e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
doorharden doordrogen: dørǝx˱dryǝgǝ (Waubach), doorgehard: dōrgǝhārt (Maasbree), doorharden: dørhardǝ (Meijel), drogen: dryɛgǝ (Schinnen), droog zijn: dryǝx ˲zēn (Heel), gans droog: gans˱ dryǝx (Klimmen), hard: hǭt (Diepenbeek), hɛt (Tessenderlo), hel: hɛ.l (Kerkrade), hɛl (Klimmen), hel worden: hęl wē̜rǝ (Schinnen), hšl wē̜dǝ (Heerlen), hɛl wē̜rǝ (Buchten, ... ), hɛl wīrǝ (Houthalen) Gezegd van een verflaag die het drogingsproces van vloeibaar naar vast ondergaat. [N 67, 74d] II-9
doorhouw afhouw: āfhǫw (Buchten  [(Maurits)]  , ... [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Domaniale]  [Zwartberg, Eisden]), cheminée: šǝmenē (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Eisden]), doorbrok: dørxbrox (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), doorhouw: dōrhǭw (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Maurits]), doorslag: doǝršlāx (Brunssum  [(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]   [Zwartberg, Waterschei]), dørxšlāx (Bleijerheide  [(Domaniale)]  , ... [Emma]  [Willem-Sophia]  [Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]  [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Julia]  [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Laura, Julia]  [Domaniale]  [Domaniale, Wilhelmina]), dø̜rxšlāx (Heerlen  [(Emma)]   [Maurits]), dōrslāx (Lutterade  [(Maurits)]  , ... [Maurits]  [Maurits]), dōršlāx (Buchten  [(Maurits)]  , ... [Maurits]  [Emma, Hendrik, Wilhelmina]  [Maurits]), dūrslāx (As  [(Zwartberg / Waterschei)]   [Emma]), dūršlāx (Oirsbeek  [(Emma)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), doortocht: doortocht (Chevremont  [(Julia)]  , ... [Maurits]  [Julia]  [Maurits]  [Wilhelmina]  [Maurits]), dø̜rtǫxt (Meijel  [(Emma / Maurits)]   [Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]), dōrtǫx (Brunssum  [(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]  , ... [Emma]  [Maurits]  [Emma, Hendrik, Wilhelmina]), dūrtǫx (Oirsbeek  [(Emma)]   [Emma, Maurits]), doortog: dørxtsox (Nieuwenhagen  [(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]  , ... [Laura, Julia]  [Maurits]), doortrek: doortrek (Lutterade  [(Maurits)]   [Domaniale]), montage: montage (Eisden  [(Eisden)]  , ... [Zwartberg, Eisden]  [Eisden]  [Eisden]), montājs (Zonhoven  [(Zwartberg)]   [Zwartberg, Waterschei]), montās (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), montāš (As  [(Zwartberg / Waterschei)]  , ... [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden] [Zolder]), mǝntās (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), mǫntaš (Hamont  [(Eisden)]   [Zwartberg]), mǫntāš (Zolder  [(Zolder)]   [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), neerhouw: nērhǫw (As  [(Zwartberg / Waterschei)]   [Emma, Maurits]), opbouw: ǫp˱bǭw (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Emma]), ophouw: o.ph˙ǫw (Eys  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Maurits]), ophōw (Nieuwenhagen  [(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]   [Laura, Julia]), ophǫ.w (Bleijerheide  [(Domaniale)]  , ... [Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]  [Domaniale, Wilhelmina]  [Willem-Sophia]  [Emma]  [Domaniale]), ophǫw (Bleijerheide  [(Domaniale)]  , ... [Emma]  [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Emma, Hendrik, Wilhelmina]  [Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]  [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Domaniale]  [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Maurits]  [Laura, Julia]  [Maurits]  [Maurits]  [Domaniale]), ophǫǝw (Waubach  [(Laura / Julia)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), stijgende ophouw: štīgǝndǝ ǫphǫw (Heerlen  [(Emma)]   [Emma]), vallei: vallei (Eisden  [(Eisden)]   [Zwartberg, Waterschei]), vallende ophouw: valǝndǝ ǫphǫw (Heerlen  [(Emma)]   [Eisden]) Een in de koollaag gedreven nauwe verbindingsgang van tijdelijke aard die twee mijngangen met elkaar verbindt. Een doorhouw wordt meestal aangelegd als voorbereiding voor een nieuwe pijler. De breedte van een doorhouw varieert van 2 m tot 2.5 m. Het woordtype "ophouw" duidt een doorhouw aan die vanuit een grondgalerij in opwaartse richting wordt gedreven, terwijl de opgave "afhouw" uit Q 121 op de Domaniale mijn werd gebruikt voor een doorhouw die van een hoger gelegen galerij in de richting van de grondgalerij werd gedreven. In de mijn van Eisden kent men volgens de invuller uit Q 7 daarvoor respektievelijk de termen "montage" en "vallei". [N 95, 182; N 95, 477; N 95, 517; N 95, 478; N 95, 478; monogr.; Vwo 239; Vwo 286; Vwo 528; Vwo 566] II-5
doorjager doorjager: dō.rjāgǝr (Godschei), dō.ǝrjē̜.gǝr (Munsterbilzen), dū.ǝrjā.gǝr (As, ... ), dū.ǝrjē̜gǝr (Genk), krots: krōǝts (Diepenbeek), kruts: krø̜ts (Beverst) Varken dat wel veel eet maar niet vet wil worden. [JG 1a] I-12
doorloopschaar doorknipscheer: dø̜rǝxknepšīǝr (Bleijerheide), doorloopscheer: dōrlǫwpšēr (Roermond), zinkscheer: zeŋksxīǝr (Houthalen) Handschaar voor het knippen van metaalplaat. Bij het gebruik van de doorloopschaar hoeft men de plaat tijdens het knippen niet meer te buigen, maar kan deze via een geleidingssleuf van de schaar een uitweg vinden. Zie ook afb. 139. [N 64, 3a; N 66, 4a] II-11
doormalen afmalen: afmalen (Paal), af˱mōǝlǝ (Lummen), āfmālǝ (Mechelen, ... ), alles doordraaien: alǝs˱ dōrdrēǝ (Sittard), bijwerken: bęjwɛ̄rǝkǝ (Meijel), doordraaien: dōrdręjǝ (Thorn), dǭrdrɛjǝ (Maxet), doormalen: duǝrmālǝ (Weert), dørmǭlǝ (Tessenderlo), dø̄rmālǝ (Leunen), dōrmālǝ (Einighausen, ... ), dǭrmǭlǝ (Lummen), opmalen: ǫpmālǝ (Neeritter, ... ) Alles wat er te malen is, afmalen. [N O, 36f] II-3
