]  , ... [Emma, Hendrik, Wilhelmina]  [Domaniale, Wilhelmina]), rolletje: rø̄lkǝ (Eisden  [(Eisden)]   [Winterslag, Waterschei]), rǫlǝkǝ (As  [(Zwartberg / Waterschei)]   [Eisden]), zijrol: zirǫl (Bleijerheide  [(Domaniale)]  , ... [Domaniale]  [Domaniale]) Draagrol van een transportband. De opgaven "middenrol" en "zijrol" (Q 121) duiden de twee verschillende rollen aan die bij een trogvormige bandtransporteur gebruikt worden. [N 95, 641; N 95, 643; monogr.] II-5
draagtand brugtand: brø̜ktant (Venlo), trektand: tręktantj (Herten), vaste verbinding: vastǝ vǝrbęjneŋ (Wellen), voorloef: vȳǝrluf (Posterholt), vōrluf (Sint Odilienberg), wormlas: wørǝmlas (Herten) Verbinding bij twee elkaar kruisende stukken hout, waarbij men in ieder deel een inkeping maakt volgens een bepaalde vorm. Zie ook afb. 131. De draagtand voorkomt dat bij het krimpen van het hout kieren ontstaan in de houtverbinding (Zwiers 1907, pag. 11). [N 54, 52a] II-12
draaibank draaibank: driǝbaŋk (Geulle, ... ), driǝnbaŋk (Kerkrade, ... ), drēbaŋk (Sittard  [(mv drēbɛŋk)]  , ... ), drēǝbaŋk (Limbricht), drē̜baŋk (Bilzen, ... ), drē̜jbaŋk (Buchten, ... ), dręjbaŋk (Bevingen, ... ), dręjbāŋk (Maastricht), drīǝbaŋk (Klimmen), drīǝnbaŋk (Bleijerheide, ... ), drōwǝbaŋk (Loksbergen), drǫwǝjbãŋk (Tessenderlo), drǭjbaŋk (Leopoldsburg), drɛjba.ŋk (Altweert  [(mv drɛjbɛ.ŋk)]  , ... ), drɛjbaŋk (Altweert, ... ), drɛjbãŋk (Heijen, ... ), drɛjǝbaŋk (Jeuk), drɛ̄baŋk (Bilzen), drɛ̄jba.ŋk (Zutendaal), drɛ̄jbāŋk (Castenray, ... ), houtdraaibank: hǫwt˱drɛjbaŋk (Herten, ... ), tour: tūǝr (Niel-Bij-Sint-Truiden) Werkbank waarop met verschillende houtdraaibeitels naven en spaken gedraaid en gevormd worden. Er waren verschillende soorten draaibanken. Een ervan was de (primitieve) houten draaibank die door middel van een door de draaier met de voet op en neer bewogen treeplank een draaiende en weer terugdraaiende beweging aan het naafblok gaf. In Lommel (K 278) kende men vroeger een draaibank die werd aangedreven door een groot vliegwiel aan de wand; dit werd door een of twee personen aan het draaien gehouden zodat de draaier zich helemaal kon richten op het werken met de beitels en gutsen (Theuwissen, pag 291/293). Vgl. ook afb. 181. De draaibank uit Echt (L 381) werd aanvankelijk door een hond in beweging gebracht; ze was helemaal uit hout vervaardigd. In modernere wagenmakerijen werden draaibanken gebruikt die door een electromotor worden aangedreven. Dergelijke draaibanken bestaan uit twee horizontaal geplaatste, metalen balken, waarop twee koppen, een vaste en een verschuifbare, zijn gemonteerd. De vaste kop vormt de behuizing voor de motor of voor het overbrengingsgedeelte met poelie en aandrijfsnaar. De tweede kop kan op het bed worden verschoven en wordt vastgezet met een verstelknop. In beide koppen is een center aangebracht, waarmee het werkstuk in de draaibank kan worden vastgezet. Tussen beide koppen bevindt zich de leunspaan, een verstelbare metalen steun, waarop de draaibeitel tijdens het draaien wordt gesteund. In modernere wagenmakerijen stonden soms