doormidden gesneden beschuitbol beschuit: bǝsxȳt (Venlo), bǝsxøjt (Lommel), bǝsxø̜̄t (Koersel), bǝšȳt (Gulpen, ... ), bǝšø̄t (Brunssum), mǝsxø̜̄t (Zepperen), %%meervoud%%  bǝsxȳtǝ (Koningsbosch), beschuit voor te drogen: bǝsxø̄t vȳr tǝ drȳgǝ (Maaseik), beschuitschijf: %%meervoud%%  bǝšȳtšīvǝ (Tegelen), bovenbeschuit: bawvǝbǝsxȳt (Blerick), bovenkorst: bø̜̄vǝkǭrst (Ottersum), bō.vǝkō.rs (Panningen), bōvǝkōrst (Helden, ... ), broodbeschuit: brūtbǝšyt (Bocholt), gesneden beschuitebol: gǝsnejǝ bǝsȳtǝbǫl (Heythuysen), onderbeschuit: ōndǝrbǝsxȳt (Blerick), onderkorst: ondǝrkōrst (Meijel), oŋǝrkō.rs (Panningen), oŋǝrkōrst (Helden), ōndǝrkǭrst (Ottersum), ongedroogde beschuit: ongǝdryǝgdǝ bǝšȳt (Tegelen), ongǝdrȳgdǝ bǝsxȳt (Hout-Blerick), ongǝdrøgdǝ mǝskø̜jt (Sint-Truiden), plaat: %%meervoud%%  plø̃+F21688tǝr (Mal), schijf: šīf (Geleen), twee halve: twi hāvǝ (Brunssum) De benamingen kunnen ook slaan op de bovenste of onderste schijf van de beschuitbol. [N 29, 62c] II-1
doormidden snijden van beschuitbollen afsnijden: āfsnē̜jǝ (Nieuwenrode), beschuit(en) snijden: bǝsxyt snejǝ (Ottersum), bǝsȳ.t šnīǝ (Panningen), bǝšȳt šni-jǝ (Noorbeek), bǝšȳtǝ šni-jǝ (Gulpen), beschuitebollen snijden: bǝsxȳtǝnbø̜l sni-jǝ (Hout-Blerick), bollen snijden: bøl sni-jǝ (Bocholt), bø̜l šni-jǝ (Tegelen), doorsnijden: dursnęjǝ (Maaseik), dørsnajǝ (Mal), dørsnē̜jǝ (Meijel), dørx šniǝ (Kerkrade), dø̄rsnōiǝn (Stein), dōrsni-jǝ (Maasbracht, ... ), dōrsniǝ (Koningsbosch), dōrsnęjǝ (Stokrooie), dōrsnīǝ (Blerick), dōršni-jǝ (Tegelen), dǫwrsnēǝn (Sint-Truiden), dǭrsni-jǝ (Heythuysen), dǭrsnē̜n (Bevingen), halveren: halvērǝ (Ulestraten), in schijven snijden: en schø̜jvǝ snēǝn (Sint-Truiden), kappen: kapǝ (Kwaadmechelen, ... ), opensnijden: ǭpǝšni-jǝ (Geleen), snijden: snējǝ (Arcen), snęjǝ (Koersel), snɛjn (Lommel), šni-jǝ (Heerlen, ... ), šniǝ (Bleijerheide), šnī-jǝ (Helden), šnī-jǝn (Oost-Maarland), verdelen: vǝrdē̜lǝ (Melveren), zweien: zwīǝn (Maastricht) [N 29, 62a; N 29, 62b] II-1
doorn ast: hāst (Susteren), doorn: doorn (Nieuwenhagen, ... ), dor (Bleijerheide), dorǝ (Meijel), duǝr (Weert), dø̜ǝn (Gennep), dōrn (Oostrum), dōrǝ (Weert), dǭrǝ (Maxet), handkegel: haŋktkēgǝl (Helden, ... ), helle plek: hɛl plęk (Herten), noest: noest (Leunen), oortje: ȳrkǝ (Simpelveld), pin: pen (Loksbergen), ringmaatijzer: reŋkmǭt˱īzǝr (Montfort), stomper: stumpǝr (Jeuk), toren: tūr (Spekholzerheide) Een harde plek in de steen. [N O, 18n] || Het losse, al dan niet in een conische punt uitlopende, metalen blokje dat bij het maken van flenzen in het uiteinde van de pijp wordt geslagen of gedraaid. [N 64, 121c] || Kegelvormig stuk metaal dat men in de hand kan houden terwijl men er ringen en kettingschakels op smeedt. Zie ook het lemma "kegelvormige tas". Het betreft daar een vergelijkbaar werktuig dat echter in het aambeeldgat wordt geplaatst. [N 33, 338] II-11, II-3
doorn, stekel bramen: briême (Obbicht), doorn: dao(r)n (Gennep, ... ), daore (Echt, ... ), daoren (Venlo), daöre (Tegelen), deure (Maastricht), dioͅn (Beverst), djo:n (Diepenbeek, ... ), djoa.n (Hasselt), djon (Eigenbilzen), djoͅ:n (Hasselt, ... ), djoͅn (Hoeselt, ... ), djy:oͅn (Vechmaal), djyoͅn (Vliermaalroot), doa-re (Blitterswijck), doan (Afferden, ... ), doar (Bleijerheide, ... ), doare (Arcen, ... ), doaren (Blerick, ... ), doawn (Mechelen), doaën (Gulpen), doa’n (Valkenburg), doeare (Heel), doehn, (Genk), doere (Genk), doewn (Eijsden), doeëre (Altweert, ... ), dooan (Mheer), doon (Berg-en-Terblijt, ... ), door (Heerlen, ... ), doore (Borgharen, ... ), doore, mv. doores (Beverlo), dooren (Reuver), dore (Dieteren, ... ), doren (Helden/Everlo, ... ), douərən (Lommel), doôre (Tungelroy), doərə (Eupen), dōōn (Heer), dōōre (Neeritter), dōrre (Horst, ... ), dŏn (Well, ... ), dŏre (Belfeld), dŏren (Geleen), doͅ.ən (Moresnet), doͅ:rə (Eisden), doͅ:ən (Borlo, ... ), doͅan (Aubel, ... ), doͅøͅn (Sint-Pieters-Voeren), doͅən (Baelen, ... ), duò’n (Tongeren), dy(3)̄rən (Meeuwen), dyùn (Tongeren), džo:n (Alken, ... ), džoͅ:n (Gutshoven, ... ), dèèr (As, ... ), dòre (Maasbracht, ... ), dòrre (mv: dör) (Blitterswijck, ... ), dôre (Sevenum, ... ), dôrə (Swalmen), dôôre (Beegden), de o lang  dore (Schimmert), de ô stelt voor de Fransche o in fort  dôr (Simpelveld), fr. encore  dor (Rimburg), gelijke uitspraak als het eng. thorn  daon (Valkenburg), is ook dooier  doare (Stevensweert), klinkt, zooals t Fransch, in: votre ami  daore (Horn), oa als t fransch moi  doan (Eys), oi Fransch  daon (Mheer), doorn (mv.): deuan (Mheer), deun (Afferden, ... ), deur (Herten (bij Roermond), ... ), deuwn (Eijsden, ... ), deuën (Epen, ... ), deŭjer (Horn), deùr (Beegden), deûr (Maasbracht), deün (Amby), deən (Houthalen), dēūn (Heer), dēūr (Hunsel, ... ), dĕŭr (Nederweert, ... ), de͂u͂r (Heerlen), di:en (Genk), diehn, mv. (Genk), dië.n (Zonhoven), diən (Zutendaal), di̯en (Bilzen), djen (Heusden, ... ), djy:ən (Berg), djöö.n (Zonhoven), doeur (Doenrade), dorn (Zonhoven), duir (Munstergeleen), duujn (Gulpen), duun (Amby, ... ), duur (Heel, ... ), duuör (Heel), dy:ən (Mal, ... ), dyoͅn (Kortessem, ... ), dyən (Beringen, ... ), dyər (Margraten, ... ), džuoͅn (Heers, ... ), džuən (Rutten), džy:ən (Borgloon), džyoͅn (Wellen), dêûr (Echt/Gebroek), dôôr (Buggenum), döen (Eys), dön (Afferden, ... ), dör (America, ... ), döän (Heijen), döö.n (Zonhoven), dööer (Schinveld), döön (Gennep, ... ), döör (Baarlo, ... ), döörn (Valkenburg), dø:n (Kanne, ... ), døn (Amby), dør (Hamont, ... ), døən (Gulpen, ... ), døər (Benzenrade, ... ), døͅ:n (Bergen, ... ), døͅ:r (Grubbenvorst, ... ), døͅn (Ottersum, ... ), døͅr (Arcen, ... ), døͅən (Mook, ... ), døͅər (Oirlo), də.