ook speciale houtbewerkingsmachines waarop alle werkzaamheden konden worden uitgevoerd die nodig waren voor het maken van een houten wagenwiel. Op deze machines konden niet alleen naven worden gedraaid, maar ook de spakengaten worden gefreesd en de gaten voor de asbus in de naaf worden geboord. Tevens konden met deze machine spaken bewerkt worden. [N G, 7a; N 47, 1; N 53, 228a; monogr.] || Werktuig waarmee metaal kan worden bewerkt. Een horizontale draaibank bestaat meestal uit een bed waarop alle overige machine-onderdelen zijn bevestigd, een vaste kop waarop zich het aandrijfmechanisme met drijfplaat of klauwplaat bevindt, een losse kop met center en een verplaatsbare overlangsslede of support waarop de draaibeitel in een beitelhouder kan worden gemonteerd. Zie ook de toelichtingen bij de volgende lemmata. Met de draaibank kunnen onder meer cilindervormige voorwerpen in- en uitwendig worden gedraaid, voorkanten worden afgevlakt, profielen worden gedraaid en men kan er schroefdraad mee snijden. Volgens de invuller uit Q 116 was de draaibank bij een smid niet gebruikelijk. [N 33, 222; monogr.] II-11, II-12
draaibankbed bed: bęt (Maastricht, ... ), draaibed: drɛjbęt (Maastricht) Het geheel van de twee horizontale balken, waarop de overige delen van de draaibank gemonteerd zijn. [N 47, 4c; N 53, 228b] II-12
draaibare sluitbalk aan de bovenzijde van een poortvleugel arm: ē̜ ̞rǝm (Hamont), ɛrǝm (Velm), balk: balǝk (Boekend), deurgrendel: dørgrɛndǝl (Zelem), dø̜rgręŋǝl (Neerpelt), deurwervel: dȳǝrwerǝvǝl (Stevensweert), dø̄rwerǝvǝl (Tungelroy), draaibalk: drē̜ ̞balǝk (Linkhout), draaigrendel: drǭi̯gręndǝl (Leopoldsburg), draaigrindel: drē̜ ̞grenǝl (Boekt Heikant), draaistek: drǫǝi̯stɛk (Kwaadmechelen), drevel: drīǝvǝl (Hoensbroek), grendel: gręndǝl (Rotem), grindel: grendǝl (Middelaar), grenjǝl (Tungelroy), greŋǝl (Haelen, ... ), grindelhout: greŋǝlhōt (Vliermaal), hout: hǫu̯t (Guttecoven), klamp: klamp (Sint-Truiden), knebel: knēbǝl (Halen), knevel: knēvǝl (Beringen, ... ), knɛvǝl (Banholt, ... ), nar: nar (Urmond), overslag: ōvǝrslax (Geulle), schoude: šau̯ (Bocholt), schuifhout: šøu̯fhōt (Nederstraat), slag: šlāx (Einighausen, ... ), slaghout: slaxhø̜̄t (Tessenderlo), slaxǭt (Halen), slāxhǫu̯t (Neerpelt), slaglat: slǭxlat (Romershoven), sluitarm: slø̜i̯tęrǝm (Lommel), šlūtɛrǝm (Helden), sluitbalk: slyt˱balǝk (Neerharen), slø̜̄i̯u̯t˱balǝk (Kermt), slø̜t˱balǝk (Linkhout), slūt˱balǝk (Maaseik, ... ), šlūt˱balǝk (Tegelen), sluitboom: slȳt˱bǫm (Gennep), šlūt˱bǭm (Sittard), sluithout: sløt`hǫu̯t (Meijel), slø̄thāt (Heppen), slāthōt (Borlo, ... ), slōi̯thǫt (Rosmeer), šlēthǫu̯t (Oirsbeek), sluitlat: sluǝtlat (Diepenbeek), sluitpal: slūtpal (Grathem), sluitstek: slitstɛk (Eigenbilzen), slø̜̄tstɛk (Beringen, ... ), slø̜tstɛk (Linkhout), sperblok: spɛrblǫk (Maaseik), trekboom: tręk˱bǫm (Ottersum), vleugel: vlīgǝl (Opglabbeek), warsschei: wei̯ǝsšei̯ (Beverst), wervel: verǝgǝl (Bemelen, ... ), vrǭgǝl (Banholt, ... ), vęlǝgǝr (Margraten), werǝvǝl (Eisden, ... ), wø̜lǝvǝr (Achel, ... ), wø̜rǝvǝl (Panningen), wɛrǝvǝl (Leuken), wervelbalk: werǝvǝlbalǝk (Ulestraten), wervelhout: werǝvǝlhǫu̯t (Eisden), wimpel: wīmpǝl (Opheers), wip: wep (Bree), zwingel: zweŋǝl (Lummen) Een draaibare sluitbalk aan de bovenzijde van een poortvleugel. Het draaipunt is aan de binnenkant van één van de poortvleugels bevestigd, iets onder de bovenkant. De "staart" van de balk steekt zover naar beneden dat men er gemakkelijk bij kan. De balk is zo draaibaar dat hij achter beide poortvleugels komt en zo de poort afsluit. Als hij horizontaal gedraaid is, kan de poort geheel geopend worden. Met deze balk in geheel vertikale stand kan men ook slechts één poortvleugel afsluiten. Zie afbeelding 21. [N 4A, 47a; monogr.] I-6
draaibeitel bankbeitel: baŋk˱bęjtǝl (Bevingen), beitel: biǝtǝl (Bilzen), bējtǝl (Jeuk), centerbeitel: sɛntǝrbęjtǝl (Maastricht), ciseau-beitel: sysibęjtǝl (Bevingen), draaibeitel: driǝn˱bēsǝl (Kerkrade, ... ), drīǝbęjtǝl (Klimmen), drɛ.jbęjtǝl (Weert), drɛjbęjtǝl (Heijen, ... ), drɛ̄jbɛ̄jtǝl (Zutendaal  [(ook voor profielbeitel)]  ), gewinde-beitel: jǝweŋbēsǝl (Spekholzerheide), profielbeitel: profilbēsǝl (Spekholzerheide), profilbęjtǝl (Helden, ... ), profīlbęjtǝl (Heijen, ... ), schroefdraadbeitel: šrǫwf˱drǭt˱bē̜tǝl (Eigenbilzen), snijbeitel: snęjbęjtǝl (Maastricht), vormbeitel: vørǝmbęjtǝl (Loksbergen) In het algemeen een stalen beitel die wordt gebruikt bij het draaiwerk van metaal. De beitel wordt daarbij meestal in de beitelhouder van de draaibank vastgezet. Al naar gelang van het werk kan de doorsnede van de beitel verschillende vormen hebben. Grothe (pag. 83/84) noemt onder meer vierkante, halfronde en kwartronde beitels. Ook de wijze waarop de punt van de beitel is geslepen is bepalend bij de naamgeving ervan. Zo wordt de punt van profielbeitels overeenkomstig het gewenste profiel geslepen. Beitels voor het aanbrengen van schroefdraad zijn getand uitgevoerd. Zie ook het lemma "draaibank". De profielbeitel werd volgens de invuller uit Q 83 onder meer gebruikt om kamraderen te repareren. [N 33, 120; N 33, 223-225; N 33, 301] II-11
draaiboom apparaat voor af te kruien: aparāt vur af tǝ kriǝn (Aubel), beugel: bø̄gǝl (Aubel), draaiboom: draaiboom (Laak), dribawm (Schinnen), driboam (Tenessen), dribōm (Banholt), draaikraan: dręjkrān (Posterholt), draaischaar: dręjsxār (Baarlo), draaistoel: driǝnštōl (Montzen), hefboom: hefboom (Banholt), hø̜fbawm (Peij), hęfbawm (Geulle), hęfbōm (Sint-Pieters-Voeren), hęfbǭm (Nuth), hefhout: høfhǫwt (Posterholt), hę̄fhǫwt (Tenessen), scheerbalk: šīrbalk (Baarlo), wip: wep (Mheer) Het apparaat dat men gebruikt om de ketel op te tillen en om hem en naar het vuur te draaien. Zie afb. 17. [N 57, 9] II-2
draaiboom voor de schulpboor boom: bǫwm (Klimmen, ... ), boorkluppel: bǭ.rklø̜pǝl (Tegelen), knecht: knɛx (Montfort), knuppel: knøpǝl (Mechelen), kruk: krøk (Tessenderlo), stek: štɛk (Limbricht), wringkluppel: vreŋklø̜pǝl (Tegelen) Een extra dwarshout ter verlenging van de kruk van de schulpboor. Daardoor kan het werktuig door twee personen tegelijkertijd gehanteerd worden. Zie ook afb. 193. [N G, 32d] II-12