ən (Wittem/Partei), də.ər (Eygelshoven, ... ), də:n (Wijlre), də:r (Beek, ... ), dən (Slenaken), dər (Amstenrade, ... ), d‧ø͂ͅr (Meeswijk), [verkortingsboogje boven ö ]  dör (Arcen), de eu lang  deur (Schimmert), eu fransch  deur (Reuver), Fr. eu  döör (Thorn), fr. peuple  dèùr (Rimburg), iets korter dan men in Echt voor deur zegt en geen stomme e laten horen  döör (Stevensweert), klank uit: coeur  doeur (Obbicht), lheure  deur (Geleen), niet gerekt uitgespr.  deur (Helden/Everlo), tusschen u en ö  dör (Oirlo), zeer lang  deun (Sint-Pieter), ö kort  dör (Blitterswijck), doornen: daore (Tungelroy), deure (Mook, ... ), deuənə (Vaals), deööre (Puth), dūə.rə (Genk), dyjoͅnə (Lummen), džjonə (Lauw), džonə (Schulen), džoͅənə (Groot-Gelmen), döre (Maasniel, ... ), dörre (Baarlo), dööre (Klimmen), døənə (Vaals), døərə (Eupen), døͅrə (Limbricht, ... ), də:rə: (Bocholtz), də:rə:n (Geleen, ... ), dɛrə (Meeuwen, ... ), dɛrən (Neeroeteren), dɛərə (Bree), doorns: daores (Genooi/Ohé, ... ), deurens (Maastricht, ... ), deŭrs (Venray, ... ), do:rəs (Kaulille), dorens (Maastricht), dores (Roermond), dorəns (Helchteren), dorəs (Achel, ... ), doͅ:rəs (Bocholt), doͅrs (Venray), doͅrəs (Echt/Gebroek), durs (Castenray, ... ), duərəs (Sint-Huibrechts-Lille), dŭrs (Leunen, ... ), dôres (Sevenum), dörs (Castenray, ... ), dörəs (Blerick, ... ), döörs (Sevenum), dørəs (Stein), døͅrs (Sevenum), dɛ:rəs (As), tussschen u en ö  dörs (Oirlo), doornt (mv.): dø͂ͅənt (Niel-bij-St.-Truiden), doorntje: deurke (Nederweert), diënke (Zonhoven), döənšə dim (Kelmis), netel: netel (Roermond), pik: pik (Zonhoven), pikken: pekə (Zonhoven), pekən (Kermt), pitsers: petsərs (America), stachel (du.): sjtachel (Bleijerheide, ... ), stekel: steekel (Tungelroy), stekelen: stekele (Stein), stekels: stekels (Maasbracht, ... ), stɛkəls (Hunsel) doorn [Goossens 1b (1960)], [SGV (1914)] || doorn, stekel || doornen [DC 23 (1953)], [RND] || doorns [SGV (1914)] || stekel ve plant || stekel, doorn III-4-3
doornaaiels dikke zuil: dekǝ zyl (Montzen), doornaaiels: dørxniǝnɛls (Bleijerheide), dø̜rnɛ̄jɛls (Meijel), inrijgels: enrīxɛls (Milsbeek) De els voor het grove werk o.a. voor het doornaaien. "De els voor het doornaaien moet bijna recht en niet dik zijn. Deze els moet bijna recht zijn: 1) omdat zij een grote drukking moet onderstaan bij het doorsteken van de zool - soms nog den rand inbegrepen -, bovenleder en binnenzool; 2) om recht door te steken en aldus de buitenzool op haar plaats te houden en niet naast de binnenzool te naaien of er ook niet te ver op." (Aras II, pag. 240). [N 60, 179] II-10